Biekorf. Jaargang 64
(1963)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 305]
| |
De familie Hennessy van Roeselare
| |
[pagina 306]
| |
pensioene’ der stad Roeselare, wat hij bleef tot aan zijn dood in 1760Ga naar voetnoot(6). Toen Hennessy overleed werden zijn 6 minderjarige kinderen bevoogd met Pieter-Jacob de Mey, baljuw van Oostieperambacht te Hooglede, en kanunnik Hennessy uit Kortrijk. Deze kinderen waren: Patricius-Joannes, die later priester en kanunnik werd te Torhout, verbannen naar Oléron, en te Roeselare overleden in 1836Ga naar voetnoot(7); Thaddeus-Albert, later stadsdokter en eerste schepen zoals zijn vaderGa naar voetnoot(8); Michiel, later advocaat en griffier te Waasten, wiens weduwe daarna te Ieper woonde; en drie meisjes waaronder Anna-Carolina, de latere abdis in Sint-Trudo te Brugge. Patricius Hennessy had zich vlug opgewerkt tot een vooraanstaande figuur in het stadsleven van zijn tijd. In 1752 was hij koning en in 1754 hoofdman in de Sint-Jorisgilde met de voetboogGa naar voetnoot(9). De inventaris van zijn sterfhuis vermeldt landerijen te Hooglede, Gits, Rumbeke, Oostnieuwkerke, Meulebeke, Lichtervelde, Zonnebeke, Passendale en Langemark, grotendeels afkomstig van de kant der vrouw, en voor méér dan 12.000 pond renten. Hij had een wijnkelder die op 510 pond werd geschat. Zijn medische practijk was uitgebreid; verschillende personen waren samen voor nog meer dan 600 gulden schuldig wegens medicamenten en visiten. Hij bezat een welvoorziene bibliotheek en zijn ‘apotequers wynckel’ met ‘alle de materiaelen ende instrumenten’ was 75 pond waard. Nochtans kon Hennessy zijn Ierse afkomst niet vergeten. Hij stond in nauwe relatie met andere Ieren in ons land. Onder de peters van zijn kinderen verschijnt in 1751 Thaddeus Ryan, stadsdokter en schepen te Oudenaarde, die dezelfde zal zijn als Thadeus M. Rian, uit Casselien in Ierland, laureaat te Leuven in 1727. In zijn testament geeft Patricius Hennessy 50 Missen aan de paters ‘Hiersche recollecten tot Loven ende 50 aen de paters Hiersche predicheeren ende 50 aen de hiersche Paters van het Hiers College’. Verder schenkt hij ‘6 guinen in specien aen mynen broeder om uitgedeelt te syn aen eenige oude vrienden in Hierlandt’. Het latijnse grafschrift dat in het testament wordt voorgeschreven maakt eveneens gewag van zijn Ierse afkomst. Het is niet uitgesloten dat de dochters en dus ook Anna-Carolina Hennessy, abdis van Sint-Trudo, in hun jeugd de abdijschool der Ierse nonnen te Ieper bezochten. Deze school was in de 18e eeuw de enige Ierse kostschool in de Nederlanden. | |
[pagina 307]
| |
In alle geval wijzen de familiebanden en de relaties der familie Hennessy en de families van de moederlijke zijde, Vermandere en Devos, naar Ieper en de kasselrij Ieper. Zodat het begrijpelijk is dat Anna-Carolina Hennessy bij haar wijding in 1789 bedacht werd met een Iepers drukje, dat daarenboven misschien nog kan uitgegaan zijn van haar eigen Ieperse familie; met Brugge had ze, voor zoverre bekend is, geen speciale connecties, met Ieper en het Ieperse daarentegen wel. De historie van haar familie leert ons ook iets over het gesloten en weinig bekende milieu van de katholieke vooraanstaande Ieren, die in onze gewesten het nieuwe en gastvrije toevluchtsoord vonden, dat voor de meesten onder hen een tweede vaderland werd. l. van acker |
|