Biekorf. Jaargang 98
(1998)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |
Bouwstoffen 23.Placheland en muren op de Brugse burg 1250-1396.In het cartularium van de Brugse Baseliskerk, Stadsarchief Brugge, nr. 456, komt op de fol. 2 volgende tekst voor, te dateren 1250-1260, en niet opgenomen in het corpus Gysseling. Het betreft een geschil tussen het Vrije en de kapelanen van St.-Baselis ten aanzien van het placheland, de vrije ruimte tussen St.-Baselis en de muur van het Steen ten Noorden en de muur van de Reie West. Het Vrije kocht daar van Lammin die clerc een huis dat in 1415 vierschare, later de greffie van het Vrije zal noemen. Lambinus Boijkin, in de dienst van Johanna van Constantinopel (†1244), had in 1236 die grond van haar gekregen mét de verbintenis de kapelanen toe te laten processies over die grond te laten lopen. Een herziening van die bepaling gaf Lambinus alleen een weg van 4,5 op 5 m toe om bij zijn huis te komen. De nieuwe tekst nu.
Ghi heren vande(n) vrijen ghelieft hu wel te v(er)stane dit proces. 1. Zo moghet ghi merken dat al tlant tusschen der kerken van sinte baselis en(de) den muere vande(n) stene vander burch tote den muere vander reije behort d(er) k(er)ken. 2. Item wilt merken als la(m)min die clerc, wien doe thuus, dat nu uwe es, toe horde, neghene muer en was tusschen uwen huuse ende der burch; zo moghet ghi wete(n) dat die muer vand(er) reije es de houde muer, daer of dat die sententie mensioen maket. 3. Item wilt merken dat die muer daer o(m)me tghescil es, staet binnen den mure vanden stene ter kerke waert. 4. Item wilt merken dat inde(n) voors(eiden) muer staen ii. dueren, upgaende ter k(er)ke waert o(m)me te gane ter wat(er)waert. 5. Item wilt marken dat toude huus stond upden muer en(de) ov(er) de(n) muer waterende, twelke die capellane(n) p(re)sentere(n) te provene. Bi alle(n) desen redene moghet ghi merken dat die muer der k(er)ken toe behort.
Aan het Vrije wordt dus duidelijk gemaakt dat tussen de burg en het huis op de reiemuurGa naar voetnoot(1) géén muur stond en de Rekeningen in het 6 folia kleine renteboek uit 1250, fol. 5, die Lampsinus Placheland 10 solidi laten betalen bewijzen duidelijk dat de uitspraak december 1236 nog in 1250 werd gevolgd. Boeiend in de bovenstaande tekst uit 1250-60 is ook dat de zuidmuur van het Steen over twee uitgangen beschikt: één upgaende ter kerkewaert, dus met treden om een niveauverschil te overbruggen, en een tweede die naar de reie leidt.
De aandrang waarmee gezegd wordt dat neghene muer en was tussen huis en burg laat zich wellicht uitleggen door de situatie aan de andere zij- | |
[pagina 288]
| |
de van de Baseliskerk waar een poort toegang gaf tot twee huizenGa naar voetnoot(2) aan het koor gebouwd, het ene palend aan de kerk daer der danijs vander helle in woende, het ander, eigendom van meester boudine van thorout, ende inde welke der willeem van gotheem woende in ziin laetste lijf, januari 1321, fol. 2v.
Iets verder, sour le voie d'aleis le hofbrugghe (Breidelstraat-Noord), had de deken Josephus van de Donaaskerk een indrukwekkende nieuwe woning gebouwd die hij in 1218 aan zijn opvolgers-dekens schonk, omdat de oude woning aangepast werd als refectorium. Reeds in 1292 lieten de kanunniken dit huis, Cruninghe, over aan de stad Brugge à 650£ par die het zou gebruiken o.m. voor het keuren van laken nog in 1457-1458:
Le doiens et li capiteles de saint donasse de bruges avons vendu a les eschevins et le communitei de le vile de brug(es)... une no maison ke on appelle le maison de cruninghe, seant en le dite vile de brug(es), sour le voie d'aleis le hofbrugghe, a lant vers le gardin le provost... de saint donasse, le treffons desous (et) toutes les attenanches de le dite maison si avant, com eie est masonee (et) carpentee (et) mile chose plus avant, pour une certaine su(m)me de deniers, ke il nous en ont bien (et) acompliement en boins ses den(ier)s contans paies (et) delivres, (et) ke nous en avons recheus (et) mis (et) commis al profit apparant de no eglise. De le quele su(m)me de den(ier)s, nous nous tenons bien (et) plaineme(n)t apaies et assons de cheles maison, attenanches (et) treffons devant dis nous lor aions wer pi bien (et) a loi (et) aus ahireters, a ces le dite vile (et) vous des hireters (et) dit capitele nous lor p(er)mettons et avons (-)ke nous le dit vendage lor warandirons (et) conduirons co(m)me vendeur, emis tous et toutes dausi avant, comme li maisons, le treffons, et les attenanches devant dit s'estendent. C'est a savoir de le longhethe de le treffons de le dite maison, ki sestent del un cor vers midi, con apielle zuudwart, dusques a lant vers le gardin le... provost devandit, ke on appielle nordward; la doit avoir sis v(er)ghes et chiunc pies et le tierche part dun piet; (et) de le larghethe viers le rue d'aleis le hofbrucghe, doit avoir trente pies; en un lieu doit avoir trente (et) quatre pies de larghette (et) deriere, v(er)s le dit gardin dusques au remi de le cambre le... provost, con apielle le ghevel de le cambre le... provost, la doit avoir trente (et) quatre pies de larghethe. Et pour cou ke toutes ches choses soient fermes (et) estables, nous avons en tiesmoignages des queles choses ses presentes lettres de no commun saiel saielies. Ki furent faites et do(n)nees en l'an de grace mil deus cens quatrevins (et) unse, le vigilie des annu(n)tiation notre dame en mi marc (zegel heilige, 4,5 cm)Ga naar voetnoot(3).
Dit huis, 28 op 28 m op de ‘treffons’, de grondvesten, met een binnenhof van 32 op 32 m, masonée, carpentée et mille choses plusGa naar voetnoot(4), konden de kanunniken, net als alle edificia op eigen grond, ten allen tijde verko- | |
[pagina 289]
| |
pen sinds 1101Ga naar voetnoot(5). Zo lieten zij ook op andere plaatsen bouwwerken optrekken, zowel ‘hofsteden’ als woonhuizen, zoals ook blijkt uit een gifte uit 1396 aan het Clarissenklooster: zesse huzen, te gader staende inden buerch, jeghenover de scole van sinte donaes, toebehoorende den heere willeem den moer, ende den andren, die deel an hebben, naesten der oosterster buerchpoorte of een zijde, ende der hoffstede die men heet ten spikere of ander zijde, op joos fueytins weduwen landGa naar voetnoot(6).
Het is natuurlijk belangwekkend dat gepraat wordt over processies die vrije doorgang nodig hebben, reeds midden de 13e eeuw. Naast de cultus omheen het H. Bloed sinds 1205 vierde St. Baselis op zowel vastenavond als Baselis in de zomer, 14 juni, en in de winter, 1 jan., op 26 mei het feest van het H. Sacrament, en op 19 september, bij de dedicatio van de Kerk, waarvoor telkens refectoria waren gefundeerdGa naar voetnoot(7). Bij de verering van de relieken van Basilius en het H. Bloed was in juli 1250 gestipuleerd dat de helft van de offerpenningen zouden worden gebruikt voor onderhoud van de kerk. De andere helft, 3 den per hoofd, kwam toe aan de socii, de ghesellen vanden chore, aanwezig bij de IX lectiones. De dienst wordt verzorgd door de ebdomadarius en de cantor ebdomadarius; provisores waken erover dat de twee waaklampen, wierook, was en kaarsen niet ontbreken. Althans naar een 13e eeuws afschriftGa naar voetnoot(8) dat A. Schouteet niet opnam in zijn reeks oorkonden 1089-1300, wel het nr. 47, met Johannes de Helemes i.p.v. Arnulphus de Maldeghem als kapelaan, de dato juli 1250:
Univ(er)sis p(re)sentes litterjas insp(ec)t(uris) Lamb(er)tus d(i)ct(u)s Pinguis, Wille(lmus) d(i)ct(u)s Corenb(i)tt(ere), Jo(annes) de Vermella, Arnulphus de Maldengh(em), capellani b(eati) basilii in brug(is), salutem. Notu(m) fieri volumus tam p(re)sentib(us) q(ua)m fu(tu)ris q(uod) nos, de co(mmun)i c(on)sensu e(t) proborum viror(um) c(on)silio, pro honestate e(t) utilitate eccl(es)ie n(ost)re, de oblat(i)o(n)ib(us) venientib(us) ad reliq(ui)as ordinavim(us) in hu(n)c mod(um): q(uod) pro(curat)or co(m)m(uni)um proventiu(m) eccl(esi)e n(ost)re eas recipiet, sicut hacten(us) recipere (con)suevit e(t) is, illarum medietate in necessar(iis), ad q(ue) illa medietas se possit expende(re), eccl(es)ie providebit. De alia autem medietate tenebit(ur) dist(ri)buere cuilibet sociorum, tres denarios illis videlicet qui interint matut(inalibus) nove(m) lect(i)onum. Et hac tenebatur vera sacra, videlicet ebdomadarius et ca(n)tor ebdomadarius, sing(u)l(is) fe(st)is feriis reli(q -). A. Dewitte |
|