Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 23
(1902)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 23
auteur: [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap
bron: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 23. Johannes Müller, Amsterdam 1902
i.s.m.

[p. 490] | |||||
Het oorspronkelijke handschrift van Geldenhauers Itinerarium,
|
p. 78, r. 6. v.o. moet Holtlandiae zijn. |
p. 79, r. 2. v.b. consistoriales (ut vocantur) Trajectenses; voor homicidio stond eerst tragoediae. |
r. 5. v.b. voor corruptores stond eerst sectatores. |
r. 11. v.o. Wisenum. |
r. 7. v.o. Meppenum. |
p. 80, r. 7. v.o. Verbum Domini voor Evangelium. |
p. 81, r 3. v.o. seminecem. |
Het handschrift bevat slechts één vel, aan beide kanten door Geldenhauer zelf beschreven. De afmetingen zijn 31 × 22½; er is geen watermerk. 't Papier komt dus niet overeen met een der bladen uit het Brusselsch handschrift. Het opschrift ‘Ex adversariis Gerhardi Noviomagi’ ontbreekt1). 't Is dus wel het waarschijnlijkst, dat dit vel oorspronkelijk behoorde bij het handschrift, dat indertijd in het bezit was van Scriverius en thans te Brussel berust, en dat het, toen dit handschrift in de vorige eeuw gebonden en bijgeplakt werd, door Janssen is achtergehouden, voor welke daad als motief heeft kunnen dienen, dat 't het eenige document was tusschen de jaren 1522 en 1528. Wat er misschien verder voor deze periode door Geldenhauer was verzameld, kan behoord hebben tot de stukken, die Scriverius aanduidde als ‘a lavernione nescio quo sublatae’.