Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 68 (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 68
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 68Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 68

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.99 MB)

Scans (34.03 MB)

XML (1.14 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 68

(1967)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

Mengelmaren

Petje Cools van Lichtervelde

Op de vraag in Biekorf 1967, 64.

De overlevering van Petje Cools, de wonderdokteur van Lichtervelde, was nog levendig in de jaren 1840. Petje zelf moet werkzaam geweest zijn in Napoleons tijd en ten tijde ‘van den Hollander’.

Petje was turfsteker van beroep en leefde ‘op zijn eigen’, droeg een lange baard, een zwarte kazak, een ottervellen muts met rood lint errond. In zijn kotje zat hij altijd bezig met zijn boeken, ook 's avonds laat bij zijn olielampje. Kruidboeken (Dodoens?) en ‘toverboeken’ moeten dat geweest zijn.

Petje was begonnen met rupsen af te lezen, muizen en ratten buiten te triomfelen, beten van kwade honden te genezen. Dan is hij overgegaan naar het meesteren van alle kwalen en hij gaf ook allerlei medikamenten. Hij had een grote faam van ‘wonderdokteur’ en veel mensen gingen met hun miseries naar hem. Hij zelf aanvaardde geen geld, hij meesterde ‘voor de liefde Gods’, maar de mensen gaven bij 't weggaan hun ‘jeunste’ aan zijn vrouw.

Petje tekende soms de naam Jesus in ‘sinte-pieter-letter’ in een krijtcirkel: de patiënt moest daarin plaatsnemen terwijl hij zelf met een crucifix in de hand, gebeden en formules las om de ziekte te verjagen.

Dr. Snellaert heeft in 1843 (Kunst- en Letterblad IV 99) tradities over Petje opgetekend; zie ook Ons Volksleven X, 1898, 129.

c.b.

Racahout

Op de vraag in Biekorf 1967, 128.

De arabische oorsprong (uit volksarabisch râqaout?) is, volgens Dauzat en Bloch-von Wartburg, onzeker.

De term racaou des Arabes verschijnt voor het eerst in de publiciteit in 1833 (Journal des connaissances utiles, Parijs). Naderhand meestal racahout des Arabes, als naam van een samengesteld krachtvoedsel zoals er dan veel op de markt gekomen zijn, meestal met ‘oosterse’ namen. Men denke aan de beruchte Revalenta Arabica, aan Semolina, Solanta, Potage des Sultanes, Palamoud des Turcs en meer andere.

Racahout was niets anders dan een mengsel van salep, rijstmeel, cacao, suiker, vanille (of kaneel). Hoofdbestanddeel was salep (gedroogde wortelknollen van sommige orchideeën). Dit duurste krachtmeel staat, naast zijn ‘arabische’ concurrenten, omstreeks 1850 veel in de advertentie van dag- en weekbladen

[pagina 182]
[p. 182]

hier te lande. Er kwam natuurlijk ook namaak op de markt, een goedkoper racahout die alleen bestond uit meel van gerooste eikels met wat suiker en chocolade. Al die concurrerende luxus-meelsoorten werden ten andere in 1856 aangeklaagd door Dr. H. Klencke van Leipzig (Die Verfälschung der Nahrungsmittel). Die ‘arabische’ preparaten hebben echter nog lang nadien standgehouden in de handel en in de onmisbare advertentie.

c.e.

Respijtdagen

Op de vraag in Biekorf 1967, 128.

Het aantal respijtdagen (d.i. dagen van uitstel van betaling, toegestaan na de vervaldag van een wissel) was oudtijds niet overal hetzelfde. Dit blijkt uit de gegevens die, volgens het handboek voor beurs en negotie (Négoce d'Amsterdam, ed. 1732), internationaal erkend waren en een veel oudere traditie weerspiegelen.

In Vlaanderen, Brabant, Holland en Zeeland golden eenvormig de zes dagen. Op 6 dagen stonden eveneens: Venetië, heel Andaloesië (Sevilla en Cadix), Silezië (Breslau) en hertogelijk Pruisen (Koningsbergen).

Het laagste respijt van drie dagen gold te Londen en in heel Engeland, te Geneve (stad en republiek), te St.-Gallen in Zwitserland en te Lyon.

Een overgang tussen die klassieke 6 en 3 boden de grote jaarmarkten van het Rijk: 5 respijtdagen (buiten de drie jaarmarkten) te Leipzig, 4 respijtdagen (buiten de 2 jaarmarkten) te Frankfurt.

In Spanje (met uitzondering van Andaloesië) golden 14 respijtdagen; Zweden en de Hanzesteden Hamburg en Lubeck hielden zich bij 12 dagen, terwijl heel Frankrijk (met uitzondering van Lyon) de 10 dagen hooghield, samen met Denemarken en de hanzestad Danzig.

Napels en Milaan gunden 8 dagen. De royaalste handelstad was Genua, die reeds het moderne aantal van dertig respijtdagen huldigde.

Te Duinkerke golden oudtijds de 6 dagen, zoals in heel Oud-Vlaanderen; na de afkoop van die havenstad door Lodewijk XIV (1662) werden er, naar Frans model, de 10 dagen (jours de grâce, jours de faveur) ingevoerd. De stad Rijsel daarentegen behield nog haar oude Vlaamse zes respijtdagen tot in de volle 18e eeuw, samen met haar eigen Ryssels-geld (Biekorf 1966, 309), dat tot in 1789 met zijn eigen ‘Rijselse gulden’ heeft standgehouden.

e.n

[pagina 183]
[p. 183]

Joseph van Praet over Colard Mansion
Brugge 1780

Op de vraag in Biekorf 1966, 384.

Voor zijn vertrek naar Parijs, waar hij een schitterende carrière als bibliothecaris en bibliograaf zou maken, had de 25-jarige Brugse drukkerszoon Joseph van Praet reeds een verhandeling opgesteld over de Brugse prototypograaf Colard Mansion. Het stuk verscheen in de Vlaemsche Indicateur van Gent (III, 1780, 154-158; 168-172) onder de volgende titel: ‘Opsoekinge wegens het leven, de schriften ende gedrukte werken van Colard Mansion, in de XV. eeuwe Drukker tot Brugge, dienende tot verlichtinge van het begin der Drukkeryen in de Stad Brugge etc... door M. van Praet, Soon, geboortig van Brugge’. - De laatste bladzijde van de studie is versierd met het wapenschild van Mansion.

Deze studie is blijkbaar de enige publicatie in het Nederlands door de (toekomstige) conservator van de Bibliothèque Royale (en later Nationale) van Parijs. Zijn monografie over Mansion zou hij eerst uitgeven in 1829 ‘chez De Bure Frères’ te Parijs.

c.b.

Toponymica uit het kustland. - Vagenesse

In zijn publicatie ‘Het land achter de Evendijk’Ga naar voetnoot(1) vermeldt Coornaert een oud toponiem ‘Vagenesse’ uit de Watering van Eiensluis (36e begin)Ga naar voetnoot(2). Deze naam behoort tot de talrijke nesse- en nisse-namen uit het kustland van Noord-Frankrijk tot Denemarken: Lampernisse, Scherpenisse, Hontenisse, Valkenisse, Cap Gris Nez, Cap Blanc Nez, enz. Een nisse, oorspronkelijk nesse, is een landtong (uit het Germaans nasja-, hetzelfde woord als neus): in de zee of in een riviermonding vooruitspringend land, verkregen door aanslibbing of duinvorming; in afgeleide betekenis: buitendijks land, laag of moerassig landGa naar voetnoot(3). Maar wat betekent het eerste element ‘vage’? Het aantal vage-namen in West-Vlaanderen is vrij aanzienlijk: Vageland, Vagebilk e.d. Er zijn twee mogelijkheden om dit toponymische element te verklaren.

1) Vaag betekent in de meeste samenstellingen ‘woest, onbewerkt, braakliggend’. Dit woord komt via het Frans vague uit het Latijn vagus (zwervend, onvast). Het is reeds in het Middelnederlands bekend en wordt nog dagelijks in West-

[pagina 184]
[p. 184]

Vlaanderen gebruikt: vage landen, vage lijnen e.d. Vagenesse kan dus zeer goed betekenen: nog woeste, braakliggende, onbewerkte, wellicht onbeweide nesse.

2) Er bestaat echter ook een oud woord vaag met de betekenis van vettigheid van de grond. Het behoort tot de stam van vagen (vegen, wrijven, schoonmaken), oudnoors faga (sieren, bewerken, schoonmaken). Voorts zijn daarmee verwant het anglosaksisch faeger (Engels fair: mooi); oudnoors fagr: gepast; Gotisch fagrs (gepast) en gafahrjan (toebereiden). Oerverwant met het Latijn pax: vrede. De oorspronkelijke betekenis blijkt ‘vereffend, gelijk gemaakt’ en derhalve ‘schoon’ te zijn. Toegepast op een aangeslibd land: ontgonnen, in kultuur gebracht, vruchtbaar, vei. Het is bij verre na niet onmogelijk dat Vagenesse niet woeste, onontgonnen, braakliggende nesse, maar integendeel ontgonnen, in kultuur genomen, vruchtbare, vette, veie nesse betekent. Wij hebben hier dus met twee tegengestelde betekenissen te maken, waartussen een zekere keus niet altijd mogelijk is. Het lijdt geen twijfel dat vaag in de jongere toponiemen woest en braakliggend betekent. In de oude toponiemen echter, en dit is het geval voor het betrokken Vagenesse, moeten de twee hypothesen in aanmerking genomen worden. Mijn persoonlijke voorliefde gaat zelfs naar de tweede hypothese, daar het begrip ‘vruchtbaar, vet, vei’ goed past in dit geval.

Er zijn bij mijn weten geen vage-toponiemen bekend uit Nederland. En wie kent er uit de andere Zuid-Nederlandse gewesten?

Jozef De Langhe

Oude remedies te Pittem

De volgende remedies werden ons ‘verteld’ door een 83-jarige vrouw uit Pittem (Rachel Hoornaert). Verteld uit het geheugen en uit de praktijk die zij in haar jongere jaren gekend heeft.

1.Wanneer men een wonde of een zweer aan de vinger had, dan stak men hem in een pap van geknabbelde olijfkoek. (Olijfkoek is zoiets als peperkoek van nu.)
2.Was men ‘gepakt aan de borst’, dan nam men een vers gepluimd vet duivejong. Men sneed het open. Was dat gebeurd, dan werd het op de borst gelegd, met de ‘beuling’ op de borst. Ten slotte trok men er een lijfje over. Als de ‘beuling’ de volgende dag goed droog was, dan was de zieke genezen.
3.Bij ‘scarlatine-kutsen’ (colorine), haalde moeder heel oude wijn uit. Ze warmde de drank, met suiker erin. Het kind moest het ‘geneesmiddel’ uitdrinken in kleine dosis. Langzaam maar zeker genas men er dan van!
[pagina 185]
[p. 185]
4.Was men ‘gehouden op de borst’, dan nam men dik bruin papier, dat nogal wolachtig was. Goed vol ‘besmouten’ met roetkeers. Dan uitsnijden, en op het borstje passen. 's Anderendaags was men genezen...
5.Tegen de buikloop: warme zoetemelk drinken, met een lepelke kaneel erin.
6.Algemeen bekend was, dat men het haar kon krullen met bier. Hieraan is er een kleine legende verbonden: De koningprins van Parijs was verbannen met zijn gezin. Op de plaats waar hij aangeland was, vond men geen water. Eén van zijn kinderen ‘skartte’ voortdurend in het haar. Bij gebrek aan water, nam één der knechten bier, en waste zo het haar van het prinsje. Het kind was verlost van het jeuken, en... zijn haar krulde er zelfs van.
7.Notaris Loridan van Pittem had een grote ‘work’ op zijn rechterhand. Als hij die in zijn zak stak, dan haperde de work altijd, en begon die altijd te bloeden. Zekere dag zat hij in een herberg te Tielt. Daar zat er ook een reiziger van de Singer-naaimachines. Die vroeg, wat er haperde. Toen de notaris hem alles uitgelegd had, haalde de vreemdeling een erwtje uit zijn ‘ondervestezak’. Dan sprak hij: ‘Ga nu naar buiten, gooi die erwt over uw hoofd. Die erwt zal heur ergens aan vastklampen en schieten. En als ze begint te schieten is uw worke genezen. Alleen moet ge af en toe eens kijken, of ze vermindert’. ‘En moet ge niet lezen?’ vroeg de notaris. ‘Nee’, antwoordde de andere. De notaris keek dan af en toe eens of ze verminderde. Zelfs maakte hij er een kruisje op. Doch ze begon ‘wit uit te slaan’. Op zekere morgen, toen de notaris wakker werd, was de fameuze work verdwenen.

Wilfried Devoldere

Spaensche quadruple

Op de vraag in Biekorf 1967, 127.

De Spaanse Quadruple is, naar Meyers Kl. Konversations- Lexikon (1909), de naam van een oude Spaanse en Amerikaanse goudmunt van hoog fijngehalte. Het stuk woog één ons (onza de oro) = 28,688 gram en had een waarde van fr. 81,75 vóór 1914, toen het nog als munteenheid gold in Mexico. Het was ongeveer viermaal groter dan een louis d'or (6,45 gram) of een Belgisch goudstuk van 20 frank dat nu 510 fr. geldt.

g.p.b.

 

In tarieflijsten ‘van Specien’ uit de jaren 1700 vind ik de ‘Gouden Quadruple van vier Spaensche Pistolen’ opgegeven als ‘cours hebbende voor 36 Guldens Wisselgeld’. Een quadruple was twee dubloenen. Er bestond ook een Franse Qua-

[pagina 186]
[p. 186]

druple (van vier Franse pistolen) die genoemd wordt: ‘Quadruple niet gecordonneert’ of Quadruple sans cordon (1770). De juiste betekenis hiervan ken ik niet, ik ken wel een numismaat die dat zal willen klaartrekken.

e.n.

De eerste Franse proclamatie te Brugge
11 november 1792

Vijf dagen na Jemappes kwamen drie Franse commissarissen, geleid door de Brugse Jacobijn Genotte, in naam van generaal Dumouriez de stad Brugge in bezit nemen ‘voor de Fransche natie’. De heren van het College en van de Ambachten konden alleen de hun voorgestelde proclamaties aanhoren en goedkeuren. Het Journal Historique van Jean van Hese (ed. Hosten-Strubbe, p. 5) geeft, zoals ook voor andere documenten, alleen een franse tekst van de eerste proclamatie. De tekst van het vliegend blad, dat door heel de stad gratis werd verspreid, was echter een versie in de ‘vaderlandsche tael’, d.i. het nederlands. Een exemplaar van die proclamatie, gedrukt bij Van Praet, vonden we in een particuliere verzameling. Hier volgt de tekst van dit manifest van 11 november 1792. (Vgl. het geval van de ‘Tien Geboden’ van 1792; Biekorf 1964, 190).

‘Op het verzoek van den Borger ende Franschen Generael Dumourier, ende van alle de waere Vaderlanders, sy [de commissarissen] kondigen aen de lieve ende beminde Broeders ende Mede-Borgers dezer Stad ende Vrye van Brugge.

1o Dat alle de Inwoonders dezer Stad van heden Vry, ende Liber gedeclareerd worden.

2o Dat de intentie van de Fransche ende Belgische Natie, verzoekt het Gemeynte van alle oneenigheden af-te-stappen en hun te gedraegen als waere Broeders ende Vrienden.

3o Dat alle de gone die ergens in verlegen zyn, zullen hun mogen addresseren aen den Commissaris-Generael van de Belgissche Troupen, residerende tot Kortrijk, die hun volle ende genoegelyke satisfactie zal geven.

Lang Leve Godt.

Lang Leve het Vaderlandt.

Lang Leve alle de Goede Vriendekens t'zaement.

 

T'oorconde De Gendt, Capiteyn-Commandant, ende Delvoye, Eersten Lieutenant.

My present Commissaris van de Vivres De Bisscop.’

voetnoot(1)
M. Coornaert, Rond de Poldertorens, Jg. 5, nr. 5, blz. 130. -
voetnoot(2)
Kerkrek. Heist 1624. -
voetnoot(3)
M. Schönfeld, Nom. geogr. neerl. XII 40.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • C. Bossaert

  • E. Neylants

  • Jozef E. de Langhe

  • Wilfried Devoldere

  • G.P. Baert

  • over Joseph van Praet


plaatsen

  • over Brugge

  • over Pittem


landen

  • over Spanje

  • over Duitsland


datums

  • 1780

  • 11 november 1792