Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 86 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 86
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 86Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 86

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 86

(1986)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 426]
[p. 426]

De eeuw van de Beeldenstorm

Onder deze titel werden in het najaar 1986 zeven tentoonstellingen opgezet in Amsterdam (3), Den Haag, Rotterdam, Haarlem en Utrecht. Hieronder willen wij Het Boek in Nederland in de 16de eeuw (Meermanno-Westreenianum, Den Haag) en Kunst vóór de Beeldenstorm in het Rijksmuseum bespreken. Van dit laatste opzet verscheen een dubbele catalogus (synthese 190 blz.; analyse 494 blz.) met als doel een nieuwe uittekening te brengen van Noordnederlandse kunst 1525-1580. Het betreft de periode net na de Noordnederlandse Primitieven (Geertgen tot Sint Jans, de Meester van de Virgo inter Virgines, Adriaen van Wesel, Cornelis Engelbrechtsz,) en vóór de Gouden Eeuw.

Het betreft concreet een aanloop met Jan Gossaert of Malbode (Souburg en Utrecht in het gevolg van Filips van Bourgondië), Lucas van Leyden, Jacob Cornelisz, uit het 30.000 mensen grote Amsterdam en Jan Swart uit Groningen, leerling van Lucas van Leyden.

Daarna worden de topfiguren voorgesteld: Jan van Scorel, 34 jaar kanunnik te Utrecht, tot 1524 opvolger van Rafaël aan de Vaticaanse musea; zijn ambitieuse leerling Maarten van Heemskerck uit Haarlem; Anthonie Mor uit Utrecht en Herman Posthumus. Met nadruk wordt telkens gestipuleerd dat de Renaissance-invloed rechtstreeks op het contact met Rome teruggaat. Met daarnaast Zuidnederlandse invloed, zodat bij voorbeeld de leerlingen van de vermaarde graveur Lucas van Leyden moeilijk te onderscheiden blijken van gelijktijdige Antwerpse schilders.

Wat kan nú reeds uit deze confrontatie worden afgeleid?

Typerend bij Scorel blijkt te zijn dat de leerlingen op atelier in uitgebreide mate vrijheid van werken kregen, wat bij van Heemskerck net andersom was. Dat Scorel het landschap op zichzelf creëert, niet als draagvlak voor figuurvoorstellingen. Als Jeruzalemvaarder brengt hij exacte beelden van de heilige stad in plaats van de fictieve bij de Primitieven. Utrechtse en Haarlemse Jeruzalemvaarders worden door hem nog op een rijtje gezet, doch alle met individuele karakters. Hij maakt intieme portretten van zijn leefgezellin Agatha van Schoonhoven; een sober humanistenportret van Joris van Egmond op donkere achtergrond. Heemskerck betrekt bij de portretten lichtspeling, kleine voorwerpen, kleurige achtergond om de toeschouwer te epateren, doch omgekeerd dan maakt hij een bijzonder intimistisch portret van zijn vader (52 × 34,8 cm). Een absoluut hoogtepunt is zijn zelfportret met het Colosseum te Rome, 1553, nu Cambridge, Fitzwilliam Museum.

De analytische catalogus gaat via prent- en schilderkunst rechtstreeks de beïnvloeding na op of van actuele kunstenaars op beide tenoren van de schilderkunst in Noord-Nederland. Met een heel kleine plaats voor Pieter Coecke en L. Lombard, nauwelijks een vermelding van Frans Floris, doch gaat uitvoerig in op de relatie Heemskerck-Coornhert als ontwerper resp. graveur, en één enkele keer P. Pourbus (cat. 150), nooit Frans Pourbus jr. en zijn portretkunst.

Andere kunsttakken nu. Direct betrokken bij Van Scorel en Utrecht is de beeldhouwersfamilie de Nole.

Afkomstig uit Kamerijk ontwierp Colijn de Nole b.vb. de schouw

[pagina 427]
[p. 427]

met vrijstaande sculpturen voor de schepenzaal in Kampen 1543, verder grafmonumenten in Arnhem, Vianen, nu pas voor het eerst aan hem toegeschreven. Het ontwerp Zwolle, 1560 vond nog geen auteur. Colijns' zoon, Jacob de Nole, zal in 1560 in de Mariakerk in Utrecht een zerk met sarcofaag en daarboven een wandsteen met tondovormig het portret van Scorel realiseren. Het portretschilderij op paneel zelf is van A. Mor, 1559.

Een bouwmeester die ook aandacht kreeg is Willem Van Noort die in 1546 het Utrechtse stadhuis als vroeg voorbeeld van Renaissancebouw ontwierp. Fragmenten van deuromlijstingen en een fries zijn fraaie restanten van dit pand dat in de 19de eeuw in de derde beeldenstorm (1566, 1582) omkwam. Ook Tetrode, in Italië opgeleide beeldhouwer uit Delft, kreeg daar 1568 opdracht een hoogaltaar te maken. Vander Schardt, van wie brons en terracotta-sculpturen aanwezig zijn op de tentoonstelling, keerde nimmer terug uit Bologna. Omgekeerd kwamen zowel Gossaert als De Nole uit het Zuiden en kregen A. Mor en P. Aertsen hun opleiding te Antwerpen. De Brusselaar Willem de Raet kwam zich als tapijtwever te Leiden vestigen. Glazeniers als Dirck en Wouter Crabeth mét Lambert van Noort namen als inspiratiebron zowel Scorel als Frans Floris en Lambert Lombart om de 18 ramen van de uitgebrande Sint-Janskerk te Gouda te renoveren (1555-1571). Donateurs waren hier Filips II-Mary Tudor naast Oranje-Anna van Saksen.

Een duidelijk druk rendez-vous met een gemeenschappelijk verleden, alleen eindigend in mineur in de laatste zaal. Waar het geld voor restauratie op was, en de glans der voorgaande zalen niet kon worden geëvenaard. Tenzij de fout alleen bij Anthonie Blocklandt ligt. Of zijn wij hier in een compleet nieuwe contra-reformatorische stijl beland? Die de Nederlandse vorsers zolang afhield van de studie der 16de eeuwse kunst in het Noorden; even ver af als voor de renaissance de kunst van het oude Rome was: dixit Posthumus, vermoedelijk uit Oost-Friesland afkomstig, overleden te Amsterdam ca. 1566 na een langdurig verblijf in Rome, Mantua en Beieren.

Wezen wij hiervóór al op Utrecht en Filips van Bourgondië, op het schepenhuis 1546, op de combinatie Jacob de Nole-Anthonie Mor, dan ontstaat in deze tweede stad van Nederland in 1473 ook het eerste drukatelier. Traditie van handgeschreven boeken was er sinds de Meester van Catharina van Kleef, daarna heropbloei met de komst 1457 van David van Bourgondië als bisschop (bloei 1460-1475 met de Meester van Evert Zoudenbalch en Gysbrecht van Brederode). Pas in 1514 komt echter een tweede drukker (Jan Berntz.) die ca. 1530 - in navolging van de Antwerpse drukker Van Doesburgh - kwaliteitsboeken drukt. Zeldzame hoogtepunten tot 1530 waren eerst Deventer (1477, Pafraet) en Zwolle (1478) met 600 titels bij 2 keer 3 uitgevers; daarna de Leidse persen van Jan Seversz. met illustratiemateriaal van Lucas van Leyden (tot 1520) en de Amsterdamse van Doen Pietersz., 1520-1530, met grafisch werk van Jacob Cornelisz., de schilder van de Amsterdamse burgerij.

Van 1517 tot 1585 zou Antwerpen daarna meer produceren dan alle overige steden samen. En kwam het betere boek pas samen met Plantijn naar Leiden, in de korte periode 1583-1585, waarin hij 30 titels uitgaf.

[pagina 428]
[p. 428]

Op de tentoonstelling zijn 76 titels van 45 drukkers uit 14 steden samengebracht. 20 steden (o.m. Groningen en Nijmegen) ontbreken geheel. Antwerpen, Emden, zelfs Parijs met de Nederlandse drukker van de Getijden van O.L. Vrouw, Thielman Kerver, 1522 (nr. 56) zijn mee opgenomen. De romein komt het eerst voor bij S. Corver, Zwolle, 1520 en Doen Pieterszoon in Amsterdam, 1523: het betreft 2 schoolboeken naast 2 religieuze teksten, deze laatste van Alard van Amsterdam (nrs. 21-22, 42-43). De italiek staat hier het eerst in een Leidse druk 1538 (nr. 34), daarna 1541, Utrecht bij de fraaie Opera van Janus Secundus (nr. 59). Van de 76 drukken zijn 14 nummers gewijd aan bijbeluitgaven, verdeeld over vroege (vnlk. Antwerpse) drukken uit de Nederlanden (1477 is er de eerste), wetenschappelijke bijbeledities en de Deux-Aes-bijbels en Biestkens-bijbels. Het gebrek aan kwaliteit uit de Noordelijke Nederlanden in die periode wordt verholpen door een fraaie stand drukken uit Genua, Nuerenberg, Keulen, Lübeck, Bazel en Parijs (Joos Bade) terwijl het Meermanno-Westreenianum in de bovenzalen nog een Caxton, Westminster, 1477 toont, de vroegste Parijse druk, 1470, de Haagse Rijmbijbel van Van Maerlant, 1330, zelfs nog een blokboek van de Donatus.

Ook het hoofdstuk uit de Catalogus Handschriften uit de 16de eeuw is begeleid van een 18-tal nummers. Het betreft missalen, koorboeken, getijdenboeken, administratieve teksten. Het gaat in hoofdzaak om een confrontatie tussen de studies van A.W. Byvanck, L.N. Delaissé en G.J. Hoogewerff. Kenmerken in de schriftuur zijn het verschijnen van een laat-gotisch maniërisme vanuit Keulen, rond 1500, met het wegvallen van het onderscheid tussen textualis, cursiva en hybrida, en het optreden van de littera antiqua, een imitatie van de 12de eeuwse Italiaanse manuscripten.

Een kloek geheel met rigoreus-nauwkeurige Catalogus.

A. Dewitte
Lit. W.TH. KLOEK, W. HALSEMA, R.J. BAARSEN, Kunst voor de beeldenstorm, Den Haag 1986, 189 p.; J.P. FILEDT KOK, W. HALSEMA-KUBES, W.TH. KLOEK (red.), Kunst voor de beeldenstorm. Catalogus, Den Haag, 1986, 493 blz.; P. VAN BOHEEMEN, N.P.J. VAN DER LOF, E. VAN MEURS, Het boek in Nederland in de 16de eeuw, Den Haag, 1986, 108 blz.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Alfons Dewitte

  • over Wouter Th. Kloek

  • over Reinier Baarsen

  • over Jan Pieter Filedt Kok

  • over N.J.P. van der Lof