| |
| |
| |
Mengelmaren
Ruitersommegangen en Paardenzegening
Oost-Vlaanderen is de gouw van de ruitersommegangen en paardenzegeningen. Niet minder dan 42 gemeenten hebben zulke ommegangen gekend en bij een twintigtal heeft dit gebruik tot op heden stand gehouden. Op sommige plaatsen worden nu zelfs, na de ruiters, ook de ‘ijzeren paarden’ (auto's en tractors) gezegend.
West-Vlaanderen heeft vroeger ook zijn deel gehad. Niet over heel het grondgebied van de huidige provincie, doch op het deel ervan dat vroeger onder het oude bisdom Doornik gelegen was. En het gebruik heeft zich het best en het langst gehandhaafd in het stuk West-Vlaanderen gelegen tussen Leie en Schelde dat nooit tot het eerste bisdom Brugge heeft behoord en tot in 1802 bij het (nieuwe) bisdom Doornik gebleven is. De bekende ruitersommegangen in West-Vlaanderen zijn de volgende: Beerst, Brugge (S. Salvators en Smedenkapel), Deerlijk, Harelbeke, Houtave, Ieper, Izegem, Kanegem, Kooigem, Lissewege, Moen, Ramskapelle, Rollegem, Ruddervoorde, Slijpe, Snellegem, Waarmaarde, Wingene, Zwevegem. Al deze ommegangen zijn weggevallen, vooral door de kerkelijke reactie tegen de volksgebruiken na het Concordaat van 1802. Een kenmerk van de Westvlaamse ommegangen is dat het al Sint-Elooisommegangen waren, gevierd op Sint-Elooi-in-de-Zomer (25 juni of volgende zondag, of op de mesdag van St Pieters en Pauwels).
In zijn voortreffelijke en mooi geïllustreerde studie: Bedevaartvaantjes en Paardenommegangen (Ars Folklorica Belgica II, blz. 225-264; Antwerpen, De Sikkel, 1956) behandelt Jules Pieters, van de Nationale Commissie voor Folklore, dit onderwerp met een kijk op al de Belgische provincies en aan de hand van een overvloedige historische en actuele documentatie die hem toeliet al de aspekten van dit volksgebruik methodisch te belichten. Een welkome verrijking voor onze volkskundige literatuur.
a.v.
| |
Gustaaf Verriest als medisch hoogleraar
Gustaaf Verriest (1843-1918) is een van de drie bekende letterkundige geneesheren uit de beruchte poësisklasse van Gezelle. Als medicus heeft hij boven Eugeen van Oye en Karel de Gheldere uitgemunt. Hij werd immers hoogleraar te Leuven (1876 tot aan zijn emeritaat in 1911) en heeft als geleerde naam gemaakt en als meester vormend en bezielend gewerkt op tal van studenten. Van natuur en temperament was hij een animator. De belangrijke en boeiende studie van Dr L. Elaut: Gustaaf Verriest, medisch hoogleraar te Leuven (Handelingen van de Kon. Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk. N.R. deel XXVI, blz. 180-201),
| |
| |
maakt nu de weg effen voor de uitwerking van een volledige literair-historische biografie van Professor Verriest. In een paar suggestieve bladzijden tekent Dr Elaut de kijk van Gustaaf Verriest op het poëtisch genie van zijn vereerde Heer ende Meester. Verriest was misschien wel de hardste Gezelliaan van heel de Roeselaarse groep; zijn dwepende bewondering voor de woordkunst van Gezelle voerde hem naar een nieuw terrein van onderzoek, n.l. de psychologische studie van het ritme, die haar bekroning vond in zijn nog steeds merkwaardige publicatie: ‘Grondslagen van het rythmisch woord’, verschenen in 1904.
a.v.
| |
West-Brabantse familiekunde
Het was in de 27e jaargang (1944) van het tijdschrift Eigen Schoon en De Brabander dat Dr. Jan Lindemans met de publicatie begon van de ca. 10.000 namen van Brabantse Meiseniers (d.z. oudtijds bevoorrechte landlieden) uit de Grimbergse registers van de 15e tot de 18e eeuw. Het heeft jaren geduurd (1944-1956) eer de lijst kon voleind zijn, daar zulke documentatie alleen in feuilletons in een tijdschrift kan medegedeeld worden.
Deze documentatie is énig voor al wie aan familiekunde doet in Brabant, en zal ook meer dan een van onze Westvlaamse stamkundigen interesseren. Ook voor de studie van de persoonsnamen en van de gebruikelijke voornamen biedt deze uitgave een overvloed van kostbaar materiaal. Immers bij elk item worden de ouders, de woonplaats en de getuigen-familieleden opgegeven.
- Dr Jan Lindemans. Van Meiseniersbloed. 252 bladzijden. Beperkte overdruk uit Eigen Schoon en De Brabander (1944-1956). Prijs in de boekhandel: 270 frank. Gunstprijs voor leden-inschrijvers van Biekorf: 182 frank, mits dadelijke storting van het bedrag op P.C. nr 1012.42 van J. Lindemans, Laken. (Met vermelding ‘Biekorf’.)
a.v.
| |
Sint-Machutus
Van de hand van Paul Lestienne, een onlangs overleden geestelijke uit Rijsel, verscheen in 1953 een lezenswaardige brochure over ‘Saint Malo ou Maclou (Macout, Machutus), Evêque d'Alet (Saint-Malo)’. Imprimerie Paul Briquetier, Haubourdin (Nord), 47 blz.
Een eerste hoofdstuk handelt over het leven en de legende van de heilige, waarbij de auteur zowel Groot-Brittanje als Frankrijk betrekt. Een tweede kapittel is gewijd aan de geschiedenis en de verspreiding van de relieken van Sint-Machutus. Het voornaamste deel van het boekje heeft de schrijver voorbehouden aan de cultus van de heilige. Hier vindt de folklorist talrijke volksgebruiken terug. Eerst komt de verering in Frankrijk (dus ook in Frans-Vlaanderen) aan de beurt. Wat België betreft, spreekt hij vooral over de devotieoorden in de bisdommen Brugge (Brugge zelf, Wulvergem, Houtave en Pollinkhove) en Gent (Wannegem-Lede en
| |
| |
Zwijndrecht). Nederland, het Rijnland, Rome, Ierland en Canada worden niet vergeten. Zijn vierde hoofdstuk behandelt Sint-Machutus in de kunst. Hierin geeft hij een lijst van plaatsen, zowel in Frankrijk als erbuiten, waar kerken, beelden, schilderijen, miniaturen, reliekhouders aan de heilige herinneren. De Machutusstaf uit de St-Salvatorkerk te Brugge vindt hier eveneens zijn plaats. Tenslotte vermeldt de auteur tien verschillende manieren waarop de heilige wordt voorgesteld. Een vijfde kapittel, getiteld ‘Liturgie et Prières’, waarin men verneemt tegen welke kwalen de sint zoal wordt aangeroepen, besluit deze merkwaardige brochure.
w.g.
| |
Klein soldatje, groot soldatje. Een kinderliedje.
Hier is de Kortrijkse tekst van het liedje van de vrouw van Snaaskerke (zie Biekorf hiervoor blz. 319) en dat nog gezongen wordt door Kortrijkse grootouders. De vrouw van wie deze het hoorden was Louiza Dujardin van Lendelede (1840-Kortrijk 1922).
Klein soldatje, groot soldatje,
De trommel slaat, de fluite gaat,
En mijn vader is soldaat.
En een voor u en een voor mi
en een voor Madam Laporte.
En hi laat zijn wuvetje dansen.
Het lied van de vrouw van Snaaskerke bestaat blijkbaar uit twee onvolledige liedjes te oordelen naar de vier eerste regels die helemaal anders lopen dan de volgende.
g.p.b.
Mijn Vader zaliger leerde mij dat liedje zingen als volgt. Vóór en rond de jaren 1890 te Kortrijk. Ik schrijf het neer op zijn Kortrijks.
Klee' soldatje, groo' soldatje
en een voor Madam Laporte.
p.d.
| |
| |
| |
Sterreventen en Kerstliederen
Een gekende sterrevent die met de sterre rondging in het Kortrijkse was de genaamde Juul Buysens, geboren te Waregem 28.2.1868, die ergens in de Groeningestede op logies was.
Zijn foto met de sterre stond destijds in menig geïllustreerd blad en ik herinner mij nog een portret van hem gemaakt aan het huisje van een begijn in het Begijnhof van Kortrijk.
Ik heb hem kort na de oorlog ondervraagd en hij vertelde dat hij stoker geweest is bij de fabrikant Steverlynck te Vichte, dat hij hem rijk heeft gemaakt en dat hij vanaf zijn twaalfde jaar wees geworden was.
Tweemaal heeft hij zich voor den troep verkocht en diende de Koning vijf jaren en half, in het 5e en 2e Linieregiment. Zijn matrikuul was 45.672 en hij zegde zijn nummer altijd in het frans, zoals het vroeger het gebruik was.
Zijn sterre miek hij zelf en ze was nogal aardig toegetakeld: het was een houten kruis met kleurige linten en koordekens, beplakt met santjes en uitgesneden figuurtjes, verder metalen bierflesstopsels erop genageld en soldatenknopen eraan gehecht. Er hingen zelfs stukjes van een blauwe plastron aan. In het midden van het kruis was een prent met het kribbeke geplakt. Met een stuk touw deed hij de sterre draaien.
Een ander jaar was zijn ster gemaakt van de hoepel van een velowiel waarvan de spaken verwijderd waren.
Zijn Kerstlied heb ik opgetekend en het luidde:
't Was op enen witten donderdag
waar Jezus aan tafelke zat
al met zijn twaalf apostelen.
't Was op het laatste avondmaal
en Mariatje die brak er het brodeke,
de Heer Jezus die schonk er de wijn.
Komt zet u al aan mijn tafelke
die mijn verrader zult zijn.
Maria die sprak er met droefheid aan:
Wat heeft mijnen zone misdaan?
mijn zoon die moet nu sterven,
de goede vijand kwam aan.
Een ander:
staat op al zonder schromen
wilt gij met mij naar Bethlehem toe gaan (bis)
hier ligt het Kindeke in zijn doekskens gewonden
zelver en goud met wierook als offerande
o Maria maagd die er voor ons zorge draagt.
| |
| |
Een ander gekend sterreventje was Peetje van Rugge, gehucht Avelgem, die de streek van de Kluisberg afketste. Als men hem na het zingen van zijn liedje vroeg: Peetje, waar hebt ge dat geleerd?, antwoordde hij: Vrouwke, ik mag het niet zeggen.
Hij zong:
we zouden ons kunnen verbranden,
Sinte Pieter trekt aan 't zeel,
geef ons wat van godsdeel,
'k en mag er niet te lange blijven staan,
want 'k moet van hier naar elders gaan.
Dit laatste gelijkt veeleer aan een Sint Maartensliedje, maar het was Peetjes sterrelied.
Nog een ander gekneusd sterreliedje heb ik in 1946 te Harelbeke opgetekend, de sterrevent zong het op een vreemd vooisje:
die kwamen uit het oosten
a gloria en den excelcilia (bis).
Deerlijk.
L. Defraeye.
| |
Volkszeg rond opgravingen
Het volgende heb ik gehoord van mensen die kwamen kijken terwijl we bezig waren met opgravingswerk (voor de Dienst voor Opgravingen van het jubelpark te Brussel) in en om de kerk van Roksem (sept.-nov. 1956).
- 't Schijnt dat ze hier een nieuwe kerk gaan bouwen.
- 't Is al loos werk: putten maken en dan weer vullen. 't Is te dwaas! Wat weten ze daarmee?
- Ze zoeken oudheden voor de musée van Brugge.
- Als ge daar al die beenderen ziet liggen, ne mens 'n is toch van geen tel, hé?
- 't Is een zottigheid hier naar een kerk te komen zoeken. Ik 'n heb er nooit geen geweten en mijn voorouders ook niet.
- 't Was hier vroeger een kerkhof, maar de kerk stond ginder, verder. Ze kosten niet alle twee op dezelfde plaatse staan. 't Is 't een of 't ander.
- Ze zoeken goudstikken, 't is dat dat telt in 't leven.
| |
| |
- Ze zoeken de twaalf gouden apostels die vroeger in de kerk stonden.
- In den ouden tijd, de mensen waren slim en z'hadden kanons. Ze wierden toen dom en ze schoten met bogen. Nu zijn ze weer slim, maar hoelang zal 't duren?
- (Op de gekleurde opgravingsplannen wijzend:) Zie je wel, er bestonden plans van! Ze zouden zijlder dat anders ook niet gevonden hebben. Nu is 't niet moeilijk.
- En zeggen dat ze hier al die oude Roksemnaren alzo maar uit de grond halen en op een hoop leggen. Gaan ze dat later ook alzo doen met ons?
l.d.
| |
Bescherming tegen de pest
‘Den keijser van roemen heeft geschreven tot onsen heijligen vader den paus om raet tegen die peste. Soo heeft den paus weder geschreven datmen over hem soude dragen dese heijlige namen: Jeusus maria anna bernardus antonus, nicasius sebastianus stephanus martinus silvester rochus adrianus gietruij. Ende men sal ter eeren van dese heijlige namen alle dage lesen eenen pater poster ende eenen ave maria ende men sal onse lieve vrau eeren ende lesen eenentwintich roesenhoeijkens eens binnen de acht dagen tijts ende dise sal lesen met goet betrauwen sal van die peste nimermeer sterven.
Tis geproft geweest in vele steden daer de pestilencie begonste regneren ende de lieden dit lasen ende godt screiden terstont...’
- Door een hand uit de eerste helft van de 17e eeuw geschreven op toegevoegde bladen in mijn exemplaar van Hortulus Animae Dat is, Der Sielen Bogaert (Antwerpen, Jan van Keerbergen, 1596).
c.b.
|
|