Biekorf. Jaargang 56
(1955)– [tijdschrift] Biekorf[p. 289] | |
[Nummer 11]Gezelle's eerste almanak
| |
[p. 290] | |
een eigen kleine keur uit deze bundel samen: elf gedichten die, samen met elf dichtproeven van zijn leerlingen Hendrik van Doorne en Karel de Gheldere, onder de rubriek ‘West-Vlaamsche ‘Dichtspranken’ opgenomen werden in Thijm's Volks-Almanak voor 1863. Waarschijnlijk waren deze ‘Dichtspranken’ van Meester en leerlingen oorspronkelijk bestemd voor de ontworpen almanak van de Sint-Lutgardisgilde.(1)
Inmiddels ging Gezelle heel op in de ‘werkelijkheid’, zoals hij dat zelf noemde: archeologie, geschiedvorsing op de bronnen, allerlei documentatie. Hij werkte vlijtig mede aan de eerste nummers van Le Beffroi, het Brugse tijdschrift voor kunst, heraldiek en archeologie, gesticht door zijn vriend James Weale (Februari 1863). Dit belette hem niet voort te ‘spoken’ in Vleeschouwer's Reinaert de Vos, het ‘Pallieterke’ van de jaren zestig. Daar stond Gezelle met een voet in het journalisme. Uit eigen zin en beweging was hij daar ‘Spoker’ geworden en zijn hekelende kronieken werden ook in West-Vlaanderen gretig gelezen. Zijn kwaperterij en geestigheid was soms op het kantje, wat daarin prikkelend en opwindend actueel was heeft de tijd van jaren nu echter heel vervluchtigd. Doch overal is en blijft Gezelle de buitengewone ‘zegger’. Dit talent zou hem weldra aan het journalisme kluisteren meer dan hem lief was en op eigen zolder doen spoken. Immers zijn eigen bisschop, Mgr. Faict, deed beroep op zijn pen. Onder de directie van Mgr. | |
[p. 291] | |
Wemaer, vicaris-generaal, werd Gezelle redacteur van het weekblad 't Jaer 30, of politike wegwyzer voor treffelyke lieden, dat in Juli 1864 te Brugge van wal stak als tegenpartij van de liberale Westvlaming. Als politiek journalist stond Gezelle flink zijn man, tot voldoening van zijn Overheid. In de polemiek en de scheldjournalistiek tegen De Westvlaming deed hij niet onder, het ging er hard tegen onzacht, in de stijl en naar de perszeden van de tijd.(1) En Spoker, wat was er van de ‘beroemde Spoker’ geworden? Reinaert treurde om zijn verloren Spoker. Met Nieuwjaar 1865 liet Gezelle horen waarom hij zweeg: ‘'t Is dat Spoker, als hij spookt,
Zelve nu een viertje stookt,
En zijn eigen potje kookt....’
Zijn eigen viertje en eigen potje was nu 't Jaer 30. En Reinaert rijmelde tegen: Beste Spoker, dat is pertig,
Prettig meen ik, dat 't Jaer dertig,
Dat ons zooveel goeds vertelt,
Nu door u wordt opgesteld.
Laat de doctrinairs maar spoken,
Woelen, schreeuwen, onrust stoken,
't Beste Spook, verstandig fijn,
Zal toch 't spook van Spoker zijn.
Gezelle was ondertussen onderpastoor op de Sint-Walburga geworden. Samen met Weale had hij Rond den Heerd in gang gestoken (2 Dec. 1865). Zes volle jaren verzekerde hij de redactie van twee weekbladen. Dat zegt genoeg over de verbazende werkkracht van de onderpastoor, die tevens zijn parochiewerk zeer behartigde. Uit de documenten krijgt men de indruk dat Gezelle de last van het politieke journalisme dapper | |
[p. 292] | |
heeft aanvaard en gedragen als een losprijs voor de redactie van Rond den Heerd, waar hij vrij en blij zijn volle maat kon geven.
In het jaar zelf dat Reinaert de Vos, bij de dood van Vleeschouwer, gestaakt werd, zou Gezelle een laatste maal als Spoker opduiken. En ditmaal in een gedrukte - zijn eerste - almanak. De aanleiding was weerom de politieke spanning in Brugge. In 1865 had de liberale gilde ‘De Klauwaarts’, bij Edw. Gailliard te Brugge, uitgepakt met een almanak: Schild en Vriend; medewerkers waren o.m. Emmanuel Hiel, Elisa Mather, Jan Ferguut en Frans vanden Berghe, de schrijver van De Klauwaarts. De volgende jaargang (1866) verscheen bij een andere drukker en bracht o.m. de novelle ‘De Hoogveerdige Kleermaker’ van K. Versnaeyen. Mgr. Wemaer, die als politiek moderator op de pers te letten had, oordeelde dat het evenwicht moest hersteld worden door de uitgave van een katholieke almanak voor 1867. Hij stelde een ‘note de direction’ op voor de samenstelling van deze almanak, riep Gezelle bij en drong aan op spoedige uitvoering. Dat was in Juni 1866. Gezelle zat echter tot over de oren in de redactie van zijn twee weekbladen. Mgr. Wemaer begreep dat zijn journalist dat alleen niet kon klaar spelen. Hij keek uit naar medewerkers en kwam terecht in ‘Saint-Louis’, het Bisschoppelijk College. Daar vond hij twee leraars die bereid waren Gezelle bij te staan: Hugo Verriest en Hendrik-Lodewijk Mortier. De brieven van Mgr Wemaer aan Gezelle behelzen de volgende passages betreffende de almanak.(1) 25 Juni 1866. ‘Je vous envoie ci joint une note de direction pour l'almanach projeté. Tachez de me donner ce soir une réponse. Si la chose ne peut pas se faire cette année, tâchez de vous tenir prêt pour l'année prochaine.’ | |
[p. 293] | |
28 Juni 1866. ‘MM. Mortier et Verriest m'ont promis hier leur concours pour la rédaction de l'almanach. Je vous transmets la demande de 4000 exemplaires faite par M. Alexandre de Croeser. Mr De Lange-Deman est allé aujourd'hui à Thielt et à Ypres: il recommandera De Lacher van Brugge dans ces différentes localités. Faites annoncer l'almanach dans le Jaer 30, le Franc de Bruges, le Bien Public, le Journal de Bruxelles etc.’ Op 1 Aug. drong Mgr. Wemaer nog weer aan: ‘Où en est votre almanach?’ Een woord over de minder bekende collega van Hugo Verriest. Hendrik-Lodewijk Mortier was een geboren leperling, priester gewijd in 1859; in de jaren 1861-69 was hij leraar in de mathesis, physica en koophandel aan het Sint-Lodewijkscollege. Na een drietal jaren dienst als onderpastoor op de O.L. Vrouwparochie te Brugge, trad hij in de Sociëteit van Jesus (1872) en overleed te Kortrijk in 1899 als overste van de Residentie. Bij de Kortrijkzanen van de vorige generatie heeft hij prent geslagen: hij was een figuur van formaat, flink predikant, sociaal vooruitstrevend man, die o.m. met zijn franse sermoenen in de ‘messe des artistes’ de actie van Deken De Gryse doelmatig heeft gesteund.
Mgr. Wemaer heeft ten slotte de slag thuis gehaald. Voor het jaar 1867 was Gezelle gereed met zijn almanak. De titel droeg: ‘Voor Jan en Alleman. Spokers Almanak of de Lacher van Brugge. Behelzende al dat goed is, niet dat niet en deugt, benevens nog andere dingen. Te verkrijgen bij alle treffelijke drukkers en boekverkoopers, ten prijze van “nen dikken” - 1867. - Eerste Jaar.’ Het magere boekje was gedrukt bij Edw. Gailliard, de drukker van Rond den Heerd en van Gedichten Gezangen en Gebeden. Op de gebruikelijke kalender volgt een ‘dagklapper’ per maand die volkskundige gegevens overneemt uit RdH. Daarop volgen de volksvertelsels van Jan Slimbrouck en van Waan van Waantje Wekkers; een gedicht ‘De Lof der Vlaamsche Boeren’; een nieuwjaardeuntje en een kerstliedje. En tot slot komt een allegaartje ‘Waar 't vliegen | |
[p. 294] | |
wil’, zoals in RdH. - Een eigenaardigheid is, op de titel, die prijs van ‘nen dikken’: een muntnaam die juist te Brugge geheel vreemd is. Spokers Almanak heeft maar dit eerste en énig jaar 1867 beleefd.(1) Waarom werd hij niet voortgezet? Voor zover we weten heeft Mgr. Wemaer niet meer aangedrongen op verdere publicatie, hoewel de Schild en Vriend van de tegenpartij voort verscheen. En wat hebben Verriest en Mortier tot de samenstelling van de almanak bijgedragen? Zeer zwaar kan deze medewerking niet geweest zijn. Op het geheel staat dan ook de stempel van Gezelle, echter als opsteller van Rond den Heerd veeleer dan als ‘Spoker’. Wie weet of juist het gemis aan ‘spokerij’ ook de lezers van 't Jaer 30 niet heeft doen uitzien naar een almanak met meer lachkruid dan onder deze veelbelovende dubbele naam van Spoker en Lacher te vinden was. A. Viaene |
|