Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 36 (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 36
Afbeelding van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 36Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 36

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.74 MB)

Scans (17.96 MB)

XML (0.87 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 36

(1915)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Brieven over het beleg van 's-Hertogenbosch in het jaar 1629,
Medegedeeld door Dr. J.S. van Veen.

Het merkwaardige beleg van 's-Hertogenbosch heeft in vroegeren en lateren tijd tal van pennen in beweging gebracht. Achter het in 1873 door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant uitgegeven vierde stuk der ‘Verzameling van oorkonden betrekkelijk het beleg van 's-Hertogenbosch in den jare 1629’ komt eene lijst der gedrukte werken en stukken over dit beleg voor, die niet minder dan 99 nummers telt.

Het buitengewoon groote belang van de vermeestering van 's-HertogenboschGa naar voetnoot1) en de omstandigheid, dat zij uit de pennen van twee ooggetuigen zijn gevloeid en bijzonderheden bevatten, die elders niet worden aangetroffen, zoodat zij eene aanvulling van de ‘Verzameling’ vormen, hebben mij doen besluiten de hierachter volgende brieven aan het bestuur van het Historisch Genootschap aan te bieden.

De inhoud der door mij medegedeelde brieven, die berusten in de brievenverzameling van het Hof van

[pagina 2]
[p. 2]

Gelderland (Rijksarchief te Arnhem), strekt zich uit over den geheelen duur van het beleg met eene gaping evenwel, omvattende den tijd tusschen het vertrek van H. van Essen omstreeks 30 Juli en het opvatten van de briefwisseling door A. de Bye, die kort tevoren in het leger moet zijn aangekomenGa naar voetnoot1).

Aangaande de personen der briefschrijvers zij het volgende medegedeeld:

Henrick van Essen behoorde tot een adellijk Veluwsch geslacht en was een zoon van Henrick en Evermoet Voet. Zijn geboortejaar is niet bekend, maar men zal m.i. niet ver van de waarheid zijn, wanneer men dit zoekt omstreeks 1570. Na in 1604 te zijn toegelaten tot de Ridderschap van Veluwe werd hij in Mei 1607 benoemd tot ordinaris raad in het Hof van Gelderland.

In 1616 volgde hij den overledenen Johannes Fontanus, den bekenden Arnhemschen predikant, op als curator der kwartierlijke school te Harderwijk en in 1618 nam hij als politiek gecommitteerde deel aan de Synode van Dordrecht, waar hij zich als eenen heftigen tegenstander der Remonstranten deed kennen.

In 1619 behoorde hij tot de rechters van Oldenbarnevelt.

Zijne raadheersplaats in het Hof verwisselde hij in Mei 1623 voor die van extraordinaris raad, welke verandering in October van hetzelfde jaar gevolgd werd door zijne aanstelling tot richter van Arnhem en Veluwezoom. Reeds vóór dien tijd, in 1622, was hij door Gelderland ter Generaliteit afgevaardigd. Als gedeputeerde te velde treffen wij hem reeds in den herfst van hetzelfde jaar aan.

In Februari 1624, bij gelegenheid van den inval des vijands in de Veluwe, heeft hij zich als richter van Veluwezoom, naar het schijnt, aan eenig plichtverzuim schuldig gemaakt. Zoowel aan den Veluwschen drost als aan hem was last gegeven om den IJsel tusschen Deventer en Zutphen te laten ‘yzen’Ga naar voetnoot2). De drost had naar behooren uitvoering hieraan gegeven, maar van

[pagina 3]
[p. 3]

Van Essen verhaalt zijn neef Alexander van der CapellenGa naar voetnoot1), die in het algemeen niet gunstig over hem oordeelt, dat dit ‘qualick geëxecuteert was in Veluwensoom door den richter Essen, dewelke selve sich absenteerende (uyt vreese van gevangen te worden, soo ick vermoede) daervan bevel gaf aan Philips van Vurstenbergh, een versumend en onbequaem persoon,’ waarvan het gevolg was, dat graaf Hendrik van den Berg bij Dieren de rivier kon oversteken. Naar aanleiding daarvan verscheen kort daarop een paskwil ‘Het Velousche alarm’, volgens Van der Capellen ‘sonderlinghe tegens Henrick van Essen, raetsheer, tot Deventer, nae 't schijnt, gedruckt. Mijn opinie is, dat het Henrick van Eck gemaeckt heeft’Ga naar voetnoot2).

Dit gebrek aan ijver schijnt hem overigens niet veel nadeel te hebben berokkend. Van der Capellen teekent althans in Maart 1624 aan: ‘Belangende H. van Essen, is dese twe verleden jaeren seer geluckigh geweest, mits hy, verlatende den staet van ordinaris raedt, extraordinaris is geworden, gedeputeerde ter Generaliteyt ende richter van Aernhem ende Veluwensoom ende nu gesonden is in ambassade na Vranckrijck, daerin de Hollanders dus lange geene Gelderschen hebben willen admitteeren.’

Bovendien werd hij ook meer dan eens gebruikt voor binnenlandsche zendingen, o.a. naar Friesland en Groningen ter beslechting van oneenigheden.

Hij was gehuwd met Swane Lose en overleed 24 October 1641.

Ten aanzien van Arnt de Bye zijn de bronnen minder overvloedig. Als zoon van Johan de Bye werd hij in 1600 te Zalt-Bommel geboren. Hij is meermalen burgemeester zijner vaderstad geweest en werd wegens het Nijmeegsche kwartier ter Generaliteit afgevaardigd. Hij heeft behoord tot hen, die van wege de Nederlandsche Republiek aan den vredehandel te Munster deelnamen,

[pagina 4]
[p. 4]

en moet daar door zijne kennis een persoon van invloed zijn geweest.

In 1648 werd hij bij de verheffing der kwartierlijke school tot provinciale academie tot curator dier inrichting benoemd.

Hij was gehuwd met Margaretha Bicker en overleed 25 September 1652.

J.S.v.V.

I.
1629-April 18/28.

Miin Heeren! Ick weet voor ditmail niet anders toe advisiren als dat Syne Excell. deese nacht met het leegher logirt tot Malden en met Goodes hulpe morghen nacht sal logiren tot Vellip. Dus cryghen wy advys, dat die vyandt eenich vorraidtGa naar voetnoot1) heeft gehadt op Ravestein, doch es, Godt lof, ontdeckt. Tnacht sullen wy met twee compagniën pairden volghen op de Grave.

 

Ick sal niet laten UEd. van tiidt tot tiidt naerder t'advisiren en Godt bidden, Miin Heeren, UEd. t'nemen in Syne hillige protectie.

Uyt Nimmeghen, den 18/28 Aprilis 1629.

 

UEd. dienstwillighe H. van Essen.

 

Min Heeren Cantselar en Raden des vorstendoms Gelder en graifschap Zutphen.

[pagina 5]
[p. 5]

II.
1629 - April 21 / Mei 1.

Miin Heeren! Uyt Nimmeghen heb ick UEd. geschreeven d'gelegenheit van 't marchiren onses leeghers. Eergisteren logeerden het tot Vellip ende Reecken, gisteravondt en deese nacht tot Berlicom ende Rosmalen. Ick en die andere gecommitteerde van Hare Hoghmoghenden siin gisteren van d'Grave de Maes af tot hier gecomen. Deesen morghen hebben wy van die wallen af connen siin, hoe dat onse leegher voir die stadt van d'Bosch quam, als oock hoe dat sy uyt die stadt met het canon scooten seer feel ende sterck. Syne Excell. heeft quartier genoomen tot Vucht, Siin Genade graif ErnstGa naar voetnoot1) tot Hinten en graif Willem van Nassaw tot Orthen. Tot Enghelen siin deesen avondt en sullen oock morghen daer noch by comen acht compagniën, d'welcke gecommandirt sullen worden by d'heere van Hemert, die morghen vroich alhier van Bommel verwachtet wordet.

Men heeft deesen dach dapper beginnen t'graven; wunsche, dat d'huisluiden uyt d'Betuwe en de Veluwe al hier waren om wacker t'helpen, en hope, dat wy se voer d'aincomste van deese tot Arnhem al sullen hier hebben. D'vyandt schiindt verrascht t'siin, alsoo hi last hadde gegeven, dat d'wyven en d'Hollantsche kinderen den tweeden Mey daer sollen uyttrecken, dat hun nu verbooden is. Dair was ghisteren en deesen dach groote alteratiën, soo wy verstaen uyt verscheiden persoonen, die noch deesen dach uyt de stadt comen; sy hebben gheen volck binnengecreeghen noch oock gheen avantageuse plaitsen besettet. Dair siin soo in d'stadt als scansen achthien compagniën t'voet en vier t'paerde, tsamen sterck tusschen de twee en dreduesent mannen. Van vivres siin sy genoich voer een jair versiin; sy hebben dairin tachtentich stucken gescuts, hebben deesen

[pagina 6]
[p. 6]

dach viif malen doer 't logys van Siin Gen. graef Ernst gescooten, oock soo dat een pagie van d'slach van sich selvs viel en dat Siin Gen. sich een weinich moste retiriren.

Het garnisoen bestait in Waalen en Duitschen, dairvan een goet deel gemiscontenteert is.

 

Uyt Creveceur, den eersten Mey 1629Ga naar voetnoot1).

III.
1629 - 23 April / 3 Mei.

Miin Heeren! Sedert d'myne van gisteren is hier niet gepasseert als dat d'vyandt buyten d'poerten seer begint toe arbeiden en syne batteriën in de stadt oock doet rysen ende verhooghen. D'onse siin vast doende om hunne quartiren t'sluiten; hope, dat sy deese verleeden nacht sullen geslooten siin en dat men van nu af sal beginnen t'arbeiden om de quartieren aeneen t'brenghen, 'twelck al vry wat inheeft soo ten respecte van d'groote distantie als van het voole waters, dat dair noch is, 'twelck doch seer begint t'vallen.

Het opgecochte riis sal dair wel t'passe comen, dairvan wy viif samoureusen vast hebben doen afcomen. De huisluiden om t'graven worden met devotie verwachtet, alhoewel d'soldatesque dairtusschen niet leedich staet. Deese nacht hebben se sterck gescooten; gisteren waren wy tot Engelen, alwair alsnoch in absentie des heer van Hemertz capp. Tuil oover acht compagniën commandiret, edoch alsoo de voors. plaitse mede behoert onder 't quartier van graaf Willem, heeft Siin Gen. dair mede gesach oover. DusGa naar voetnoot2) soo comen d'huisluiden uyt d'Betuwe, Tilerweerdt ende Veluwe hier. Godt d'Heere wil hunnen

[pagina 7]
[p. 7]

arbeit seeghenen en oock, Miin Heeren, UEd. t'nemen in Syne protectie.

Uyt Creveceur, den 3 Mey 1629.

IV.
1629 - April 25 / Mei 5.

Miin Heeren! Onse soldaten en d'huisluiden siin vast doende om d'quartieren meer en meer t'verstercken, selvs d'plaetsen, dair d'ruiterie achter d'quartieren legert, met een sterck retrenchement ende dipe grachte. Syne Excell. heeft tusschen Vucht ende Hinten noch een clein quartier doen afsteecken, onder beveel van d'heere van BrederodeGa naar voetnoot1). Men hoopt d'quartieren oock in een cort aeneen toe trecken, alsmede tusschen Vucht ende Enghelen, alhoewel met groote beswarnisse. Gisteren morghen heeft de vyandt tusschen Vucht en Engelen door gebracht vir oft viifhondert mannen; sommighe maecken 't getal cleiner, andere grooter; d'eene wil segghen, dat het volck de ...... is, andere, dat het officiren met recreuten siin, die dair buiten waren geslooten. Sy sciten nu en dan sterck, doch met weinich scaden.

De vyandt vergadert tusschen Roirmonde ende Venloo op RooversGa naar voetnoot2) heide, als oock in Brabandt tot Diest en Herentals. Daerentusschen siin wy dach en nacht beesich om ons t'begraven. Godt d'Heere wil dit belech seegenen.

Uyt Crevecoeur, den 5 Mey 1629.

 

Miin Heeren! Met d'eerste gelegenheit sal ick UEd. advertiren het succes van 't gheenen, daer dus tot acht uyren op den avont viif oft seshondert manne uyt het leegher op uytgaen om sich te verseeckeren van een avantageuse plaitse. Godt geve, dat het gelucke.

[pagina 8]
[p. 8]

V.
1629 - April 29 / Mei 9.

Miin Heeren! Het voornemen ofte ainslach, dair ick UEd. in myner laetste van advisirden, was, dat Syne Excell., om den pas d'vyandt af toe nemen, daerdoer hi het volck in d'stadt hadde gebracht, gelast heeft ain graef Willem om door den sargiant-majeur Wijnberghen tot Deuteren een fort t'doen legghen en in behoerlicke defensie t'brenghen, geliick gedaen is ter goeder uyren, alhoewel in een seer coude en stormachtighe nacht, als wanneer sy tot oover hunne cnyen doer 't water mosten marcheren, oock een soldaet van coude en ongemack doot bleef. Ick hebbe geseyt ter goeder uyren, alsoo juist op d'selve tiit tot Vlymen sevenhondert van des vyandtz volck waren met buspulver om in de stadt t'comen, dan vernemende, dat het gadt vernaghelt was, siin sy re infecta wedergekeert. Deesen morghen doet S.G. graef Willem tot Vlymen op een hoochte noch een fort legghen tot meerder verseeckeringhe van die pas tot Deuteren, 'twelck men verhoopt morghen in tamelicke defensie toe hebben.

D'huisluiden doen seer goede dienst. D'Hollantsche bueren siin eergisteren voer een gedeelte gecomen en sal d'reste oock morghen hier siin. Het ware te wenschen, dat wy d'Scotten hier hadden om de sware en mennichvuldighe forten t'besetten. D'vyandt, tot noch op verscheiden quartiren vergadert, brenght nu siin gros byeen tot Diest, soodat hi in dri daghen by ons can siin. Syne Excell. ontbidet dairtegen den colonel PinssenGa naar voetnoot1) met siin volck oock hier. SmiltzinckGa naar voetnoot2) is ghisteren ooverleeden.

Uyt Crevecoeur, den 9 Mey 1629.

[pagina 9]
[p. 9]

VI.
1629 - April 30 /Mei 10.

Miin Heeren! D'gecommitteerden van Hare Hogh-Moghenden hebben dienstich gevonden sich t'verdelen, eenighe tot Crevecoeur t'laten, andere om by Syne Excell. in 't quartier tot Vucht t'siin, alwairtoe ick mede versocht bin. D'logysen, soo van Syne Excell. als het onse, siin onder 't canonscoeit van d'stadt en noch nairder van d'scanse tot Vucht, doch sciten nu weinich. Nu en dan compt dair een vervloogen cogel met weinich scade; oock draecht har gescut niet verre, soodat men presumirt, dat sy gebreck van pulver moeten hebben en oock dat het pulver, dat sy hebben, niet van het beste is. Oock wordt sterck geseit, dat Grobbendonck voer weinich tiidts tweehondert tonnen pulvers uyt den Bosch nair Breda heeft ghesonden. Het schiindt en bliickt oock uyt d'intercipieerde briven, dat sy gheen staet en hebben gemaeckt, dat men deese plaitse solde beleegheren, mair wel Wesel, Breda ofte Antwerpen.

D'vyandt vergadert siin volck noch byeen. Men wil seggen, dat graef Henrick van den Berghe het commandement sal gedeferirt siin.

Onse leegher is noch doende om sich t'begraven, avanciren seer niettegenstainde d'groote circumvallatie van viif uiren gains en het mennichvuldighe water, dair men moet door arbeiden, dairop dat Grobbendonck schiint d'onmogelickheit gefondirt t'hebben van d'plaitse t'connen besluiten, 'twelck wy doch verhoopen in corten tiit toe doen. Godt d'Heere wil het seeghenen.

Uyt het quartier tot Vucht, den 10 Mey 1629.

VII.
1629-Mei 8/18.

Miin Heeren! Sedert myne laitste vinden wy gheen veranderinghe noch van die vyandt in die stadt noch

[pagina 10]
[p. 10]

buiten die stadt. In die stadt is alles als voorens en worden oock tot noch toe in stilte gelaten. Nu en dan comen sy met een chalouppe uyt om voerlueden (en) pairden t'halen, hebben oock al eenighe becomen, doch siin eergisteren in 't quartier van d'heer van Brederoode wacker onthaelt. Van buiten vernemen wy noch gheene vergaderinghe als hier en dair van eenige regimenten, doch beginnen meenichte van carren en waghens toe pressen. Tot Breda maecken sy har magasiin. Siin Excell. heeft advys, dat graef Henrick van den Berghe tot Bruissel is en swaricheit maickt om toe marchiren sonder dri maenden solts, die hem belooft siin, echter noch al wat sal aenloopen, eer men dat byeencriicht.

Van Soist ende Luinen becomen wy advysen, dat men dair noch gheen geruchten en hoert van eenich Keysersvolck.

Dairentusschen is, Godt lof, onse geheele leeger geslooten en aeneengehecht, selvs een parthie van 380 roiden door 't water, dair op sommighe plaitsen viif voiten waters waren, oock eenighe van dri en twee voeten, op welcke wech oock een wackere tuin ende borstweeringhe is gemaickt, die tusschen beiden met sandt ende riis wordt aingevult, soodat men tegen een musquetscoot sal vry connen siin. Deese wech wordt nu verbreidt in 't water d'lanckte van een roide, dair het criichsvolck sal connen stain ende marcheren. Buiten deese wech is een grachte van twailf voiten breedt ende vir voeten diep en dairbuiten is het vol waters. Oock worden daer twee holten reduiten op gemaickt, van dewelcke men met cleine stuxkens d'geheele wal sal connen besciten. Deselve wordt mede vir voiten verhoocht, geliick doergaints alle d'wercken van 't leger verhoocht worden en nair proportie verswaart, welcke verhooginghe ende verswaringhe binnen vir ofte viif daghen, wil 't Godt, in perfectie sal siin. Men is oock doende om twee rivierkens, als die Dummel ende Aa, t'stoppen soo om ons d'landen op eenighe plaitsen 't drooghen en accessibel t'maicken en op andere 't water t'verhooghen en den vyandt aldair siin aencomste onbruickbar t'maicken, 'twelck mede in weinich daghen sal gedain siin, en alsdan sal men d'approches connen

[pagina 11]
[p. 11]

by die handt nemen generalick, geliick nu alreede in het quartier van graef Ernst (van) Nassau begost is, geliick oock die van den Bosch het effect van onse canon ende vuerwercken doen gevolen, die sy nu roepen dat in den lombardt versettet is. D'Heere Godt wil alles verder seeghenen.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 8/18 Mey 1629.

VIII.
1629-Mei 14/24.

Miin Heeren! Ick weet UEd. noch gheene groote veranderinghe sedert myne laitste toe te schryven als dat booven d'verswaringhe van d'wercken ende de verhoginghe van dien wy eergisteren buiten den Hollantschen diick van 380 roiden noch een niw retranchement hebben doen bestaden en dairenbuiten noch een groote en dipe grachte, als oock op die Boschsloot die wech dri voten doen verhooghen teghen 't water, die lanckte ongeveer van achthondert roiden. Het wassen van 't water gheeft ons eenighe incommoditeiten, echter sulcke, die wy met Goodes hulpe sullen ooverwinnen.

Ghisteren is tusschen die wintmolens booven Engelen ende die stadt een hoit vol briven gevonden en een weinich van dair een doot en verdroncken man, onder d'welcke beneffents voole particulire oock eene was van d'Infante, eene van graef Henrick van den Berghe en eene van Octavio Visconti in dato van den 17 deeses, t'samen holdende ain den gouverneur Grobbendonck, vast van éénen inholdt, als dat men doende was om het leegher t'versamelen en dat men hun seeckerlick sol comen ontsetten; oock dat sy het dilaieeren niet qualick wilden duyden, alsoo dat dienden om 't ontset met meerder seeckerheit ende effect t'doen; dat sy oock ordre solden stellen om de somme van achtentwintichduisent croonen in de stadt oover t'maicken. D'eene brief seide mede, als dat d'marquis Spinola henwarts quam oover Italien en in 't laitste van Junio, immers half Julio sol hier siin.

[pagina 12]
[p. 12]

Dair was noch eene brief by van Vereicken, die in ciiffer was geschreeven, doch noch niet en is ontciiffert.

Wy hebben alreede duisent vimmen riis hier en noch viifhondert vimmen doen opcoopen; sullen ontwyvelick noch al meer moeten hebben boven ontallick holt, dat wy hier hebben doen houwen, soodat wy siin, dat wy extraordinaris gheldt van doen hebben: d'provintiën sullen elx in 't syne in tiidts dairop moeten dencken.

 

Uyt het leegher voor den Bosch, den 14/24 Mey 1629.

 

Soo ainstondt seit ons Syne Excell., dat d'vyandt wel drihondert carren met alderleihande provisiën tot Breda met een convoi heeft doen brengen om siin legher hieromtrent voor thien oft veerthien daghen dairmede toe voeden.

IX.
1629-Mei 20/30.

Miin Heeren! Van d'gelegenheit van onse leegher weete ick niet meer t'schryven als voor deesen; alleene dat seedert die Aa ende Dommel gisteren en deesen dach beide gestopt siin, soo om het water t'ontrecken op eenighe plaitsen als op andere t'gheven. Die verhoginghen ende verswaringhen van die retranchementen en andere wercken siin genoich volmaickt; alle, immers die meeste scanssen en reduiten siin in hare perfectie. Eenighe, dair noch wat ain manqueert, sullen ofte connen in twee daghen volmaickt worden. Daerentusschen soo is men doende met d'approches ende nywe batteriën t'maicken in 't quartier van graef Ernst ende graef Willem, alwair men voer alsnoch niet verder can comen, doch ontwyvelick in een dach ofte twee verder sal connen, alsoo 't water nu seer beghint t'vallen. In 't quartier van Brederoode approcheert men d'Pettelair scansse. In dit quartier van Syne Excell. heeft men d'approches soo seere geavanceert, dat men nu sal moeten sapperen, d'Fransoisen alreede siinde tot ain ofte verby het hoorn-

[pagina 13]
[p. 13]

werck van de groote Vuchter scansse ende d'Engelschen op gelycke veerte nair d'cleine scansse hinain. Wy siin doende met een batterye toe stellen omtrent tweehondert passen van de groote scansse en siin d'Fransoisen nu gheen neghentich pas van d'scansse.

Voer dri daghen deeden sy een sortie met ongeveer hondert mannen, doch deeden gheen scade als een man of twee, doch dach ende nacht soo sciten sy nu met musquetten en somtiits met canon, oock met weinich scade, soodat in alles gheen twailf soldaten gebleeven siin.

Deese nacht is onse ruyterie uytghereden, toe weten van elcke compagnie viiftich pairden. Godt geve, dat sy met goede effect weedercomen.

Van des vyandts optrecken hebben wy niet nairders; sullen buiten twyvel op een cort horen ofte siin, wairwarts hun dessein strecket.

Uyt het leegher voer den Bosch, den 20/30 Mey 1629.

X.
1629 Mei 24 / Juni 3.

Miin Heeren! Seedert myne laitste is hier niet sonderlinghs gepasseert als 'tgheene d'heere van Meinerswyck, voer dri daghen van hier vertreckende, UEd. ontwyvelick sal gerapporteert hebben; alleen dat nair Siin Ed. vertreck men sterck doende is om d'approches t'bevorderen. Met het vallen van 't water soo sal men in d'quartiren van Hinthen ende Orthen d'approches op die stadt vervolghen. In 't quartier van d'heer Brederode tegen den Pettelair approcheert men seer, telckens sooveel het water compt toe vallen. Alhier in 't quartier van Syne Excell. soo op d'groote als cleine scansse doet men het meeste. D'Fransche hebben op d'groote seer geavanceert, ligghende al aen d'syde van d'selve. D'Engelsche, gainde nair d'cleine scansse, hadden ghisteren nacht wat desordres, doch hebben 't deese nacht verbeetert en gerepareert. Op beide quartiren sappirt

[pagina 14]
[p. 14]

men nu, doch worden hier en dair dertich man ofte meer bygevoicht om t'meerder toe vorderen. Uyt d'scanssen hebben sy nu sedert twee daghen herwarts sterck beginnen t'sciten, treffen nu en dan wel een mensch. Onse batterye hier in 't Vuchter quartier heeft deesen dach beginnen te speelen op d'scanssen met ses halve canons. Verleeden als oock ghisterennacht hebben die in d'stadt sterck uyt haren tooren gevuirtGa naar voetnoot1); wat het beduidt, weten wy niet.

Wy cryghen nu van allen canten advysen, als dat d'vyandt sich beghint t'weren en dat sy niet alleen tot Venloo, mair oock tot Arssen een brugghe beginnen t'legghen. Soo haist Syne Excell. verneempt, dat het op die Waal ofte Issel sol moghen ghelden, sal hy voeten pairdevolck derwarts seinden, doch UEd. sullen ontwyvelick hare spions uythebben en ons van alles in tiidts advisiren.

Uyt het leegher voer den Bosch, den 3 Junii 1629.

 

Deese nacht hebben d'Engelschen wel geavanceert.

Dus cryghen wy van Brevoort advys, als dat de jonghe graef van Tilly met 18000 mannen marcheert. UEd. gelyve doch hunne contscappers uyt toe seinden, die trow en cloick siin en die selvs gaen daer sy siin, en niet van hooren segghen rapport doen, en alhier adverteren 'tgheene sy medebrenghen. Deesen 4 Junii.

XI.
1629 Mei 29 / Juni 8.

Miin Heeren!..............

 

Alhier is men vast alle nacht doende in d'approches: d'Fransche ende die van d'groote scansse siin nu in den anderen, t'weten in des vyants contrascerpen; d'Engelschen

[pagina 15]
[p. 15]

siin oock verre geavanceert nair d'cleine scansse en maicken nu een nairder batterye, d'welcke veerdich siinde, men - wil 't Godt - in veerthien daghen hier al vry wat sal segghen.

Dus compt een tromslagher uyt graef Ernsten quartier segghen, hoe dat Siin Gen. graef Ernst verleeden nacht een seecker hoochte met viifhondert mannen hadde geoccupeert, die de vyandt quam om in toe nemen, doch was gerepousseert, soodat de onse meister bleeven.

Dus om elf uiren des nachts soo wordt dapper en continueelick met musquetten gescooten, apparentelick om onse arbeiders t'beletten.

Uyt het leegher voer den Bosch, den 8 Junii 1629.

XII.
1629-Juni 1/11.

Miin Heeren! Wy en verneemen noch niet seeckerders van des vyandts dessein als voer deesen. Het laitste sullen UEd. uyt dit bygaende advys vernemen; dairentusschen soo verstercken wy onse leegher seer, soo met maicken van nywe grachten als verbreiden van die olde.

Teghen d'stadt ende de scanssen soo avancirt men seer onse approches ende sappes, dairtoe ons deese groote droochte een merckelick avantage geeft, oock soo dat, dair men tegenwoerdich d'approches al door gemaickt heeft, voer veerthien daghen, jae minder tiidt noch twee, dri en op sommige plaitsen meer voiten waters waren; echter hebben hier en dair noch al eenighe waterbeletselen.

In dit quartier van Syne Excell. siin d'Franschen, geassisteert uyt het regiment van Famai en van Dedem, soo seer geavanceert, dat sy den vyandt hebben doen quiteren het contrescarp van hun hoornwerck en deese nacht in des vyandts bedeckte wech sullen logiren, doch weeder dri ofte vir daghen beesich moeten siin met een niwe batterie, die men denckt t'stellen op d'poincte van hun hoornwerck.

[pagina 16]
[p. 16]

D'Engelsche, mede uyt de gardes geassisteert, avanciren seer op de cleine scansse, hebben deese verleeden nacht hunne nywe batterie veerdich en daerop gebracht twee halve canons, onder d'faveur van d'welcke sy d'selve cleine scansse seer sullen nairderen.

D'heere van Brederode heeft een cleine reduite, siinde opgeworpen by d'vyandt tusschen d'Pettelar scansse en onse wercken, ingenomen.

Graef Ernst van Nassau, het meeste water nu quiit siinde, avancirt seer nair d'stadt, oock soo dat men uyt onse uyterste wercken met een steen in d'stadtsgrachte aldair sol connen werpen; heeft oock een linie van communicatie nu al veerdich, door d'welcke S. Gen. graef Ernst en grave Willem den anderen connen secondiren.

D'niwe Scotten siin gisteren in 't quartier van grave Ernst gecomen, een wackere ende goede trouppe.

Eergisteren is de heere van Vitenwal, in d'approches sich wat blootgevende, door 't hooft gescooten, soodat hi nu buiten verstandt ende hoope van geneesinghe is.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 1/11 Junii 1629.

XIII.
1629-Juni 3/13.

Miin Heeren! Myne laitste is gheweest, hoe dat d'onse logirden op de contrescerp van 't hoornwerck van d'groote scansse en die nacht in d'bedeckte wech sollen logiren en op de poinct voort maicken een batterie. Seedert is men aldair, t'weten in de Fransche, seer geavancirt, loopen, in plaitse van het hoornwerck ain toe tasten, dair buiten om her. Aen d'een siidt hebben sy verleeden nacht vir roiden en ain d'andere ses roiden verder geloopen, soodat sy op een cort tot ain d'brugghe ende poorte van d'groote scansse sullen siin en alsoo beletten het verversschen van 't volck, 'twelck tot noch toe alle twailf uyren op- en afgetrocken is, en alsdan sullen sy moeten resolviren oft d'scansse t'verlaten ofte met weinich

[pagina 17]
[p. 17]

volcks t'versiin, alsoo sy, die met voole volcks versiinde, afgesneden sullen weesen van d'stadt en peryckel loopen van 't verlos van soovoole volcks, die hun in d'stadt wel sollen t'passe comen teghens d'onse, die soo in 't quartier van graef Ernst en graef Willem als Brederode hun oock seer nair comen, en particulierlick teghen d'Engelsche, die soo nair nu siin by d'cleine scansse, dat sy deese nacht meinen t'logiren ain ende in een travers by d'vyandt opgeworpen en mair siinde dri roiden van het contrescerp van d'cleine scansse; doch is dair noch tusschen beiden wel anderhalf voit waters.

D'batterye, dair ick in myne laitste van screef, is al gisteren veerdich geweest en sciten dairvan recht in 't hoornwerck van d'groote scansse en op de scansse selve, soodat sy dair qualick langhe sullen connen duyren. Men heeft alreede gesyen, dat d'officiren d'soldaten in d'scansse met gewelt van helbarden ende geweer hebben moeten indryven; oock sciten sy nu dairuyt noch oock uyt de cleyne scansse niet meer soo vool met canon als voor deesen, wairuyt wy gelooven wair toe siin 'tgheene den tweeden ooverlooper, die gisteren uyt d'stadt quam, ons seide, als dat die dri grootste stucken gheschuts eerst uyt d'groote scanse nair d'cleine scanse hadden gebracht en dairnair van dair in die stadt. Mede seyt hy, dat onse gescut als oock onse musquettiers groote scade doen en dat hun criichsvolck seer afgemattirt wordet door de verscheidene en yverighe approches van d'onsen. Verclairt oock, dat sy in d'groote scansse ende hoornwerck van dien verscheiden minen hebben, diewelcke doch gheen scade sullen doen, als wy, de verbygainde, geliick hierbooven geseit, recht nair d'poerte ainloopen en har van d'stadt separiren, wairmede men oock hunne afsnydingen in d'scansse sal elusoir connen maicken.

Den gouverneur Grobbendonck, in 't begin van d'belegeringhe alle daghe dair siinde, heeft, seedert onse approches begost siin, noit weeder dair oft een voet buiten d'stadt gesettet.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 3/13 Junii 1629.

[pagina 18]
[p. 18]

XIV.
1629-Juni 5/15.

Miin Heeren! Alsoo men ghisterennacht ain d'travers van de cleine scansse was gecomen, dair men achter meinde t'vinden anderhalf voit en twee voit waters, heeft men in plaitse van dien gevonden een grachte van achthien voten breedt en ses voeten diep, die men ghisteren heeft moeten bestaden, en alsoo men deese nacht dair sol arbeiden, is uyt d'scansse groot tegenweer ghedain; d'cappitein van de garde door siin luchter ooghe oft een weinichsken dairboven getroffen, comende by het oor wederom uyt, en noch ses andere doot en veerthien gequetst geworden, soodat die het vullen van dien hadden ainghenoomen, dair mosten uytscheiden; edoch deesen morghen en onder 't faveur van onse canon hebben sy wacker beginnen toe arbeiden en hebben 't nu, des morghents omtrent seven uyren, al meest gevult.

Ghisteren hebben onse granaden beginnen t'speelen en is eene gevallen in d'groote scansse met een vreembde operatie, want met het vallen is dair een groote damp opgegain en sulcken gecraick gehoordt, alsoft dair hondert en meer musquetten losginghen; men sach doren en vensteren vlyghen; oock hoorde men een groot gecriit, soodat men presumeert, dat sy in het magasiin van pulver en granaden is gevallen oft in die corps de garde, dair hunne musquetten geladen laghenGa naar voetnoot1).

Eerghisteren is graef Henrick van den Berghe uyt Bruissel verreist; tot Tuirnhout vergadert hi siin leegher; tot Breda begint men t'backen, soodat wy hem nu haist by ons sullen hebben. Dair marcheren seven regimenten

[pagina 19]
[p. 19]

Keiserschen en waren tot DeelbruggheGa naar voetnoot1) ende Buren in 't landt van Paterborn, die men meint, dat sych nair d'Rhiin op onse frontiren begheven.

Syne Excell. schickt morghen oft oovermorghen colonel Varick met dri compagniën pairden tot Doisborch by provisie, met macht om eenighe compagniën t'moghen lichten en alsoo des vyandts surprinsen voor t'comen, en soo haist men sal hooren, dat sy op onse frontiren beghinnen ain t'comen, sal Syne Excell. een clein leegher van seven oft achtduysent man t'voit en tweeduisent pairden oock derwarts seinden onder een gequalificeert hooft.

 

Dus voor 't einden van deese comen d'Engelschen met hoopen by ons, die gearbeidt hadden in 't vullen van de scansseGa naar voetnoot2), rapportirende, dat sy d'gracht soo goet als gevult hadden en dat d'vyanden niettegenstainde onse canon en sciten van musquetten het riis dair hadden uytgehalt en d'onse den arbeidt verhindert, soodat dair met eenich ander expedient sal moeten worden versiin.

Uyt het leegher voer den Bosch, den 5/15 Junii 1629.

XV.
1629-Juni 6/16.

Miin Heeren! Alsoo d'vyandt tot Diest en Herentals met siin volle macht vergadert om hier op het leegher t'comen en wy nu tot twee reisen advys becomen, het eene van Dorsten, dat d'Keisersche met neghen regimenten herwarts marcheeren, het andere van Rees, dat sy wel twintichduisent man sterck sollen siin, heeft Siin Excell. ten hoochsten noodich geordeelt een gros ofte clein leegher, als in miin voorgaende verhailt, byeen t'brenghen, fundament maickende, dat d'wartgelders byeen sollen

[pagina 20]
[p. 20]

connen siin, om die in d'garnisonen t'legghen, dair men het olde volck weder soll uytlichten; dan alsoo men bevreest, dat d'voors. lichtinghe van wairtgelders soo haist niet sal gevordert siin als die noot wel sol comen t'vereysschen, hebben Syne Excell. en de gecommittirden alhier raidtsam geacht, dat men by provisie uyt Hollandt ses compagniën burghers wilde gereet holden, uyt Uytrecht twee ende uyt d'Veluwe twee, om deselve toe logiren in d'naiste plaitsen, dair men garnison uyt sol comen t'lichten teghens dat de patenten van Syne Excell. sollen aincomen, ten ware dat men met de waartgelders gereet ware, weshalven ick heb moeten ainnemen UEd. t'versoicken ordre t'willen stellen, dat uyt d'steeden van Veluwen twee vaindelen burghers sich gereet hielden om op de patente van Syne Excell. t'marchiren ter plaitsen dair sy geassigneert worden.

Tot denselven einde gaen d'heeren van der Dussen en tresorier Goch nair den Haghe, welcke heere tresorier nu wel eenighe weecken dair mochte blyven. D'heeren Ploos en Eisingha sullen gelycke debvoiren doen in hare provintiën. Ick wil verhoopen, dat UEd. in deese extraordinarisse occasie niet sullen leedich stain om twee compagniën burgheren gereet t'holden teghen dat d'patenten van Syne Excell. sullen moghen aincomen, en my in aller iil advertiren van d'resolutie, die deselve hierop sullen geliven t'nemen, met ooverseindinghe van die namen der hopluiden, die dair sullen uyttrecken, immers van d'steeden, dair sy uyt sullen gaen, als oock d'gelegenheit van de compagniën waartghelders, stainde op d'repartitie van onse provintie, soo van 't getal van hunne soldaten en van hunne loopplaitsen, opdat Syne Excell., sulx wetende, dair ordre op mach stellen.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 6/16 Junii 1629.

XVI.
1629-Juni 9/19.

Miin Heeren! Syne Excell. heeft seeckere en ver-

[pagina 21]
[p. 21]

scheiden advysen, soo uyt het rapport van een lieutenant, die den vyandt heeft siin marcheren, als oock van elders, hoe dat graef Henrick van den Berghe eerghisteren omtrent den middach was gecomen met siin leegher tot Oudt Turnhouldt, hebbende siin logys genomen tot Coursedonck, sullende als ghisteren logiren tot Ravels en deesen dach, geliick den roep ginck, tot HavelGa naar voetnoot1) ende Gilsen; hadde by sich virenviiftich cornetten pairden, wair noch by solden comen twailf cornetten uyt Breda. Van het eigentlicke getal des voitvolcks was gheen seeckerheit: men wilde die begrooten op viifentwintichduisent man; echter wordt geordeelt, dat sy niet vool meer sullen siin als viifthien- of sesthienduisent mannen. Men seit, dat sy twee halve paien solden hebben ontfangen en als ghisteren oft van daghe noch soovool solden ontfangen; op welcke advysen Syne Excell. gesonden heeft tot bewaringhe van d'HemertscheGa naar voetnoot2) ende Bommelerweerden viifentwintich compagniën t'voet en dri cornetten pairden, gecommandeert door graef Willem van Nassau.

Onse approches in dit quartier, soo op d'groote als d'cleine scanssen, siin door seecker incident in vir oft viif daghen niet soo seer gespoidicht als sy wel vereischten, doch worden nu seer geavancirt, alsmede in 't quartier van graef Ernst van Nassau op die stadt.

Dewyle ick deese schryve, becompt Syne Excell. advys, als dat d'vyandt gisteren in siin quartier stil is blyven ligghen, edoch een swair convoy binnen Breda had doen brenghen, meinende hoochgedachte Syne Excell. dat, als hy syne provisiën binnen Breda sal hebben, op ons alsdan rechtain sal comen marchiren.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 9/19 Junii 1629.

[pagina 22]
[p. 22]

XVII.
1629-Juni 12/22.

Miin Heeren! Van d'vyands marcheren hebben wy noch niet naiders als dat d'roep ginck, dat sy gisteren, als sy noch stillaghen, ghelt solden ontfangen en deesen dach voorttrecken.

In onse approches beletten ons soo d'naderheit in hunne wercken als oock op eenighe plaitsen het water seer, dat gewassen is. Die gallerie oover d'grachte van 't hoornwerck van d'groote scansse was ghisteren veerdich; met d'andere oover d'grachte van 't contrescerp was men doende. D'myne, die men deesen nacht onder d'wercken van de groote scansse wilde doen springhen, is niet wel gelucktGa naar voetnoot1).

D'gallerie oover d'grachte van 't travers nair d'cleine scansse hebben sy met hunne granaden voor een deel gebroocken, doch wordt nu gerepareert.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 12/22 Junii 1629.

XVII.
1629-Juni 14/24.

Miin Heeren! Van de weinighe operatie van d'eerste myne op het groote fort heb ik UEd. geadviseert. Sedert heeft men die tweede myne op het cleine fort oock doen springhen, doch niet met sulcken succes als men wel hadde gehoopt, alsoo sy achteruyt sprongh, oock eenighe van d'onse bescadichde, onder anderen den lieutenantcolonel Astley, die doch buiten peryckel, Godt lof, is.

[pagina 23]
[p. 23]

Ghisteren heeft men die derde myne doen springhen, die gestelt was onder 't hoornwerck van 't groote fort, en deede seer goede operatie, doch men bevondt, dat sy achter die opgespronghen airde sich opnieus hadden geretrancheert, soodat die plaitse tusschen har ende ons bliivt ligghen. Dairentusschen soo is men doende om har met graven, oock met nywe batteryen, die men opnieus maickt, van dar t'dryven. Dairentusschen vart men oock voort met d'gallerye door har contrescerp op 't groote fort, geliick oock op het cleine fort seer yverich wordt gearbeit.

Het schiint, dat sy nu wat met meerder ordre ende yver tegen ons arbeiden, geanimeert door har verhoopte ontset.

Dus compt een van des vyants tambouren om gevanghens t'lossen; seit, dat sy ghisteren gemonstert siin en voorts hebben ghelt beginnen t'ontfangen, als elck een maindt solts, en dat sy deesen dach solden marcheren. Op den avont sullen wy ontwyvelick nairder advys hebben.

 

Uyt het leegher voor den Bosch, den 14/24 Junii 1629.

 

D'vyandt is deesen dach tot Hilverbeeck onder Tilborch, omtrent vir uiren gains van onse leegher.

XVIII.
1629-Juni 16/26.

Miin Heeren! Des vyandts leegher, dat tot Hilverbeeck ende Goirlee eerghisteren hadde geleeghen, is ghisteren tot op het Loon in Sandt ende Spranghen gemarcheert.

Onse approches, die een tiidt lanck vermits verscheiden incidenten wat gehapert hebben, vorderen nu seer, soowel op d'groote als d'cleine scansse.

Men is nu doende om in 't quartier van graef Ernst een gallerie t'doen maicken uyt siin uyterste wercken tot in die stadtmuiren, doch alsoo sy wel drihondert roiden lanck sal vallen, wil se noch al vry tiidt nemen.

[pagina 24]
[p. 24]

Gisteren is in d'approche op d'cleine scansse Om Kees dootgescooten.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 16/26 Junii 1629.

XIX.
1629 Juni 23 / Juli 3.

Miin Heeren! Sedert dat die vyandt verby Vlymen op Helvoort en Haren met siin leegher is gecomen, heeft hi tot noch toe stilgeleeghen sonder die t'doen hutten, doch eerghisteren, alsoo viiftich waghens, met sesentwintich ruiters geconvoieert, uyt waren om riis t'halen, heeft hi advys gecreeghen, alsoft met een groot convoy uyt waren; dairop hi met het meeste deel van siin ruiterie en een deel voitvolcks tot onder onse retrenchementen quam ende creech drie ruiters en alle d'waghens. Graef Henrick was dair selvs by.

Syne Excell. is tot noch toe alle nachten met het meeste van onse leegher in d'wapenen gheweest.

Onse approches waren wel vorderende soo op d'eene als d'andere scansse, doch deese nacht hebben sy uyt d'stadt, dair sy nu stercker als voor deesen uyt sciten, viif gebinten van d'gallerye, die wy haist oover die Dommel hadden, in stucken gescooten, dair men nu mede doende is om t'repariren.

Eergisteren werden d'grave van Hanou in siin arm gequetst, als hi in d'gallerie was, doch is, Godt lof, buiten peryckel.

Gisteravont is d'colonel FamaGa naar voetnoot1) dwars door siin liif gescooten. Dus soo compt men my segghen, dat hi t'nacht gestorven is.

Wy verstain van goede handt, dat in d'stadt ook al verscheiden officiren dootgescooten siin.

Uyt het leegher voor den Bosch, den Junii 23 / Julii 3 1629.

[pagina 25]
[p. 25]

XX.
1629 Juni 24 / Juli 4.

Miin Heeren! Alhoewel tot noch toe niet schriifweerdich hierin is, echter om t'depescheren van vir booden eenen, die tegenwoordich hier siin, heb ick hierby wel willen ooverseinden deese liiste van het voitvolck van d'vyandt, wairby hy heeft achtensestich cornetten pairden.

Van het regiment van Borneville cryghen wy vool ooverloopers, doch willen weinich hier in dienst blyven. Van het Duitsche regiment van Barbançon, dat uyt die Palts compt, comender noch meer oover, die alle oft meest dienst neemen.

Die vyandt vertoont sich nu en dan met een groot deel van siin leegher, doch heeft in acht dagen tiidts, die hy hier is, noch niet getentirt. Scermutselen tusschen d'ruiterie vallender wel, doch met weinich beidersiits scade. Deese nacht heeft hi sich met siin geheele leegher oft meeste van dien laten siin omtrent d'Heidescansse, d'wech op nair d'Hollantsche diick, is oock tusschen d'ruiterie gescarmutselt; echter is sonder yet t'versoicken weeder afgetrocken.

Siin Excell. is noch alle nachten met het meeste van 't legher in d'wapenen.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 4 Julii / 24 Junii 1629.

XXI.
1629 Juni 24 / Juli 4.
Extract uyt 't scryvens van den heere Essen, uyt 't leger voor den Bosch van den 4 Julii.

Naedat de vyant acht dagen tot Helvoort ende Haren ongehut ende onbegraven hadde gelegen, sonder iets te

[pagina 26]
[p. 26]

willen attenteeren als nu ende dan sich vertoont, oock eenige schermutzelen gehouden, soo is hy desen nacht op versceiden oorden op onse leger gevallen: op twe plaetsen, als 't Heidenfort ende Vlimen, sich alleene vertoont, maer tussen het quartier van graef Ernst ende Brederode heeft hy het gemeint, ende alhoewel 't voetvolck van achteren van de ruterye tot den hals toe in 't water wierde gedwongen om een scantze, datmael by de Scotten bewaert, te forceeren, hebben sy sich doch re infecta moeten retireeren, achterlatende veele, die verdroncken waeren ende dootgeslagen.

Op dit onse quartier tot Vucht, daer siin principael dessein was, quam hy oock aen, marcheerende over een smalen diick, daer niet meer als een of uyterlyck twe de front kosten gaen; doch siinde op een halve musquetschoot by onse retrenchement, weeck hy van sich selfs af, niettegenstaende het eene van de minst gefortificeerde plaetsen was, hebbende maer één retrenchement ende twe buytengrachten, doch binnen stonden 14 compagniën te voet ende 8 te peerde. Haere meyninghe, soo men verstaet, was, als sy het retrenchement souden gepasseert siin, door hondert soldaten met scuppen den dam van den Dommel te doen doorsteken ende, dewyle men met het water sal besigh siin, d'andre op die scantze de Petteler te doen brengen, alsoo siin dessein, volgents de geïntercipieerde brieven, meer is met hoope om volck in te brengen als om te ontsetten. Daer siin in alles van haer vry wat dooden gebleven: sy hebben den ritmr. Verreiken verlooren ende wy Manne. In 't velt is veel bloets gevondenGa naar voetnoot1).

[pagina 27]
[p. 27]

XXII.
1629 Juni 24 / Juli 4.

Miin Heeren! Nairdat d'brief, die ick deese morghen heb gedepescheert en voollicht nair oft met deese UEd. sal worden geleevert, soo verstain wy van seer goede handt, alsdat die vyandt verleeden nacht niet alleen op eenen, mair oock op meerdere plaitsen van 't leegher heeft geattentiret. Duc de Borneville heeft met d'regimenten van Barbançon, Chimay, Mansveldt en siin eigen, t'samen sterck omtrent virduisent mannen, by sich hebbende seven cornet pairden, willen ainvallen op een scansse, met Scotten datmail besettet, tusschen het quartier van graef Ernst ende Brederoode; waren oock tot ain d'uyterste grachte en werden door d'ruiterie gedwongen voort toe gaen, doch siin soo van d'onse verwellecomt, dat dair voole verdroncken en noch meer dootgescooten siin. Graef Henrick was met het meeste gros veerdich om op dit quartier van Syne Excell., wairop eigentlick har dessein was, t'comen en had d'rechte plaitse gevonden, alsoo dair mair twee slooten ofte grachten waren en één retranchement, weesende van d'minste gefortificeerde van dit quartier, doch hadden een smallen diick tot advenue, dair mair een oft uyterlick twee in front costen marcheren, latende het huis Oldt Herler op d'rechter handt, met die intentie dat, soo sy dair waren oover comen, geliick voollicht had connen gesciden, soo sy, halfwech op den diick siinde en gheen oft qualick een half musquetscoot van onse retranchement, die scrick niet en hadden gecreegen en van sich selvs waren gekeert, 'twelck Syne Excell. wunschten dat sy niet hadden gedain, alsoo acht compagniën pairden en veerthien t'voit op haren dienst pasten. Hare intentie was, dat sy hondert mannen met scuppen voorts nair den dam, dair die Dommel toegedampt is, solden schicken om die door toe steecken en also aldair ons t'abusiren, opdat dies t'beeter hunnen wech op d'Pettelar solden connen winnen en alsoo doorcomen.

[pagina 28]
[p. 28]

Op d'andere siidt van 't quartier van Syne Excell., op d'scansse 't Heidenfort, had sich oock een trouppe laten siin, als oock omtrent Vlymen, doch niet geattentirt. Onse gescut heeft vool quaets ghedain en neffents andere officiren, dairvan d'lichamen gevonden siin, den ridtmeister Vereicken die panne van 't hooft afgescooten. Het getal van die dooden can men niet weeten, alleen dat hier ende dair in 't veldt, in d'bosschen en struicken veel bloets wordt gevonden.

Dair siin oock twee buiren gevanghen, die aingenoomen hadden hun door toe leeveren en tot dien einde d'passen wel t'besichtighen. Men had hun twee riixdalders op d'handt gegeven en belooft tweeduisent riixdalders, en nair rapport gaf men hun mar dri riixdalders. Oock heeft men een geintercipieerde brief van graef Henrick, ain Grobbedonck geschreeven, hem advisirende de wercken ongelooflick t'vinden, soodat hem onmoghelick was t'ontsetten, dan dat hy sol arbeiden om volck dairin t'werpen, 'twelck Godt nimmermeer gunne.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 24 Junii / 4 Julii 1629.

XXIII.
1629 Juni 28 / Juli 8.

Miin Heeren! Des vyandts leegher heeft seedert siin laitste ainval, dairvan ick UEd. voor deesen heb geschreeven, stil geleeghen, totdat hy eerghisteren met sesoft seventduisent mannen t'voith en veertich cornet ruyteren optrock, d'myne maickende, oft hi op Boxtel wilde, doch keerde en nam d'wech op Vlymen, vertoonde sich oock aldair, dan alsoo den dach ainquam, is hi sonder yet toe tentiren trugghe in siin quartier gegain.

Deese nacht hebben sy uyt d'groote scansse een furieuse uytval ghedain met twee trouppen, elx van viifftich mannen, d'eene op d'rechter siidt van onse wercken nair d'heide henain, d'andere op d'lochter siidt, doch die ain d'rechter siidt hebben niet vool ghedain, oock mair viif

[pagina 29]
[p. 29]

oft ses dooden gelaten, dan d'andere spronghen van booven van onse gallerye, wel twailf voten hoochte, en namen onse cleine corps de garde in en hielden die wel een halve uyre in, totdat sy met geweldt dairuyt gejaicht werden, en alsoo sy gheen andere sortie en hadden als d'voors. hoochte van de gallerie, dair sy waren afgespronghen, hebben sy elf dooden laten ligghen, twee gequetste en twe gevanghens, onder d'welcke een vaindrich is. Onder die doode - nair dat men can ordeelen - siin twee officiren gevonden en dit behalven die doode en gequetste van d'gheene, die dairbuiten stonden om hun t'secondiren, soodat men meint, dat sy in alles verlooren hebben omtrent veertich mannen, die sy ontwyvelick missen sullen ten respecte het gebreck, dat sy van dien hebben.

Van d'onse siin tweeGa naar voetnoot1) dootgebleeven, daironder de vaindrich van Alart, en twintich gequetsten. Si hadden oock onse gallerie tweemal in brandt gesteecken, doch werden telckens gebluscht.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 28 Junii / 8 Juli 1629.

XXIV.
1629-Juli 7/17.

Miin Heeren! Gisteren op den nairmiddach tot viif uyren soo heeft des vyandts leegher beghinnen t'opbreecken en deesen morghen hebben sy voort alle tenten en pavillonen beginnen op toe nemen, stellende haren cours op Erpen en Vechelen, wairby compt, dat Mulert ons schriivt, dat het volck uyt het Ooverquartier sich begost t'reppen, soodat men meint, dat sy het op d'Mase gemunt hebben, behalven dat d'opgenomene briven, die

[pagina 30]
[p. 30]

eenen Brempt ain graef Henrick hadde geschreeven, melden, dat hunne scuiten ende waghens teghen den sesten of sesthienden deeses veerdich solden siin. Syne Excell. heeft d'plaitsen van d'selve, als Grave, Ravestein ende Gennip, met volck en andere behoiften doen voorsiin, oock alreede ordre gegeven, dat die trouppen van graef Willem, die in d'Hemertsche en Bommelerweerden hebben geleeghen, op Heedel comen om van dair voorts nair die Betuwe t'marcheeren, by soo verre d'vyandt het oogh op d'Waal mochte hebben, en sal d'heere van Haultain, met siin volck uyt Flandren gecomen, d'Hemertsche weerdt weeder bewaren.

Oock is men doende om een prooper leegher toe formiren tot defensie van d'Issel en d'plaitsen dairomtrent geleeghen teghen d'Keisersche.

Dairentusschen siin onse approches soo gevordert, dat wy tegenwoordich d'galleriën oover d'grachten van beide d'forten hebben en van nu ain af onder d'bolwercken van d'selve beginnen t'mineeren. Godt d'Heere wil het vorder seeghenen en des vyandts ainslaghen stoiten, dairom ick Hem van herten bidde.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 7/17 Julii 1629.

XXV.
1629-Juli 8/18.

Miin Heeren! Deesen morghen, een half uyre nair d'sonnenopganck, heeft d'vyandt een myne onder 't groote fort doen springhen, alsoo sy merckten, dat wy oock doende waren om een mine t'doen maicken; wairop, alsoo stilte volchden, heeft d'heere van DidemGa naar voetnoot1), die d'wacht aldair deese nacht commandirden, viif soldaten nair booven gesonden, die, alsoo sy nimantz in 't fort en saghen, hare cameraden wenckten, die oock datelick volchden en des vyandts volck in disordre saghen retiriren, achterlatende

[pagina 31]
[p. 31]

voole corceletten, andere wapenen, provisie van bier, oock wat wiins ende iisGa naar voetnoot1).

Ick come dus selvs uyt d'scansse, bevondt, dat die weeder hadden afgesneeden, soodat sy se noch wel thien oft veerthien daghen hadden connen disputeren. Dair waren d'verleeden nacht noch vir compagniën in geweest, geliick my een jonck soldat seide, die noch slapende in d'scansse werden gevonden. Het is een extraordinaris sterck fort, oock stercker als Grolle. Onder hare myne siin neghen oft thien van d'onse bestortet, doch mair eene dootgebleeven.

Oock heeft Syne Excell. gisteren een brief, by graef Henrick van den Berghe ain Grobbedonck geschreeven, geïntercipieert by eenen schelm, die briven van gheene importantie, oock by graef Henrick ain Grobbendonck geschreeven, telckens Syne Excell. ooverbrachte en, onder dat praetext credyt winnende, meinden in de stadt t'comen, dan is misluckt. Hy was van den 6/16 deeses; schriivt, dat hi vermits onse ongelooflicke werken d'stadt niet en coste ontsetten met het volck, dat hi by sich hadde; dat hi dairom optrock nair Wesel om sich met d'Keysersche t'voghen en ons forciren t'comen tot een bataille en dat dairmede, by soo verre hi d'victorie creech, die stadt ontsettet was, soo hi, Grobbedonck, die soo langh sol connen mainteniren.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 8/18 Julii 1629.

XXVI.
1629-Juli 9/19.

Miin Heeren! Deesen morghen tot vir uyren heeft d'vyandt in het cleine fort, nairdat sy t'vooren twee oft

[pagina 32]
[p. 32]

dri valsche alarmen hadden gegeven, een mine doen springhen sonder eenige scade; en alsoo dairop colonel Hardwood soldaten henop sondt om t'besichtighen, was het fort leedich, wairop voort nairdat het rontsom gevisiteert was, men dair viiftich man in heeft doin logiren, soodat men, Godt lof, van beide d'forten, die extraordinaris sterck waren soo van het water als van wercken, nu meister is. Godt d'Heere, hoop ick, sal d'rest oock seghenen, warom ick Hem van herten bidden.

Uyt het leegher voor den Bosch, den 9/19 Julii 1629.

 

Post datum. In t'schryven soo compt den ingenieur ons segghen, dat een niew opgeworpen reduite ofte travers tusschen het cleine fort ende d'stadt by d'vyandt verlaten en by d'Engelsche ingenoomen is. Dit lach oover t'water nair d'stadt ainGa naar voetnoot1).

XXVII.
1629-Augustus 6.

Miin Heeren! Ick hebbe verleden Saterdach Uw. Ed. en W. overgeschrevenGa naar voetnoot2) wat hier was gepasseert ende hoe by de Fransoysen des vyants tenaille wel was ingenomen, maer dat sy 'tselve wederom hadden moeten verlaten. Het is geweest een puyre disordre van de volontaires, die, in de plaetse van logement te nemen, haer engagerende om den vyant uyt ziin werck met eenen slach te verdryven oorsaecke hebben gegeven, dat de plaetse niet heeft connen behouden wordenGa naar voetnoot3). Zedert is men doende geweest met de sappe ende om wederom

[pagina 33]
[p. 33]

een nyeuwe mine onder den vyant te brengen, beneffens dat men buyten de biesbruggen noch een houte brugge over de grachte van 't vurs. tenaille heeft geslagen, ende gisteren avont waeren de onse gaen logeren in den wal van den vyant, dan verleden nacht is by denselven met booren onse nyeuwe mine geattrapeert, waermede de mineurs terugge siin gekeert, tegenwoordich staende de compagnie van de wacht in bataille, verwachtende, dat den vyant sich sal blootgeven ende yet by de handt nemen.

Op de andere plaetsen, daer geapprocheert wordt, verneempt men tegenwoordich ende verwacht men dagelicks overmits 't vallende water betere commoditeyt om vort te gaen ende volgens de verclaringe van den ingenieur van der VoortGa naar voetnoot1) sal nu de galerye tegens het hoornwerck voor de Hintemer poorte haer perfectie moeten hebben, waerdoor geschapen, dat die van 't garnisoen, van de stadt gedistraheert op verscheyde plaetsen, in hare defensie tegens de onse sullen verslappen.

De Fransoysen verlangen seer, dat sy de faute, die haere natie in den lesten aenval heeft gehadt, mogen repareren, uyt vreese dat de Engelsche, die haer beurte van wercken morgen sal siin, haer nyet beschamen mogen; waermede eyndigende bidde den Almogende, Miin Heeren, Uw. Ed. ende W. te nemen in Zyne protectie.

Uw Ed. ende W. dienstwillige

A. de Bye.

In 't leger voor den Bosch, 6 August 1629, 's morgens te viiff uyren.

XXVIII.
1629-Augustus 22.

Miin Heeren! Den schouwdach van de dycken van Boemelreweert heeft gecauseert, dat ick eenige dagen van hier hebbe moeten absent siin. Daerentusschen be-

[pagina 34]
[p. 34]

vinde ick, dat dese belegeringe seer is gevordert ende dat alsnu tusschen de stadt ende onse wercken niet meer in de wege is als de grachte, wordende de halve mane, die voor de Vuchter poorte is gelegen, voorbygelopen ende alles geprepareert omme de galerye te beginnen, alhoewel men daermede noch niet vort en gaet, overmits den capitaine de Campagne, die uyt de stadt is overgecomen, neffens meer anderen oordelen, dat men, deflecterende van de bolwercken, wat meer nederwaerts langs de grachte nae den Petelaer behoort te gaen omme de galerye tegens sekere plaetse genaemt de Bleycken, alwaer de stadt 't swackste is, te leggen ende so met eenen de Petelaers schanse van de stadt aff te snyden.

Op gisteren siin twee soldaten van de compagnie van d'heer Grobbendonck met verscheyde bryeven, so van hem als de clergie, aen d'Infante geattrappeert, houdende in substantie 'tselve, dat den capitaine de Campagne hadde geopenbaert, te weten dat daerbinnen was manquement van verscheyde behouften, die men nootsakelick moste hebben; dat, byaldien de stadt datelick niet en worde gesecoureert, dat sy alle mosten vergaen; dat geduyrende den tiit van ses off meer weecken, zedert dat sy van den toorn teyckenen hebben gegeven, geene bryeven of bootschappen daerbinnen waeren gecomen, zulcks dat zy t'eenemael waeren ignorant van 'tgeene tot haere ontsettinge mochte worden gepooght ofte voorgenomen, behalven dat sy nu ende dan uyt den mondt van de gevangens quamen te verstaen. De capitaine de Campagne vought onder andere in specie daerby, dat daer gans geene provisie van plancken is nochte eenigh middel tot opmaeckinge van batterye ende 'tgeene dagelicks meer mach occurreren, ende dat de stadt van binnen niet is afgesneden nochte eenige onbekende wercken aldaer gemackt, daermede de onsen, in den walle gecomen siinde, souden mogen worden opgehouden; besluytende, dat men in seer corten tiit ende eer als men gist, daervan mester sal connen wesen.

Ick hebbe my geinformeert van de galerye van 't hoornwerck voor de Hintemer poorte ende come te verstaen, dat onaengesien de meynichvuldige verclaringe

[pagina 35]
[p. 35]

ende toesegginge van de ingenieurs ter contrarie daer noch aen gebreecken vyer gebinten.

In 't leger voor den Bossche, 22 Aug. 1629.

XXIX.
1629-September 3.

Miin Heeren! Uw. Ed. en W. recommanderen my by haere missive van den 22 Aug., ouden stiils, te willen besorgen, dat in cas van overgaen van dese stadt van wegen de provincie van Gelderlant in geen accoort en werde bewillight dan daerinne het exercitie van de waere Gereformeerde religie alleen wordt getolereert, met interdictie van alle andere, geliick zulcks breeder in deselve missive wordt uytgevuert. Die van 't Synode van Zuythollant hebben eenige dagen geleden tot gelycken eynde by de gecommitteerde alhier alsmede by Siin Exc. geinsisteert ende connen Uw. Ed. en W. wel vertrouwen, dat ick my in desen conform derselver intentie geerne sal gedragen.

Een partye van de ruyterye met eenige musquetiers siin van desen morgen wederom ingecomen, hebbende tot Eyndthoven verdreven eenige keurlingen ende andere van des vyants soldaten, die het platte lant daerontrent met opbot van provisie van vivres als anders begonden te belasten ende vermoedentlick yetwes tot vordeel van dese stadt souden hebben getenteert. Ontrent tweehondert daervan worden hier gevangen gebracht ende sestich, die op het casteel waeren gebleven, siin met haer wapen en bagagie daeruyt getrocken.

De mineurs siin desen nacht overgegaen ende hebben haer werck in des stadts wal aengevangen, alhoewel twee daervan siin geschoten ende dat sy van achteren van de halve mane voor de Vuchter poorte worden gesien; alwaer over de grachte de biesbrugge is geleyt ende de mine oock begonnen omme de avantage van 't schieten den vyant met de veroveringe van de halve mane te benemen.

[pagina 36]
[p. 36]

Voor de Hintemer poorte is de biesbrugge oock over de grachte van de halve mane gebracht ende een sapperinge gemackt, die over deselve halve mane commandeert.

In 't leger voor den Bossche, 3 Septembris 1629.

XXX.
1629-September 10.

Miin Heeren! Verleden nacht ontrent elff uyren heeft den major WitsGa naar voetnoot1) door ordre van Siin Exc. met een capiteyn van den vyant, die in de halve mane voor de Vuchter poorte de wacht hadde, gesproocken, ondersoeckende, hoe de gemoederen aen die zyde mochten siin gestelt, met verhael, dat de soldatesca van de stadt sich geduyrende dese belegeringe ten vollen van haer devoir hadde gequeten ende dat 't aenstaende perykel haer behoorde te doen dencken op goede conditiën, waertoe Siin Exc. als een debonnaire prince ende courageus veldtheer t'eenemael was genegen; dan in de plaetse van daerop een gevoughlick antwoort te verlenen heeft des vyants capiteyn siin criischvolck, onaengesien den gemackten treves, datelick belast te schieten ende de conferentie afgebroocken. Siin Exc. heeft daerop de mine, die onder de halve mane gereet was gemackt, doen spelen ende de soldaten, daer een partye gecommandeert volck onder was, met vyerroers versien, den wal van de halve mane doen opclimmen, die den vyant hebben gevonden in een goede contenantie omme de plaetse te disputeren, doch also de onse te hardt aendrongen, is vooreerst het punckt ende daernae oock de traverse binnen de halve mane by haer verlaten ende met eenen doen springen twee minen, waerdoor de onse meer voordeels als schade is aengedaen, ende also den

[pagina 37]
[p. 37]

vyant veroorsaeckt de halve mane de onsen gans te laten ende sich op de vlucht te begeven.

Na de veroveringe is datelick ordre gegeven twee cortegardes, yder tot tweehondert man, in de halve mane te maecken, waertoe de traverse, die den vyant daerinne hadde, geslicht is.

De galerye is tegenwoordich becleet met hondert min een gebinten ende can van dage volmackt siin. De tweede galerye heeft 33 gebinten, ende is de mine, die op 't eynde van dese galerye door (des) stadts muyr was aengevangen te maecken, by den vyant ontdeckt, ziinde niet te min wat ter syde wederom een gat door de muyre gemackt om een andere mine binnen lancks deselve muyre te beginnen ende met den slach omverre te doen vallen, nu den vyant allesins belet, dat men die diep onder den wal niet en can brengen; off indien zulcks misluckt, sal den wech tot de stadt met 't canon moeten worden geopent.

Die troupes van den oversten Ferens siin in 't quartier van Siin Gen. graeff Ernst aengecomen tot merckelick sublevement van de compagniën, die van outs daer siin geweest ende nu door sieckten seer siin geswackt.

In 't leger voor den Bossche, 10 Septembris 1629.

XXXI.
1629-September 11.

Miin Heeren! Van de morgen, naedat de mine te nacht in den wal van de stadt heeft gesprongen ende een aensienlicke bresse gemackt, is den vyant gecomen om zyne doden, die met de mine waeren onder de aerde geraeckt, te soucken ende also ter spraecke met de onse te comen, verclarende, indien van deser syde sekerheyt soude worden gegeven voor de geestelickheyt ende de burgerye van de stadt, dat van haere syde twee capiteynen souden worden uytgesonden, waertegens men wederom van buyten twee capiteynen soude kunnen senden omme de conditiën van de stadt over te geven te beraemen. Zulcks by Siin Exc. gerapporteert siinde,

[pagina 38]
[p. 38]

heeft men haer versekert, dat (men) met de geestelickheyt ende de burgerye van de stadt in de redelickheyt soude handelen; waerop by haer twee capiteynen siin gedeputeert ende monsr. Buchin neffens een ander Frans capiteyn by Siin Exc. haer toegesonden.

Voor den Bossche, 11 Septembris 1629.

XXXII.
1629-September 5Ga naar voetnoot1).

Edele, erentveste, wyse, voorsienige ende discrete, besondere goede vrunde! Also d'almachtige Godt belieft heeft te segenen die belegeronge ende veroveringe van 's Hartogenbosch ende nu by den yrsten intret hoognodich will wesen, dat by provisie eenige ordre gestellet werde op de bedienonge van de kercke ende wat dien angaet, ende dat eenige gedeputeerden van 't Synodo van Gelderlandt ende van Hollandt, als wesende naestgelegene provinciën, voornemens siin sich aldaer te laeten vinden, opdat mit meerder stichtonge gelettet moge werden op die bedienonge van Godts woordt tot bevorderonge van de Gemeente, so ist, dat wy goetgevonden hebben die gedeputeerden van 't Synodo van Gelderlant, toonderen deses, aen U.E. t'addresseren om ten fine voors. nae gelegentheyt aldaer geëmployeertt te werden. U.E. hiermede, Edele etc., in Godes bewaronge bevelende.

Geschreven t'Arnhem, den 5ten Septembris 1629.

 

U.E. dienstwillige

Cantzler etc.

 

Aen de Gecommittierde van Gelderlandt, tegenwoordich in 't leger voor den Bosch siinde.

 

(Brieven uit en aan het Hof, Rijksarchief in Gelderland.)

voetnoot1)
Zie hierover J.P. de Bordes, De verdediging van Nederland in 1629 (Utr. 1856).
voetnoot1)
Zie Verzam. van oork. III, No. 40 in verband met No. 44 en 53.
voetnoot2)
In de 16de eeuw noemde men dit ‘byten’.
voetnoot1)
Gedenkschriften I, blz. 234.
voetnoot2)
Ald., blz. 253.

voetnoot1)
Plan, opzet.
voetnoot1)
Ernst Casimir van Nassau, Stadhouder van Friesland.
voetnoot1)
Daar het slot en het opschrift van alle brieven gelijk zijn, laat ik deze voortaan achterwege.

voetnoot2)
Op dit oogenblik.

voetnoot1)
Johan Wolfert van Brederode.
voetnoot2)
De Reuversche heide.
voetnoot1)
Willem Pynssen van den Aa, gouverneur van Rees.
voetnoot2)
Nicolaes Smeltzing, voorzitter van den krijgsraad.

voetnoot1)
Vuurteekens gegeven.

voetnoot1)
Het dagboek van den schepen Robbert van Voorne deelt dienaangaande mede (Verz. van oork. betr. het beleg van 's-Hertogenbosch I, blz. 26): ‘Den 14 heeft den vyant eenen petard in de groote schanse geschoten in 't huys van capitain Berwouts, waerdoor het poeder tot ses tonnen is aengegaen met ennige granaeten, in 'tselve huys liggende, ende is 't huys vernielt, maer, Godt loff, niemandt ghequetst’.
voetnoot1)
Delbrück, Rgbzk. Minden.
voetnoot2)
Waarschijnlijk verschrijving voor gracht.

voetnoot1)
Bedoeld wordt Bavel, gelijk ook staat in No. 25 van het derde stuk der Verzameling van oorkonden betr. het beleg van 's-Hertogenbosch, blz. 41.
voetnoot2)
Het zuidelijke deel der tegenwoordige gemeente Nederhemert.
voetnoot1)
R. van Voorne deelt (a.w. blz. 29) dienaangaande mede: ‘Desen nacht hebben onse mineurs op de groote schanse tot Vucht ontdect in 't horenwerck een mine van den vyant ende den mineur van den vyant is in de mine dootgeschoten ende den vyant heeft eenen bombes in 't horenwerck geworpen, waerdoor haere mine ierst ende daernae de onse siin gesprongen, sonder dat wij daerdoor eenen mensche hebben verloren’.

voetnoot1)
Willem de Levin, heer van Fama.

voetnoot1)
Dit gedeelte van eenen brief van Van Essen is door mij overgenomen uit het eerste deel der ‘Gedenkschriften van Jhr. Alexander van der Capellen (Utrecht, 1777), blz. 513. Of wij hier te doen hebben met een schrijven aan het Hof, waarvan het origineel is verloren geraakt, dan wel met eenen particulieren brief aan Van der Capellen, is niet uit te maken, maar met het oog op No. XXII is het laatste waarschijnlijk. Men zie bovendien over de gebeurtenissen voor Den Bosch het genoemde werk op blzz. 502, 9, 16, 18 vg., 31 vgg., 40, 43 vgg.

voetnoot1)
R. van Voorne (a.w. blz. 36) spreekt van 200. Daarentegen stemt hij ten aanzien van de verliezen der belegerden met Van Essen overeen: ‘Van de onse isser veertich soo doodt als gequetst.’

voetnoot1)
Otto van Gent, heer van Oyen en Dieden.
voetnoot1)
R. van Voorne (a.w. blz. 38) geeft de volgende voorstelling: ‘Ons volck heeft het voorste deel (der groote schantse) doen springen, waernae den vyant, met mennichten opcomende, hebben met groot verlies daerinne gebleven, ende de onse hebben hen vertrocken met goede ordre ende alleenlyck twee mannen verloren hebbende’.

voetnoot1)
Omstreeks dezen tijd heeft Van Essen het leger verlaten om zijnen post te 's-Gravenhage weder in te nemen. Eenigen tijd lang werd het Geldersche Hof niet op de hoogte gehouden van de voorvallen om 's-Hertogenbosch: eerst in de eerste helft van Augustus zette A. de Bye deze taak voort.

voetnoot2)
Dezen brief heb ik niet kunnen vinden.
voetnoot3)
Zie het uitvoerige verhaal van R. van Voorne (a.w. blz. 44).
voetnoot1)
Matthijs van Voort.

voetnoot1)
Jacob Wytz, sergeant-majoor-generaal en na den dood van Nicolaes Smeltsing ep 8 Mei 1629 voorzitter van den Krijgsraad.

voetnoot1)
Volgens den ouden stijl, 15 volgens den nieuwen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.S. van Veen

  • Henrick van Essen

  • Arent of Arnold de Bye


editeurs

  • J.S. van Veen


plaatsen

  • over 's-Hertogenbosch


datums

  • 1629

  • 28 april 1629

  • 1 mei 1629

  • 3 mei 1629

  • 5 mei 1629

  • 9 mei 1629

  • 10 mei 1629

  • 18 mei 1629

  • 24 mei 1629

  • 30 mei 1629

  • 3 juni 1629

  • 8 juni 1629

  • 11 juni 1629

  • 13 juni 1629

  • 15 juni 1629

  • 16 juni 1629

  • 19 juni 1629

  • 22 juni 1629

  • 24 juni 1629

  • 26 juni 1629

  • 3 juli 1629

  • 4 juli 1629

  • 8 juli 1629

  • 17 juli 1629

  • 18 juli 1629

  • 19 juli 1629

  • 6 augustus 1629

  • 22 augustus 1629

  • 3 september 1629

  • 10 september 1629

  • 11 september 1629

  • 5 september 1629