Vliegende maandag vluchtersmaandag
24 augustus 1914
De mededelingen in Biekorf 1959 (blz. 88, 118 en 137) hebben, zo vrees ik, verwarring gesticht omtrent de historienaam ‘Vliegende Maandag’, en gaan doen geloven dat in de zomer van 1914, West-Vlaanderen twee ‘Vliegende Maandagen’ beleefd heeft: 24 augustus en 14 september.
‘Vliegende, Vluchters- of Lopersmaandag’ dat is toch de spotnaam waarmede de massa-vlucht bestempeld werd, die op 24 aug. 1914, niet alleen de streek tussen Leie en Schelde, maar geheel het midden en zuiden der beide Vlaanders overhoop zette. Het is die dag van 24 aug. die door Leon Defraye bedoeld wordt in zijn ‘Deerlijk in oorlogstijd’, onder de benaming ‘Lopersmaandag’; het is de ‘Fatale dag’ waarover Stijn Streuvels zo raak en roerend vertelt in zijn dagboek ‘In Oorlogstijd’ en waarover René Declercq het heeft in zijn ‘Wijnavond bij Dr Aldegraaf’, alsook Hector Vandevelde in zijn ‘Leupegem’, onder de naam ‘Vluchtersmaandag’.
Op 14 sept. 1914 zijn er ook wel rechts en links mensen, - misschien zelfs hele wijken of dorpen, - op de vlucht gegaan, voor de oprukkende duitse troepen, maar dat heeft geen lap te leggen aan wat schier geheel het midden en zuiden der beide Vlaanders hebben medegemaakt of zien gebeuren dien énen 24 aug., namelijk de wilde panische vlucht van duizenden mannen die, zonder bepaald te weten waarom, zonder ooit ‘een duits’ gezien of gehoord te hebben, - maar alleen op 't zeggen van anderen die het ook maar wisten van ‘horen zeggen’, al opeens op de vlucht sloegen, en de gekste schuiloorden opzochten, om te ontkomen aan de greep der duitse troepen, die, naar men zei, al 't mannenvolk medenamen en voorop deden marcheren als dekking tegen de vijand.
Die duizenden goedgelovige mensen, die alzo opeens op de vlucht sloegen, meestal zonder te weten of gedacht te hebben waar naartoe, deden niets anders dan op hun doortocht schrik en angst verspreiden en andere goedgelovigen mede op de vlucht drijven.
Ik heb dat weten gebeuren en daar een klein hoeksken van gezien, die avond van 24 aug. toen ik op staminee zat in 't Peerd te Rumbeke. Wij hadden 's morgens een eerste duitse patrouille gezien van 7 of 9 lanciers, - ulanen werden ze seffens gedoopt, - die door het dorp gereden kwamen en al over de Vijfwegen naar Roeselare getrokken waren, zonder hier enig kwaad te doen; er werd die dag en die avond schier van niets anders gesproken. Opeens hoorden wij gerucht en geloop op straat van een hele bende mensen, en een paar mannen kwamen binnengesprongen, al