Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 47 (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 47
Afbeelding van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 47Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.77 MB)

Scans (17.52 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 47

(1926)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 235]
[p. 235]

Het begin van den slag bij Dover, 29 mei 1652,
Medegedeeld door Dr. A.A. van Schelven.

Sedert lang heerscht er verschil van meening over het begin van den zeeslag bij Dover. Verschil van meening over de vraag welke der strijdende partijen van den 29sten Mei 1652 voor dat begin verantwoordelijk is te stellen.

S.R. Gardiner heeft deze kwestie ‘more curious than important’ genoemd. Immers, zoo zegt hij, ‘the real cause of the war was not the collision off Dover, but the difference of opinion on the law of prize, which, sooner or later, could hardly fail to produce a conflictGa naar voetnoot1)’. Goeddeels juist! En toch, geheel zonder gewicht lijkt mij de vraag, waarover ik sprak, niet. Want - ter herinnering vertel ik nog eens een paar vrij algemeen bekende dingen - de slag bij Dover is eigenlijk meer een vóórslag vóór den eersten Engelschen oorlog geweest, dan de eerste slag daarin. Een oorlogsverklaring was, toen hij geslagen werd, nog niet losgekomen. Noch van Engelands, noch van onze Hollandsche zijde. En er werd zelfs nog hard gewerkt om hem te voorkomen. Onze gezanten, die daarmee belast waren - o.a. Vader Cats -, hadden weliswaar Londen al verlaten. Doch dat was niet gebeurd, omdat de onderhandelingen tusschen hunne Regeering en

[pagina 236]
[p. 236]

Cromwell en de zijnen reeds waren afgebroken. Slechts om de bedompte lucht, die er in de hoofdstad hing, hadden zij vandaar de wijk genomen. En zij hadden hun verblijf daar dan ook alleen maar verwisseld voor een oponthoud in het nabijgelegen Chelsea, waar zij in het vroegere paleis van den hertog van Buckingham zeker alles gevonden hebben wat zij maar konden verlangen! Welnu, de vraag wie onder zulke omstandigheden, als de onvermijdelijkheid van een gewapend conflict nog niet onomstootelijk is gebleken, den toestand durft forceeren en den teerling werpt, die teruggaan onmogelijk maakt, is er toch zeker een, die werkelijk niet zoo beteekenisloos mag worden geheeten. En dat karakter heeft het conflict bij Dover toch zeker gedragen. Officieel moge de breuk tusschen de beide natiën, die het hier gold, eerst op den 10den Juli zijn ontstaan: practisch heeft de oorlog reeds gewoed vanaf den 29sten Mei.

Des te meer te betreuren dan ook, dat die vraag - zooals ik zeide - van meet af en zoo goed als onafgebroken tot nu tot op twee tegengestelde manieren beantwoord is geworden.

Reeds in de officieele admiraals-rapporten, die op den 30sten Mei wederzijds van het treffen werden opgemaakt, is dit het geval geweest. Admiraal Robert Blake, die op de James voer, werpt de schuld op de Hollandsche zeelui. Door in zijn rapport te schrijven: ‘About two hours after they altered their course and bore directly with us, Van Tromp the headmost; whereupon we lay by and put ourselves into a fighting posture, judging they had a resolution to engage. Being come within musket-shot I gave order to fire at his flag, which was done thrice. After the third shot he let fly a broadside at us. Major Bourne, with those ships that came from the Downs, being eight, was then making towards us. We continued fighting till night...Ga naar voetnoot1)’.

Heel anders echter luidt hetgeen Maarten Harpertsz. Tromp vanaf de Brederode aan zijn lastgevers, de Staten,

[pagina 237]
[p. 237]

schreef. Volgens hem verliep de periode tusschen twee en vier uur, waarin alles ten opzichte van de ons bezighoudende vraag beslist werd, op deze manier: ‘de klock 2 uren’ zetten wij van Dover, waarheen ons een paar stormachtige dagen met verlies van heel wat ankers en kabels hadden doen afdrijven, koers naar Calais, om vandaar de vaderlandsche havens op te zoeken, die ons in staat zouden stellen het genoemde verlies weer aan te vullen. ‘Omtrent Calis Clif’Ga naar voetnoot1) hebben wij onze plannen echter gewijzigd. Kwam ons daar de kapitein Joris van Saanen, van Amsterdam, met zijn schip er niet van op de hoogte stellen, dat ‘7 rycke Koopvaerdyschepen, die geëstimeert waren boven de 50 Tonnen Gouts’, onder de Engelsche kust groot gevaar liepen door de schepen ‘van 't Parlement’ genomen te worden, als zij dat niet al waren? Wat beter te doen, dan weer op onze schreden terug te keeren en te zien, of wij die waardevolle vloot niet door de gevaren, die haar bedreigden, heen zouden kunnen helpen. Onderweg stietten wij toen op Blake met 15 schepen en fregatten. Terstond nam ik mij voor hem te praaien, ‘in nemende al myn Zeylen, behalvens beyde myn Topzeylen, die wy ter halver Stenge deden strycken’. Maar toen plotseling: ‘zynde binnen een Canon-schoot, schoot hy een Kogel over ons Schip, wy antwoorden niet, hy schoot een ander, daer op wij met een antwoorden; stracks gaf hy my daer op een heele zyde, zynde binnen een Musquet schoot, en schoot syn geheele zyde door ons Schip en Zeylen: Diverse wierden gequetst.... Waerop wy hem van stonden aen onse geheele zyde gaven, niet wetende van wat intentie sy waren, gelyck ick als noch niet en wete, alsoo sy niet een woort tot ons spraken, noch wy tot hun, en daer op vielen wy in een generael gevecht. Middelertyt quam den Commandeur Bourn uyt de Duyns’Ga naar voetnoot2).

En dit verschil in voorstelling is vanaf dien eersten dag toen blijven voortbestaan ook! Niettegenstaande alle

[pagina 238]
[p. 238]

pogingen, die men gedaan heeft om klaarheid in de zaak te brengen: tot op den huidigen dag bleef die uitGa naar voetnoot1)!

Het laat zich verstaan, dat het gerucht van dezen zoo plotselingen, door niemand nog verwachten slag aan beide zijden van de Noordzee groote ontroering bracht. En dat zoowel Engelsche als Nederlandsche autoriteiten deden wat zij konden om het naadje van de kous te weten. Een dringende brief uit Chelsea, waar onze Gezanten door voet- en paardevolk tegen de ontevredenheid van den Engelschen ‘Herr Omnes’ beschermd moesten worden en, wat nog erger was, al hun moeizame pogingen om den vrede nog te bewaren dreigden te zien mislukken, bewerkte dat èn de veertien officieren van Tromps schip èn een veertig kapiteins van onze geheele vloot aangaande de toedracht der zaak een plechtige verklaring aflegden. En van Engelsche zijde verschafte men zich - nog wel Cromwell zelf, die zich met deze enquête belastte! - de getuigenissen van de Engelsche kapiteins William Brandley en andere en van de Hollandsche zeeofficieren, die men krijgsgevangen had kunnen maken: Bastiaen Tuynemans, kapitein van het schip St.-Laurens, en diens luitenant Cornelius Teby, benevens Sipke Fockes, kapitein van de uit Amsterdam afkomstige St.-Marie, en diens luitenant Peter Janszoon. Maar het resultaat van al deze maatregelen was zeer gering. De mannen der St.-Marie verontschuldigden zich, omdat hun schip zóóver weg was geweest, dat zij niets hadden kunnen zien van hetgeen tusschen de admiraalsschepen was voorgevallen. Maar overigens was het en bleef het ja aan den eenen kant tegenover neen aan den anderen. En dat dan meestal zóó, dat de scheidingslijn tusschen dat ja en dat neen samenviel met die tusschen de nationaliteiten der getuigen. Er waren uitzonderingen! Bastiaen Tuynemans kwam met zijn getuigenis Blake vrijwel in het gevlei! Het Engelsche pamflet ‘An exact and perfect relation of the terrible and bloody fight etc., published on May 25’Ga naar voetnoot2)

[pagina 239]
[p. 239]

omgekeerd draagt koren op den Hollandschen molen. Maar in hoofdzaak hielden de Nederlanders, die zich over de zaak uitlieten, het toch met Tromp, terwijl de Engelsche getuigen den Commandant van de James trouw bleven.

Een merkwaardig verschijnsel, dit uiteengaan der gevoelens langs nationale lijnen! Maar niet bepaald een verschijnsel, dat het ons gemakkelijk maakt aan sommige der getuigen in deze zaak meer vertrouwen te schenken dan aan de andere en zoodoende tot een beslissing te komen. Vrij algemeen geven onze tegenwoordige geschiedschrijvers er dan ook de voorkeur aan zoo'n beslissing maar niet te nemen en een non liquet uit te spreken, of den sleutel van het geheim te zoeken in een misverstand. Het eerste doet bijvoorbeeld het Handboek van Gosses en JapikseGa naar voetnoot1). Het laatste Tanner in ‘The Cambridge Modern History’Ga naar voetnoot2), waarschijnlijk wel op het voetspoor van S.R. Gardiner, die in de door hem uitgegeven ‘Letters and Papers relating to the First Dutch war’ eveneens dien kant uit wil. Aan het getuigenis van Bastiaen Tuynemans hecht ik niet veel waarde, zegt deze laatstgenoemde immers. Die heeft zeer waarschijnlijk meer beweerd dan hij verantwoorden kon. Het komt mij voor dat dit de feiten zijn geweest, die er zijn voorgevallen: eerst liet Blake tot driemaal toe een enkel schot afvuren. Toen schoot Tromp van zijn kant een enkel kanon af. Daarop brandden 3 à 4 verschillende vuurmonden aan boord van de James tegelijk los. En terstond daarna knalde toen weer de volle laag van de Brederode! Maar is dat nu niet als het ware een vanzelf afgegaan zijn der kanonnen? Blake kon wel niet anders denken, toen hij Tromp, die kort tevoren aan den gezichtseinder verdwenen was, plotseling weer op zich af zag stevenen, of deze zocht nu onverbiddelijk een conflict. En Tromp van zijn kant, toen Blake drie, vier verschil-

[pagina 240]
[p. 240]

lende kanonnen tegelijk in werking liet komen, moest wel haast den indruk krijgen dat zijn tegenstander hem de volle laag gafGa naar voetnoot1)!

Onvernuftig is deze poging, om tot een oplossing te komen zonder een der beide admiraals min of meer tot een leugenaar te maken, zeker niet. En zij gaat mijns inziens ook uit van een voorstelling der psychische constellatie aan boord aan de twee met elkaar in conflict gekomen oorlogsschepen, die veel aannemelijks heeft. Maar geheel aanvaardbaar lijkt zij mij toch niet. Want - terecht heeft daar in de ‘English Historical Review’ M. Oppenheim, dunkt mij, al eens op gewezen - als Blake in zijn officieele rapport in het geheel geen melding maakt van die drie à vier gelijktijdige schoten, die hij op die drie eerste, afzonderlijke heeft laten volgen en die toch ook volgens Gardiners voorstelling aan elke volle laag, van welke zijde die dan ook het eerst zou zijn gekomen, is voorafgegaan, is dat toch een ‘damning fact’ voor hemGa naar voetnoot2)!

Hadden wij maar eens getuigenissen van menschen, van wie wij met goeden grond mochten aannemen, dat zij niet in nationale bevangenheid hebben gesproken zooals zij deden!

Hieronder laat ik ze afdrukken! Rapporten van Fransche zeelui uit Calais, die, den 29sten Mei aan den Doverschen kant van het Kanaal varende, van al de feiten, die ons in deze belang inboezemen, ooggetuigen zijn geweest en die bij hun terugkeer vanwege de Fransche autoriteiten onder eede daaromtrent zijn gehoord.

Zij zijn - vooral door toedoen van De Glarges, heer van Eslemmes, die destijds te Calais als Nederlandsch consul verblijf hieldGa naar voetnoot3), ook ter kennis van de Staten gebracht - afkomstig uit ons Algemeen Rijksarchief in den

[pagina 241]
[p. 241]

HaagGa naar voetnoot1). Ik werd er opmerkzaam op gemaakt door een boekbeoordeeling in de ‘Hansische GeschichtsblätterGa naar voetnoot2)’. En wat zij ten opzichte van het punt in kwestie meedeelen is...... doch neen! dat zie de lezer maar liever zelf! Het zijn maar afschriften, die de liassen der Admiraliteit bewaard hebben. En, zooals blijken zal, niet eens feillooze afschriften. Doch ten aanzien van de hoofdzaak laten zij toch niet den minsten twijfel omtrent de bedoeling der comparantenGa naar voetnoot3).

A.A.v.S.

I.
Datum 3en, receptum 10en July 1652.

Hooch mogende heeren, mijn heeren,

 

Tsedert mynen laetsten van den XIXen der verleden maent, hebben de heeren Uwer Hooch mogenden ambassadeurs in Engelant op my begeert, dat ik hare excellencien soude toesenden de certificatien coram iudice huius loci in optima forma, aengaende de rencontre vande twee vlooten in mynen voorgaenden vermelt. De welcke hier hebbende doen beleggen en d'actes vandyen opmaken, by forme van enqueste tmynder versoucken, en de selve aen hare excellencien gesonden, hebben de selve door haer schryvens vanden 27en Juny, op my begeert, dat ik oock de selve actes aen Uwe Hooch mogenden soude senden, waertoe de jegenwoordige dan sal dienen.

Hier comen dagelycx, soo uut Engelant als uut Vranckryck veel arm varent volck Uwer Hooch mogenden onder-

[pagina 242]
[p. 242]

danen. Ick assistere de selve soo veel als ick can, om haer wederom naar 't vaderlant te helpen; maer tsedert ick op de repartie vande heeren Staten van Zeelant ben gestelt en wete ick noch nyet met wat munte haer grootmogenden betalen, nyet jegenstaende in Augusto myn vierde halff jaer verschenen sal syn. Wyders is hier jegenwoordich nyet. De Spaenschen blyven noch stil om Duynkercken leggen sonder approcheeren. Hiermede bidde ick Godt almachtich Uwe Hooch mogenden,

 

Hoochmogende heeren myn heeren,

te willen segenen in langdurige voorspoedighe regieringe. In Calais den IIIen July 1652.

 

Van Uwe Hoogmogentheyden onderdanichste demoedichste ende getrouwe dienaer

C.L. Glarges.

II.
Monsieur le lieutenant en la justice et admirauté de Calais et pays reconquis.

Remontre Cornille de Glarges, chevallier, sieur d'Elemmes, agent des seigneurs les Estatz des Provinces Unies du Pays bas, résident en cette ville, qui'l a eu advis que quelques matelots de ce havre, estants sortis le vingtneuf.me du mois dernier en May de ce mesme havre pour aller à Douvres et parvenu aux cottes d'Angleterre, y auroient veu la rencontre des flottes holandoises et angloises, dont à leur retour ilz auroient, pour satisfaire au désir de l'ordonnance, fait leur raport de ce qui s'y est passé au greffe de l'admirauté de ce siège, semblable à celle quil'z ont faite devant le sergeant major de cette ville, et d'autant que ledit sieur remontrant désireroit avoir extrait en forme autentique dudit raport et déclaration, pour s'en servir en temps et lieu ce que de raison.

A ces causes il vous requiert vouloir enjoindre à votre greffier de lui délivrer ledit extrait, mesmes ordonner que

[pagina 243]
[p. 243]

le maistre qui a fait ledit raport sera assinéGa naar voetnoot1) ensemble (avec) ceux de son esquipage pour tout ouir et répéter sur la vérité d'icelui - pour ferer justice. SinéGa naar voetnoot2) le..Ga naar voetnoot3) eur procureur. Et plus bas est escript: soit fait le XXVIème Juin 1652. SinéGa naar voetnoot2): Bestailleur.

 

David Bestailleur, escuier, sieur de Maurebecq, conseiller du Roy, lieutenant particulier assesseur civil et criminel et commissaire examinateur en la justice de Calais et pays reconquis, salut. Que à la requeste dudit de Glarges mandons au premier huissier ou sergeant royal sur ce requis mettre ces présentes à execution de ce faire vous donnons pouvoir, qui furent faites et expédiées audit Calais le dit jour vingt six.e cens cinq.te deux. SinéGa naar voetnoot2): Fourmentin greffier, et scellé.

 

L'an mil six cens cinq.te deux et le vingt six.me Juin je, sergent royal soubsinéGa naar voetnoot4), certifie que à la requeste dudit sieur de Glarges avoir donné assinationGa naar voetnoot5) à Jean Bennet(?), Robert Villart, Pierre Village et Pierre Marie, matelots de ce havre, en parlant à leurs personnes, à comparoir ce jourd'huy dix heures de matin pardevant mon dit sieur le lieutenant pour respondre et procéder sur le contenu de la dite requeste et commission en autre selon raison et duquel exploit je leur ay à chacun laissé copie pnce.... smeGa naar voetnoot3) d'Anjan sergeant.

 

Copie.

Fourmentin.

III.
Du XXXIe et dernier jour de May 1652.

Au greffe est comparu Jean Benet(!), dit Vent dessus,

[pagina 244]
[p. 244]

maistre de bateau de ce havre, lequel a dit que le XXIXe de ce mois il seroit party de ce havre avecq son bâteau et esquipage pour aller à Douvres, et estant arrivé à la rade il auroit aperceu quarante deux vaisseaux holandois, qui estoient soubs leurs voisles, comme aussy seroient venus vers la cotte de France quatorze vaisseaux anglois, conduits par l'admiral, quy firent routte vers les dunes, et aussy virent venir de l'autre cotté desdits Dunes dix autres vaisseaux de guerre, aussy anglois, quy joignirent les autres quatorze, et, instamment ladite jonction faite, lesditz vaisseaux anglois entourèrent lesdits holandois. Ce fait le dit admiral anglois se destacha avecq sept autres vaisseaux anglois et s'en allèrent droit à ladmiral d'Holande, qui estoit à la teste des ditz quarante deux vaisseaux avecq unne frégatte, lequel admiral anglois tira un coup de canon sur l'admiral d'Holande, quy de sa part ne fist aulcun réciproque. Et au mesme instant ledit admiral anglois fist tirer encor deux autres coups de canons ou celuy de Holande ne fist non plus que devant aulcune responce, ce que voiant par iceluy admiral anglois il fist d'abondant tirer plusieurs autres coups de canon sur ledit admiral holandois. Et comme ledit déposant et ses gens estoient estonnes de la patience du dit holandois, ils virent iceluy admiral d'Holande se deffendre et tirer sur les navires anglois tellement, qu'en après s'engendra un combat tant entre lesditz admiraux que à la queue de la flotte celle du dit admiral holandois, estant assez esloigné de luy sans pouvoir par les déposans dire ce quy est passé en la fin dudit combat, par ce que luy et ses gens son retournés en ce havre, aiant fait la présente déclaration pour satisfaire au désir de l'ordonnance et a sinéGa naar voetnoot1).

Fourmentin.

Copie.

[pagina 245]
[p. 245]

IV.
Enqueste faicte par nous David Bestailleur, escuier, sieur de Maurebecq, conseiller du roy, lieutenant particulier assesseur civil et criminel et commissaire examinatenr en la justice de Calais et pays reconquis, en présence de Mr. Nicolas Flahault, commissaire examinateur de l'admirauté desdits lieux, à la requeste de Cornilles de Glarges, chevallier, sieur de Elemmes, agent des seignenrs les Estats des Provinces Unies des Pays bas, résident en ceste ville. En vertu de la requeste à nous presenté par ledit sieur de Glarges etc. Commission au bas signée Fourmentin, greffier. A la quelle enqueste avons proceddé, ainsy qu'il ensuict.

Au Mercredy vingtsixième jour de Juin XVI eens cinquante deux.

Jean Henet(!), dit Vent de sus, maistre de batteau de ce havre, après serment par luy fait de dire vérité et lecture à luy faite de la requeste presenté par le demandeur et de la déclaration et rapport cy devant par luy faict,

a dit que le jour avant le St. Sacrement dernier il seroit party de ce havre avec son batteau et équipage pour aller à Douvres et estant arrivé à la radde ils auroient trouvé quarante deux vaisseaux hollandois soubz voilles, comme aussy auroient appereeu venir vers la coste de France quatorze vaisseaux de guerre anglois, conduit par l'admiral, et lesquelz arrivèrent vers les dunes. Et d'aultre costé desdits dunes appareurent encores du coste d'avant dix autres vaisseaux de guerres aussy anglois, qui joignirent lesdits autres anglois et sitost entourèrent lesdits vaisseaux hollandois. Ce faict furent estonnés de voir l'admiral anglois se destacher avec sept autres vaisseaux et s'en allèrent droit à l'admiral d'Hollande, qui estoit à la teste des quarante deux vaisseaux avec une frégatte, estant pour lors une partie de sa flotte bien esloignée. Et en mesme temps ledit admiral anglois tira un coup de canon sur l'admiral d'Hollande, sans que

[pagina 246]
[p. 246]

ledit admiral d'Hollande en eust tiré, nonobstant ledit admiral anglois ne délaissa de tirer deux autres coups de canons, sans que ledit hollandois en eust envoyé aucun, et continua ledit admiral anglois à faire tirer sur ledit admiral plusieurs coups de canons, ce qui estonna grandement ledit déposant, comme aussy ses gens, de voir ledit admiral anglois tirer trois diverses foix sur celuy d'Hollande sans luy rendre le réciproque. Et se dévisans virent ledit admiral d'Hollande tirer plusieurs coups de canons sur le dits navires anglois et ainsy continuèrent un combat, tant entre lesdits admiraux que dans la queue de la flotte, sans pouvoir dire la fin dudit combat, d'autant que luy et ses gens son retourné en ce havre, disant que luy et ses compagnons s'entonnèrent fort de la grande patience, qu'eurent lesdits hollandois. Et est ce quil a dit et a signé.

 

Robert Villard, dit Gouller, matelot de ce havre, aagé de trente cinq ans ou environ après serment au cas requis,

a dit qu'il ne sçait autre chose du contenu en ladite requeste, sinon que quelques jours avant le St. Sacrement, il estoit dans le batteau de Henet(!) à la radde d'Angleterre, ou ils trouvèrent environ quarante deux vaisseaux hollandois y compris l'admiral, qui estoient soubs voilles, comme aussy virent venir du costé de France quatorze vaisseaux de guerre anglois avec l'admiral et d'autre costé d'avant dix autres vaisseaux anglois équipés en guerre, lesquels en mesme temps entourèrent lesdits hollandois, et en après l'admiral anglois se destacha avec sept autres vaisseaux et s'en alla droit à l'admiral d'Hollande, qui estoit à la teste avec une frégatte, et estant arrivé à la portée du canon luy tira trois diverses fois, sçavoir un coup la première, la deuxième fois deux coups et la troisième fois plusieurs coups, sans que l'admiral d'Hollande luy en eust tiré aucun, ce qui estonna fort ledit déposant de voir tirer tant de coups sans se deffendre. Et en après il vist ledit admiral d'Hollande et ceux de sa flotte renvoyer plusieurs autres coups et ainsy rendirent combat l'un contre l'autre, ne pouvant dire les parti-

[pagina 247]
[p. 247]

cularités dudit combat, d'autant qu'en leur batteau s'en retournèrent en ce havre, disant qui'l s'estoit fort estonné de la patience des hollandois davoir souffert, que les anglois leurs eussent tiré trois diverses fois sans se revanger et est ce qu'il a dit et a signé.

 

Pierre Village, matelot de ce havre, aagé de vingt ans ou environ, après serment au cas requis,

a dit que comme il estoit dans le batteau de Henet(!), y a environ trois sepmaines aux costes d'Angleterre, il y vist quarante deux vaisseaux hollandois soubs voilles, et aperceust venir du costé de France quatorze vaisseaux anglois, conduit par l'admiral, et du costé d'avant apperceut dix autres vaisseaux anglois, qui joignirent l'admiral; et sytost enfermèrent les hollandois. Ce fait ledit admiral s'en alla vers l'admiral d'Hollande avec sept autres vaisseaux, et estant à la portée du canon il luy tira trois diverses fois, sans que ledit admiral d'Hollande luy eust renvoyé aucun coup. Et peu après ledit admiral avec les aultres de sa flotte se mirent à tirer, et ainsy rendirent combat, ne sçait ce qui soit passé, sinon que a ouy dire en Angleterre, que l'anglois voulloit obliger les hollandois à mettre le pavillon bas et est ce qu'il a dit et a signé.

 

Pierre Marie, matelot de ce havre, aagé de vingt quatre ans ou environ, après serment etc.

a dit qu'il ne sçait autre chose, sinon comme il estoit dans le batteau de Henet(!) aux costes d'Angleterre, il a veu quarante et tant de vaisseaux hollandois soubs leurs voilles, et apperceut venir du costé de France l'admiral d'Angleterre avec douze à treyze vaisseaux de guerre, comme aussy vit du côté d'avant dix autres vaisseaux anglois, qui joignirent l'admiral, et sy tost entourèrent les hollandois, et après l'admiral anglois se destacha avec sept autres et alla droit à la teste trouver l'admiral, quy y estoit avec une frégatte, où estant arrivé luy envoya un coup de canon et en après deux aultres coups, sans que ledit admiral d'Hollande ny les autres vaisseaux eussent tiré, estant fort estonné de voir ledit admiral

[pagina 248]
[p. 248]

anglois luy envoyer plusieurs aultres coups de canons, sans pouvoir spéciffier le nombre, d'aultant qu'il en envoya une bordée, ce qui obligea ledit déposant de dire en ses mots à ses autres compagnons: he quoy! que veult dire le hollandois, qui ne se deffend, veu qu'il souffre que les anglois luy tirent trois diverses fois sans se vanger. Et se disant virent ledit admiral d'Hollande et ses aultres vaisseaux tirer sur les anglois et sur ce rendirent combat l'un contre l'autre, ne sçait le subject, sinon qu'il a ouy dire depuis en Angleterre, que les anglois voulloient obliger les hollandois à mettre leur pavillon bas. C'est ce qu'il a dit et a signé.

 

Copie.

Fourmentin.

 

(Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. Liassen Admiraliteit 5538 III.)

voetnoot1)
Letters and Papers relating to the First Dutch war, edited by S.R. Gardiner, Vol. I (1899), p. 176.
voetnoot1)
Letters and Papers, l.l., p. 194, 195.
voetnoot1)
Bedoeld is Kaap Gris-Nez.
voetnoot2)
Hollandsche Mercurius, 1652, blz. 35, 36.
voetnoot1)
Zie de verschillende stukken, waarover in het volgende gesproken wordt, in Letters and Papers en in Hollandsche Mercurius.
voetnoot2)
Oude stijl!
voetnoot1)
Gosses en Japikse, Handboek tot de staatkundige geschiedenis van Nederland (Den Haag, 1920), blz. 181. Anders Elias in zijn Studiën over ons Zeewezen, zie Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde Ve Reeks, dl. IX (1922), blz. 62, 63.
voetnoot2)
Aldaar Vol. IV, p. 471.
voetnoot1)
Letters and Papers, l.l., p. 175.
voetnoot2)
The English Historical Review Vol. XIV (1899), p. 783.
voetnoot3)
Zie Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Dl. IV, kol. 658. Zijn belangrijk album amicorum in Catalogus der MSS. van de verzameling van Rappard-Lüttge (Fred. Muller et Cie. 1910) sub no. 1678. Elias, t.a.p., blz. 66 noemt hem ten onrechte De Clarges.
voetnoot1)
Liassen Admiraliteit 5538 III.
voetnoot2)
Hansische Geschichtsblätter, Bnd. XXVIII (1923), S. 152.
voetnoot3)
Ook nog een Fransch stuk, maar niet van een ooggetuige en er dan ook geheel naast, is te vinden in H.T. Colenbrander, Bescheiden uit vreemde archieven omtrent de groote Nederlandsche Zeeoorlogen, Dl. I (Den Haag, 1919), blz. 1 vv. Het is een brief van Wicquefort aan Christina van Zweden, d.d. 5 Juni 1652.

voetnoot1)
Assigné.
voetnoot2)
Signé.
voetnoot3)
Onleesbaar.
voetnoot2)
Signé.
voetnoot2)
Signé.
voetnoot4)
Soussigné.
voetnoot5)
Assignation.
voetnoot3)
Onleesbaar.

voetnoot1)
Signé.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.A. van Schelven

  • C.L. Glarges


datums

  • 29 mei 1652

  • 10 juli 1652

  • 31 mei 1652