Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 66 (1965)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 66
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 66Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 66

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 66

(1965)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 286]
[p. 286]

Kleine verscheidenheden

BAUWETTE. - Gebogen daktegel; kleine vorstpan, klokpan. Bauwetten worden verwerkt in tegeldaken voor waterafloop of voor zolderlicht. Bij bouwwerk in het St.-Janshospitaal te Brugge in 1512 worden geleverd door Jan Bollin: ‘600 oude dacteghelen, 200 banneelen, 24 bauwetten ende 94 veersten’. (Rek. 1510-12, f. 80). In 1513 is het de ‘tegeldeckere’ Cornelis de Hondt die 30 sc. par. ontvangt ‘van 500 nieuwen teghelen, 4 vuersten ende 2 bauwetten’. (Rek. 1512.14, f. 56v). Vgl. ofra. bauwette, bauwitte met bet. speciale daktegel te Rijsel in 1348, te Valenciennes in 1369 (waterafvoer), te Kamerijk in 1468 (zolderlicht), te Bethune in 1511. (Gay I 138; Godefroy I 604). Door De Bo opgetekend als bouwette, bowette met bet. klokpan. - Verband met fra. bavette? een jongere term (bij Havard en Cloquet s.v.) met bet. loden of zinken afranding van dakwerk. Vercoullie (1927) heeft fra. bavette = vorstpan.

 

EVENHUUS. - Haverhuis, haverhalle, In 1392 ontvangt meester Jan Cantecleer te Kortrijk een som van 35 sc. ‘van dat hi temmerde an deen duere vander coernehalle ende ant evenhuus, van 3 ½ daghen’. (Stadsrek. Kortrijk 1391-92, f. 15). De stad bewaart nog heden de plaatsnamen Korenmarkt en Havermarkt, waar vroeger het coernehuus (ook coernhalle) en het evenhuus stonden.

 

LENDIJT. - De grote jaarmarkt ‘foire du Lendit’, in de Plaine Saint-Denis bij Parijs. Gentse poorters werden in 1330 ‘ghearresteert te Lendijt binnen geleede’; de Gentse magistraat vergoedt de poorters ‘van coste ende scaden die sie adden daer sij waren ghearresteert ter selver maerct te Lendijt binnen sconincx geleede’, of in andere versie: ‘te Lendijt ter maerct, daer sy ghearrestert waren ende haer goet binnen gheleede vanden coning’. (Stadsrek. ed. Vuylsteke, 773). Binnen geleede - binnen het gebied waarop de persoonlijke vrijheid en veiligheid is gewaarborgd. - De jaarmarkt te Lendijt begon op de woensdag van de tweede week van juni en duurde tot aan de vooravond van St.-Jansmis (24 juni). Deze jaarmarkt niet te verwarren met de foire de Saint-Denis, de grote abdijmarkt die viel op het feest van Sint-Denijs (9 oktober).

 

SOBERSAU. - Dodensprong, salto mortale: de gevaarlijke sprong van kunstenmakers (kopbuiteling zonder grond te raken). De term komt voor in de stadsrekening van Gent anno 1427: ‘Item ghegheven 1 speelman die den sobersau speelde voor schepenen van beede den banck, 4 sc. gr.’ Meer dan eens lieten de schepenen een reizend akrobaat in het stadhuis optreden; de twee banken (schepenen van der Keure en schepenen van Gedeele) kwamen daarvoor samen (Biekorf 1964, 351 s.v. viereter). - Sobersau uit ofra. sombresaut (1392), een vervorming uit soubresaut (supra-saltus) vgl. eng. somersault (1530), summersault. (Godefroy X, Suppl. 691; Oxford Dict. s.v.). Bloch-von Wanburg noteert de evolutie van de betekenis in de 15e-16e eeuw naar ‘luchtsprong, clowneske sprong’.

 

SOLLEN. - Met een kolfbal spelen, kolven. De Keure van Gistel uit 1532 (Hs. archief Gistel) bepaalt in art. 9: ‘Item dat niemant den bol en slae noch en solle binder stede opt kerchof, op de boete van 10 sc. par.’. Medegedeeld als Vlaamse getuige van sollen dat (evenals solle: speelbal) door Kiliaan als ‘Hollands’ opgegeven wordt en feitelijk in Vlaamse bronnen zelden voorkomt.

[pagina 287]
[p. 287]

BARGIE - Paardenharnas; betekenis van mnl. barde (Verdam I 578). In 1538 werd door de Tresorie van Brugge aangenomen dat Jan Zutterman ‘scildere (zou) vermakene de mantel ende bargie van ros beyaert’ voor de ommegang van de aanstaande H. Bloeddag. (La Flandre II 316). Het reuzenpaard werd in de processie bereden door vier klerken van de vierschaar.

 

CASSOIRE. - Zweep, zweepsnoer. De Keure van Gistel uit 1532 (Hs. archief Gistel) bepaalt in art. 78: ‘Item dat niemant de cassoire hier binnen de stede en slae, op de boete van 5 schellinghen par.’. Ketsoor, kletsoor is in onze dialekten ook de naam van ‘het sterk gevlochten (soms gebreid) snoer dat onder aan de zweep is vastgemaakt en deze doet klakken’. Over de verhouding ketsoor kletsoor, en de ofra. vormen cachoire-clachoire, zie de studie van R. Verdeyen in Isidoor Teirlinck Album (1931), p. 157-167.

 

KETELBUUSCHERE. - Koperslager. In 1541 woont te Kortrijk, in de Korte Steenstraat, een zekere ‘Egidius Coelembier, ketelbuuschere’. (Archief St.-Maartenskerk, Rek. Choor 1541-42, f. 2). De kerkrekening van Heule bij Kortrijk heeft anno 1545 de volgende uitgave: ‘Betaelt den ketelbuschre van einen weerhane te makene om op tcruus te stellene van de naelde, 30 sc.’ (Annales Emulation 20, 156). De ketelbuuschere is de volwaardige ketelslager of koperslager, niet te verwarren met de ‘ketelboetere’ (ketellapper).

 

PACKAMERE. - Kamer in een hospitaal waar de klederen van overleden zieken bewaard werden. (Bij overlijden vervielen de klederen van de verpleegde aan het hospitaal). Deze klederen werden jaarlijks verkocht, meestal aan oudkleerkopers. In het St.-Janshuspitaal te Brugge was er in 1546 een packamere ‘van de verstorven cleederen van den mans persoonen’ en een ‘packamere van den vrauwe persoonen’ De rekening van 1546 (f. 13) noteert de verkoop en ontvangst ‘van de oude verstorven cleederen vander packamere, de somme van 13 lb. 6 sc. par.’. In hetzelfde jaar worden ook nieuwe manden aangekocht voor ‘de packamere vanden vrauwe persnonen’. In 1543 (f. 9) werden uit de packamere drie partijen vrouwenklederen verkocht die samen 40 pond pap. opbrachten.

 

PENTSREDERE. - Pensezieder, bereider van de eetbare ingewanden van geslachte dieren; mnl. pentsenziedere; fra. tripier. Het St.-Janshospitaal betaalt in 1512 een som van 4 pond 1 sc. par. aan ‘Joos Martins pentsredere van 27 pensen te ziedene te 3 groten stic’. (Rek. 1510-12, f. 48). De stad Brugge telde in 1548 vier erkende pensezieders die hun kramen opstelden bij de St.-Kristoffelskerk; zie Biekorf 1962, 31 s.v. pentsenziederie.

 

SPENSIER. - Hofmeester, keukenmeester. Uit ofra. despensier, dispensier; vgl. eng. spencer (ca. 1400). Het reglement uit 1480 van het gild der Roosebeeckers te Brugge bepaalt o.m.: ‘Item als men binnen [in het Karmersklooster waar het gild bijeenkwam] noene male hout of banketert, so hebben de twee spensiers van den convente over dat sij leveren de tafelen ghedect ende tijnnewerc, elc twee groot, comme 4 gr.’ (La Flandre III 165). Mnl. dispenseerre bij Verdam heeft dezelfde betekenis. - Spens met bet. voorkeuken is heden nog een kloosterterm (Kapucijnen) te Brugge; vgl. met eng. spence (ook uit ofra. despense).

a.v.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken