Sint-Maarten in Sint-Donaas, 18 november 1452
Wanneer de secretaris van Johannes van Bourgondië, Theoderik de Wadripond, mét nog een dienaar van deze bisschop van Cambrai, voormalig proost van Sint-Donaas (1438-39, opgevolgd door zijn neef David, 1439-51) op 17 november 1452 een eetmaal aanbiedt voor de gehele gemeenschap van Sint-Donaas de dag erop, zondag in het octaaf van Sint-Maarten, wil hij graag het draaiboek ervan kennen. Wat wordt uitgeschreven en gedeeltelijk gevolgd, de volgende dag.
Zonder de pueri chorales en refectionales en zonder de feodales, het personeel van het Kanunnikse en Proostse blijkbaar, zeggen de domheren dat zij net iets talrijker zijn dan 60. Zij zullen, de toga aan en de almutia op de arm, voorafgegaan door de kinderen, processiegewijs achter de feodale roedrager aan, ascendere, opklimmen van het dormitorium, oost, naar het refectorium, noord, en zich daar ordelijk opstellen. Proost, rector en deken zeggen daarna Benedicite waarna de kanunniken aan de alta mensa, de verhoogde tafel, gaan aanzitten; aan de tafels opzij rechts de kapelanen, links de clerici, de kinderen zullen in het midden aan hun scampium, hun bankje, eten. De feodales, zover zij deel hebben aan de eetmalen, zullen aan de overzijde plaats nemen. Zoals de heren van de ouderen hoorden bestaat de gewoonte twee vleesgerechten te serveren: mals wat na de soep, lamsvlees is; daarna gegrild, hier pecia porcelli de lacte et parva avicula, biggetjes en gevogelte. Alles met wijn, en daarna taart i.p.v. kaas. Als het eetmaal begint start de scholaster vanaf een stapeel de voorlezing; de gehele duur van het eetmaal wordt gezwegen. Er worden fragmenta (taart) voor de armen opzij gelegd; en wijn geserveerd. Eenmaal klaar staan de kinderen eerst op en krijgen wijn in hun bekertjes, pottulae, de heren wassen (de handen) en verzamelen de restanten op de tafels. Zij stellen zich daarna processiegewijs op, zeggend Tu autem Domine, waarop men antwoordt Deo Gratias. Zij gaan tot aan het koor van de kerk (op het zuiden), waar een antifoon wordt gezongen en elk gaat zijns weegs; de feodales begeleiden de proost wel tot aan de proosdij, op het westen. Het personeel, scissores en cyphi, voorsnijders en schenkers, kan dan aan tafel
gaan, terwijl het restant naar de behoeftigen in het Steen wordt gebracht (Acta Cap. 1438-54, fol. 96v-97).
A. Dewitte