Biekorf. Jaargang 89
(1989)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 114]
| |
Fr. Rapaerts grooten ende eewigen almanachBovenstaand pamflet (H. de Laet, Antwerpen, 1551) tegen de kwakzalvers en de joffrouwe medecijnigen die met allerhande remedies en onzin de patienten laten verkommeren terwijl de medicus ‘sulcken siecken niet en weet te helpen, al waert hij noch so geleert; sij houden hem voer een esel ende bottecake’, formuleert een klacht die wij terug vinden in de Goltzius-platen uit 1587, doch wel in andere contextGa naar voetnoot(1).
Fr. Rapaert die hetzelfde jaar een eed oplegt aan de vroedvrouwen en vanaf 1561 publieke snijlessen zal geven voor de chirurgen, rekent hier heel duidelijk af met een serie ‘klassieke’ therapieën: zo het urine kijken.:
‘den medecijn luttel kennisse heeft uuter urijnen, die zes reysen op een ure veranderen mach’. Urine dragen naar de arts zonder je kwalen te zeggen, zonder de evolutie ervan, zonder te vertellen welke medicijnen men reeds tevoren nam, zonder zijn dieet te verklappen, is onzin.
Hetzelfde zegt hij over het laten ende bayen of baden, wat gelukkig, zegt hij, bij ons nu zelden nog gebeurt. BadenGa naar voetnoot(2) worden meer gebruikt 'vvt deliciteyt ende om wellusticheit dan om gesontheijts wille,. Wellicht, zegt hij, kunnen de rijken dit nog beter toch doen want zij consumeren goede stercke wijnen, heete specerien, hasen, conijnen, phaesanten etc., terwijl de gewone mens alleen melk, fruit en vis verbruikt. ‘Meest komt van baden alleen scorfticheyt, colyken, snotteren, cortsen, swimelinghe, hoof en tandzwere,.
Purgieren (ter cameren doen gaen, cackerie..) is het enige wat hij uit de middeleeuwse voorraad wil aanraden.
Vrouwen die zich met geneeskunde moeien zijn ‘ten spinroc bequamer’ en de ‘quacsalvers op de galeyen bet dienende dan om medicijnen te ordineren...’ Dit is meteen de conclusie van het gehele leesstukGa naar voetnoot(3). A. Dewitte |
|