Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Biekorf. Jaargang 65
Toon afbeeldingen van Biekorf. Jaargang 65

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3,86 MB)

Scans (19,54 MB)

XML (1,12 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 65

(1964)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 315]
[p. 315]

Mengelmaren

Brandweer te Wevelgem
1822

De grote brand van 11 maart 1822, waarover we in Biekorf 1964, 250-251 gehandeld hebben, was een les voor de ‘Regeerings-Raed’ van Wevelgem, die nu zonder uitstel een ‘brand-reglement’ opstelde, zoals de Gouverneur van de Provincie op 14 december 1821 gevraagd had. Het reglement van Wevelgem is gedateerd 30 maart 1822, zoals het reglement van Gits (Biekorf 1963, 268-270); het telt echter 45 artikelen, terwijl de vroede vaderen van Gits met 31 artikelen genoeg hadden.

De afdeling ‘Bepaeling ter voorkoming van brand’ is de uitvoerigste en omvat 31 artikelen. Uit deze dan enkele bijzonderheden.

De schouwen (schoorsteenpijpen) zijn bijzonder onderworpen aan goedkeuring en inspectie; ze moeten een el boven de nok van het gebouw uitsteken, mogen geen binten, balken of ribben bevatten, zelfs niet als deze met blik, ijzer of lood bekleed zijn. Algemene verplichting de schouwen te doen vegen tweemaal per jaar; indien men er vlaslemen of andere afval in verbrandt moet de schouw elke maand geveegd worden. Dit werk moet geschieden door schouwvegers die door de burgemeester erkend en aanvaard zijn.

Gedoofde kolen, houtskolen en doppen moeten bewaard worden in harde potten, doofpotten of putten.

Verboden worden: beweegbare fornuizen; het leggen van kachelpijpen in houten beschot; het bestrijken van de gebouwen met teer; het gebruik van oliebakken zonder voorafgaande toelating.

Nieuwe herbergen mogen voortaan alleen geopend worden in gebouwen die geheel uit hard materiaal gebouwd en gedekt zijn. Ook kuipers en brouwers krijgen bijzondere artikelen.

Art. 32 betreft de verplichting van het plaatselijk bestuur om 's winters in de bevrozen grachten of vijvers ‘byten’ open te houden.

De bepalingen voor het blussen stemmen nagenoeg overeen met deze van Gits. Art. 42 voorziet de ongevallen bij het bluswerk: wordt een van de blussers gekwetst, dan zal de gemeentekas de geneeskundige zorgen en het verlies van broodwinning vergoeden.

 

Bij de brand van 1822 beschikte Wevelgem nog niet over een brandspuit. In 1825 werd een brandspuit met transport aangekocht, doch ‘de kleinste en minst kostelijkste’. Het duurde nog tot in 1868 eer de gemeente besliste een brandweerkorps in te richten als onderdeel van de Burgerwacht, die toen onder bevel stond van majoor Louis Gheysen. Dit korps kwam officieel ter wereld (koninklijke goedkeuring 13 oktober 1869) als ‘Corps de sapeurs-

[pagina 316]
[p. 316]

pompiers volontaires de la commune de Wevelghem’; ook zijn eerste dienstreglement was in het frans opgesteld. De eerste herziening van dit reglement heeft echter de moedertaal in haar rechten hersteld.

j. vervenne

Proces om aardappeltienden
Moorslede 1724

De hoofdmannen en pointers van Klerken, Esen, Zarren, Woumen en Merkem verloren in 1724 hun proces tegen de tiendheffers wegens het niet betalen van het tiendrecht over aardappelen, hoppe, tabak en koolzaadGa naar voetnoot(1). Het plakkaat van Keizer Karel van 1 oktober 1520, waarbij bepaald werd dat nieuwe vruchten aan dit recht ontsnapten, werd zo niet toegepast. Dergelijke processen werden voor andere gemeenten ook ingesteld, ‘waarbij de meest spitsvondige jurisprudentie de boer ten slotte toch in 't ongelijk stelde’Ga naar voetnoot(2). De parochie Moorslede heeft echter haar zaak gewonnenGa naar voetnoot(3).

Het kapittel van O.-L.-Vrouw te Doornik had de tiendpachters op 3 juli 1724 verplicht ook ‘belastingen’ te innen op de nieuwe vruchten. Het kwam tot een geding. De getuigen werden te Gent verhoord op 29 mei 1728. Enkele verklaringen vergroten het vermoeden dat de aardappelteelt in West-Vlaanderen nog ouder is dan 1670Ga naar voetnoot(4):

Jan Baptiste La roijére fs. marten ‘audt omtrent de drije- entachentigh Jaeren hovenier van stijle’ verklaart dat hij steeds te Moorslede gewoond heeft ‘ende van al sijn gheduncken ten minsten van t' seventigh Jaeren errewaerts heeft gheweten ende gesien dat men binnen de selve prochie te velde ghesaeijt ende gheplandt heeft coolsaet, toeback, aertappels ende hoppe... sonder daer van ghedurende denselven tijdt eenighe thiende te gheven’. Danneel Rommelaere, 82 jaar, die ook ‘ghe-eeden thiende steker’ was geweest, bevestigt die gegevens. Het niet betalen van deze tienden was voor de boeren van Moorslede een verworven recht geworden.

De Raad van Vlaanderen oordeelde dat het kapittel als ‘verweerders binnen corten ende peremptoiren tijde souden hebben te doen hunne contrarie preuve’. De uitspraak volgde eindelijk op 16 februari 1732. Daar het kapittel de tegenbewijzen niet had geleverd mocht de parochie Moorslede verder onbekommerd die vier nieuwe vruchten winnen. Het kapittel kon bovendien de onkosten van het ‘patatten-proces’ betalen.

l.s. - k.d.l.

[pagina 317]
[p. 317]

De mandragora van gravin Margareta

Onder de oude keizerlijke amuletten die in de schatkamer van de Hofburg te Wenen tentoongesteld zijn, hebben vooral de luxueuze alruintjes van keizer Rudolf II (1576-1612) veel bekijks. De twee mandragora-figuurtjes, mannetje en wijfje, zijn in kostbaar fluweel gekleed en hun etui is ook een luxestukje.

Keizer Rudolf was een nieuwsgierige geest, zeer gesteld op alchemie en astronomie, hartstochtelijk verzamelaar van curiosa uit al de rijken der natuur. Zijn dierentuin was de merkwaardigste van Europa. Men weet dat schilder Roelandt Savery van Kortrijk voor keizer Rudolf heeft gewerkt, en namelijk veel taferelen met exotische dieren getekend en geschilderd voor de keizerlijke residentie te Praag. (Biekorf 1954, 114). Het is best mogelijk dat Savery ook de mandragorawortels van de Keizer heeft nagetekend.

Vorsten en prinsen waren steeds gesteld op amulet en talisman. Zo was de laatste erfdochter van het Huis van Vlaanderen, Margareta van Male, bij haar overlijden te Dijon in 1405, in het bezit van een paar alruinpopjes. De inventaris van haar sterfhuis vermeldt in 1405: een koffertje uit leder met koperen belegsel, waarin twee mandragoren liggen, mannetje en wijfje. (‘Ung coffret de cuir garni de coevre ou sont ij mandragore, hons et femme’. Dehaisnes, Documents II 919).

Was dit amulet haar uit de inbreng van haar overleden echtgenoot, hertog Filips van Bourgondië, toegekomen? Of had gravin Margareta dit kostbare dubbele ‘galgejong’ uit de schat van het Huis van Vlaanderen naar het hertogelijk paleis van Dijon meegenomen?

Uit dit geval blijkt alleszins dat de zeldzame en gezochte mandragora een amulet en talisman van de hoge wereld - koningen en prinsen - geweest is, eer ze tot de populaire vormen van het galgejong in het moderne volksgeloof en -gebruik ‘gezonken’ is.

In de kruid- en geneeskunde heeft de alruin ook een hele, maar heel andere, geschiedenis doorgemaakt. Over deze medicinale praktijken handelde onlangs Dr. Apotheker L.J. Vandewiele in een akademische mededeling (Mandragora ook in de Nederlanden; Brussel 1962).

a.v.

Een leen ‘Ten Ooievaarsnest’ te Roeselare
Aansluitend bij Biekorf 1964, 134; 222.

Bij de hoven en lenen ‘ten Oyvaersnest’ gelegen op Wulverin gem, Bellegem, Oeselgem en Zevekote, mag Roeselare niet vergeten worden. Niet ver van de Rumbeekse ‘Sterrebusch’ lag een ‘Leen ghehouden vanden Leenhove van t'hof t'Iseghem inde prochie van Rousselaere mits een deel inde prochie van Rumbecque, genaemt

[pagina 318]
[p. 318]

t'leen ten Hovaertstiest’. Zo komt dit voor in denombrementen uit de jaren 1690-1760, met varianten in de spelling: het Ovaerts nest, het ovaers nest. Zo lees ik bij D. Denys (Toponymie van Roeselare, nr. 2885; Roeselare 1952), die ook verwijst naar een ‘ovaarsnest’ te Rumbeke en een ‘ovaartnest’ te Tielt. In Roeselare zelf lag ook nog een stuk land ‘ghenaempt het Ovaers nest’ dat paalde aan ‘den ouden mandere’; aldus vermeld in 1714. En zoals Brugge en Gent kende Roeselare de Ooievaar als herbergnaam: t'Hovaerkin in 1542, den Ovaer (alias Hovare) in 1630-1738, en nog voortlevend in de huidige huisnaam de Ooievaar.

g.p.

De Passie van Ons Here in Bokalen

In drie vier glazen bokaals die met water gevuld waren en in de beste kamer op de kommode stonden, konden we dertig jaar geleden bij nichte Leonie te Ruiselede heel de Passie van Ons Here zien. Kleine figuurtjes van gekleurd glas, die met een draadje vasthingen aan luchtledige glazen bolletjes die op 't water lagen. De geselkolom, de leêre (ladder), de lans en de spons, de teerlingen, de geselkoorden, Onze Lieve Vrouw en Sint Jan, de kraaiende hane...: dat hing allemaal aan zijn draadje in 't water. ‘En dat is Judas!’ zei Leonie, en ze gaf een nijdige duw op zijn bolletje, hij bonsde daarbij tot op de bodem van de bokaal, om dan weer stilletjes opgetrokken te worden door zijn bolletje, en weer op zijn plaats te komen in dat aquarisch passietafereel.

h.g.

Vlaamse Volksuitgave te Parijs

Door ‘Ons Vlaanderen’ werd in 1917-1918 een ‘Volksuitgave’ bezorgd in 10 afleveringen van elk 32 bladzijden. De uitgave was gedrukt te Parijs en werd franco toegezonden tegen 2,50 frank door het bureau van het blad (alsdan gevestigd te Parijs, Avenue de la République, 22). Deze uitgave bevatte, volgens het prospectus, ‘tal van meesterstukken onzer vlaamsche letteren, en wel:

Hoe men Schilder wordt. Blinde Roza. De Loteling. Rikke tikketak! allen door Hendrik Conscience.

Bloemlezing uit de dichtoefeningen van Guido Gezelle’.

In welke openbare bibliotheek is een exemplaar van deze feuilleton-uitgave voorhanden?

Het blad ‘Ons Vlaanderen’ was het ‘Orgaan der Belgische Christene Sociale Werken’ en had ook een bureau in Le Havre (Avenue des Ursulines); het verscheen elke woensdag en zaterdag. Redacteurs waren Franz Seyssens en Edmond Ronse van Gent.

c.b.

voetnoot(1)
L. Van Acker, De opkomst van de aardappelteelt in West-Vlaanderen en in West-Europa, Biekorf 1962, p. 324.
voetnoot(2)
P. Lindemans, Geschiedenis van de Landbouw in Belgiƫ, II, Antwerpen 1952, p. 186.
voetnoot(3)
Dossier in privaatverzameling Dr. L. Spyckerelle.
voetnoot(4)
L. Van Acker, a.w., p. 326.


Vorige Volgende

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • L. Spyckerelle

  • G. Provost

  • Karel M. de Lille

  • Antoon Viaene

  • C. Bossaert

  • Jules Vervenne


plaatsen

  • over Wevelgem

  • over Moorslede

  • over Roeselare


landen

  • over Frankrijk


datums

  • 1822

  • 1724