Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 26 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 26
Afbeelding van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 26Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (17.20 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 26

(1905)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 238]
[p. 238]

De inventaris van het Archief van Filips van Marnix benevens eenige brieven uit dat archief,
Medegedeeld door W.A.F. Bannier.

In de Algemeene Konst- en Letterbode van het jaar 1859Ga naar voetnoot1) schreef Fruin naar aanleiding van het verschijnen van A. Lacroix' uitgave van Marnix' ‘Ecrits politiques et historiques’ zijn artikel ‘Over Anecdota van Marnix van St. Aldegonde.’ Om te bewijzen, hoe moeilijk het dikwijls te bepalen is, of sommige pamfletten al dan niet aan Aldegonde moeten worden toegeschreven, daar deze om licht te bevroeden redenen gaarne zijn incognito als auteur ervan bewaard zag, haalt Fruin een briefje van Marnix van den 23sten Juli 1581 aanGa naar voetnoot2), gericht aan den bekenden Leidschen hoogleeraar Bonaventura VulcaniusGa naar voetnoot3), wien hij verzocht voor de uitgave van

[pagina 239]
[p. 239]

zijn ‘Discours sur les affaires de France’ te zorgen, doch zóó, dat het publiek omtrent de plaats van uitgave en diensvolgens omtrent den persoon van den schrijver op een dwaalspoor werd geleid. Naar aanleiding van dit schrijven wordt verder door Fruin erop gewezen, dat de betrekkingen, die tusschen Marnix en Vulcanius bleken te bestaan, reeds van eenige jaren vroeger dateerden, en wordt het voorts door den geleerden schrijver in hooge mate waarschijnlijk gemaakt, dat Vulcanius, al is door diens biograaf van deze omstandigheid geen melding gemaakt, ten minste gedurende de jaren 1578 en 1579 door Marnix, op aanbeveling van den prins, als zijn secretaris is gebruiktGa naar voetnoot1).

Waar voor dit secretarisschap reeds andere redenen pleiten, kan nog als bewijsstuk daarvoor worden aangevoerd een lijst van stukken, zonder opschrift, door Fruin onder de in de Leidsche Universiteits-bibliotheek bewaarde papieren van genoemden Vulcanius aangetroffen en die klaarblijkelijk de inventaris (van de hand van diens secretaris) van het archief van Marnix is, zooals dat gedurende eenige jaren onder het beheer van Vulcanius heeft gestaan. Waar bij inzage dier lijst opvallend groot is de plaats, ingenomen door brieven van en aan prins Willem, zou er eenige reden kunnen bestaan te twijfelen, of de bewuste lijst wel als een inventaris van Marnix' archief kan beschouwd worden, indien niet de overige aldaar opgesomde stukken duidelijk hun herkomst uit diens papieren aantoonden, terwijl Fruins gissing volstrekt niet onaannemelijk is, dat de prins juist in de

[pagina 240]
[p. 240]

jaren 1576-1579, waaruit de meeste brieven op de lijst van en aan hem afkomstig zijn, jaren van 's prinsen belangrijkste werkzaamheid, zijn correspondentie aan Marnix ter kennisname toezond en die voorloopig onder diens berusting liet. In ieder geval meen ik, dat er uit den inhoud van het handschrift geen andere gevolgtrekkingen kunnen gemaakt worden, die het door Fruin daaraan toegekend karakter zouden kunnen wijzigenGa naar voetnoot1).

Door den schrijver der ‘Anecdota’ wordt op het groote belang gewezen, dat deze inventaris, al zijn ook de stukken van het geïnventariseerde archief zelf vooralsnog niet teruggevonden, voor de geschiedenis van het zooeven genoemde tijdvak en de daaraan voorafgaande jaren heeft en voor de kennis der rustelooze werkzaamheid van Marnix en zijn prinselijken vriend en meester. ‘Zij verdient uitgegeven te worden’, zegt Fruin van de inventaris, ‘en ik hoop daartoe elders gelegenheid te vinden.’ Die gelegenheid heeft zich klaarblijkelijk niet voorgedaan en waar het Historisch Genootschap zich belast heeft met de uitgave van Fruins onuitgegeven schriftelijke nalatenschap, voorzoover die bronnenpublicaties betreft, vond ik het niet ongepast door het mededeelen op deze

[pagina 241]
[p. 241]

plaats van het genoemde stuk, waarvan Fruin reeds een afschrift vervaardigd had, een klein bewijs van piëteit voor de nagedachtenis van onzen grooten geschiedschrijver te leveren.

EldersGa naar voetnoot1) in de ‘Anecdota’ wijst Fruin op een viertal brieven, eveneens onder de papieren van Vulcanius aangetroffen, die klaarblijkelijk uit het archief van Marnix afkomstig zijn en die Vulcanius om ons onbekende redenen daaruit heeft uitgeschoten en er later niet meer in heeft teruggeplaatst, zoodat zij onder diens schrifturen zijn blijven berusten en zich dus thans eveneens in de handschriftenschat der Leidsche Universiteits-bibliotheek bevindenGa naar voetnoot2).

Het zijn:

1) Een kopie van een brief van Jan van Marnix, heer van Toulouse (broeder van Sint-Aldegonde), aan Metel, uit Antwerpen, 3 September 1566.

2) Eigenhandige brief van den baron van Montigny aan den prins van Oranje, uit het leger bij Mechelen, 14 Februari 1577.

3) Eigenhandige brief van Jean Théron aan den prins van Oranje, uit Brussel, 21 Maart 1577.

4) Minute van een (ongeteekenden) brief van Marnix van Sint-Aldegonde aan den prins van Oranje, uit Brussel, 9 November 1577.

Aan de opsomming dezer brieven voegt Fruin toe:

[pagina 242]
[p. 242]

‘Van den brief van Toulouse heeft Van VlotenGa naar voetnoot1) een gedeeltelijke, van die van AldegondeGa naar voetnoot2) een onjuiste vertaling gegeven. De beide anderen zijn nog geheel onbekend. Alle verdienen in hun geheel te worden uitgegeven. In de Archives van Groen van Prinsterer waren zij juist op hun plaats geweest.’ Met betrekking tot de twee laatstgenoemde brieven is Fruins wensch reeds spoedig in vervulling gekomen. Ze zijn in 1860 door Van Vloten uitgegeven in zijn ‘Nederlands opstand tegen Spanje 1575-1577’ bl. CXVI bijlage XXXVI en bl. CXXXVI bijlage XL. Bij vergelijking met het hs. bleek mij echter, dat in ieder geval de brief van Marnix door Van Vloten nogal onnauwkeurig was afgedrukt, zoodat dezelfde redenen, die mij leidden tot het mededeelen van den Inventaris van Marnix' archief, mij er ook toe brachten de twee eerstgenoemde brieven hier in den oorspronkelijken text en in extenso, de twee laatste opnieuw, uit te geven.

Een groot deelGa naar voetnoot3) van het meermalen genoemde opstel van Fruin wordt door hem gewijd aan de bespreking der opschriften van een aantal liassen uit Marnix' archief, waarbij het hem bij zijn buitengewone kennis van het tijdvak, waaruit de brieven, die ze vormden, stamden, niet moeilijk viel uit namen en data bijna wiskunstig zeker vast te stellen, over welke aangelegenheden die brieven gehandeld moesten hebben, wat hem telkens aanleiding gaf tot de verzuchting, hoe groot wel het verlies was der correspondenties zelf voor onze kennis van die periode. Ik heb bij mijne uitgave van den Inventaris in extenso

[pagina 243]
[p. 243]

dat voorbeeld van Fruin niet gevolgd. In de eerste plaats omdat het mij allerminst zou passen mij in deze met dien grootmeester te meten in het beoordeelen van de geschiedkundige beteekenis van Marnix' archief, maar vervolgens ook, omdat ik meende, dat dit, als ik het al gekund had, niet zou strooken met de gewoonte, die bij publicatie van bescheiden in deze Bijdragen en Mededeelingen gevolgd wordt. Waar Fruin naar aanleiding van een aantal door hem nader in oogenschouw genomen liassen in bijzonderheden treedt, heb ik in een noot naar de ‘Anecdota’ verwezen. Werden daarbij ophelderingen gegeven omtrent de in het opschrift der liassen genoemde personen, dan nam ik die in het kort in de noot over met vermelding, dat zij van Fruin afkomstig waren. Hier en daar had ik zelf de gelegenheid de door hem bijeengebrachte gegevens ter verklaring van het stuk aan te vullen.

De brief van ToulouseGa naar voetnoot1) aan Metel is, voorzoover mij bekend, de eenige, die ons van de hand van Aldegondes ouderen broeder is overgebleven. Zooals Fruin zegt, de vertaling, die Van Vloten er in de Aanteekeningen en Bijlagen op het werk van Borgnet van geeft, is verre van volledig en soms zeer vrij. Hoewel de inhoud van dit uitvoerig schrijven aan MetelGa naar voetnoot2) ons weinig nieuws omtrent den loop van zaken gedurende een deel van het aan gebeurtenissen zoo rijke jaar 1566 leert, treft toch de levendige beschrijving van iemand, die midden in de gebeurtenissen stond en zelf een niet onbelangrijke rol

[pagina 244]
[p. 244]

speelde. Toulouse, te Brussel woonachtig, vertoefde sedert 22 Augustus en in September van dat jaar te Antwerpen, waar zich ook de prins bevondGa naar voetnoot1), met wien hij klaarblijkelijk in vrij drukke relatie stond.

Als een der oprichters van het Compromis, van huis uit een overtuigd calvinist, staat hij van den beginne af vooraan onder de mannen van de daad, toen het verzet tegen den koning van Spanje een scherpere vorm aannam. In het voorjaar van 1566 behoort hij onder die leden van het Compromis, die belast zijn met het maken van propaganda en het oproepen der edelen voor de bijeenkomst te Brussel op den 3den April, waarbij hem met den heer van Welle in het bizonder de gewesten Gelderland en Overijsel als arbeidsveld zijn aangewezenGa naar voetnoot2).

Als na het aanbieden van het smeekschrift de edelen aan de Landvoogdes de belofte hebben afgelegd, dat zij zorg zullen dragen voor het handhaven van de openbare orde, behoort Toulouse weer tot hen, die die taak voor Henegouwen op zich hebben genomenGa naar voetnoot3).

Op de bijeenkomst te St. Truyen vinden wij hem weerGa naar voetnoot4), zooals trouwens ook uit zijn brief aan Metel blijkt. En als hij daarna in de omgeving van den prins te Antwerpen werkzaam is om de Calvinisten te bewegen de daar in bezit genomen kerken terug te geven en de wapenen neer te leggen, is hij klaarblijkelijk de tusschenpersoon tusschen de edelen en het Compromis der kooplieden, die te St. Truyen aan de eersten geld hadden aangeboden; tenminste als een

[pagina 245]
[p. 245]

schenking dier kooplui zou ik willen beschouwen de ‘mille escus’, waarover de prins op 2 September 1566 aan zijn broeder Lodewijk te Breda schrijft, die volgens het zeggen van Toulouse ter beschikking zijn, waarom de prins zijn broeder vraagt aan wien ze moeten worden ter hand gesteldGa naar voetnoot1). Indien dit juist is, dan zou hier weêr te meer uit blijken, hoezeer de prins onder de hand van het drijven der edelen op de hoogte was, wat in dit geval ook voor Hoorne moet gelden, want aan hem werden blijkens een schrijven van Bernard van Merode aan Lodewijk van Nassau d.d. 8 September d.a.v. te Doornik die gelden ter hand gesteldGa naar voetnoot2).

Toulouses verder bedrijf tot zijn ontijdig sneuvelen bij Austruweel op 13 Maart van het volgend jaar is verder genoegzaam bekend en evenzeer een bewijs van het verschil van zijn aanleg en karakter met dat van zijn meer comtemplatieven broeder.

Van zijn aandeel in de gebeurtenissen van 1566 is evenwel in den brief aan Metel zoo goed als geen sprake; behalve dat hij spreekt over enkele zaken, wier beteekenis niet duidelijk is, geeft hij zijn correspondent een overzicht van het gebeurde sedert de bijeenkomst te St. Truyen: de toenemende gisting onder de calvinistische menigte, de weifeling der Landvoogdes, den beeldenstorm, het antwoord van Margaretha aan de edelen, het ontbinden van het Compromis enz. Dat hij evenwel niet den vooruitzienden blik van een staatsman had, blijkt uit de overtuiging, door hem herhaalde malen uitgesproken, dat de gemoederen wel spoedig zullen bedaren en alles binnen kort weer terecht zal komen. De staaltjes echter van wederzijdsche verbittering van de belijders der twee religies,

[pagina 246]
[p. 246]

die hij in verband met het gebeurde in de abdijen van Dunes en Marchiennes aanhaalt, hadden hem echter anders kunnen leeren.

Indien deze brief, zooals Fruin veronderstelt, in het archief van Marnix aanwezig is geweest, dan kan zij echter niet op het eerste gezicht in een der liassen van Vulcanius' inventaris worden ondergebracht.

De tweede brief, deze aan den prins gericht, is van de hand van Emmanuel van Lalaing, baron van Montigny, den jongeren broeder van Filips graaf van Lalaing, die stadhouder van Henegouwen was, en verplaatst ons in de moeilijke dagen van de onderhandelingen met don Jan, die tot diens teekenen van het Eeuwig Edict op 12 Februari 1577Ga naar voetnoot1) leidden. Den 9den Januari tevoren had wel de Eerste Unie van Brussel de Pacificatie bevestigd, maar de vrees bleef toch altijd bestaan, dat don Jan met zijn voorstellen en beloften in het zuiden succes zou hebben. Duidelijk wordt de toestand omschreven in een instructie, op den 17den Januari te Middelburg vastgesteld voor Alexander van Zoete, heer van Haultain en Willem van Maulde, heer van Mansart, die door den prins naar Brussel gecommitteerd werden om daar met een aantal met name genoemde Zuid-Nederlandsche, den prins toegedane edelen, te raadplegen en hun instructies te geven in zake hun houding tegenover don JanGa naar voetnoot2). Klachten bij monde van Gentsche en Brusselsche burgers tot den prins gekomen over den staat van zaken in het Zuiden moeten onderzocht, hun, die bij

[pagina 247]
[p. 247]

de onzekerheid der tijden niet weten of zij de wapenen moeten opnemen dan wel zich aan de zijde van don Jan scharen, moet een hart onder den riem gestoken worden; de genoemde edelen worden aangemaand middelen voor te stellen ‘par lesquels il y ait apparence de pouvoir remectre les affaires en estat’; hun wordt door den prins, die intusschen daartoe het initiatief niet wil nemen, de vrije hand gelaten om zich meester te maken van ‘les personnes principalles qui sont aujourd'huy au gouvernement et du conseil d'Estat, comme de ceulx desquels l'on a opinion en commun qu'ilz empeschent et recullent l'advancement des affaires susdicts, et monstrent, ou avoir intelligence secrète avec don Jean, ou estre mal affectionnez à la liberté de la patrie, ou bien n'estre idoines à conduire un affaire de telle importance’; indien de heeren hiervan niet willen weten en ook geen andere middelen kunnen vinden om de zaken in het reine te brengen, dan zal het eenige redmiddel zijn alle andere onderhandeling met don Jan af te breken en hen, die zich nog met hem in verbinding blijven stellen, als vijanden des lands te beschouwen, tot de Spanjaards het land zijn uitgedreven en de Pacificatie in alle opzichten is erkend en bekrachtigd, het gezag der Staten hersteld en de privilegies weder van kracht zijn geworden.

Van de edelen, tot wie de prins zich richtte, antwoordden de heeren van Havré, Filips van Lalaing, van Frésin, van Bersele en van Hèze op den 23 Januari d.a.v. in een instructie voor de BloeyereGa naar voetnoot1), die deze uit hun naam aan den prins zou mededeelen, den volgenden dag in een collectief schrijven aan den prins zelvenGa naar voetnoot2). Zij erkennen, dat de onderhan-

[pagina 248]
[p. 248]

delingen met don Jan veel nadeel aan de goede zaak hebben gedaan, maar deelen mede, dat nu deze weêr onderhandelingen te Hoey heeft voorgeslagen, waarvan zij zich niet veel voorstellen, aan hem een ultimatum is gesteld om binnen vier dagen de Pacificatie te teekenen. Indien de prins slechts wil overkomen en waarborgen geven, dat niets tegen den katholieken godsdienst zal ondernomen worden, willen zij hem de stad en het kasteel van Gent, Dendermonde, Brussel en Sas van Gent laten bezetten. De correspondentie met genoemde heeren werd daarna van de zijde van den prins nog in denzelfden geest voortgezetGa naar voetnoot1), toen plotseling de toestand veranderde, doordat don Jan capituleerde en 12 Februari de Pacificatie erkende.

Onder de heeren, tot wie zich Haultain en Mansard hadden te richten, bevond zich ook Emmanuel van Lalaing, die zich in het kamp bij Mechelen ophield. De gedeputeerden van den prins hebben zich blijkbaar niet mondeling met hem in verbinding gesteld, maar hem een brief van den prins doen toekomen. En eerst den 14den Februari, twee dagen nadat don Jan officieel had toegegeven, zendt hij zijn antwoord in een schrijvenGa naar voetnoot2), waarin hij in zeer algemeene, bijna overdreven bewoordingen van zijn trouw en aanhankelijkheid aan den prins en de zaak des vaderlands getuigt. Waarom zoo laat? De afstand tusschen Mechelen en Brussel kan hier niet in aanmerking komen. Heeft hij misschien de kat eens uit de boom willen kijken en niet dadelijk openlijk tegen don Jan partij willen kiezen? Men zou het willen gelooven, daar Montigny in het volgende

[pagina 249]
[p. 249]

jaar een van de voornaamste hoofden der Malcontenten werd en in Januari 1579 een der bewerkers van de Unie van Atrecht.

Genoemde brief kan uit lias Kkkk afkomstig zijn, en ditzelfde is waarschijnlijk ook het geval met den derden hierachter volgendenGa naar voetnoot1), dien van Jean Théron aan den prins uit Brussel d.d. 21 Maart 1577, dus uit iets later tijd dan de voorgaande. Hoewel in geenen deele met het Eeuwig Edict instemmende, integendeel er weinig goeds van verwachtende, berustte de prinsGa naar voetnoot2) voorloopig in het onvermijdelijke en liet zich intusschen terdege van den stand van zaken in het Zuiden op de hoogte houden, o.a. door zijn wakkeren en trouwen agent Jean Théron, een FranschmanGa naar voetnoot3), van wiens rusteloozen en hooggewaardeerdenGa naar voetnoot4) arbeid gedurende de jaren 1577 en 1578 de Archives zulk een gunstig getuigenis afleggen, zonder dat in die verzameling ook maar één brief van de hand van Théron voorkomt, hoe vaak ook brieven van hem vermeld worden. De hier uitgegeven brief, misschien de eenig bekende van zijn hand, is niet in hooge mate belangrijk, maar er viel ook niet veel te melden. De Spanjaarden hadden Antwerpen ontruimd, wat den prins groote vreugde veroorzaakte; don Jan intrigeerde, maar te vergeefs, tegen de hugenoten in Frankrijk; sommige edelen in het Zuiden doen hetzelfde tegen

[pagina 250]
[p. 250]

den prins; er is behoefte aan geld om vrienden te koopen, dat is al het voornaamste wat Théron heeft te melden, maar het zou onbillijk zijn zijn verdiensten naar dezen éénen brief af te meten.

De laatste brief, dien Fruin signaleert, die van Marnix aan den prins uit Brussel van 9 November 1577, is zeer belangrijk, daar immers, zooals reeds door Van VlotenGa naar voetnoot1) werd opgemerkt, daaruit blijkt, dat het denkbeeld van de tweede Unie van Brussel van Marnix is uitgegaan.

In Juli tevoren had don Jan door de bezetting van de citadel van Namen het masker afgeworpen, maar zich tevens voorgoed onmogelijk gemaakt. Dadelijk hadden zich door bemiddeling van Marnix de Staten-Generaal met den prins, die in Noord-Holland was, in verbinding gesteld, die dadelijk uit het verraad van den landvoogd munt sloeg tegenover het weifelachtige Gelderland en in Utrecht. Brussel kwam in beweging en ontbood den prins daarheen, waar hij den 23sten September zijn schitterenden intocht deed. Inmiddels hadden de machinatiën van Aerschot, Havré, Lalaing e. a, bedoelende den prins tegen te werken door aartshertog Matthias als landvoogd in het land te roepen, voortgang gehad en in het laatst van October was deze in de Nederlanden verschenen. Inmiddels had de prins zich den titel van ruwaard van Brabant laten opdragen en was naar Antwerpen vertrokken ter zake van de in Gent uitgebroken beweging onder Hembyze en Rijhove, waar 28 October de stadhouder van Vlaanderen, Aerschot, werd gevangen genomen en met hem een aantal anderen, die men voor de bewerkers van Matthias' inroeping hield. Marnix werd daarop door de verontwaardigde

[pagina 251]
[p. 251]

Staten-Generaal uit Antwerpen naar Brussel geroepenGa naar voetnoot1). Men achtte den prins schuldig aan het gebeurde: calvinisme en democratie waren bij de Staten even gevreesd als Spanje. De eindelijk na zooveel moeite bereikte resultaten schenen weêr verloren te zullen gaan. In die omstandigheden besloot de prins tot de erkenning van Matthias mede te werken (zij het ook onder de bekende beperking) en 8 December boden de Staten-Generaal dezen de landvoogdij aan op grondslag der Unie van Brussel, die 10 December nader werd hernieuwd, zóó dat katholieken en hervormden wederzijds elkander bescherming beloofden. In hoeverre op de uitvoering van dit plan Marnix' meening van invloed is geweest, blijkt uit den hierachter volgenden brief, die waarschijnlijk uit lias H afkomstig is.

W.A.F.B.

De inventaris van het Archief van Filips van Marnix, zooals dat gedurende de jaren 1578-1580 door Bonaventura Vulcanius als diens secretaris is beheerd.

A.Minutes, mémoires et lettres de son Exce aux députéz de Gand et à Monsr de Ste Aldegonde sur le traité de la paixGa naar voetnoot2)
avecq
quelquesGa naar voetnoota) traittés et placarts touchant l'émotion des Espagnols
et
[pagina 252]
[p. 252]
minutes et lettres touchant les Estats Généraux et don Jean et Matthias.
B.Lettres de son Exce à Monsr de Ste Aldegonde estant à Bruxelles et mémoires des instructions audict lieuGa naar voetnoot1).
C.Discours et mémoires touchant les affaires de France.
D.Discours et apologies touchant don Jean et l'advénement de Matthias.
E.Lettres de don Jean aux Estats et responces d'iceux sur le faict de la pacification.
F.Liace des papiers touchant les affaires de France.
G.Lettres et copies de diverses lettres des seigneurs, les uns aux autres.
H.Minutes de son Exce et Monsr de Ste Aldegonde.
I.Un grand liace des papiers touchant les affaires de Hollande et particuliers.
1.Discours et mémoires touchant la forme de gouvernement de Hollande et Zélande.
Autre inscription:
2.Staten van Hollandt int gemeyne, de admiraliteyt.
3.Papieren aengaende het Waterlandt ende Nordthollant.
4.Requeste van die van Amsterdam.
[pagina 253]
[p. 253]
5.Papiers touchant Haerlem et le camp et Monsr. TserrartsGa naar voetnoot1).
6.Touchant les églises de Delft.
7.Lettres et requestes de particuliers.
8.Une liace de lettres de StakenbrouckGa naar voetnoot2) de Woerden.
9.Liace touchant Rotterdam, Schiedam et IJselstein.
10.Liace touchant Haeften, Bommel et Herwijne.
11.Liace touchant l'arrestement d'un bateau de Cornelis Lambrechts.
K.K. Minutes de quelques lettres de son Exce. aux Estats.
L.Lettres originelles d'Espagnols interceptés et quelques copies,
avec
le déciffrement des lettres de don Jean et EscovedoGa naar voetnoot3),
ensemble
les lettres originelles Espagnolles escrites en ciffreGa naar voetnoot4).
M.Lettres du Roy d'Espagne et autres au Duc d'Alve et quelques lettres dudict Roy en Alleman.
N.Papiers touchant les affaires d'Angleterre.
O.Requestes présentées à son Exce.
P.Papiers et lettres touchant la Principaulté d'Orenges.
[pagina 254]
[p. 254]
K.Papiers et lettres touchant le pays de Frise OrientaleGa naar voetnoot1),
avecq
la plaincte de ceux de Emden contre les vrybuyters et lettres de Cornelius RhetiusGa naar voetnoot2).
R.Lettres de Messrs. les Comtes Jean et Lud. de Nassau,
avecq les
minutes des lettres de son Exce. aux Comtes susdictsGa naar voetnoot3).
S.Mémoires et instructions et discours vieulx de Hollande.
T.Liace des papiers touchant le déschassement des estrangers de Coulogne pour le fait de la religion ao 1571Ga naar voetnoot4).
V.Utrecht. Touchant la satisfaction donnée l'an 1577 en octobre.
Gelres. Le rapport de Monsr. de NiveltGa naar voetnoot5) et secrétaire PauliGa naar voetnoot6) de leur exploit en Gelres 1577.
X.Mémoires de l'an 1576.
[pagina 255]
[p. 255]
Y.Minutes touchant le traitté du mariage de son Exce. avecq Madme. de BourbonGa naar voetnoot1).
Z.Copies des lettres escrites à Threcius.
Aa.Lettres de divers Srs. à son Exce. touchant les affaires d'estat de l'an 1576Ga naar voetnoot2)
Bb.Mémoires, instructions et discours de l'an 1576 et 77.
Cc.Commissions, instructions et lettres touchant le gouvernement de Dordrecht.
Dd.Lettres de Calvard et WalwyckGa naar voetnoot3) et autres à son Exce. d'Angleterre,
et
quelques traittéz avec les Anglois.
Ee.Lettres du Duc d'Arschot, Monsr. de Havrech, Egmont, Reux à son Exce.Ga naar voetnoot4).
Ff.Lettres de Gilbert van Est.
Gg.Lettres de Jean ThéronGa naar voetnoot5).
[pagina 256]
[p. 256]
Hh.Lettres de Madme. de Parme à Monsr. le Prince et responsives de son Exce.
Ii.Lettres de son Exce. à Monsr. de Ste. Aldegonde de l'an 1571 et 73Ga naar voetnoot1).
Kk.Lettres de Dathenus, Zuleger, Taffin et autres de l'an 1571, 72, 73 et 75Ga naar voetnoot2).
Ll.Lettres de Madme. la Princesse à son Exce. de Middelbourg 1577Ga naar voetnoot3).
Mm.Lettres de quelques Srs. de France à son Exce. de l'an 1576Ga naar voetnoot4).
Nn.Lettres du Comte de HohenloeGa naar voetnoot5) à son Exce. et Monsr. de Ste. Aldegonde de l'an 1575.
Oo.Lettres de Madme. de CarnesGa naar voetnoot6).
Pp.Lettres de Monsr. de WalwijckGa naar voetnoot7).
[pagina 257]
[p. 257]
Qq.Lettres de Botzelare, Balleul, Madme. de PraetGa naar voetnoot1).
Rr.Lettres de Monsr. de Tolouse à Monsr. de Ste. Aldegonde et quelque responsivesGa naar voetnoot2).
Ss.Lettres de Monsr. Charles Lippius et autres ministres résidans à Wesel,
et
lettres de Willem van Zuylen van Nievelt, Clève, et lettres de Huton Barle et Mandemaker de Wesel, Stakebroeck de ClèveGa naar voetnoot3).
Tt.Lettres du Comte van Berch et de WierGa naar voetnoot4).
Vv.Lettres de son Exce. à Monsr. de Ste. Aldegonde de Anvers au mois de Novembre 1577Ga naar voetnoot5).
[pagina 258]
[p. 258]
Xx.Lettres de Monsr. de Montegny, Noyelles et Heylingh à son Exce. de Leyde de 1573Ga naar voetnoot1).
Yy.Lettres de Bomberge, Calvard et autres de Basle, Francfort, Leypsig. AllemagneGa naar voetnoot2).
Zz.Lettres de Emanuel de MeterenGa naar voetnoot3).
Aaa.Quelques lettres d'Espagnoles escrites à Monsr. de Ste. Aldegonde de UtrechtGa naar voetnoot4).
Bbb.Une liace de requestes vieilles.
Ccc.Lettres de Monsr. de Ste. Aldegonde a Madme. sa compagneGa naar voetnoot5) et responsives. Allemagne.
Ddd.Lettres escrites à Monsr de Ste Aldegonde l'an 1573 de Delft et La HayeGa naar voetnoot6).
Eee.Lettres de Monsr. JuniusGa naar voetnoota), Charles de Beaulieu, Boisot, Nicolas Companis, Taffin, HautainGa naar voetnoot7).
[pagina 259]
[p. 259]
Fff.Lettres de Madme. de Thoulouse et d'Orthon et le Baron de Pottes de l'an 1576, 77Ga naar voetnoot1).
Ggg.Lettres de Gillio Piscatori.
Hhh.Lettres de Adrians Cueninxloo de l'an 1571, 72, 73Ga naar voetnoot2).
Iii.Lettres de Madme. de Tolouse, seur de Monsr. de Ste. Aldegonde, et lettres de Messrs. de Goer, frères de la dicte dame et de Madme. de CarnesGa naar voetnoot3).
Kkk.Lettres de quelques capitaines et soldats. Hollande.
Lll.Lettres de divers particuliers à Monsr. de Ste. Aldegonde de l'an 1575 et 76.
Mmm.Lettres et copies de lettres de son Exce. à Monsr. de Ste. Aldegonde et responses de l'an 1575Ga naar voetnoot4).
[pagina 260]
[p. 260]
Nnn.Lettres de Monsr. de Jumelles, Roovere, Casembrot, Mansart, 1575 et 76Ga naar voetnoot1).
Ooo.Lettres de Unico Manninga de l'an 1573Ga naar voetnoot2).
Ppp.Lettres de Monducet à son Exce. de l'an 1576Ga naar voetnoot3).
Qqq.Lettres de Monsr. de Vilers et Vandermyle. 1576Ga naar voetnoot4).
Rrr.Litterae J. Molani et aliorum Bremensium et BezaeGa naar voetnoot5).
Sss.Litterae Rhamb. Horei in exercitiis Just. a Nassau et Jac. MarnixiiGa naar voetnoot6).
[pagina 261]
[p. 261]
Ttt.Lettres interceptés d'Italie de nulle importance. 1578.
Uuu.Lettres de Madme. de Hornes et Madme. la Comtesse van Bergh, Monsr. de Rummen, Monsr. Eyl et autresGa naar voetnoot1).
Xxx.Lettres de son Exce. à Monsr. de Ste. Aldegonde de l'an 1577 du mois d'Aougst et SeptembreGa naar voetnoot2).
Yyy.Lettres de Charles de Boissot à son Exce. de l'an 1575, lettres de Madme de Parme à son Exce. et responsivesGa naar voetnoot3).
Aaaa.A son Exce.:
1.Lettres du Roy de France.
2.La Royne mère.
3.Le Roy de Navarre.
4.Prince de Condé.
5.Luys de Bourbon.
6.Montmorency.
7.De l'an 1575, 76 et 77Ga naar voetnoot4).
[pagina 262]
[p. 262]
Bbbb.Lettres de plusieurs Srs. de France en différentes liaces:
1.Lettres de Monsr. de Bonivet.
2.La Noue.
3.Belangreville.
4.De Reness.
5.Dimache.
6.David.
7.Daverlen, Frégouse, Mondoucet, Huguerie, Duplessis, Mougembert, Viron, Fiennes, la ville de RochelleGa naar voetnoot1).
Cccc.
1.La Royne d'Angleterre, de Walsingham, du Comte de Liecestre.
2.De Monsr. de Villers.
3.Monsr. de Plessis.
4.Charles de Levin et autres particuliersGa naar voetnoot2).
Dddd.
1.Lettres de Monsr. le Comte Jean de Nassau et Madme. la ComtesseGa naar voetnoot3).
2.Lettres de Monsr. le Comte de HohenloeGa naar voetnoot4).
[pagina 263]
[p. 263]
3.Monsr. le Comte et Comtesse de NieunaerGa naar voetnoot1).
4.Duiffendael, RosenbergerGa naar voetnoot2), Jan van Berenhuyssen(!), Jan van DerisseGa naar voetnoota).
Eeee.Lettres d'Orenge et une lettre de Monsr. de GrobbendonckGa naar voetnoot3) avecq une mémoire du conté et pays de Charollois.
Ffff.1577.
Lettres du Duc Casimir.
De Madme. l'Electrice.
Eheim, Dathenus.
Doctor Junius.
Schregel.
Zulegger.
Coninxloo.
LeefdaelGa naar voetnoot4).
Gggg.Lettres à Monsr. le Prince de Bremen, Coulomgne, Duysburg, Muers et d'Aix.
[pagina 264]
[p. 264]
Hhhh.Lettres à son Exce. du Comte Jean d'Oostvryeslant, du Conte de Rennenburg et autres de LeeuwaerdenGa naar voetnoot1).
Iiii.Lettres à son Exce.:
De don Jean.
Duc d'Arschot.
Marquis d'Havrech.
Conte de Boussu.
Barlaymont.
Conte de Lalaing.
Evesque de Liège.
Contesse d'EgmontGa naar voetnoot2).
Kkkk.Lettres à son Exce. de Bruxelles en plusieurs liaces:
1.De Messrs. les Estats Généraux.
2.De Alfeyran, Belengreville, la Noue, la Garde, Bonnivet et autres Srs. françois.
3.Jacob Muys et Jan van Warck.
4.Cornelis van Straten.
5.Joseph Saroels.
6.Monsr. de Mansard.
7.Théron.
8.Pennants.
9.Christoffel Roels.
10.Liesfelt.
11.Thomas Wilson.
12.Monsr. de Lalaing.
13.Monsr. de Bossu.
[pagina 265]
[p. 265]
Bersele.
Monsr. de Grobbendonck.
Melun.
Jacques Taffin.
Jan van Linden et autres particuliersGa naar voetnoot1).
Llll.Louvain.
Lettres à son Exce. de Monsr. de Barlaymont, del Rio et autres.Ga naar voetnoot2)
Mmmm.Anvers et Malines.
Lettres à son Exce. de Martiny et Rouck(?) de Malines, de Monsr. de la Mote et Timpel.Ga naar voetnoot3)
[pagina 266]
[p. 266]
Nnnn.Flandres.
1.Lettres à son Exce. d'HembyzeGa naar voetnoot1).
2.Lettres de Tournay.
Oooo.Hollande et Zélande.
1.Lettres à son Exce. de Dordrecht et autres villes.
2.Lettres de Middelburg et Camphen.
Pppp.Lettres à son Exce. du docteur Leoninus, de Monsr. ChampagneyGa naar voetnoot2), de Taffin.
Qqqq.Lettres à son Exce. de Utrecht.
α.1578. Lettres à son Exce. de Bruxelles. Monsr. de Boussu, Champagney et autresGa naar voetnoot3).
β.Lettres à son Exce. de Malines.
γ.Lettres à son Exce. de Maestricht.
δ.Lettres escrites à son Exce. de Mons, Douay, Valenciennes.
ε.Lettres à son Exce. de Flandres, Gand, Bruges, Ypres, Courtray, Dendremonde, Dunckerken.
ζ.Lettres à son Exce. de Lille et Douay.
η.Lettres à son Exce. de Bois-le-DucGa naar voetnoot4).
[pagina 267]
[p. 267]
ι.Lettres à son Exce. de Hollande et Zélande et de Berghen.
ϰ.Lettres à son Exce. du camp de Nivelles.
λ.Lettres à son Exce. du Comte Jan de Nassau et Comte de Hohenloe.
μ.Lettres à son Exce. de quelques Srs. de France.
ν.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Hollande et ZélandeGa naar voetnoot1).
ξ.1577. Lettres de son Exce. à Monsr. de Ste. AldegondeGa naar voetnoot2).
ο.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde. AngleterreGa naar voetnoot3).
π.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de BruxellesGa naar voetnoot4).
ρ.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de FranceGa naar voetnoot5).
σ.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Thomas WilsonGa naar voetnoot6).
τ.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de MaestrichtGa naar voetnoot7).
[pagina 268]
[p. 268]
υ.1577. Ministrorum verbi et aliorum Latinae litterae.
ϕ.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Anvers.
χ.1577. Lettres de Pieter de Vriendt et autres receveurs de Monsr.Ga naar voetnoot1).
ψ.De 1576 et 77. Lettres de Junius, Zuleger et autres à Monsr. de Ste. Aldegonde. Heydelberg, Lorbach, LauternGa naar voetnoot2).
ω.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de FriseGa naar voetnoot3).
αα.Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Gand et Bruges.
ββ.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Monsr. le Comte Jean de Nassau.
γγ.1577. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de divers camps.
1577. Quelques lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de divers lieux.
δδ.1578. Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Frise.
[pagina 269]
[p. 269]
εε.1578. Lettres de Monsr. de Allemagne.
ζζ.Lettres de Cologne.
ηη.1578. Lettres de Angleterre et France.
θθ.Lettres de Hollande.
ιι.1578. Lettres de Zélande.
ϰϰ.1578. De Anvers.
λλ.Bruxelles.
μμ.Lettres de Gand.
νν.Bruges, Ypres, Courtray.
ξξ.De Lille.
οο.De Mons.
ππ.De Arras et St. Omer.
ρρ.1578. De Maestricht, Bois-le-Duc et Deventer.
o A o.1578. Mémoires et instructions.
o B o.Plusieurs discours d'affaires publicques.
o C o.Plusieurs minutes et copies.
o D o.Quelques papiers touchant les affaires d'estat et don Jean.
o E o.Advertissemens et nouvelles.
[pagina 270]
[p. 270]
o F o.1578. Diverses lettres escrites à son Altesse et aux Estats.
o G o.1578. Lettres à son Exce.
o H o.1578. Quelques lettres à son Exce.
o I o.1578. Quelques papiers touchant Monsr. d'Anjou.
o K o.1578. Quelques papiers touchant la guerre et Monsr. CasimirusGa naar voetnoot1) et le payement des gens de guerre.
o L o.1578. Lettres et mémoires touchant la légation de WormsGa naar voetnoot2).
o M o.1578. Papiers touchant les affaires de Groeninge et OmmelandenGa naar voetnoot3).
o N o.Quelques papiers touchant les affaires particuliers de Monsr. de Ste. Aldegonde et Madme. sa compagneGa naar voetnoot4).
o O o.Papiers de Monsr. HopperusGa naar voetnoot5) touchant les nouveaux Evesques etc.
o P o.Scripta quedam Theologica.
o Q o.Varia scripta ad historiam pertinentia. Genealogie, Chronologie, Chorographie.
[pagina 271]
[p. 271]
o R o.Papiers touchant Madme. l'ElectriceGa naar voetnoot1).
o S o.1578. Papiers et lettres touchant le fait de Gand et Mallines.
o T o.Litterae aliquot ministorum verbi.
o V o.Informacion contre Julie Bussinc(?) etc. et justification van(!) Heynryck van Berchen(?).
o X o.Papiers touchant la légation de Monsr. de Renesse.
o Y o.La requeste de ceux de Amsterdam avecq la response de don Jean, et touchant Northolland.
o Z o.Chorographie et picture diversi generis.
† A a †.1578. Lettres et papiers touchant le fait de Monsr. de Montigny et Monsr. de HehrGa naar voetnoot2).
† B b †.Quelques papiers touchant la légation du Comte de SchwartsenbergGa naar voetnoot3) au Pays-bas pour traiter la paixGa naar voetnoota), et quelques papiers touchant l'estat de guerre.
† C c †.Quelques papiers touchant Louvain, Anvers et Malines de l'an 1572, 73 et 74Ga naar voetnoot4).
† D d †.1578. Requestes à son Altesse et Exce.
[pagina 272]
[p. 272]
† E e †.Quelques lettres de Madme. de Cormaillon, Botselar etcGa naar voetnoot1).
† F f †.Quelques lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde,
avecq la
négotiation de Monsr. Junius sur la paix de France.
† G g †.Lettres de Madme. la Princesse à son Exce. et à Monsr. de Ste. Aldegonde.
† H h †.Lettres d'Italie interceptées et les lettres du Duc de Parme.
† I i †.Litterae N. Prumesii.
† K i †.Pasquilli et carmina varii generis et rhythmi flandrici.
† L l †.La négociation de Monsr. de SellesGa naar voetnoot2).
† M m †.Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Monsr. de.....Ga naar voetnoota) et Daniel RogeriusGa naar voetnoot3).
† N n †.Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Polyander et autres. 1571 et 72Ga naar voetnoot4).
† O o †.Quelques lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde. 1577.
[pagina 273]
[p. 273]
† P p †.Quelques lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde. 1578.
† Q q †.Lettres à Monsr. de Ste. Aldegonde de Monsr. de Champagney et autres.
† R r †.Quelques lettres de ThiliusGa naar voetnoot1).
† S s †.Lettres de Monsr. de Barbier. 1576 et 77.
ττ.Copies des lettres de don Jean et responsives des Estats.
υυ.Lettres de don Jean et le Prince de Parmes interceptées.
ϕϕ.Cifres.
χχ.Miscellanea quaedam.

(Naar Codex Vulc. no 108: Index epistularum aliarumque chartarum tabularii Marnixiani, 16 fol. Leidsche Universiteits-Bibliotheek.)

Jan van Marnix, heer van Toulouse, aan Metel, uit Antwerpen d.d. 3 September 1566Ga naar voetnoot2).

Monsieur Metel,

 

J'ay receu deux lettres de vous, la première à Bruxelles et l'aultre en ceste ville, toutes deux assez longtemps après la date et ce par ce qu'on ne

[pagina 274]
[p. 274]

sçavoit où m'adresser les lettres depuis Bruxelles, d'autant qu'on estimoit de jour à aultre que je retourneroy d'icy audict Bruxelles, dont j'en faisoy aussi mon conte. Mais la diversité des occurancesGa naar voetnoota) ne me l'a permis jusques ores; bien est vrai, que j'ay une fois esté à Bruxelles depuis icy où je trouvai vostre premièreGa naar voetnootb) lettre, mais après y avoir séjournéGa naar voetnootc) quatre ou cinq jours, je fus renvoyé en ceste ville par Monsieur le prince d'Oraingne. Maintenant je fais mon compte de partir dedans ung jour ou deux pour m'en retourner en la maison; nous attendons icy aujourdhuy de Breda Monsieur le conte Lodowic de NassauGa naar voetnoot1). Après avoir parlé à luy je pense m'en aller d'icyGa naar voetnoot2). Quant à ce que m'escripves en vostre premièreGa naar voetnootb) lettre, dont aussi faictes mention en vostre dernièreGa naar voetnootd), d'un certain docteur poursuivant quelque privilège, je ne l'ay pont veu et n'en ay rien entendu sinon ce qui est contenu en vostre lettre, tellement que ne sçauroy que respondre sur cecy. Touchant le commenchement de l'histoire dont escripves, depuis que suis parti de Coulomge je n'ay point eu loisir de vacquer aucunement, de sorte que depuis n'y ay rien faict. Si je puis avoir la commodité de retourner

[pagina 275]
[p. 275]

au logis, je regarderay ce que y pourra faire. Quant aux nouvelles d'icy, il n'est pas besoing que j'en discourre particulièrement, car je tiens qu'en estes asses averty d'aileurs. Aussi seroit il trop loing. Depuis nostre retour de Sainct TronGa naar voetnoot1) les choses sont merveilleusement changées par deça. Comme ceux qu'on avoit là deputés pour faire le rapport à Madame de Parme de ce qui si estoit traité, jusques au nombre de douse, dont estoit le principal Monsieur le Conte Lodowic avecq onse ou douze gentilshommesGa naar voetnoot2) - estants tous aultres tant seigneurs que gentilshommes retournés chacun en leur maison - après avoir passé par icy, où pour lors estoit Monsieur le Prince pour remédier aux troubles apparens, et avoir communiqué avecq ledict Seigneur Prince, comme distGa naar voetnoota) ils estoient venus à Bruxelles, chacun estimoit qu'incontinent on leur donneroit response et que la résolution se prendroit pour obvier aux changemens et émotions apparentes, avant que les choses passassent plus avant. Car chacun jugeoit comme à veue d'oeil, qu'unGa naar voetnootb) jour importoit lors comme en un autre temps un an, veu que ceux de la religion évangélique se renforçoyent et multiplioient journelement bien fort et que les presches publiques se faisoient de lieu à autre, tellement que le peuple se resembloit par trouppes incroiables, ce que plusieurs craignoient, qu'il n'ame-

[pagina 276]
[p. 276]

nast avec soy de grans inconveniens, d'autant que le peuple s'assambloit ainsi sans chef et que soubz prétexte des presches l'on craignoit qu'il ne se fit d'autres assemblées pour piller et saccager le pays. Or comme un chacun jugeoit bien qu'il y falloit pourveoir et que le plus tost estoit le meilleur et le plus seur, ainsi est ce, que au nostre retour de Saint Tron, Madame ni le Conseil ne prindrent aulcune résolution. Ains après avoir délaié la response de jour à aultre une semaine entière, le tout fut délayé jusques après quinse jours ou trois sepmaines, à sçavoir le vintième ou vintelunième d'Aoust, auquel jour l'on devoit mander tous les chevalliers de l'Ordre pour consulter par ensemble sur cecy, comme il fut faictGa naar voetnoot1). Cependant ceux de la religion ne laissoient de se multiplier journelement et faire de fort grandes assemblées aux champs, nominement aux pais de Flandres, de sorte qu'en plusieurs villages et bourgades d'iceluy pais tous estoint prèsques d'une opinion. Qui fut cause qu'en ces lieux ils commencèrent à s'emparer de temples papastiques et à abbatre tous les images et autelsGa naar voetnoot2), mesmement qu'on avoit divulgé par là un mandement en forme de lettre patente au nom de Monsieur d'Egmont, gouverneur du pais, par lequelGa naar voetnoota) estoit faict commandement exprès d'abbatre tous images et autels. Et à ce mandement avoit on attaché le seau dudict seigneur, tiré hors de quelque aultre lettre, sans que luy en seust, à parler en façon quelquonque. L'on ne sait

[pagina 277]
[p. 277]

qui peult avoir commis ceste faussité; aucuns tiennent que quelques uns de la religion en Flandres l'auroint faict secrètement pour parvenir tant plus aisément à leur entente; aultres estiment que cecy avoit esté faict par aucuns franchois; plusieurs estiment que les prestres mesmes auroint commis ceste fausseté pour mettre Monsieur d'Egmont, duquel ils commencoient à se douter, en la male grâce du Roy ou plustost rendre odieux ceulx de la religion, n'estimans point, que la chose passeroit jamais si avant comme elle a faict. Et dict on, qu'autresfois ils ons usé semblables practiques. Quoyqu'il en soit, ce mandement fust incontinent exécuté à toute diligence; mesmes se rassambloient en plusieurs endroicts dudict pais de Flandres des troupes de deux à trois cent personnes, lesquelles alloient d'un costé à aultre pour oster le tout hors des temples et briser les images et autels. L'or et l'argent ils le rendoient la plus grandeGa naar voetnoota) part aux magistrats des lieux. Or durant ces entrefaites les Seigneurs commencèrent à s'assembler à Bruxelles pour le jour préfix pour y mectre ordre et donner response à la noblesse, de laquelleGa naar voetnootb) sembloit que le tout dépendoit. A ceste occasion Monsieur le Prince laissant ceste ville vint à BruxellesGa naar voetnoot1). Un jour ou deux après son partement le susdict jeu commença en ceste ville, premièrement par les enfans, depuis fut poursuivy bien vifvement par les hommes et femmes; plusieurs estiment que ce auroit esté un complot en ceste ville, mais selon que je puis comprendre ça est une chose ad-

[pagina 278]
[p. 278]

venue par cas fortuit ou pour parler plus pertinemment par une providence émerveillable du Seigneur Dieu. Incontinent après que les nouvelles estoient venues de ce qui c'estait passé icy, l'on commença en plusieurs endroicts et de Brabant et d'Hollande et de Flandres et presques partout tenir le mesme train. Et tout se faisoit par le commun peuple. Les particularités seroientGa naar voetnoota) trop longues à descripre. Cecy a donné occasion à meilleure responseGa naar voetnoot1), de sorte que l'exercice de la religion a esté accordé ès lieux, où il s'estoit faict auparavant. A Bruxelles l'on l'a accordé à une lieu et demieGa naar voetnootb) de la ville auprès de la nouvelle rivière. La response donnée à la noblesse est imprimée, laquelle, si je puis recouvrer, vous envoieray. Combien qu'en l'accord des gentilshommes plusieurs choses ne me contentent point et nominement d'avoir cassé le compromis sans en avoir aucune commissionGa naar voetnootc). Mais ils s'excusent sur plusieurs promesses verbales, qui leur furent faicts par les Seigneurs mesmes, sur la protestation qu'ils ont faite, si on ne leur tient de poinct en poinct les asseurances et tout ce qu'on leur a promis, qu'ils sont en leur entier. Je n'y estoy point, lorsque ce traité fust résolu, aiant esté envoyé le jour devantGa naar voetnoot2) en ceste ville pour quelques affaires d'importance, nominement pour faire quitter les temples, que ceux de la religion avoient desià occupé comme vuides, et autres occasions semblables, comme de quitter les armes, de laisser aux papistes l'excercice de leur religion, ce que tout fust incontinent accordé. Monsieur le

[pagina 279]
[p. 279]

Prince un jour ou deux après vint en ceste villeGa naar voetnoot1); comme le traicté avoit esté résolu à Bruxelles, ledict Prince a traicté particulièrement avecq ceux de la religion en ceste ville et semble qu'il sent (?) desià prèsques tout accordé: les moines porront rentrer en leurs clostres, les prestres retiendront leur temples, ceux de la confession Augustaine et les aultres, qui ne se veuillent attacher à autre confession qu'à la doctrine de l'évangile, qu'ils appellent icy calvinistes, porront choisir des places en la ville, où ils porront avoir l'excercice de leur religion, moyennant que ce ne soyent point temples papistiques, et le tout sous la protexion de Monsieur le Prince et du magistrat; cependant est commandé aux parties d'abstenir de s'outrager ou injurier les uns les aultres. Il y a plusieurs autres articles, lesquelles incontinent qu'ils seront résolus se publieront, comme je pense L'on a hier publié que l'inquisition estoit de tout abolie, les placats suspendus jusques aux Estats Généraulx, avecq l'avis desquels se feroient aultres ordonnances sur le faict de la religionGa naar voetnoot2). Monsieur le Prince a levé (?) à ceste ville des habitants et bourgeois mesmes seize cent hommes pour la garde d'icelle. Plusieurs marchans s'en mescontèrent fort, estimans qu'ils n'ont point d'ennemis. Tant y a, que je pense que ce mescontentement se passera bien, quand ils seront un peu accoustumés des soldats, veu qu'ils font serment exprès de garder la ville et ne molester personne pour le faict de la religion et n'empescher les excercices, ni des papistes ni des aultres. Au surplus il y a

[pagina 280]
[p. 280]

assez bonne apparence, que les affaires se passeront paisiblement sans effusion de sang. Monsieur d'Egmont est allé en Flandres pour donner ordre en ce quartier là, qui est le plus troublé; monsieur de Horne à Tournay, au lieu de son frère, qui est pour ce présent encoires en EspaigneGa naar voetnoot1); monsieur de Hoochstrate est gouverneur de Malines; le compte de Mansfeld a la charge de Bruxelles. Madame de Parme et le Conseil ont eu par plusieurs fois grand peur et ont esté d'intention de se retirer à Mons en Haynau, ville forte où il a deux compaignies d'hommes d'armes, celle du duc d'Archot et de monsieur de Bossu. Mais ma dicte dame a esté empesché jusques ores, tant par les seigneurs que par eulx de la ville de Bruxelles. Mais ne sçavions ce qui s'ensuivra; tant y a, que nous espérons, que les choses rappaiseront encoires sans effusion de sang. Vray est, qu'en aucuns endroits il y a eu du sang respandu, car premièrement en Flandres quelquesGa naar voetnoota) soldats, qui estoient en l'abbaye de DunesGa naar voetnoot2) près de Gravelinge, qu'on y avoit mis pour la garde d'icelle, voyains que les autres, qui avoient abbatu les images, passoient par là, auprès sortirent de là, et aians donné (?) dedans les passans en tuèrent quelque dix ou douse, dont les aultres estans irrités se ruèrent incontinent sur l'abbaye et y mirent le feu, tellement que les soldats furent tous tuéz, comme l'on dit; cela est advenu passé un quinse jours ou trois semaines. Depuis en huit jours en ça, comme les susdicts abbateurs des images estoient venus en l'abbaye de Marchiennes en Haynau entre Valenchenes et Douay, l'on dict, que les moisnes leur

[pagina 281]
[p. 281]

laissèrent tout faire, et après qu'ils eurent abbatu les images, lesdicts moynes leur donnarent à disner, aians mis quelques soldats en embouche, lesquels soldats depuis les ont assailly à l'impourvenue, et estime on, qu'ils en ont tué environ cincquante ou soixante. Or plusieurs de Tournay et des lieus voisins ont voulu allerGa naar voetnoota) pour venger le mort de leurs compaignons, mais ils ont esté empeschés de sortir de la ville par aultres mieulx aviséz. Tellement qu'on voitGa naar voetnootb) point qu'autre chose soit ensuivie depuis. Ainsi qu'il semble que et là et ailleursGa naar voetnootc) les choses se rappaiseront bien. En Hollande en plusieurs villes ils ont chassé tous les prestres et moynes, et dit on, qu'ils n'en veuillent plus avoir. Tant y a que j'espère, comme j'ay dict, que le tout se rappaisera avant longtemps; les apparences sont fort bonnes, car estans les choses en bon ordre icy, je ne doubte point que toute la reste n'ensuive incontinent. Aultre chose ne vous sauroy mandcr pour le présent. Si non que me recommendant à vostre bonne grâce, suppliray le Seigneur Dieu vous tenir en la secure (?) sainte. D'Anvers ce troisième de Septembre 1566.

 

(Soubz estoit escript:)

 

L'entièrement vostre

 

Jean de Marnix.

 

(Naar een handschrift in de Leidsche Universiteits-bibliotheek get.: Vulcanius 104 no 74, brief van Jan van Marnix, heer van Tholouse, aan Metel uit Antwerpen 3 Sept. 1566, fransch, copie.)

[pagina 282]
[p. 282]

Emmanuel van Lalaing, heer van Montigny, aan den Prins van Oranje, uit het kamp bij Mechelen d.d. 14 Februari 1577.

Monseigneur,

 

Les Srs. de Haultain et de MansartGa naar voetnoot1) m'ont délivré la lettre, qu'il at pleu à V. Exc. m'escripre, et déclaré particulièrement la crédence, qu'ilz avoyent de la part d'icelle, résentant le zèle et sincère affection, qu'elle porte à l'asseurance, tranquillité et certain repos de ces pais.

En quoi me tiendrois très heureux de pouvoir servir en quelque chose, comme espère faire cognoistre par effect plus amplement avecques le temps, s'offrant les occasions. Mr. de WillervalGa naar voetnoot2) donnerat à entendre à V. Exc. les termes où nous sommes, espérant que Dieu guidera si bien nos affaires et seigneurs, que le tout redondera au bien et prospérité de nostre patrie, pour laquelle tous sommes obligéz d'exposer corps et biens et tout ce qu'avons de cher en ce monde. Cependant je ne puis laisser de remercier bien humblement V. Exc. de l'honneur et faveur, qu'il luy plaict me monstrer par ses lettres et communication d'affaires de si grande importance, auquelz si pour estre jeune et peu expérimenté ne suis pas bien versé, le ceur et bonne volonté y est abondamment en récompense, pour effectuer ce que par vostre bon advis et des aultres seigneurs du pais bien affectionnés à la patrie sera trouvé

[pagina 283]
[p. 283]

convenir pour le plus grand advancement du bien public, avecques un extrême désir de rendre bien humble service à V. Exc. et avoir part en ses bonnes grâces, auquelles présentant mes très humbles recommandations, prieray Dieu, Monsieur, la tenir en sa saincte garde.

Du camp prèz de Malines ce 14 de Fébvrier 1577.

De V. Exc. bien humble et affectionné serviteur Emanuel de Lalaing.

 

(Naar een handschrift in de Leidsche Universiteitsbibliotheek. get.: Vulcanius 104 no 33, brief van Emanuel de Lalaing, heer van Montigny, aan prins Willem, eigenh. geteekend origineel.)

Jéhan Théron aan den Prins van Oranje, uit Brussel d.d. 21 Maart 1577.

Monseigneur,

 

Ces jours passés ay escrit à V. Exc. par Baudouin le messaiger et donnois advis de tout ce qui estoit passé jusques alors et envoyé quelques copies de lettres et aucunsGa naar voetnoota) papiers La lettre, que V. Exc. m'avoit donné pour Mr. le conte de MansfeltGa naar voetnoot1), luy ay envoyée à Luxembourg, où il est allé, y ayant esté envoyé par don Jehan, qui luy a donné troys mille escuz.

[pagina 284]
[p. 284]

Depuis ne s'est passé guère chose d'importance, sinon que àjourd'huy les Estats ont eu advertissement asseurée, que l'Espaignol sortit hier à quatre heures après disner de la ville d'Anvers, et ont emmené quant et euxGa naar voetnoota) le conte d'EgmontGa naar voetnoot1) et Mrs. d'Ounys et CapresGa naar voetnoot2). Le secrétaire de Mr. de MondoucetGa naar voetnoot3) est revenu de France et a aporté lettres à don Jéhan, que le Roy luy escrit en responce de ce que don Jéhan avoit offert au Roy tous les Espaignols, qui sont pardeça, pour faire la guerre à ceux de la religion de France. Le Roy le remercie et dict, qu'il n'en a poinct besoing et qu'il est prest à faire vivre en paix son peuple. Ledict Sr. de Mondoucet soubdain est allé à LouvainGa naar voetnoot4) pour donner les lettres à don Jéhan et m'a dict avoir sceu de bon lieu que don Jéhan et ceux, qui luy sont adhérents, ont résolu de faire que les Estats Généraux concluront, que la religion sera chassée d'Holande et Zélande. Il y a quelques gentilzhommes, qui font entendre aux Estats et don Jéhan, que V. Exc. a en ceste ville ses hommes, qui poursuyvent le rasement des citadelles pour paraprès introduire la religion au pays. Il y a beaucoup de personnes, qui me viennent rompre la teste de telz ou semblables propos, ausquels je fais responce du

[pagina 285]
[p. 285]

contraire. Dernièrement estant pardelà je tins propos à V. Exc., qu'il seroit besoin avoir de l'argent pour ses présentz à ungs et aucunsGa naar voetnoota) pour gaigner tousjours quelquesungs à nous. C'est à présent qu'on doibt faire le plus d'amys que l'on peult. J'en ay communiqué aux députéz d'Holande et Zélande, qui ont dict qu'ilz en escriront aux EstatzGa naar voetnoot1). Mr. le conte de Bossu arriva hier au soir en ceste ville; ce matin les députéz et moy luy somes allés donner le bonjour et avons longtemps communiqué avec luy. Il m'a dict que, ayant veu comes les afaires se passent ycy, ne faudra en donner advis à V. Exc., et m'a faict prometre de l'aller voir journellement, ce que je feray. Mr. de Bellengreville m'a faict quelque discours des propos, que N. luy a tenus. Il ne me semble que rien de ce faict doibve estre proposé, car est besoing d'éviter que on ne prenne occasion de acuser V. Exc. de rupture de paix; à présent est plus requis de temporiser qu'autre chose et faire des amys. J'ay entendu par le secrétaire de Mr. l'ambassadeur, que Mr. de ReversGa naar voetnoot2), qui est pour vos afaires à la court, ne faict pas bon office et donne advis au Roy de tout ce qui se passe. V. Exc. peult adviser, si sa charge est telle. L'ambassadeur d'AngleterreGa naar voetnoot3) faict son compte, que le vin, qu'il m'avoit donné charge

[pagina 286]
[p. 286]

luy achapter, sera envoyé à sa maison. Il en veult bailler jà l'argent. J'ay entendu, qu'on veult récompenser Mr. de ChampaingnyGa naar voetnoot1) de l'estat de margrave d'Anvers ou d'Amont. Quelques bourgeois d'Anvers me sont venus trouvé et m'ont dict que si le château n'est rasé, qu'ils ne veullent retourner en ladicte ville. Je m'en yray jusques là pour parler à quelquesungs. Je suis contrainct finir la présente sans autres discours pour le haste du porteur.

Monseigneur, je supplie le Créateur vous donner en très parfaicte santé et prospérité très bonne, très longue et très heureuse vye.

De Bruxelles ce XXI Mars 1577.

De Vostre Excellance tres humble, très obéissant et très afectionné serviteur à jamais.

Jehan Théron.

 

(Naar een handschrift in de Leidsche Universiteits-bibliotheek get.: Vulcanius no 104. Origineel, geteekend, eigenhandig. Brief van Jehan Théron aan prins Willem uit Brussel 21 Maart 1577.)

Philips van Marnix, heer van St. Aldegonde, aan den Prins van Oranje, uit Brussel d.d. 9 November 1577.

Monseigneur,

 

Estant hier au soir aux Estats, me fust apportée la seconde lettre de V. Exc. du jour d'avanthier sur le mesme propos de celle, qu'avoye receue le d'jour

[pagina 287]
[p. 287]

de devant touchant les trois poinctsGa naar voetnoota) y touchez pour promptement remédier aux inconveniens, qui nous menassentGa naar voetnoot1). Or comme la chose se trouvoit fortGa naar voetnootb) à propos, j'en fis ouverture à mes dicts seigneurs les Estats, leur lisant et l'une et l'autre lettre, sur quoy incontinent me prièrent d'en dresser quelque minute, ainsy que V. Exc. en touche en sa lettre et comme ce matin j'ay desjà fait; mais toutesfois considérant de bien près la chose je semble, que pensants éviter prolixite nous y toucherons. Car pour faireGa naar voetnootc) une telle assemblée généralle, comme les lettres de V. Exc. pourjettent, il faudra nécessairement en faire des particulières des provinces, veu que c'est chose asseurée, que les villes ne voudront députer avec telle procuration et pouvoir leur gens, sans estre authorizés aux Estats Provinciaux. Et quand l'une le voudroit l'autre ne le voudra pas, de façon que voilà un grand tenps qui s'escouleGa naar voetnootd). Puis il est fort à craindre, que ni les provinces ni les villes voudroint accorder tel pouvoir à leurs députéz, principallement au poinct qui concerneGa naar voetnoote) les moyens d'argent, sans en avoir le rapport et interposer leur jugement; et si par aventure aucunes y consentent, les autres y feront contradiction, et voilà un empeschement général. Mais qu'il plaise à V. Exc. de considérer, si le poinct qui concerne les deffancesGa naar voetnootf) ne pourroit estre remédié promptement et sans attendre lad.Ga naar voetnootg) assemblée généralle ni particulière, en dressant icy aux Estats un bon formulaireGa naar voetnooth) d'union prèsque enGa naar voetnooti) la façonGa naar voetnootj), comme par cy-devant on a fait mutatis mutandis, et qu'on l'en-

[pagina 288]
[p. 288]

voye de tous costés, car il semble que plusieurs y consentiront trè-volontiers, en considération de la nécessité qu'un chacun voit qu'il y a pour le faire, si on veut remédier aux maulx, qui nous pressentGa naar voetnoota) tre-forte, que ce poinct estant vuidé les conseils de gens advizés seront moins suspects et par conséquent reçeues avec plus de faveur et exécutés avec plus de chaleur. Au moyen de quoy en pourvoyant au poinct quiGa naar voetnootb) concerne les deniers, lequel ne se peut faire sinon par convocation des Estats des provinces (laquelle emporte tamps), l'autre de la discipline militaire se pourra plus aisément remédier. Nonobstant tout icy joincte le porte (car je n'ay poinct de secrétaire pour en grosser copie) attendant là-dessus le bon plaisir et advis de V. Exc. J'ay hier au soir communiqué avec ceux de Phryse et veue leur instruction et en icelle changé aucuns poincts. Ils consisteront sur le démantèlement des deux citadelles, sur l'authorisation de Msr. de VilleGa naar voetnoot1) à pouvoir changer le magistrat selon que des occurancesGa naar voetnootc) et le bien du pais le requiera (?), au lieu que simplement ils vouloyent obtenir pouvoir de changer et oster celuy qui y est. Je leur ayGa naar voetnootd) conseillé de ne toucher le dernier poinct, qui estoit d'authorizer les Estats de Phryse pour ordonner et arrester générallement tout ce qui pour le bien de la province leur sembleroit convenir. Car cela eut esté trop suspect aux Estats Généraulx et comme du tout esbranler leur authorité, et se peut faire - ès poincts où il est raisonnable qu'il se face - sans leur authorisation.

[pagina 289]
[p. 289]

Monseigneur, je prie Dieu qu'il maintienne V. Exc. en sa sure garde et protection, me recommandant très humblement ès bonnes grâces d'icelle.

De Bruxelles ce IX de 9bre 1577.

 

(Naar een handschrift in de Leidsche Universiteits-bibliotheek get.: Vulcanius no. 104. Phil. de Marnix ad Guillielmum I principem. Ongeteekend.)

voetnoot1)
Bl. 130, 138, 145, 154, 162 vlg. Herdrukt in de Verspreide Geschriften dl. VIII, blz. 410-428, naar welken herdruk in het volgende verwezen wordt.
voetnoot2)
Fruin V.G. VIII, bl. 411.
voetnoot3)
Zie over hem Joannis Meursii Athenae Batavae sive de urbe Leidensi et academia, virisque claris, qui utrumque ingenio suo atque scriptis illustrarunt libri II. Lugd. Bat. 1625, Lib. II p. 103-105 en Berigten Hist. Gen I. 2. bl. 80, waar vastgesteld wordt, dat Vulcanius, in 1578 tot hoogleeraar te Leiden benoemd, eerst in 1581 dit ambt aanvaardde.
voetnoot1)
Fruin V.G. VIII, bl. 415.
voetnoot1)
Ik mag hier niet verzwijgen, dat, toen ik in Januari 1903 afschrift nam van Vulcanius' hs., ik mij richtte tot wijlen den bekenden Marnix-vereerder en -kenner Dr. J.J. van Toorenenbergen, met verzoek mij mede te willen deelen, of hem iets naders omtrent de beteekenis ervan bekend was geworden. Het eenige, wat de heer v.T. de welwillendheid had mij mede te deelen, was, dat hij zich herinnerde met Fruin het stuk in quaestie te hebben besproken als een lijst van stukken, door Vulcanius uit het archief van Marnix geleend. Op welken grond die kenschetsing steunde, mocht ik niet vernemen en onder de aanteekeningen van Fruin op zijn ‘Anecdota’, die hij evenals die op al zijne geschriften zorgvuldig bewaarde en waarvan ik inzage mocht nemen, trof ik omtrent de hypothese van den heer v.T. niet het minste aan.
voetnoot1)
Fruin V.G. VIII, bl. 417.
voetnoot2)
Indien het verdere archief van Marnix verloren gegaan is, zijn dus deze vier brieven, vermeerderd met nog eenige andere van minder beteekenis en eveneens onder de Vulcanius-papieren aan te treffen (zie Van Vloten, Marnix van St. Aldegonde en de wording van het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden, naar het Fransch van Edgar Quinet bl. 165-189 en Kronijk Hist. Gen. 1850, bl. 97), het eenig overschot van diens belangrijke schriftelijke nalatenschap.
voetnoot1)
Aanteekeningen op ‘De Nederlanden onder Koning Philips II’ naar het fransch van Ad. Borgnet, bl. 281.
voetnoot2)
Ibid. bl. 304.
voetnoot3)
Fruin V.G. VIII, bl. 418-428.
voetnoot1)
Zie het vonnis door den Raad van Beroerten tegen zijn nagedachtenis geveld bij Van Vloten-Quinet, bl. 141. Over zijn naam vgl. Th. Juste, Vie de Marnix de St. A. p. 5 a.
voetnoot2)
Zie over den naar Keulen uitgeweken Franche-comtois Jean Metel Fruin V.G. VII, bl. 170-171 en Jöcher, Allgemeines Gelehrten-Lexicon i.v. Jo. Matalius Metellus.
voetnoot1)
Sedert 13 Juli. Vgl. Gachard, Correspondance de Guillaume le Taciturne III, p. 136.
voetnoot2)
Archives ou Correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau II, p. 58.
voetnoot3)
Archives II, p. 62.
voetnoot4)
Archives II, p. 161.
voetnoot1)
Archives II, p. 274.
voetnoot2)
Archives II, p. 281-282.
voetnoot1)
Te Marche. De Staten teekenden den 17den te Brussel.
voetnoot2)
Gachard III, p. 181 svv. In een brief van denzelfden datum (Gachard III, p. 188) verzoekt de prins zijn trouwen aanhanger in Brussel, Hendrik de Bloeyere, de heeren Haultain en Mansard in hun zending bij te staan.
voetnoot1)
Gachard III, p. 189.
voetnoot2)
Gachard III, p. 192.
voetnoot1)
Gachard III, p. 194, 195 svv.
voetnoot2)
De hierachter gedrukte brief.
voetnoot1)
Hij kan ook uit lias Gg genomen zijn.
voetnoot2)
Die nog te Middelburg was; 1 April was hij in Dordrecht.
voetnoot3)
Vgl. de klacht van don Jan, Archives V, p. 563.
voetnoot4)
Vgl. Resolutie St. v. Holland d.d. 11 Oct. 1578, waarbij aan Théron voorgeschoten gelden worden gerestitueerd, ‘aenmerkende de sonderlinge, getrouwe, loffelijke en aangename diensten die tot bevrijdinge en welvaren van de gemeene Landen bij Johan Théron, met kennisse en door last van zijn F.G. met grooten ijver en affectie zijn bewesen.’ Vgl. Archives VI, p. 274.
voetnoot1)
Van Vloten-Borgnet, bl. 304. De door hem gegeven vertaling is inderdaad hier en daar onjuist.
voetnoot1)
29 Oct. Hij kwam er 1 Nov. aan en schreef reeds den volgenden dag aan den prins over zijn bevind van zaken, en 6 Nov. wederom. Vgl. Archives VI, p. 218 et 228.

voetnoot2)
Vgl. Fruin V.G. VIII, bl. 425.
voetnoota)
quelque.
voetnoot1)
Vgl. Fruin V.G. VIII, bl. 426.
voetnoot1)
Jérôme Tseeraerts, Brabantsch edelman, heeft in 1573 deel genomen aan de pogingen tot ontzet van Haarlem. Vgl. Archives IV, p. 138 en Bor I, bl. 439.
voetnoot2)
Jonkheer Roelof van Stakenbroek was in 1575 gouverneur van Woerden. Vgl. Bor I, 646 (Fr.)
voetnoot3)
De bekende secretaris van don Jan.
voetnoot4)
Vgl. Fruin V.G. VIII, bl. 426.
voetnoot1)
Vgl. Archives V, p. 159. (Fr.)
voetnoot2)
Cornelius Rhetius, licentiaat in de beide rechten te Emden, lid der synode te Wezel in 1568 en te Emden in 1571, waar hij last ontving de stukken betreffende de kerkgeschiedenis naar Marnix te zenden. Vgl. v.d. Aa i.v. en 's Gravezande, De Unie van Utrecht herdacht enz. bl. 213 (Fr.)
voetnoot3)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 424.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 424.
voetnoot5)
Willem van Zuylen van Nyevelt, heer van Bergambacht en Aertsbergen, werd dadelijk na het verraad van don Jan door den prins met Casembroot naar Gelderland gezonden om aansluiting van dat gewest bij Holland en Zeeland te bewerken. Vgl. Archives IV, p. 93 en VI, p. 121.
voetnoot6)
Jacob Pauli wordt met anderen bij resolutie van de St. v. Holland d.d. 9 Juli 1575 gemachtigd met den prins te raadplegen over het zoeken van hulp in den vreemde. Vgl. Wagenaar VII, bl. 79. Hij zal in 1577 als secretaris van Nyevelt en Casembroot mede naar Gelderland gegaan zijn.
voetnoot1)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 423.
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 425.
voetnoot3)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 424. Mr. Lieven Calvaert is in het voorjaar van 1574 met een zending naar de gereformeerden in Engeland belast geweest (Gachard III, p. 73). Walwijck is waarschijnlijk Christoffel van Leefdael, heer van Waelwijck (Fr.).
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 425. Filips van Croy, hertog van Aerschot, prins van Chimay, is bekend genoeg. Havrech is zijn broeder Karel-Philips van Croy, markies van Havré. Filips van Egmont, oudste zoon van Lamoraal. Reux is Jan van Croy, graaf van Roeulx, stadhouder van Vlaanderen.
voetnoot5)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427.
voetnoot1)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 421-422.
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 421. Petrus Montanus, bijgen. Dathenus, de bekende prediker. Wenceslas Zuleger 1530-1596, eerst ‘Chur-pfältzischer geheimer Rath’, later ‘Consistorial-President’; ijverig bevorderaar van de hervorming in de Paltz, leidde hij in 1571 het bekende colloquium van Frankenthal. Jean Taffin de bekende calvinistische prediker uit Metz.
voetnoot3)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 423-424.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 425.
voetnoot5)
Wolfgang, graaf van Hohenlohe, 's prinsen zwager, of waarschijnlijker diens broeder Filips, 's prinsen bekende partijganger en latere schoonzoon.
voetnoot6)
Vgl Fruin, V.G. VIII, bl. 419-420. Zij is de vrouw van den onder Qq genoemden Rutger van Boetselaer, heer van Carnisse, die door dit huwelijk met Agnes van Bailleul, de zuster van Marnix' vrouw Philipotte, diens zwager was.
voetnoot7)
Vgl. de noot bij Dd.
voetnoot1)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 419. Waarschijnlijk worden bedoeld Rutger van Boetselaer, heer van Carnisse, zwager van Aldegonde (vgl. de noot bij Oo), en Adriaan de Bailleul, de broeder van Aldegonde's vrouw Philippotte de Bailleul. Madame de Praet was een zuster van genoemden Boetselaer; zie over haar Fruin, V.G. VIII, bl. 420; haar vonnis bij Van Vloten-Quinet, bl. 207.
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 418-419.
voetnoot3)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 420-421. Zie over Van Zuylen de noot bij V. Met Huton Barle wordt misschien de Bredasche goudsmid Hubert van Baerle bedoeld, die in bijlage D (bl. 152) op Bakhuizen van den Brinks Huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saksen wordt ingedaagd. Zie over hem ook bl. 154 aldaar (Fr.). Over Stakebroek vgl. de noot bij I. Mogelijk is bedoeld Johannes Lippius, een Oostfries, in 1568 op de synode te Wezel, in 1571 te Emden aanwezig; hij was destijds predikant te Wezel en sedert 1571 te Dordt; vgl. v.d. Aa i.v.
voetnoot4)
Willem, graaf van den Bergh, 's prinsen zwager. Zie over den geleerden lijfarts der Bergsche grafelijke familie Dr. Johannes Wier: Scheltema Geschied- en Letterkundig mengelwerk, dl. IV st. I bl. 177-251 en Bijdragen voor Vaderl. Gesch. en Oudheidkunde VII, bl. 1-9. (Fr.)
voetnoot5)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 426-427.
voetnoot1)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 422. Misschien wordt bedoeld Emmanuel de Lalaing, baron van Montigny, later een der hoofden der Malcontenten. George de Montigny, heer van Noyelles, was gouverneur van Leiden tijdens het eerste beleg; mogelijk zijn ook de brieven van Montigny, in deze lias genoemd, van zijn hand. Jhr. Herman van der Helling, ook Hailing genoemd, kapitein in dienst van den prins, sneuvelt in 1578 voor Amsterdam.
voetnoot2)
Misschien Antonie van Bombergen van Antwerpen, die in 1567 den Bosch voor Brederode bezet hield. Over Calvard vgl. de noot bij Dd.
voetnoot3)
De bekende geschiedschrijver, 1535-1612.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 423.
voetnoot5)
Philipotte de Bailleul. Marnix huwde later Catharina van Eeckeren, weduwe van Jan van Stralen, overleden in 1586, en daarna Josina van Lannoy, weduwe van Adriaan de Bailleul, overleden in 1605. Zie het vonnis tegen Philipotte bij v. Vloten-Quinet, bl. 143.
voetnoot6)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 422.
voetnoota)
Junis.
voetnoot7)
Dr. Johannes Junius de Jonge, meermalen met zendingen naar Frankrijk, Duitschland en Engeland belast. Charles Beaulieu, geb. te Valenciennes, koopman te Antwerpen, bewees den prins velerlei diensten, werd o.a. met een zending naar den koning belast. Vgl. v.d. Aa i.v. Lodewijk of Karel van Boisot? Alexander of Philips van Haultain, heeren van Zoete?
voetnoot1)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 420. De weduwe van Toulouse heette Catharina van Goor van Caldembroeck; vgl. Juste, Vie de Marnix, p. 13. Madame d'Orthon is Isabella-Helena van Marnix, zuster van Aldegonde, gehuwd aan Charles de Wignacourt, heer van Ourton. De baron de Pottes is niet Aldegonde's oudste broeder Gérard, zooals Fruin zegt, want Gerard was de jongste halfbroeder van Marnix uit het tweede huwelijk zijns vaders; maar een andere oudere halfbroeder uit dat huwelijk, Jan, heet baron de Pottes en draagt dus den titel van wijlen Jan van Toulouse; vgl. Juste, p. 4.
voetnoot2)
Vgl Fruin, V.G. VIII, bl. 421. Adriaan van Coninxloo, agent van Johan Casimir van de Paltz, sterft in 1582 te Brussel.
voetnoot3)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 420 en de noten bij Oo en Qq en Fff.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 423.
voetnoot1)
Kapitein François de Jumelles raakte in 1572 bij een poging om Lodewijk van Nassau te hulp te komen gevangen en werd in 1574 uitgewisseld. Romero? Leonard de Casembroot, raadsheer in het Hof van Holland, werd in 1577 met Van Zuylen van Nyevelt naar Gelderland gezonden, vgl. de noot bij V. Guillaume de Maulde, heer van Mansard, in 1575 door den prins naar zijn broeder Jan, in 1578 door de Staten-Generaal naar Anjon gezonden.
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 421. Unico Manninga, drost van Emden; Aldegonde vertoefde in 1568 en 1569 een tijd lang bij hem te Lütetsburg bij Norden (Fr.). Ook Zuylen van Nyevelt woonde een tijdlang ‘umb Unico Manninga huys tho Lutzborch’ (Fr.)
voetnoot3)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 425. Mondoucet was de Fransche gezant, met wien de prins over het aannemen van Anjou onderhandelde (Fr.).
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 425. Bedoeld zijn waarschijnlijk 's prinsen raden, de predikant Pierre Loyseleur de Villiers en Adriaan van der Myle (Fr.).
voetnoot5)
Joh. Molanus, een Vlaming, oud-rector te Diesthem, vlucht wegens ketterij in 1553 naar Bremen, waar hij leeraar aan het Paedagogium wordt, wijkt in 1559 wegens godsdienstverschil uit naar Duisburg, keert in 1560 te Bremen terug en wordt daar rector, overleden in 1589; vgl. v.d. Aa i.v. Theodorus de Beza, de bekende theoloog.
voetnoot6)
Rembertus Horraeus. Justinus van Nassau, 's prinsen in 1559 geboren natuurlijke zoon, en de zoon van Marnix. Vulcanius schijnt ook met de opvoeding van Marnix' zoon Jakob belast geweest te zijn. Vgl. Juste p. 109 en v. Vloten-Quinet bl. 181. De door v. Vloten aldaar uitgegeven brief aan Vulcanius bevindt zich onder diens papieren in de Leidsche bibliotheek.
voetnoot1)
De weduwe van Hoorne heette Walburg van Nieuwenaar. 's Prinsen zuster Maria van Nassau. Bernard van Mérode, heer van Rumen en Waroux, vertegenwoordigde de Staten-Generaal bij den vredehandel te Keulen.
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 426. Aldaar moet 1577 i.p.v. 1576 staan.
voetnoot3)
Karel van Boisot, gouverneur van Walcheren, sneuvelde in datzelfde jaar 1575 bij St. Philipsland.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 425. Hendrik III. Catharina de Medicis. Hendrik van Béarn. Hendrik van Condé. Louis van Bourbon-Montpensier, schoonvader van den prins. François of Henri, zonen van Anne, hertog van Montmorency.
voetnoot1)
Over de Bonnivet zie Archives VI, p. 492 en VII, p. 58. François de la Noue, de bekende Hugenoot, die in 1572 met Lodewijk van Nassau Mons verraste en in 1578 met Anjou in de Nederlanden de zaak van den opstand kwam behartigen. Over David zie Archives IV, p. 43 en V, p. 17; hij was een man van vertrouwen der Nassau's en schijnt dezelfde persoon geweest te zijn als de verder genoemde La Huguerye; vgl. Archives Suppl. p. 187* en i.v. La H. in het register op de eerste serie. Galeazzo Fregoso, Genueesch edelman in franschen dienst, vgl. Archives, Register i.v. Over Mondoucet vgl. de noot bij Ppp. Viron, de ‘maitre des comptes’ te Brussel, die minstens tot in 1575 Granvelle op de hoogte der zaken in de Nederlanden hield, kan hier kwalijk bedoeld zijn. De bekende Guislain de Fiennes, heer van Lumbres?
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 426. Elisabeth. Sir Francis Walsingham, de beroemde Engelsche staatsman. Robert Dudley, graaf van Leicester. J. van Zoete, heer van Villers, in 1581 stadhouder van Utrecht. Charles de Levin, heer van Famars, onderhandelde in 1577 in Engeland.
voetnoot3)
Elisabeth, gravin van Leuchtenberg, overleden in 1579.
voetnoot4)
Filips of Wolfgang?
voetnoot1)
In verband met de voorgaande brieven zou men verwachten, dat 's prinsen zwager Herman van Neuenahr († 1578) bedoeld was, doch diens echtgenoote Magdalena was reeds in 1567 overleden. Ook kan Adolf van Meurs en Neuenahr, die in 1584 stadhouder van Gelderland werd, bedoeld zijn.
voetnoot2)
Dr. Arn. Rosenberg, drossaard van Vianen; vgl. Archives IV, A 79*, 81*, V, 324, 364.
voetnoota)
Deze namen zijn moeilijk leesbaar.
voetnoot3)
Caspar Schetz, heer van Grobbendonck of diens tweede zoon Melchior-Nicolaas, heer van Heyst en Oosterwyck, gehuwd met Marnix' jongste zuster Maria. Vgl. Juste, p. 4.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 426. Johan Casimir van de Paltz. In 1577 was Elisabeth van Hessen de gemalin van keurvorst Lodewijk, doch waarschijnlijk is de weduwe van diens in 1576 overleden vader Frederik III bedoeld, nl. Amalia van Neuenahr, eerder weduwe van Hendrik van Brederode. Dr. Christoffel Ehem, raad van den keurvorst Frederik III, na diens dood kanselier van hertog Johan Casimir. Schregel, raad van laatstgenoemde. Over Dathenus, Junius, Zulegger, Coninxloo en Leefdael zie de noten bij Kk, Eee, Hhh en Dd.
voetnoot1)
Jan, graaf van Oostfriesland 1561-1591; George van Lalaing, baron van Ville en graaf van Rennenberg.
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427. Zie over Aerschot en Havrech de noten bij Ee. Maximiliaan Hennin, graaf van Bossu. Karel van Barlaymont of diens zoon Hierges. Filips de Lalaing. Gerard van Groesbeek, 1563-1580 bisschop van Luik. Sabina van Beieren, weduwe van Lamoraal, overleed in 1578.
voetnoot1)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427. D'Alféran, fransch edelman, agent van Anjou. Over De la Noue en Bonnivet vgl. de noot bij Bbbb. De la Garde, kapitein in dienst van den prins, sneuvelt in 1583 bij Lier. Mr. Jacob Muys van Holy van Dordrecht bracht die stad in 1572 op de hand van Oranje, werd in het volgende jaar raad nevens den prins, werkte in 1579 mede om Gelderland tot de Unie te brengen. Johan van Warck, pensionaris van Middelburg, nam deel aan de onderhandelingen met Anjou. Cornelis van der Straten, advocaat te Brussel; zie over hem Archives VI, p. 360 svv. Guillaume de Maulde, heer van Mansard; vgl. de noot bij Nnn. Over Théron zie bl. 249. Jean de Pennants, raad en rekenmeester van Brabant, in 1576 secretaris der deputatie van de Staten-Generaal te Gent. Christoffel Roëls, gezegd De la Sale of De Saulx, nam deel aan de onderhandelingen over de Pacificatie. Van Liesfelt, advokaat, later kanselier van Brabant en lid van den Raad van State. Thomas Wilson, gezant van Elisabeth. Over Lalaing en Bossu zie de vorige noot. Jéhan de Witthem, baron van Berselle, groot-jagermeester van Brabant, nam deel aan de gevangenneming der Raden van State in Brussel in 1576. Over Grobbendonck zie de noot bij Eeee. Robert de Melun, vicomte de Gand, teekent het Compromis, in 1577 in dienst der Staten-Generaal. Jan van der Linden, abt van St. Geertrui te Leuven, vgl. Archives, Register i.v.
voetnoot2)
Het bekende lid van den Raad van Beroerten Louis del Rio. Mr. de Barlaymont zal wel Karel graaf van B. en niet diens zoon Hierges zijn.
voetnoot3)
Mr. Willem Martinii, vertrouweling van den prins, in 1584 griffier van Antwerpen. V. Pardieu, Seigr. de la Motte, geeft in 1578 Grevelingen aan de Spanjaarden over. Olivier van den Tempel of Tympel, kolonel in dienst van den prins, sneuvelt in 1603 voor den Bosch.
voetnoot1)
De beruchte Gentsche schepen Jean de Hembyze.
voetnoot2)
De bekende Elbertus Leoninus, vroeger hoogleeraar te Leuven, later kanselier van Gelderland. Frédéric Perenot, heer van Champagny, de broeder van den kardinaal.
voetnoot3)
Vgl. de noten bij Iiii en Pppp. Denkelijk zijn alle brieven α-μ van 1578. (Fr.)
voetnoot4)
θ ontbreekt.
voetnoot1)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427-428.
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427.
voetnoot3)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427-428.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427-428.
voetnoot5)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427-428.
voetnoot6)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427-428. Vgl. de noot bij Kkkk.
voetnoot7)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 427-428.
voetnoot1)
Een brief aan Pieter de Vriendt van Marnix uit Antwerpen d.d. 9 Aug. 1578 over den verkoop van grondeigendom bevindt zich onder de papieren van Vulcanius in de Leidsche bibliotheek. Zie den brief bij v. Vloten-Quinet bl. 185. Een andere ontvanger heette Muys, zie brieven aan hem ibidem bl. 183-184.
voetnoot2)
Vgl. de noten bij Eee en Kk.
voetnoot3)
Vgl. Fruin V.G. VIII, 428.
voetnoot1)
Johan Casimir van de Paltz.
voetnoot2)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 428.
voetnoot3)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 428.
voetnoot4)
Vgl. de noot bij Ccc.
voetnoot5)
Het bekende lid van den Raad van State en den Geheimen Raad Joachim Hopperus.
voetnoot1)
Vgl. de noot bij Ffff.
voetnoot2)
Emmanuel de Lalaing, heer van Montigny. De heer van Heure? Vgl. v. Vloten-Quinet, bl. 180, 181. (Fr.)
voetnoot3)
De keizerlijke gezant, die in 1578 ter bemiddeling was gezonden en de verheffing van Matthias krachtig had bevorderd.
voetnoota)
pays.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 422.
voetnoot1)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 420. Over Cormaillon vgl. Archives III p. 311.
voetnoot2)
Jehan de Noircarmes, baron de Selles; vgl. Archives VI, p. 283.
voetnoota)
Er staat: beh.
voetnoot3)
Daniel Rogers, Engelsch gezant; vgl. Archives VI, p. 299, 353, 376; VII, p. 432; VIII, p. 35, 311.
voetnoot4)
Vgl. Fruin, V.G. VIII, bl. 421. Hier is waarschijnlijk de vader van den bekenden Leidschen hoogleeraar bedoeld, die in 1570 als predikant naar Emden beroepen werd. Vgl. v.d. Aa i.v.
voetnoot1)
Thomas van Thielt, abt van H. Bernard bij Antwerpen, gaat in 1567 tot de Hervorming over, predikant te Haarlem en Delft, sedert 1575 hofprediker van den prins. Archives V, p. 224.

voetnoot2)
Vgl. over dezen brief: van Toorenenbergen, Philips van Marnix' godsdienstige en kerkelijke geschriften, I bl. XVII noot.
voetnoota)
occorances.
voetnootb)
premier.
voetnootc)
seiournee.
voetnoot1)
Vgl. den brief van 2 September 1566 in Archives II bl. 271-272, waar Lodewijk uit Breda zijn overkomst naar Antwerpen aan zijn broeder aankondigt.
voetnoot2)
Lodewijk was, met medeweten van den prins, bezig met het voorbereiden van maatregelen van tegenweer tegen eventueel geweld van de zijde des konings. Ook Toulouse was daarin betrokken en daarop slaat waarschijnlijk de passage in 's prinsen brief aan Lodewijk uit Antwerpen van denzelfden 2den September, die blijkbaar dien van Lodewijk heeft gekruist: ‘Monsr. de Toullouse m'a dict que les milles escus sont prest, dont luy avies parlé, rest à sçavoir à qui il les déliverat, ce que me porres mander.’ Archives II bl. 274 en zie ook den brief op bl. 281-282.
voetnootb)
premier.
voetnootd)
dernier.
voetnoot1)
Toulouse had ook de bekende bijeenkomst van het Compromis op 14 Juli te St. Truyen bijgewoond.
voetnoot2)
Het waren er twaalf (de twaalf apostelen) nl.: Eustache de Fiennes, Ch. le Revel, B. de Mérode, Ch. de van der Noot, G. de Montigny, M. Tserclaes, Ph.v.d. Meeren, Ph. de Marbays, J. de Montigny, Ch. de Levin, Fr. de Haeften en J. le Sauvaige. Vgl. v. Vloten, De Nederlanden onder Philips II, naar het fransch van A. Borgnet, bl. 45, noot 1 en Archives II, p. 161.
voetnoota)
dise.
voetnootb)
qu'en.
voetnoot1)
Die vergadering der Vliesridders had op 18 Aug. plaats. Vgl. v. Vloten-Borgnet bl. 45 noot 3.
voetnoot2)
Reeds in het laatst van Juli was het geweld in de buurt van Yperen en Kortrijk begonnen.
voetnoota)
lesquel.
voetnoota)
grand.
voetnootb)
lasquelle.
voetnoot1)
De prins vertrok vanwege de Antwerpsche kermis, die aanleiding tot tumult zou kunnen geven, eerst den 19den Aug. naar Brussel. Vgl. Gachard, II, p. 185.
voetnoota)
soroient.
voetnoot1)
Het antwoord van de landvoogdes van 23 Augustus.
voetnootb)
demi.
voetnootc)
Deze zin is in het hs. onderstreept.
voetnoot2)
22 Augustus dus.
voetnoot1)
De prins kwam 26 Augustus te Brussel terug. Vgl. Gachard II, p. 196.
voetnoot2)
Het is zonderling, dat het gerucht, want van een officieele publicatie kan wel geen sprake zijn, van den inhoud van 's Konings geveinsden brief, den 12den Aug. door Margaretha ontvangen, eerst den 2den Sept. Antwerpen bereikte.
voetnoot1)
Montigny was stadhouder van Doornik.
voetnoota)
quelque.
voetnoot2)
De bekende Cisterciënser abdij ‘Van der Dunen’.
voetnoota)
allé.
voetnootb)
noit.
voetnootc)
alleurs.
voetnoot1)
Zie over Haultain en Mansart bl. 246, en bl. 260, noot 1.
voetnoot2)
Adriaan van Oynies (of Ongnyes), heer van Willerval. Hij was met Paulus Buys en Dr. A. Gail den 7den Februari door de Staten-Generaal naar den prins gezonden, om dezen bericht te geven van den onverwachten keer, dien de onderhandelingen met don Jan genomen hadden.

voetnoota)
Aultres (?)
voetnoot1)
Pieter Ernst, graaf van Mansfeld, de stadhouder van Luxemburg, was 4 Sept. 1576 met de andere leden van den Raad van State gevangen geuomen, doch in Febr. 1577 op verzoek van den koning van Frankrijk in vrijheid gesteld. Vgl. Archives, V p. 513-515.
voetnoota)
Vgl. voor deze uitdrukking: Archives 2me S. II p. 228 en Gachard III, p. 313. (Fr.)
voetnoot1)
Philips van Egmont, die tot de aanvoerders der Staatsche troepen te Antwerpen behoorde, was 4 Nov. 1576, den dag der Spaansche furie, door de Spanjaarden gevangen genomen en in de Citadel opgesloten.
voetnoot2)
Odoard de Bournonville, heer van Capres, later een der hoofden van de Malcontenten?
voetnoot3)
Over Mondoucet zie bl. 260 noot 3.
voetnoot4)
Zoolang de Spaansche troepen nog in het land waren, mocht don Jan zich niet in Brussel vestigen. Eerst 1 Mei werd hij daar ontvangen.
voetnoota)
aultres (?)
voetnoot1)
Daarop slaat mogelijk een notitie van den prins ‘avoir souvenance de Théron’ in een lijst van memoranda, die volgens Groen in Maart 1577 op papier schijnt te zijn gebracht. Vgl. Archives VI, p. 37, 39.
voetnoot2)
In 1574 zond de prins den heer van Revers om Hendrik III met zijn troonsbestijging geluk te wenschen. Ook in 1575 schijnt deze als tusschenpersoon tusschen den prins en het Fransche hof dienst te hebben gedaan. Vgl. Archives V, p. 60, 238, 284.
voetnoot3)
Thomas Wilson.
voetnoot1)
Zie over Champaguey bl. 266 noot 2.

voetnoota)
poincte.
voetnoot1)
Die brieven van den prins komen noch in de Archives noch bij Gachard voor.
voetnootb)
foit.
voetnootc)
fait
voetnootd)
sescoude.
voetnoote)
concerre.
voetnootf)
deffrances.
voetnootg)
led.
voetnooth)
formitaire.
voetnooti)
et.
voetnootj)
faron.
voetnoota)
pressant.
voetnootb)
que.
voetnoot1)
George de Lalaing, graaf van Rennenberg, was baron van Ville.
voetnootc)
occurentes.
voetnootd)
cy.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • W.A.F. Bannier

  • Jean de Marnix

  • E. Ph. de Lalaing

  • Jéhan Théron

  • Philips van Marnix van Sint Aldegonde

  • over Philips van Marnix van Sint Aldegonde


editeurs

  • W.A.F. Bannier


datums

  • 3 september 1566

  • 14 februari 1577

  • 21 maart 1577

  • 9 november 1577