Biekorf. Jaargang 91
(1991)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Vlaams doopregister uit 1609De registratie door een gemeenteambtenaar van alle geboorten, huwelijken en overlijdens, beter bekend als de Burgerlijke Stand, werd ingevoerd tijdens de Franse Revolutie door het besluit van 17 juni 1796. Vroeger was dat de taak van de parochiepriesters, die de doopsels, de huwelijken en de begrafenissen van hun parochianen te boek stelden. Die opdracht kregen de pastoors vanwege het derde provinciaal concilie van Mechelen in juli 1607, althans voor de doopsels en de huwelijken. Daarmee gaven de bisschoppen gevolg aan een decreet van het Concilie van Trente (1545-63). Het bijhouden van een begrafenisregister werd eerst in 1611 opgelegd door een edict van de Aartshertogen.
Het al of niet aanleggen van een regelmatig doopregister hing veel af van de willekeur der pastoors. Vooreerst hadden heel wat parochies na de godsdiensttroebelen geen residerende pastoor meer. Pas wanneer er beter opgeleide priesters konden benoemd worden, verbeterde de toestand. In vele parochies werden de eerste doopregisters pas na 1620 aangelegd. Een uitzondering daarop is het doopregister van Koolskamp, dat een aanvang neemt op 5 maart 1609, slechts twintig maanden na het provinciaal concilie. Het is een merkwaardig register, niet alleen omwille van zijn vroege aanvang voor een landelijk dorp, maar ook en vooral omdat het in het Vlaams opgesteld werd, in tegenstelling met de gewoonte om de doopakten in het Latijn op te stellenGa naar voetnoot(1).
Nadat de pastorie meer dan tien jaar vacant bleef, had Koolskamp op 13 mei 1606 opnieuw een pastoor gekregen, Willem De Maeyere, afkomstig uit het bisdom Gent. Waarom hij pas in 1609 zijn doopregister begint is niet duidelijk. Pastoor De Maeyere zal ook een huwelijksregister aangelegd hebben, maar dit is niet bewaard gebleven. De doden liet hij in vrede, want een register van de overledenen had hij niet.
Over zijn doopregister vernemen wij iets meer in de aanmerkingen die bisschop Antonius Triest maakte na zijn bezoek aan de parochie Koolskamp op 18 juni 1618: ‘In poste- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rium tu et non alius in registro conscribat nomina baptizatorum et contrahentium matrimonium, cum annotatione testium ac non solum baptizatorum sed etiam parentium et suscipientium’. In het vervolg moet gij en niemand anders de namen van de gedoopten en de gehuwden inschrijven, met vermelding van de getuigen en niet alleen van de gedoopten, maar ook van de ouders en de peters en meters. Zo weten wij dat de pastoor - Willem De Maeyere was intussen in 1614 opgevolgd door Joachim van Innis, een Gentenaar - zijn boeken niet zelf invulde, maar blijkbaar iemand die het Latijn niet machtig was: misschien de dorpsgriffier of wellicht de koster-schoolmeester?
Onmiddellijk na dit bisschoppelijk bezoek vermeldt de pastoor nu ook de naam van de moeder van de dopelingen, maar dan alleen haar voornaam. Ook na de visitatie van bisschop Denys Stoffels op 26 april 1624 veranderde er niet zoveel. Hij vroeg dat bij de namen van de ouders zou vermeld worden of zij echtgenoten waren en dat het huwelijksregister zou vernieuwd worden. Hij drong aan om ook een register met de namen en de sterfdag van de overledenen aan te leggen. Opnieuw beval de bisschop dat niemand anders dan de pastoor deze boeken zou bijhouden. Toch werden de akten nog steeds in het Vlaams opgesteld.
Zo bleef het tot 1642, toen de nieuwe bisschop Nicolaus de Haudion op 17 september op bezoek kwam bij pastoor Gerlacus Vander Schoot (1635-63). Hij vond er de drie registers in orde, behalve de vermelding van de verlovingen. Hij vroeg om ook een vierde register aan te leggen als duplicaat, voor het geval dat een of meerdere registers zouden verloren gaan. De pastoor moest dit eigenhandig doen; bij afwezigheid schrijve zijn plaatsvervanger liever op een voorlopig blad, waarmee de pastoor dan zelf zijn boeken aanvulle. Pastoor Vander Schoot heeft de aanbevelingen van zijn bisschop goed opgevolgd, want thans bewaart het Brugse Rijksarchief nog een duplicaat (of wellicht het origineel) van het huwelijksregister en van het dodenregister uit 1643-66. Dit zijn nu de oudste bewaarde parochieregisters van Koolskamp. Alle akten zijn nu in het Latijn opgesteld en voortaan komen de Vlaamse doopnamen eerder zeldzaam voor.
Gelukkig beschikken wij nog over twee alfabetische tafels van het verdwenen doopregister uit 1609 en van het overlijdensregister uit 1624. Hierin vinden wij een schat van mooie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamse doopnamen, de echte voornamen waarmee de dorpelingen door het leven gingen. Naast Vlaamse namen kwamen evengoed hun latijnse vormen voor, zoals Pieter naast Petrus, Jan naast Joannes en Jacquemyne naast Jacoba, enz. Opvallend meer jongens dan meisjes kregen een Vlaamse doopnaam. Voor de liefhebbers van mooie Vlaamse namen volgt hier een bloemlezing:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de vaders vinden wij nog
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele moeders dragen namen als
A. Vervenne |
|