De meerstemmige Nederlandse liederen van de vijftiende en de zestiende eeuw.
Onder deze titel publiceerde Jan Willem Bonda bij Hilversum Verloren 1996 zijn proefschrift, Univ. Utrecht 1997, 684 p., dat een uitbreiding is van zowel zijn doctorale scriptie 1987 over De Nederlandse liederen uit de bundel van Jerome Lauwerijn (Laurijn), British Library Ms. Add. 35087, als bvb. I. ten Brinke, De melodieën bij de liederen van Ed. de Dene, doet. scr. 1992, ook Utrecht; de studies van R.B. Lenaerts vanaf 1933 over Het Nederlands polifonies lied; G.K. Diehl, The partbooks of a Renaissance Merchant, Cambrai 124, Pennsylvania, 1974; B.J. Blackburn, Johannes Lupi and Lupus Hellynck, 1973 en voornamelijk R. Strohm, Music in Late medieval Bruges, 1985 (met reeds een herz. druk 1990). De aandachtige lezer zal hebben opgemerkt hoe Brugs alle bovenstaande titels eruit zien en ook de onderzochte codexen zijn in grote mate zangboeken samengesteld voor of middels Brugge. We citeren naast de bundel Hieronymus Laurijn en Zeghere van Male: deze van het kapittelarchief van Segovia, 1502; van Sankt Gallen, Hs. 463 Stiftsbibl., 1540; de Brugse dichtbundel KBBrussel II 270, 1500 en IV 90, IV 421 en Doornik BV 94, 1511. Heel gelukkig maakte A. (op de pag. 519-534) een lijst beginregels der liederen op, alfabetisch geordend, naast een totaal overzicht van alle Hs. en drukken binnen zijn studie geciteerd (pag. 462-518), een kostbare hulp bij verder onderzoek. Zo is bij de drukken, opnieuw wat Brugge betreft, een bijzonder boeiend hoofdstuk gewijd aan Jac. Clemens non Papa en zijn discipel Jan Fruytiers. T.a.v. A Busnois wordt een boeiende brief van Jean Molinet geciteerd... en ce bas pais flandrinois; doch bij het kapittel Meiliederen (pag. 180) wordt helaas voorbijgegaan aan de evidentie van deze Brugse traditie, in het leven geroepen door de Brugse jaarmarkt. A. neemt ook klakkeloos alle suggesties van R. Strohm over
als zekerheden, zo bvb. de familierelatie Jacob Tyck, zo de stellingen omheen Eg. Michaelis, Jan van Hulst, Alianus de Groote etc. Doch dit zijn alleen kleine opmerkingen op een geheel dat bedoeling heeft muziektechnisch nieuw materiaal aan te dragen en de definitie van Nederlands lied om te buigen naar een lied dat Europees en individueel werd vanaf eind 14e eeuw, dus niet binnen de ‘romantiek’ van een eigen vaderland te vatten.
A. Dewitte