Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 21 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 21
Afbeelding van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 21Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (15.88 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 21

(1900)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 330]
[p. 330]

Brieven van Joost van Cranevelt uit Groningen (Juni-Juli 1568).
Medegedeeld door Dr. J.S. van Veen.

Charles de Brimeu, graaf van Megen, stadhouder van Gelderland, had, op weg met eenige vendelen om Aremberg tegen graaf Lodewijk van Nassau bij te staan, op korten afstand van het slagveld van Heiligerlee de vluchtelingen ontmoet en zich met hen en met zijne troepen naar Groningen begeven ten einde deze stad voor den koning te behouden. Door Alva werd hij op het vernemen van Aremberg's dood voorloopig belast met het bestuur over diens gewesten, terwijl de landvoogd hem tevens den raad gaf niet tegen graaf Lodewijk op te trekken noch hem slag te leveren, tenzij hij zeker was van de overwinning. Megen gaf aan dezen raad gehoor en wachtte binnen Groningen de komst van Alva af, die met een aanzienlijke macht in aantocht was.

Gedurende zijn verblijf te Groningen was de stadhouder van Gelderland geregeld in briefwisseling met zijn gewest, alwaar het destijds ook ver van rustig was. Dit gaf hem aanleiding om op 14 Juni aan het Hof van Gelderland het volgende te schrijven: ‘Alls wij yetzondt in dese geswinde tijt mit der krieghsgeschefften genoechsam belaedenn und neffens dienn

[pagina 331]
[p. 331]

onss vast daegelicks van allen oirtteren schrieven ende sonst voellerley swaricheidenn ankomen, ist onse gesynnenn, dat ghij den raetzher Cranenvellt alhier bij onss affvertigen, opdat hij, biss wij hier sijn, opsicht te nemen, wes onss uuytten lande van Gelre voirgebracht werde, und onss bijredich te sijn.’

Joost van Cranevelt, gesproten uit een Geldersch geslachtGa naar voetnoot1), werd bij de oprichting van het Hof van Gelderland in 1547 aangesteld tot raadsheer en momber. In 1554 werd hij ontheven van de functie van momber en deelde in 1578 het lot zijner koningsgezinde ambtgenooten

De brieven door hem uit Groningen naar Arnhem geschreven brengen geene tot dusver onbekende bijzonderheden aan het licht, of het moest die van den brief van graaf Lodewijk aan Megen zijn, maar ontleenen hun waarde aan de omstandigheid, dat zij van een ooggetuige zijn. Zij maken deel uit van de correspondentie van het Hof van Gelderland, berustende in het rijksarchief te Arnhem.

J.S.v.V.

1568 Juni 27.

Mijn heeren und medebroeders! Voer newe tijdinghe deses ordes en hebbe ick U.W.L. niet sullen verhalden, hoe dat die graeff van Hoochstraten in der guesen leger hier voer Groeningen is commen met ontrent hondert peerden ende, als men seght, ontrent

[pagina 332]
[p. 332]

vijffhonder voetcnechten niet boven vijff oft VI dagen gheleden, ende des daeges te voeren eer ick hier binnenquamp Goensdach laestleden, was tuschen den onseren ende die guesen een dapper schermutsel ghehalden, soedatter der guesen vele gheschoten ende ghebleven waren, als hier wordt ghesacht wel ontrent eenhondert, soedat, indyen dyer tijt ons volck voirt hadde ghedruckt, die guesen verslagen souden hebben gheweest, ommer verloopen souden hebben. Want, soe naer vernomen is, van vreese en conden die lanscnechten ore spicen in de hant niet holden. Sichtent hebben die guesen weder moet ghegrepen ende niet verde van 't leger oeck een clooster SenwerdenGa naar voetnoot1) inneghenomen, daer sij sich nu meest halden moeten om den grooten regen, die dese II oft III dage heeft ghevallen, terwijlen ick hier hebbe gheweest, soedat die wegen noch voer d'een noch voer d'ander partije niet ghebruyckbaer en sijn, ommers niet te peerde........Ga naar voetnoot2) screven die graeff van Hoochstraten ende graeff Loys aen mijn Gen. heeren stathouder eenen brieff, bij beyder heeren hant onderteykent ende ghecascheteert, bij dewelcke sij sijn G. vermaenden van de groote societeyt ende vruntschap, sij te samen ghehadt hadden, hoe sij waren versproecken die previlegien voer te staen ende nu ter contrarie bij vremde nacien worde voerghenomen, die den edelen lijff ende goet naemen, denselven van hoeren goeden seer jammerlicken spolieerden buyten forme van rechten, alle thirannie exercerende, niet aenmerckende die besworen tractaeten noch privilegien van der ordene van den landen, noch eenighe redelicheyt, begerende ende als vrunden sijn

[pagina 333]
[p. 333]

G. vermanende, dat sijne G. af solde laeten den te resisteren, die om te mainteneren die privilegien van den landen doende waren ende om dienst van sijne mit, waeruyt, als zijn G. niet aff en liet, groote jammer, violatien van meeghden, brant ende schade soude rijsen etc., dan vermaenden sijn G. die rechten van der ordene ende sijnen eedt te willen betrachten, oeck niet te willen doen noch voernemen tegens sijne conscientie, ende baden Godt almachtich hem te verleenen sijnen heylighen geest; ende stont in 't eynde des briefs, dat sij sijnre G. handen kusten, dan niet van den Espaigniol, begerende een weder bescreven antwoorde. Dan mijn heer en hadde daerop net willen antwoorden anders dan dat hij den brieff terstont den hertoghe hadde overgheschickt, 't welck sijn G. oeck op der stede ghedaen heeft. Die vijanden doen vast in Groeningerlant aen de westsijde groote schade ende hebben meest van Senwarden aff die dorpen rontom liggende ghespolieert, meest alle die clocken te stucken gheslagen ende vervoert ende, soe ick hier verstaen hebbe, het beste quartier van Groeningherlant inne. Des verhopens is, dattet niet langhe duren en sal. Indyen sij soo stolt worden ende naer West-Vrieslant over dat diep voeren, soo en hedden sij geen wijcken, terwijlen die zee vast met orlochschepen belacht is. Graeff Loedwick doet mandamenten uuytroepen, dat die boeren hem commen dienen op lijffsstraff ende op den brant. Die sulx versuempt hebben, verschrijft hij noch eens te commen, elck boer met vijff gl. golts ende evenwel te dienen oft straft se als voerss. Soe crijght hij een groot schat uuyten lande ende van den vetten beesten, ossen, peerden ende derghelijcke. Des graven van Oversteyns volck en was noch herwaert-over niet ghecommen. Hyermede mij aen mijn heeren dienstelicken ghebiedende, bidde ick den almoegenden

[pagina 334]
[p. 334]

Heere sij in voerspoet te erhalden. Ghescreven uuyt Groeningen den XXVII Junij ao 68

 

bij U.W.L. diner, vrunt ende medebroeder

 

Van Cranevelt.

 

Adres:

Pour le Roy servir.

 

Dem erentfesten, werdigen ende hoechgeleerden heeren der Raeden Co. Mts. in den forstendum Gelre verordent, mijnen gunstighen heeren ende medebroederen

tArnhem.

1568 Juni 28.

Mijn heeren!

 

(Het eerste gedeelte van den brief vormt het antwoord op een brief van het Hof van Gelderland aan den graaf van Megen over Geldersche aangelegenheden.)

Aengaende nieuwe tijdinghe is die waerheyt, dat vast tegenwoordelick onsere ruyter ende cnecht belegert hebben een groot aantal der guesen in 't clooster Senwarden voer dese stat, ende soe ons volck te middel light, en kunnen die guesen uuyt hoer leger den in den clooster ghelegen sijn niet securreren. Partijen halden vast met malcanderen schermutselen, datwelck ick van hier uuyt den clooster der Predicatoren binnen Groeninghen perfectelicken sien can. Wij bidden den almoegenden Heere, dat

[pagina 335]
[p. 335]

onsen ghen. heeren statholder victorie mach verleent worden tot erlossinghe deser schamel onderdanen, die jammerlicken van beyden deellen belastet ende beschadicht worden, soe wel is te bedencken. Ghode bevolen. Ghescreven met haeste uuyt Groeninghen den XXVIIIen dach Junij ao XVc LXVIII

 

bij U.W.L. goetwillighe medebroeder in raede

 

Joest van Cranevelt.

 

Aen mijn heeren die Coninklicke Raeden, mijne gunstighe heeren ende medebroeder

 

binnen Arnhem.

1568 Juli 4.

Werdighe, hoechgeleerde, eerenfeste und frome, gunstighe heeren und medebroederen!............ Onse heer stadtholder met den marquis Chapin de Vitello sijn daegelickx tegens den guesen in schermutselen, die sich in 't cloester Senwaerden beschanst hebben. Wij hoopen, dat die onsere sich sullen gaen legeren tusschen der vijanden leger ende 't voerss. cloester, om soe d'een partije voer ende d'ander naer te verwynnen. Die seven vendelen des graven van Oversteyn sijn eergisteeren bij den andeeren onse crichluyden commen; corts te voeren waeren oeck die vier vendelen des graven van Arenborch daerbij commen, soedat wij een schoon hoop crichsvolck bij malcanderen hebben. Die almoegende Heere wil den sijnen behoeden ende ons victorie

[pagina 336]
[p. 336]

verleenen. Gescreven met haeste den IIIIen dach Julij ao XVc LXVIII

 

bij die al uwer W.L. goetwillighe diner, vrunt und medebroeder

 

Joest van Cranevelt.

 

Aen mijn heeren die Coninclicke Raeden, mijn gunstighe heeren ende medebroeder

binnen Arnhem.

1568 Juli 15.

Erentfeste, hoochgheleerde, ghebiedende heeren ende medebroeders! Ick en hebbe naer die dienstelicke erbiedonghe U.E. Liefden niet sullen verhalden die nieuwe tijdinghen in der ile over te scrijven, die deses orts waeren ende ick teindel ghesien hebbe, als te weten dat ick den XIIIen 's middaeghs bij den heere van GroesbeeckeGa naar voetnoot1) tho Winsem was gaen eten, alwaer derselve met vier vendelen van den heer van Aremborch saliger beschanst lach; ende soe wij aen den disch saeten, quaemen niet wijt van daer die guesen ende verthoonden niet meer als L oft LX, die de peerden ende ossen wechdreven om soe die onse uuyt te locken. Sittende om eten quamen vast die tijdinghen, dat soe luttel luyden sulx deden. Wij deden soevele, dat wij een stuxken weghs naerreden ende vernamen die

[pagina 337]
[p. 337]

embuche. Des te beter worde die schans ende onse voerss. sterck bewaert. Voert rede ick naer Groeninghen. Den XIIIen 'smorgens vroech begonnen die guesen dat voerss. Groesbeex sterck te assailleren ende te beschieten ende ons volck hadden sich soe gheweert, dat 's middaeghs aen des graven van Megens disch die tijdinghe scriftelicken quamp van den heer van Groesbeecke, dat daer die guesen X waegenen dooden ende ghewonden wechghevoert hadden ende vertrocken naer hoer leger, alsoeck naer bevonden worde, dat sij daer ontrent LXXX oft sust ghelaeten hadden. Den XVen, tenselven daeghe als der hertoch to Alva binnen Groeningen te negen uren voermiddaghe innequamp, begonsten wel vroech die guesen hoere quaede stucken naerbescreven aen te richten. Ten vijff uren staecken die guesen, die in 't clooster Senwaerden laegen, dat clooster aen brant, soedattet tot naer den middach brande, ende sij togen daeruuyt naer het principael leger met drie ghestreckte vendelen. Ende uuyt het voerss. principael leger ende oeck uuyt den voerss. clooster togen een groote mennichte van wagenen op naer der Helligerlede toe, als 't scheen, daer die heer van Arenborch was verslagen. Dat voeren der wagenen ende ghetrosch duerden tot bij den noene toe. Ende soe der hertoge binnen Groeninghen quamp, waeren alle die geestelicheyt met die van der stat om sijn Excellencie met cruycen ende met vaenen inne te halen ende hilden langhe op der merckt voer sijn F.G. logementGa naar voetnoot1), dan soe de hertoch van den

[pagina 338]
[p. 338]

wallen vermerckten het vertreck der guesen, dede sijn Exc. alle sijn crijchsvolck voert ter stat uuyttrecken, soedat se wel sonder eten oft drincken duertrocken ende hen volghden die victualien buyten Dat voerss clooster Senwarden worde lichtelick van den onsen inneghenomen ende die brant soeveel doenelick ghelischt. Daer waeren inne ghebleven die oude nonnen ende die jonghe hadden die guesen veele metghenomen, als men seyde, niet tegens oren wille. Voert van IX uren aen begonsten die onsere met den guesen dapper te schermutselen ende worden die schermutselen aen beyden sijden van oer principael leger alleneenGa naar voetnoot1) stercker ende stercker, soedat onse Walen aen der eender sijde ende die Spaniarden, oeck die swarte ruyter, aen der andere sijde alleneen den vijanden naerder quaemen ende nu d'een nu d'ander hen affwonnen, dewelcke die guesen verloopende alle branden. Daer worde mennighen schoet gheschooten. Doen begonste oeck midden in 't leger ende omheer den brant; oeck branden het logement van graeff Lodewick. Terwijlen worde dapper gheschoten ende wij consten van een rondeel sien, dat die vijanden uuyt hoer sterck verliepen ende dat die onse daerinne quamen. Daerontrent vergaederden sich weder die guesen ende stelden sich in een slachorden, als 't scheen, om die fortuyne te verwachten. Ende soe sij daer vordeel mochten hebben ende den avont aenquamp, en hadden die onse niet anders ghedaen dan hemluyden meer gheapprocheert ende sijn der hertoch tho Alva ende die graeff van Megen buyten in 't velt den nacht ghebleven onder tenten, die noch naer VIIen uuytghevoert worden. Huyden desen morgen vernemen wij, dat die guesen desen nacht voert sich nae der Hel-

[pagina 339]
[p. 339]

ligerlede weder ghegeven hebben, ende naer het schijnt worden sij bij den onsen vervolght derghestalt, dat wij hopen, dat dit spel hiermet een ende sal hebben. Die almoegende Heere verleene ons sijn gottelicke gracie ende u, mijn heeren, daerenboven uwer hertsen begeren. Ghescreven met haeste den XVen Julij ao XVc LXVIII

 

bij U.E.W. ende L. goetwillighe vrunt ende diner

 

Joest van Cranevelt.

 

Messieurs! La nuict passée a le duc d'Alva séjourné à Slochteren et ont les nostres poursuivi les gues hier tout le jour et trove on par le chemin mainte morts et dict on, que la pluspart sont défaict les noir harnois du conte de Schauwemborch et est doubte de sa personne. Les ennemis à dix et vint, laissant chevalx et harnois, se sauvent à pidt par les toubières, mesmes ceulx de l'arrière-garde. Est doubte, si les premiers partis tiendront piet entour de Helligerlee, là où avoint envoié force vivres. Ceulx de Dam sont tous emfoisGa naar voetnoot1), les bourgois tant bien. Espérons, que Dieu nous donnera la victoire. Escript le xvi Jullet bien matin

 

par moy le vostre

 

De Cranevelt.

 

Daer compt die tijdinghe, dat der guesen ruyteren ontrent een twehondert sijn ghebleven, die de onse soe sterck vervolghden ende in een marasch deden wijcken met den schieten der langhe roeren. Robles hadde die alderhartste vervolcht. Van oren peerden sijn in der stat veele veyl brocht, die goetcoop ghe-

[pagina 340]
[p. 340]

geven worden. Ons volck is naer den guesen, soedat se te SchermertGa naar voetnoot1) ende om Slochteren scharmutselen halden. Ende laten vast veele van den hoeren. Die hoope is, dat sij alle belacht ende gheslagen sullen sijn eer XXIIII uren. Die almoegende Heer wil ons daernaer peys ende vrede gheven ende laeten behalden. Datum den XVIIen Julij ao LXVIII.

 

U.W.L. medebroeder ende diner Van Cranevelt.

 

Aen mijn heeren die Coninclicke Raeden, mijn gunstighe heeren ende medebroeder

 

binnen Arnhem.

1568 Juli 18.

Monsieur le greffier!..........

Par les advertences des prisonniers gueuz à XVIII, que la pluspart ay oy parler, trovons, que le XIIIIIe du présent mois, le mesme jour que à IX ou à X heures entra son Exe. en ceste ville, les ennemis geus de bon matin et de nuict estoint sortis de leur camp jusques à XVIIII enseignes et emmenoint vers Helligerlede tous leurs bagaiges et demorirent au camp en leur fort que sept enseignes avecques la chevalerie du conte Josse de Schouweborch. Le matin assez tempre vismes sortir du cloistre Senwarden les trois enseignes, qui avoint esté là plus que trois sepmaines, et venoint au camp à banières déployez, assez bravement boutoint le feu audict cloistre, dont prenions certitude de leur départie,..

[pagina 341]
[p. 341]

comme bien aisé vismes marchez grande..... des chariotz. Avecques lesdict VII enseignes estoint demourez les contes Lodewick, celluy de Hoochstraten et de Shouwemborch, et comme les nostres à la venue du ducq se mectoint à escarmoucher, vismes bien, que les geuz se tenront (?) quoy derrière leur trenchys, se deffendant de leur arquebuses, car les pièchettes d'artilleries, qu'ilz avoint, estoint partis avecques les premiers, saulf deux pièces, qu'on a trové plongéez en des fossez. Comme noz escarmouches se forchoint de plus en plus à deux voire trois costez de leur camp, perdoint les ennemis parfois des costez l'ung puis l'aultre de leur fortz, lesquelz le délaissant brulèrent les ennemis pour empescher les nostres de la fumée tant que leur fust possible. Les nostres se nonobstant de plus en plus approchoint. Entre les six et sept heures de soir entrèrent à force de arquebusades les Walons de monsr. de Billy et du Sr. de Hirges ès tranchis des ennemis, lesquelz à l'aultre costé brusloint le pont, brusloint aussi le logement du conte Lodewick au mitan des trenchis. Si ce pont n'eust esté bruslé et abattu, ilz eussent demouré trestous, car la chevalerie Espaignole estoit la pluspart au contraire costé. Lesdict Walons estoint si dru en leur fortz et donnoint tant entre les chevaulx et leur esquadrons, que les vismes merveilleusement courir et comme il y avoit ung large fossé maricageus, demourit en sestuy la mainte brave ruytere; de ceulx là en ay veu plus que XIX; encores soubz la bouwe en avoit plus de XX aultres et autant des chevaulx. Les rutres sont là et en chemin plus oultre tous quasi défaictz; hier at on trové ung seigneur, qui à sa chemise avoit piereries et perles. Le ducq à tout son armée les at suivy et a campé à Slochteren. Les ennemis sont allés vcrs Emden pour là se sauver. Nous espérons, que

[pagina 342]
[p. 342]

de cest exploit la pluspart de la guere sera failli et achevé. Sur mer devant le Delfziele a ung pirate, natiff de ceste ville, qui faict grand dommaige et peult avoir VIIc hommes archebusiers; ce nomme Jan Naples; il fauldra luy donner la trousse. Monsieur le conte a mis en son mémorial à mon pourchas parler à son Exce. pour avoir denies pour employer à nos fortifications à Arnhem. Ce seroit grant dommaige laisser ainsin for.... imparfaict. Comme n'avoy plus de temps et le postillon partoit, ferme cestes me recommendant. Escript à Groeninghen le XVIII Jullet XVc LXVIII

 

par le tout vostre amys

 

Josse de Cranevelt.

 

A monsieur maistre

Thomas Roos,

Greffier au conseil de Geldres, mon bon seigneur et amys

à Arnhem.

voetnoot1)
Zijn vader Frans van Cranevelt (gest. 1564) was geboren te Nijmegen, werd na zijn promotie te Leuven in 1510 pensionaris van Brugge en in 1552 raadsheer in den Hoogen Raad van Mechelen.

voetnoot1)
Bedoeld wordt Selwerd.
voetnoot2)
Onleesbaar door vocht.

voetnoot1)
Zeger van Groesbeeck, heer van Groesbeeck, een Geldersch edelman, Aremberg's luitenant in Friesland.
voetnoot1)
Hieruit blijkt, dat Bor zich vergist heeft, toen hij schreef (Boek IV f. 174 vso, uitg. 1621): ‘De hertoge van Alva is met zijnen soon, den groot-prior van Malta, ende zijn hofghesin met een deel ruyteren van de Heerpoorte om de veste ghereden tot de Botteringepoorte toe, sonder in de stadt te comen.’
voetnoot1)
Alleneen eigenl. al in een d.i. gedurig, telkens.
voetnoot1)
= enfuis.
voetnoot1)
Misschien wordt bedoeld Scharmer, een buurt van Slochteren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joost van Cranevelt


editeurs

  • J.S. van Veen


plaatsen

  • over Groningen


datums

  • 27 juni 1568

  • 28 juni 1568

  • 4 juli 1568

  • 15 juli 1568

  • 18 juli 1568