Biekorf. Jaargang 78

Raadsels als tijdkorting

I

K'ben niet grooter als een ey
nochtans so hert als eenen key
daer is geen meysen in het landt
oft neempt my dickwils metter handt
en soo sy my meer slaghen geeft
hoe dat ick my meer thoon beleeft
Myn stemme klinckt gelyck een bel
Al ben ick sonder vleesch oft vel
Al moeckt myn ure werck groot gethier
K'en slaen noyt hoogher als maar vier
Ick geef u het woordt in uwen mondt
Raedt tot dat ghy het segghen condt.

Vierslach.

II

Myn moeder is slap, en ick ben styf,
Als een Christael is allen myn lyf,
Heeren, Dames soecken my t'meest,
En principael op hunne feest,
En soo ick weer gaen verloren
Dan wort myn moeder uyt my gheboren.

Het ijs.

- Onder de titels Tydt-Cortijnghe en Ondersoeckinghe ingelast in een met de hand geschreven gebedenboekje uit ca. 1690.