Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 50 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 50
Afbeelding van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 50Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 50

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.11 MB)

Scans (21.05 MB)

XML (0.96 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 50

(1929)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

Maatregelen, in 1565 van overheidswege genomen, om de voedselvoorziening van de bevolking in de Nederlanden te regelen,
Medegedeeld door Dr. E.C.G. Brünner.

In het jaar 1565 heerschte er in de Nederlanden, gelijk trouwens ook elders in West-Europa, gebrek aan koren. Teneinde te zorgen voor een behoorlijke voedselvoorziening, zijn toen in de Nederlandsche Gewesten drieërlei maatregelen genomen:

A.de Centrale Regeering gaf last aan de Gewestelijke Besturen, om een enquête in te stellen naar de koren-voorraden;
B.de Centrale Regeering ging over tot het uitvaardigen van voorschriften, om de aanwezige voorraden te behouden voor de volksvoeding;
C.de Stedelijke Besturen gingen over tot brooddistributie, waartoe de voorbereiding werd getroffen.

A. De enquête naar den omvang der korenvoorraden.

In het 2de deel van de Niederländische Akten und Urkunden geeft Prof. R. Häpke in No. 406 een regest van een brief van Willem van Oranje aan de landvoogdes Margaretha van Parma, welke gediend had als begeleidend schrijven bij een rapport, dat het Hof van Utrecht had opgesteld ‘sur la visitation de bledz et graines ensemble la taxation d'iceulx’.

De brief en het rapport bevinden zich in de Archives Générales (afd. Papiers d'Etat et de l'Audienee f. 240-251), te Brussel. Gachard heeft den brief afgedrukt in

[pagina 142]
[p. 142]

zijn Correspondance de Guillaume d'Orange, II, p. 121; terwijl Häpke enkele mededeelingen geeft omtrent den inhoud van het rapport van het Hof van Utrecht in een noot bij No. 406.

Blijkens de Mémoires van Pasquier de la Barre et Nic. Soldayer (I, p. 6) is er op het einde van 1565 op last van de Centrale Regeering een onderzoek ingesteld naar den omvang der graanvoorraden in de verschillende steden en dorpen van de Nederlandsche Gewesten. Het rapport van het Hof van Utrecht is derhalve een verslag van het onderzoek in de prov. Utrecht, ingesteld naar aanleiding van de opdracht van de Centrale Regeering.

Teneinde nu den gang van deze enquête in het tegenwoordige Nederland te kunnen vaststellen, werd door mij een onderzoek ingesteld in de Archives Générales te Brussel, het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, de Rijksarchieven te Utrecht, Arnhem, Zwolle, Middelburg, Groningen en Leeuwarden, verder in de Gemeente-archieven te Utrecht, Kampen, Groningen, Middelburg en Leeuwarden. Een woord van dank betuig ik hier gaarne aan de H.H. archivarissen en ambtenaren der verschillende archieven voor de groote hulp, die ik van hen mocht ontvangen.

Over het verband, dat er bestaat tusschen deze enquête en de politieke gebeurtenissen dier dagen, zal ik eldersGa naar voetnoot1) handelen. Hier kan ik volstaan met die mededeelingen, welke licht werpen op de beweegredenen, die tot het instellen van de graan-enquête geleid hebben.

In de toelichting, welke Margaretha laat voorafgaan aan de ordonnantie tot het verbod van korenuitvoer, wordt gezegd: ‘alsoe tgewas ende oegst van tcoorn ende graen van dezen jare sober ende cleyn is’. Hieruit zou afgeleid moeten worden, dat de enquête samenhangt met de gevolgen van een misoogst. Men zou derhalve in 1565 te maken hebben gehad met een abnormale prijsstijging, vooral, nadat de resultaten van den oogst bekend waren of konden zijn.

[pagina 143]
[p. 143]

Uit de Tabellen van de marktprijzen van granen te Utrecht (ed. J.A. Sillem, Verh. Kon. Acad. v. Wet. Afd. Lett. III-IV) kan men het volgende verloop van de tarweprijzen in de jaren 1561-1565 opmaken.

1561 April 53 st. per mud.
  Augustus 67 st. per mud.
1562 Juni 64 st. per mud.
  Augustus 80 st. per mud.
1563 Mei 113 st. per mud.
  December 61⅔ st. per mud.
1564 Januari 56 st. per mud.
  Juni 63 st. per mud.
1565 Februari 58½ st. per mud.
  Juni 99 st. per mud.
  Augustus 96¾ st. per mud.
  October 114 st. per mud.
  November 125 st. per mud.

Hieruit blijkt:

1o.in de jaren 1561-1565 had men twee duurteperioden: Aug. 1562-Mei 1563 en Juni 1565 en volgende maanden;
2o.dat de duurte in 1565 was ingetreden, voordat de opbrengst van den oogst bekend was, en er zelfs een prijsdaling is geweest na het binnenkomen van den oogst.

De levensmiddelenvoorziening der Nederlanden geschiedde in hoofdzaak door den korenaanvoer uit de Oostzeelanden en uit Rijnland. Bij gebrek aan gegevens kan men den aanvoer uit Rijnland voor het jaar 1565 niet vaststellen. Voor den korenaanvoer uit de Oostzeelanden heeft men als gedrukte bron: Nina Ellinger Bang, Skibsfarttabeller.... gennem Oresunt I en II. Een juist beeld van den korenaanvoer kunnen deze Sondtolregisters echter niet geven. Het ontbreken van aanduidingen, betreffende scheepslading in verband met de bestemming van het schip, maakt het moeilijk, om zich een juist beeld te vormen van de grootte van den korenaanvoer. Immers, de aanduiding van de ‘Schiffsheimat’ is voor dit doel weinigzeggend.

Een tweede bezwaar is, dat men in Skibsfarttabeller

[pagina 144]
[p. 144]

slechts een opgave krijgt van het totaal aantal schepen, dat de Sont in het geheele jaar is gepasseerd, terwijl toch voor de bepaling van den korenprijs van beteekenis is de maandelijksche aanvoer. Voor het jaar 1565 heb ik daartoe geraadpleegd het betreffende handschrift van het Sondtolregister en kwam toen tot het volgende maandoverzicht:

Overzicht van het aantal Hollandsche schepen, dat van Danzig en Koningsbergen uit naar het Westen gevaren is in het jaar 1565Ga naar voetnoot1).

Maand. Afvaart uit Danzig. Afvaart uit Koningsbergen.
Januari-Juni 2 2
Juni 238 44
Juli 278 55
Augustus 145 15
September 221 22
October-December 71 5

Vergelijkt men dit maandoverzicht van het scheepvaartverkeer met het overzicht van de prijzenbeweging op de Utrechtsche markt, dan ziet men, dat prijsstijging samenvalt met gering scheepvaartverkeer. De omstandigheid, dat er na Juni geen daling der prijzen valt waar te nemen, hoewel de doorvaart plaats kon vinden, moet in verband gebracht worden met het feit, dat de koopmanbevrachter de schepen dirigeerde naar EmdenGa naar voetnoot2) inplaats van naar Amsterdam, teneinde de granen te kunnen exporteeren naar Noord-Frankrijk, waar eveneens een groote prijsstijging valt waar te nemenGa naar voetnoot3).

Uit het bovenstaande meen ik te mogen afleiden, dat de prijsstijging van de granen niet alleen samenhing met

[pagina 145]
[p. 145]

de slechte opbrengst van het gewas, maar in hoofdzaak met de storing in den aanvoer uit de Oostzeelanden. Elders zal ik het verband tusschen de heerschende duurte en de politieke gebeurtenissen in de Oostzeelanden meer in den breede uiteenzettenGa naar voetnoot1).

Een andere vraag, welke ons hier nog bezighoudt, is de kwestie, of de enquête in alle Noord Nederlandsche gewesten is gehouden. De bedoeling van de Centrale Regeering was zeer zeker het houden van een algemeene enquête, daar het nut anders wel problematisch zou zijn geweest. In de archieven van Groningen, Friesland, Overijsel, Zeeland en Holland is niets te vinden, dat wijst op een ingesteld onderzoek naar de graanvoorraden. De missive's van de stedelijke besturen in Groningen en Kampen brengen naar voren het minder wenschelijke van een enquête. Missive's van de steden Nijmegen en Roermond wijzen in het voorjaar van 1566 op het nuttelooze van een enquête. Met groote waarschijnlijkheid kan hieruit afgeleid worden, dat de enquête verre van algemeen is geweest en in het grootste deel van ons land niet gehouden is. Sterk komt daardoor dan ook uit, hoe los nog de band was, die Gewest en Centrale Regeering verbond. De provincie Utrecht schijnt zich zonder tegenstribbelen geschikt te hebben. Het is het eenige gewest, waarvan in de Archives Générales een rapport berust. In Gelderland is de enquête in het eind van 1565 gehouden op de Veluwe, daarentegen niet in de steden en waarschijnlijk ook niet in de Graafschap. De gegevens van de Veluwe zijn niet in een rapport verwerkt, maar zijn toch van belang, daar ze ons doen zien op welke wijze de enquête werd gehouden, terwijl ze een denkbeeld geven van den omvang van de bevolking en de beteekenis van den landbouwGa naar voetnoot2). Huis aan huis werd gevraagd, hoeveel broodkoren aanwezig was en werd opgeteekend de naam van het hoofd van het gezin. Daar afzonderlijke publicatie te veel ruimte zou eischen, laat ik hier een kort resumé volgen van enkele plaatsen.

[pagina 146]
[p. 146]

Plaats. Grootte der bevolking in gezinnen. Hoeveelheden broodkoren, welke aanwezig zijn.
  10 malder tarwe.
Voorst, Wilp, Twell, Terwolde 263 929 malder rogge.
  102 malder erwten.
  143 malder boonen.
  405 malder gerst.
  504 malder boekweit.
  2265 malder haver.
  654 malder mancksaet.
Mierland 31 220 malder rogge.
  (te kort: ± 50 malder).
Putten 195 10 last rogge.
  (165 gezinnen hadden geen voorraad). 14 last gerst.
  5 last haver.
Uchelen 9 22 malder rogge.
  27 malder boekweit.
Engelander buerscap 11 22 malder rogge.
  22 malder boekweit.
Depper buerscap 21 21½ malder rogge.
  32 malder boekweit.
Sterhuysen 19 26 malder rogge.
  55 malder boekweit.
Loenden 24 82 malder rogge.
  38 malder boekweit.
Yzendoorn 31 4 hoed tarwe.
  49 hoed gerst.
  51 hoed haver.
  7 hoed boekweit.
  13 hoed boonen.
  2 hoed erwten.
  2 malder rogge.

Van de stukken, welke door mij in de eerste groep gepubliceerd worden, geven die, gewisseld tnsschen de Centrale Regeering en het gewest Gelderland, den Stadhouder en de steden van de gewesten Groningen en Overijsel een overzicht van de motieven, waardoor de

[pagina 147]
[p. 147]

Centrale Regeering zich heeft laten leiden en van de bezwaren, door de steden naar voren gebracht. De andere stukken behelzen de resultaten van de enquête in het gewest Utrecht en in de stad Roermond.

B. Maatregelen van de overheid, om de aanwezige graanvoorraden vast te houden.

Teneinde er voor te zorgen, dat de voorhanden zijnde graanhoeveelheden alleen gebruikt werden voor de eigen bevolking, ging de overheid er toe over den handel en het gebruik van graan aan beperkende bepalingen te onderwerpen. In schijn zijn deze verordeningen volkomen logisch, in werkelijkheid riepen zij allerlei problemen in het leven, vooral wanneer men geraakt had aan de belangen van vreemdelingen.

In de Nederlanden was in het midden van de 16de eeuw de graanhandel in handen van de Oosterlingen. Amsterdam was voor hen slechts de stapelplaats, vanwaar het graan verzonden werd naar Frankrijk en Spanje.

In het voorjaar van 1563 wilde de Centrale Regeering tot het uitvaardigen van een korenuitvoerverbod overgaan. De Amsterdamsche regeering wees toen op het gevaar, dat in een dergelijke maatregel schuildeGa naar voetnoot1), waarbij zij herinnerde aan het dreigement van de stad Danzig, om over te gaan tot het nemen van repressaillemaatregelenGa naar voetnoot2). Wel ging de regeering over tot het uitvaardigen van een uitvoerverbod, maar uitgevoerd werd het niet, daar de aanvoer weer toenam.

In het najaar van 1565 ging Margaretha van Parma weer over tot het uitvaardigen van een korenuitvoerverbod (15 Sept. 1565). De uitwerking was echter in hooge mate nadeelig. De kooplieden dirigeerden de graanschepen naar Emden inplaats van naar AmsterdamGa naar voetnoot3), terwijl de stad Danzig den graanexport naar Holland verbood van October 1565

[pagina 148]
[p. 148]

tot April 1566. De economische blokkade werd derhalve op Holland toegepastGa naar voetnoot1).

Nauw verbonden aan dit korenuitvoerverbod was het instellen van den marktdwang. Zij, die voorraden hadden, konden een passend gedeelte voor zich houden, maar moesten het overige op de markt brengen. In de verschillende provincies en steden werd door de betrokken besturen de korenhandel in overeenstemming met en naar aanleiding van dit placcaat geregeld. Aan de stedelijke lichamen mocht alleen in het groot verkocht worden; aan de burgers echter slechts kleine hoeveelheden, het mud niet te boven gaande.

Opdat niets onttrokken werd aan de volksvoeding, verbood de Centrale Regeering ook het gebruik van graan voor het bierbrouwenGa naar voetnoot2). Voor de brouwerij was dit een zware slag. In steden als Gouda, Delft, die van de brouwersnering grootendeels bestonden, Haarlem, dat een belangrijke brouwersnering had evenals Amersfoort, enz. beteekende deze maatregel toename van de werkeloosheid, die toch al groot was, doordat tengevolge van het conflict met Engeland de handel en scheepvaart aanmerkelijk verminderd waren.

In verband met het bovenstaande zijn door mij verschillende stukken opgenomen. Het belangrijkst waren in dit opzicht wel de stukken, welke voorkwamen in de archieven van Utrecht en Kampen. Voor Friesland zijn de uitvoerverboden te vinden in het Placcaatboek van Vriesland dl. II, 651 en 653. Sommige steden onderwierpen den uitvoer van koren aan beperkende bepalingen b.v. Amsterdam (Res. Amst. II, f. 9, G.A. Amst.) en Middelburg (Reg. ten Rade f. 310, G.A. Middelburg). Ik meende met de stukken uit Utrecht te kunnen volstaan.

C. Brooddistributie.

De toestand was in den herfst van 1565 kritiek geworden. De prijs van de granen was tot een ongekende

[pagina 149]
[p. 149]

hoogte gestegen en met het oog op de werkeloosheid, die alom heerschte, stond voor den winter het ergste te vreezen. Reeds had men hier en daar relletjes gehad, waarbij het gebleken was, dat allerlei personen het volk ophitsten tegen de regeering. De stedelijke overheid besloot daarom over te gaan tot leniging van den nood door het instellen van brooddistributieGa naar voetnoot1). In hoeverre hierbij gedacht moet worden aan een maatregel, welke uitging van de Centrale Regeering, is bij gebrek aan gegevens niet na te gaan. Zij stond er echter sympathiek tegenover, getuige het verlof, dat zij aan verschillende steden gaf om leeningen te sluiten en de noodige korenhoeveelheden in te slaan. Brooddistributie is er in elk geval geweest te Medemblik, Gouda, Middelburg, Hoorn en Utrecht. Alleen voor zoover het betreft Utrecht beschikt men over gegevens, welke inzicht geven omtrent de wijze, waarop deze distributie werd voorbereid en zou worden uitgevoerd. Voor de publicatie heb ik alleen genomen het stuk, dat betrekking heeft op de brooddistributie zelve. Ten einde het noodige koren te kunnen opkoopen, had de stedelijke regeering met verlof van de Centrale Regeering 3600 pond van lijfrenten opgenomen (Juni 1565)Ga naar voetnoot2). Het koren werd opgekocht te Amsterdam en op het platteland van Noord-Holland. In het voorjaar van 1566 werd door het stadsbestuur rekening en verantwoording afgelegdGa naar voetnoot3). Voor de andere steden kan men alleen uit enkele aanwijzingen afleiden, dat er distributie geweest is. Zoo moesten Hoorn en Medemblik in 1566 het restant rogge met verlies verkoopen; Elburg had rogge ingeslagenGa naar voetnoot4). Uit Amsterdam werd in het tijdvak 20 Dec. 1565-24 Jan. 1566 naar diverse plaatsen vervoerd 768 last tarwe en 1274 last roggeGa naar voetnoot5).

 

E.C.G.B.

[pagina 150]
[p. 150]

A. De enquête naar den omvang der korenvoorraden.

I.
Missive van de Landvoogdes aan den Stadhouder, Kanselier en leden van den Raad van Gelderland.

5 November 1565.

 

Edel Welgeboren Heer, Lieve ende besundere. Begeerende om de groote sorge, die wij dragen tot welvaeren ende voorspoet van den landen van herwaertsovere, bij alle gevuechlicke middelen ende remedien te versien ende voircommen het uytnemende verdieren van den coren ende granen van denselven landen, ende dat deen soe wel als dandere daervan gedient mach worden tot redelijcken pryse nae de gelegentheyt des tyds;

Soe versuecken wy u, ende nyetmin in naem ende van wegen ons heeren des Coninx, ordonneeren wel ernstelycken, dat ghy advyseren willet, oft u nyet en soude goetduncken, dat men de corensolders soe wel int generael als particulier soude doen visiteren bynnen den goeden steden ende ten platte lande in den lande ende furstendomme Gelre ende graefscap Zutphen, om te mogen weten, hoe veel corens aldaer is, ende oick daerop eenen zekeren tax ende prys stellen, opdat men by zulcken middelen mach verstaen, hoe ende in wat manieren, dat deen landt dandere daermede zal mogen bystaen ende assisteren ende tvoirs. uytnemende verdieren voircommen ende verhoeden.

Ende wilt ons daervan mitsgaders van Uwen advyse ende de redenen daertoe dienende in goeder diligentie wel ende int lange adverteren.

Om, Uwe rescriptie gesien, derhalven geordonneert te worden, zoo men tot welvaeren, verlichtinge ende geriefve van den voirs. landen bevinden sal te behoiren.

Gescreven te Bruessel, den Vten dach van Novembri 1565.

 

Margarita.

 

(Brieven met de Hooge Overheden, 1565, no. 1791, R.A. Arnhem, afd. Arch. v.h. Hof.)

[pagina 151]
[p. 151]

II.
Missive van den Kanselier in Gelderland aan Karel van Brimeu, Graaf van Megen, Stadhouder van Gelderland.

15 November 1565.

 

Wij hebben ontfangen end gesien Uwen G. missive in dato van de VIen deses maents mitsgaders die missive onser genaedichster Vrouwen der Hertoginnen van den Ven desselfs maents, belangende id uytnemende verdierren des corens ende der granen ende die visitatie des corensolders; ende soude daerop U.G. to dienstlycker meynongh voir ende advys, die visitatie der vurs. corensolders betreffende, nyet verholden, dat sullicke middel und voirraminge tot affdoenunge ende behinderunge der vurs. uytnemender dierten nyet weynich nutz und oirboirs mitbringen sal. Want indyen tselve generalick soewael in desen Furstendumb Gelre und Graeffschaps (sic) Zutphen als in den anderen zijnen Co. Ma.ts landen geschege, man daerby zekerlick weten soll, offt er corens genouch in den landen waere off nyet. Ende indyen daer genouch waere, als wy hoepen dattet is, sal men dan tselve tot sullicken pryse stellen moigen alst na redelickheyt behoiren soll, tot off onder wellicken prys men tselve ende nyet daerboven verkoopen sal moegen, daerduer dan nootwendelich die offslach veroirsaeckt moest worden. Ende wy en kunnen oick nyet bevinden, dat yemandt sich desto beswaeren sal hebbende, sonderlinghe soe algereets alhier in desen landen in eenigen stede visitatie der solderen geschiet ende tcoren op eenen prys gestelt is.

Gescreven tho Arnhem den XVen Novembri XVCLXV.

 

(Brieven met de Hooge Overheden, 1565, no. 1794. R.A. Arnhem, afd. Arch. v.h. Hof.)

[pagina 152]
[p. 152]

III.
Missive van Karel van Brimeu enz. aan den Kanselier en den Raad van Gelderland.

24 November 1565.

 

Strenge, waerdige Edele, Hoich gelerte Erentfeste, und froeme besunder guede vrunden.

Wy hebben uwe leste bryeven, wesend een advys opt middelen by de Durchluchtige und Hoichgeboren Furstinne Hertoginne to Parma Regent. etc. overgeschreven en het uytnemende verdueren vant coorn voor to t'khommen, entfangen, und alsoe wy dan onsen advys mitten Uwen conform bevonden, hebben wy den voors. Uwe bryeven Hoichgemelte Hertoginne doen verhantreycken. Dan alsoe etlicke Commissarissen van hyer geschickt syn tot Amsterdam om aldaer visitatie te doen des coorns, en sal by Oire Hoichheyt nyet inder saicken geordonneert worden, voor ende aleer die voirs. Commissarissen wederom hyer gekhomen und oir rapport gehoort sal syn.

Gescreven to Bruessel den XXIIIIste Novembri XVCLXV.

 

Charles de Brimeu.

 

(Brieven met de Hooge Overheden 1565, no. 1797. R.A. Arnhem, afd. Arch. v.h. Hof.)

IV.
Missive van de Landvoogdes aan den Stadhouder, den Kanselier en den Raad van Gelderland.

1 December 1565.

 

Edelwelgeboren Heer, Lieve besundere. Gesien hebbende tgene, dat ons by eenigen provincialen Raden ende principaelste officiers, mitsgaders den wethouderen van sommige hooftsteden van den landen van herwertsovere voir advys beantwoirdt is geweest aengaende de visitatie

[pagina 153]
[p. 153]

van den coren ende granen in denselven landen synde, ende naedien wij mitdien van den Rade ons Heeren des Coninx, neffens ons wesende, op alles rypelyck gelet ende gedelibereert hebben;

is voir goet aengesien ende geraden bevonden, dat deselve visitatie in ende over alle de voirs. landen van herwertsover gedaen worde, zoe wel binnen den steden als ten platten lande, opdat men zekerlyck weten moet hoe vele graenen aldaer is;

daervan wy u wel hebben willen verwittigen bij desen, u versuekende bij denselve ende nyetmin in naem ende van wegen Z.C.M. bevelende zeer ernstelycken, dat gij dien achtervolgende procedeert ende doet procedeeren tot de visitatie van den voirs. coren ende graenen in ende over tgeheele land ende Furstendom Gelre ende Graefscap Zutphen, zoe wel binnen de steden als ter platten lande, ende dat zoe geringe ende mitten aller spoedeliexsten, dat tselve mogelick wesen sal, nemende sorchfuldige toesicht ende stellende goede ordene, dat de quantiteyt van tcoren ende graen, die aldaer bevonden sal wesen, nyct gedivulgeert, maer secreet gehouden worde, van dewelke nochtans ghy ons particulierlicken ende mit aller vlyt adverteren sult, mitsgaders van uwen advyse belangende den tax ende prys, die te bedunken sal opt voirs. coren ende graen gestelt te mogen worden, om uwe rescriptie gesien, daerop te mogen resolveren ende ordineren, zoe wy tot welvaeren ende verlichtinge van den goeden ondersaeten van herwertsovere bevinden sullen te behoiren.

Gescreven te Brussele den eersten dach van Decembri 1565.

Margarita.

 

(Brieven van de Hooge Overheden 1565, no. 1800. R.A. Arnhem; afd. Arch. v.h. Hof.)

[pagina 154]
[p. 154]

V.
Missive van Burgemeester en Raad der stad Groningen aan den Stadhouder.

17 December 1565.

 

Edele etc. U.S. breff, de visiteringe des coerns belangend, hebben wij in onderdanichest ontfangen; werden oeck ons mitten besten hyerinne bedencken ende volgenden daerinne tot gelegener tydt doen ende geschien laten, wes der gemeente alhyer am aldernuttest ende vorderlixst syn will.

Angesehen ydtziger tydt et coeren Godtloff noch van weke to weke tot minnere pryse gedyet ende in affslaet is ende to befruchten de besueckinge voer dit mael meer rhese dan daling alhyer wert inbrengen.

Edele etc.

Scriptum onder ons signature 17 December 1565.

 

Burg. en Raadt der Stad Groningen.

 

(Stadsordelbouck 1565/'77; f. 1v. G.A. Groningen.)

VI.
Missive van de drie steden van Overijsel aan den Stadhouder, waarbij bezwaar gemaakt wordt tegen het houden van een enquête naar de graanvoorraden.

Januari 1566.

 

Edele ende welgeboren genedige Heer, U.G. sinnen onse steetz bereitwillige dienste toe bevoirens. Genediger Heer, wy hebben M.G. verscheidentlicken bevelschriften, die visitatie ende optekeninge des coerns belangende dienstlicken ontfangen, daerop wy U.G. voir langes schriftlicken geantwoort solden hebben, dan soe wy vernomen, dat U.G. an den amptluden deses landes gelycken breven

[pagina 155]
[p. 155]

gesonden, oick gemerkct dat deze sake die gemene Ridderscap mede betreffet ende derhalven sonder voergaande communicatie derselver - diewelcke bisher omme ongelegentheit des wintertydes niet en heft moegen geschien - daerinne niet hebben konnen voernemen, is dat selvige antwoort tot noch toe verbleven, willen overst ter ierster gelegentheit mitten amptluden und anderen van der Ridderscap daervan communiceren, ende U.G. breeff alstan eenpaerlicken beantwoorden. Edoch, onses geringen erachtens, wierde die visitatie ende optekeninge des coerns in desen lande meer nadeels dan vruchts schaffen, want toe besorgen dat men om onvruchtbaerheit desses vergangen jaers ende dan oec des inbroecks der Issulen weyniger coerns dan men nu vermoedet in desen lande wert vynden. Emde wen dan nu datselvige den gemeenen man luydbaer worde, wie sulcx nyet wel verholen konde blyven, solde daerdurch noch meerder verrysz ende duyrte in 't coorn erfolgen. Biddende demnae gantz dienstlycken dat U.G. desen onsen vertoch in G. ende ten besten willen opnemen ende verstanden, etc.

Datum onder 't segel der Stadt Deventer, dat wy t'samptlicken voer ditmaal daertoe gebruyken, opten... January Anno 1566.

 

(Dagvaartboek (1564-1568), f. 134. G.A. Kampen.)

VII.
Missive van de Ridderschap en de drie Raden van Overijsel aan den Stadhouder, waarbij bezwaar wordt gemaakt tegen het houden van een enquête.

Februari 1566.

 

Edele und welgeborne Genediger Heer.

U.G. sinnen unsere steetz guetwillige onderdratene dienste, und wes wij guedes vermoegen bevoerens bereit, genediger Heer. Alsoe und nae dem U.G. den Amptluden deses landes und onsz dreen steden sekere beveelschriften

[pagina 156]
[p. 156]

toegeschickt hebben tot dem eynde, dat men die coern solders soe wal in den platten lande als in den steden bij den burgeren solde doen visiteeren, optekenen ende den tax U.G. daarvan to schriven, wydern inholt derselver schriften etc. Soe hebben wij daerop mitt malkanderen - want die sake ons allen in 't ghemeyn betreffet - onderredet, und konnen demnae U.G. daerop onderdenichlicken nyet verholden, dat nae gelegentheit deser dyer tyt ende verloop in 't coorn niet wal - onses geringen erachtens - geraden de gemelte visitatie in 't werck toe stellen, ende dat sie meer schadens dan vruchtz der schamele gemeynheit desz landes geberen wurde. In betrachtinge dat vermitsz soberheit desz gewasses etlycker vergangener jaeren und insonderheit umb onfruchtbarheit des naestverlopenen jaers LXV, oick imbroeck der Isulen ende anderen toefallen, weyniger coerns dan men vermodet - alsz unsz datselvige thom deel wel bewust - in der visitation bevonden solde worden, und wen dan detselvige den gemenen man so inheemschen als an anderen oorden - daerher dese lantschap dechlicx mit coern versorgt wordt - kontbaar wurde - als sulches nyet wel konde verholen blyven solde daerut gewislich noch grooter verrysz ende duyrtte in 't coern errysen, soe doch een tytlanck herwertz - God hebbe loff - die rogge meer geslappet dan geresen is, hebben alsoe die gemelte visitatie des coerns, nyet ut versmelerung van U.G. bevelschriften, sonder voel meer uth gueder wolmeyninger onderlaten. Wy hebben averst, niet des toe weyniger durch U.G. voorigen bevel verbot gedaen, dat men ghien coern uth dessen landen, in vreempden landen verfueren sall, willen oick die neerstige voersorge draegen, datmit het coern soe voel mogelick in desen lande blyven, und in gheen vreembden landen verfuert moege worden. Demnae van U.G. onderdenichlycken und dienstlicken biddende, dat U.G. dieselvige onsere welmeyning in gnadenverstaen und in den besten opnemen wolden. Dat doende etc. Datum onder 't segel der stad Deventer etc. optenGa naar voetnoot1)... February Anno 1566.

[pagina 157]
[p. 157]

In margine: Belangende die visitatie ende optekeninge des coerns.

Anno XVLXVI, den XXVIII January.

Sinnen toe Winshem ter maelstadt erschenen gedeputeerde van Deventer Gerryt van Irtthe, Mr. Lubbert van Winshem licentiaet, van Campen Henrick de Wolffs, Arent toe Bocop, van Swolle Wolff van Itterssum ende Johan van Haerdt.

Ierstlick versproken van 't comcept der missiven belangende die visitatie ende optekeninge des coerns, welck concept den dreen steden op gehach der Ridderschap alzoe wel gevalt om in name vam Riddersoap ende steden an onsen G.H. Stadtholder overgesant tworden, daarvan die copie hierboven geinsereert.

In margine: ‘visitatie des coerns’.

 

(Dagvaartboek (1564-1565) f. 137. G.A. Kampen).

VIII.
Missive van de stad Nijmegen aan den Stadhouder van Gelderland, waarbij bezwaar wordt gemaakt tegen het houden van een enquête naar den graanvoorraadGa naar voetnoot1).

12 Februari 1566.

 

Edel ende waelgebaren genediger heer. Ew. G. missive datiert den soevenden Februarij itz lopende maentz, belangende doverschrijven die quantiteit des karns ende graens in onser stat ende schependom befunden, mit wideren inhaltz desselvenn, hebben wij ontfangen ende voirlesen laten, kunnen Ew. G. mit onderdeniger antwort dairop nijet verhalden. Ende dat in den irsten, alsoe wij hierbevoerens die quantiteit onses schependombs overwegen, ende dat in craft dick schuerongh in der Marssen, beneden onser stat, leider gebuert, dair beneffens gnediger heer ons schependomb nyet mit ennijge bouhaven off hoge t... becleedt, dan mit kleyne hoffsteden ende

[pagina 158]
[p. 158]

keuterijen besettet, dat - - ons erachtens - - int..... gehele schependom geen vier hundert malder soe hart asl weick cairn befunden suld werden, dairop die arme schemele luide nauwelicken sich hebben toe onthalden ende toe b.... Them anderden bela.... dergelycken die quantiteit des carns in onser stat.... onseren burgheren ende ingeseten befynden en is ons in deser gestalt nyet wat...... eigentlick toe specificieren off over to schryven. Ende dat G. heer umb oirsaicke dat eensdeels onse burgheren die boven Coln etzlick rogh, als weith, gecofft, oick eensdeels ...... ende noch eyns deels voirhanden, hebben wij nyet kunnen voorbijgaen, op aen ... onseren burgheren - - die welcke sich beclaechden dairvan schuldigh, als oick onwilligh bleyckt van weith in onser stat toe verkopen - - gestadet den selven weith in Holland tottoe helffte toe verfuiren ende toe slieten. Oick in aensein vann onsern brouweren, die dairvoir groot carn tot brouwen behoeven, als oick Overbetouwe, Nederbetouwe, Maess ende Waell, Rijck van Nymegen als andere umbliggende steden ende derpen, die welcke mit inbrengen ende uytbuiren dagelix syn treckende, ende wy vermytz guede nabuirschap ons nyet kunnen ontweren dieselve toe weigeren noch buiten toe sluijtenn. Alsoe wess huyden, iss mergen int getal gemyndert ader gemeheret. Hebben wij oick lestvoirleden gesamelick van huijsse tot huijsse durch onser stat umbgegaen, onsern burgheren ende ingeseten gevraeght, die solders gevisitiert, woe ende welckoer gestalt sij sich versien ende versorght, umb aent nyhe te geraicken. So was wy befunden dairvan aenteickenongh gedaen. Dair wij oick leider tmerendeell nyet befunden, guetelicke vermaendt, dat sich een jeder dairtoe versien ende providieren suld, umb cairn toe koepen ende bij sich to leggen totten nijhen toe, want die stat gemeindt weer tot duisent malder roggen by sich toe leggen tot underhaldung in aenliggender noeth der armer schemeler gemeinten nyet mechtich carn toe vergelden, ende dairvan oick nymant anders dan die schemele arme gemeindt toe genieten; dair hedden dieghene mechtich toe koepen sich in tytz nha to richten ende te stellen. Umb dan Ew. G. ten lesten die quantiteit, als die aenteickenongh des cairns

[pagina 159]
[p. 159]

by unseren burgheren ende ingeseten befunden toe specificieren, ende Ew. G. over tho schrijven, bevynden wy aen weith, rogh, garst, haver als ander kairn, in als ende toesamen calculiert op drie duysent acht hundert ongeverlickenn. Ende umb dan G. heer alsulcke reden ende oirsaicken des inbrengens ende uytfuirens, afftreck onser umbliggender nabuiren, als oick behouff onseren brouweren vurgeroert, ende kunnen Ew. G. wy eigentlicke specificatioen ende quantiteit des kairns nijet specifice overschrijven. Sijn oick nyet werlt gemeint geweest ons dairin toe wederen ader toe streven, dan sijn dienstlick ende onderdenichlick biddent ende begerendt Ew. G. ons dit nijet voir onguet afnhemen, want wess tho Ew. G. wij mit alle dienst ende onderdenicheidt ons bewiesen kunnen, willen wij ons alle tijt guetwillich erfynden laten tegen Ew. G., dieselve Gott Almechtich tot langen tijden in gelucksalige regierungh ende gesuntheit gespairen. Geschreven den XIIsten February anno etc. 66.

 

Burgermeisteren, schepen ende raedt der stat van Nijmegen.

 

(Doss. Veluwe 1565. R.A. Arnhem.)

IX.
Rapport van het Hof van Utrecht aan den Stadhouder in zake het korengebrek in Utrecht in 1565.

6 Februari 1566.

 

Hooghe ende welgebooren Heere. Alsoo Uwe E. ons heeft doen hantreycken seeckere missive van de hertoginne, regente, in date den naestleden Novembris voerleden, by dewelcke ons geordonneert wert te doen procedeeren totte visitatie van de cooren ende graenen soe wel binnen der steden als ter platten lande van Utrecht wesende ende daervan H.H. tadverteren midgaders van onser advyse belangende der tax ende prys, daer men tvoorscrevene cooren ende greynen op soude moghen stellen omme tselve gesien by H.H. gedaen ende geordonneert te

[pagina 160]
[p. 160]

werden tot verlichtinghe ende welvaren van den ondersaten van den Landen herwerts over als naer behoren.

Soe eyst, dat wy in den maenden van September, October ende November lestleden,

aenmerkende, dat alle granen van mercktdach tot mercktdach, van weke tot weke opslougen ende tot dierdere prys gebracht worden,

beducht synde noch meerder dierte, die wij ons beter dunken apparentelic meer gepractiseert to werden deur den onbehoerlicken appetyt van den corencoopers dan deur eenige andere oersaecke,

syn wy over den ontfanck van de overscrevene missive van advyse geworden - - achtervolgende tplaccaet van S.M. onlancs te vooren opt stuck van de greynen gepubliceert - - te doen bescryven ende aenteyckenen allet cooren ende greynen wesende inder stadt, steden ende plattenlande van Utrecht ende deur deselve occasie ende gevouchelicheyt laten aenteyckenen alle die personen, jonck ende out, bynnen denselven Lande wesende,

dewelcke doende, hebben bevonden ten daege vande voorscrevene bescryvinghe:

aen tarwe ende rogge 1462 lasten
aen garst 575 lasten
aen haver 1611 lasten
aen mout 12,5 lasten
boonen 392 lasten
erweten 191.5 lasten
boucweyt 360,5 lasten

al weynich min ofte meer, alsoe men het cooren, wesende inder bergen, ongedorschen, mitter ooghe nyet perfectelic en heeft connen taxeren, daerjegens wy bevonden hebben:
persoonen ofte monden, jonck ende out, omtrent 62400.

Ende alsoe die bescryvinghe vande voorscreven granen seer lanesaem toeginck ende dat de granen, - - wesende inde bergen ofte schueren ongedorschen ter merct nyet gebracht en mochten worden, dan op hairen behoerlichen tyt gedorscht synde - -,

ende dat daeromme de graenen de opde solders vande coorencopers laghen lichtelicken by henlieden te verderven

[pagina 161]
[p. 161]

stonden, ghelyck sy die alreeds van weeke tot weeke tot hooghen prijs gebracht hadden - - waerdeur de gemeenen roep jegens den corencopers onder de scamele luyden oick rees ende wiesch - -,

hebben wy goetgevonden te profeieeren tgemeen voor tparticulier voordeel ende dienvolgende tadvyseeren een seeckeren tax ende settinghe der voorscreven granen, hoewel wy nochtants van de quantiteit derselve, bynnen desen lande wesende, niet te vollen geinformeert en waeren ende hebben deurdien opden 23en Novembris lestleden by forme van placcate;

die Utrechtsche tarwe getaxeert op vyft gulden thien stuyvers het mudde, daervan de vyf ende twintich maeken een gemeen last;
die buytenlantsche als Cleefsche ende Gulixe terwe op vyft gulden tmudde;
die binnenlantsche midsgaders die Cleefsche ende Gulixe rogge tmudde op vier gulden thien stuivers;
die Oostersche ofte sciprogge op vier gulden tmudde;
die garste ende boonen op twee gulden thien stuvers;
die erweten drye gulden tmudde;
die boucweyt twee gulden vyft stuvers het mudde.

Ordonneeren allen coorencopers, des versocht synde, huere weyt ofte tarwe ende allen anderen granen voor den voorscreven prys te laeten volghen elcs voor syne gewoontlicke provisie totten ougstmaent toecomend soe over syne familie als voor der armen, tot affirmatie van den cooper op peyne, dat deghene, die in weygeringhe blive ofte zwaricheyt macckte syne cooren ende granen voor den voorscreven prijs te laeten volghen, te verbueren achtien gulden, soe dicwylen tselve gebueren soude. Stellend gelycke peynen jegens den ghenen, die eenighe granen van den platten lande op de vrye merckten brochte ende in weygheringhe wesen souden den coopers op den tax voorscreven te laeten volghen, verbiedende voerts duytvoeringhe van den voorscreven granen buten desen landen opde verbuerte ende confiscatie derselven granen.

Ende ten eynde, dat uyt saecke van desen die vrempde coopman van granen, die hy uuyt andere landen in desen

[pagina 162]
[p. 162]

landen van Utrecht soude willen brengen niet geaviseert en soude werden dit land te scuwen, soe worden den selven toegeseyt ende versekert, dat alsulcke granen, als hij binnen desen landen brengen sal, niet gheset ofte getaxeert en souden worden, maer souden daermede vrij onbelet binnen desen lande moghen commen ende weder uyt varen sonder eenigssins gehouden ofte behindert te werden; interdicerende voorts allen corencoopers ende moutmakers eenige garste binnen desen lande gewassen te mouten op de verbuerte van tmout ende arbitrale correctie. Ende dyt al by provisie ende terwylen anders naer uyt heysch van den tyt geordonneert soude wesen breeder blyckende by copie hierbij gevoucht. Ende alsoe hiernaer gheen tarwe ofte rogge uten platten lande alhier ter merckt gebracht en worde, maer wel erweten, boonen, haver ende boucweyt, daervan die gemeente binnen een ofte twee mercktdaegen haer provisie doen mochten, ende als tscheen des genouch hadden, sulcx dat derselve granen op naervolghende merctdaghen niet seere gesocht noch vercocht en worden, ende dat verboden was, deselve nyt desen lande te vervoeren. Ende eenige huysluyden seselve vercochten beneden den tax omme huere pachten te moghen betalen, dwelcke scheen te tendeeren tottet gemeen interest vande ondersaten van desen lande, die scheenen hem des te beclagen.

Soe syn wy van advysse geworden de voerengenoemde vier specien van granen teximeeren ende stellen uyte voerscreven taxatie, permitteerende een yeghelick die te bringen ter hoochster merct buyten desen lande van Utrecht, presupponerende - - als wy onderricht worden - - datter van de voerscreven vier specien van greynen binnen desen lande genouch gewassen was, als U.E. believen sal te verstaen uyter copie van den placcate van permissie hiermede gaende, waer desen ontfangen hebbend de voorscreven generale opscrijvinghe der greynen, wesende in dese stadt, steden ende lande van Utrecht, ende bevindende niet meer dan omtrent 1400 lasten tarwe ende rogghe, behalve de 75 lasten garst, ende daerjegens 62400 personen, soe en soude over elcke mensche ofte mont nyet meer resteeren totten toecomende ougst dan omtrent

[pagina 163]
[p. 163]

de drye deelen van een mudde, ende dyt te rekenen van November lestleden bedragende negen maenden, dwelcke nyet strecken en mach ter alimentatie van elcke mensche voer sulcken tyt als boven, gemerct dat naer gemeen estimatie een mensch tot nootruft van brootcoren behouff voer twelf maenden anderhalf mudde, waerinne niet gherekent en moogen worden tot onderhoudinge der menschen voorscreven die vier specien van granen hiervoren uytgedruct, soe deselve uyt desen lande gevoert moghen sijn ofte mogen worden voer den ougst toecomende, sulcx dat schynt naer de gelegentheyt boven verhaelt, tlandt van Utrecht meer gescapen te syn, gebrec ende aermoede te lyden dan met haer gewas ende tgundt sy van Amsterdam ofte elders van buten gecregen hebben te mogen toecomen ende hare nootdruft te onderhouden ende bij consequentie noetlick te wesen dese provincie geholpen te werden van hare gebueren, die beter geprovideert syn dan sy.

Waerduer soude ons duncken onder correctie van H.H. ende van U.E., dat, alsoe wy alsnoch gheen inconvenient ofte onverdrachelic interest gevonden en hebben, duer den tax bij ons gestelt belangende den corencoopers, dat men denselven soude mooghen volgen over al dese Nederlanden, bysonder alsoe wy verstaen, dat tot Amsterdam ende andere plaetsen de prys van de rogghe - - waernaer andere greynen gewoonlic syn gepriseert te werden - - onder den voerscreven tax gedaelt es, ende - als die coopman laet luyden - soude tselve oeck mede gescien moghen - - met Gods hulpe - - inde terwe - als insgelycx alhier begonst heeft te dalen die prys van dandere vier specien van granen.

Hooghe Edele Welgebooren Heere U.E. sal believen ons advys int beste te verstaen ende tsyne daerby gevoucht tsamentlic Haer Hoochheyt over te seynden ten eynde deselve believe op als regard te hebben ende te desponeeren zulcx als deselve bevinden sal totter dienst van Z.M. ende welvaren deser landen oerboerlixt te wesen, midts dweleke wy ons recommandeeren, soo wy best moghen aen de goede gratie van U.E., biddende

[pagina 164]
[p. 164]

God almachtig deselve U.E. te verleenen lanckduerich leven in hooghen gouvernemente.

Gescreven tUtrecht den VIden february 1566. U.E. goetwilligh dienaers den President ende Raids sconincs te Utrecht.

Gyvers.

 

(Pap. d'Etat et de l'Aud. 84, f. 247/250. Arch. Gén. Bruxelles.)

X.
Rapport van de stad Roermond betreffende den graanvoorraad.

28 Februari 1566.

 

Wailgeboerner ind edele genediger heer. Soe Vre. G. coirtzleden nochmals des cairns halven aen uns doen schryven ind geoirdiniert hebben, dat wyr, unangesehen die onerhebliche reden in unsen voerigen schryven aengetaegen, den uytdrucklichen bevelch unser G. vrouwen der hertoegynnen thoe Parma, generaill regentynnen noch naekoemen soelden, ind idt getaell des cairns ind greyns, bynnen deser stadt wesende, eygentlich befonden aen thoe schryven etc., mytt wyderen inhalt hebben wyr guetlichen untfangen ind verstaen ind sullen Vre. G. dairop vuer underdanige antwoirdt nyet verhalden. Als diewyle unse vorryge schryven - - welch wyr sunstnach unser gestalt ind gelegenheit upgericht gehadt - - by Vre. G. nyet vuer genochsam cracht ind gehalden, ist dat wyr uns in geynendeill besweerth fynden, Vre. G. dat getaell deser befonden coerns alhie, wylch wyr opt nyehe nu wederomb besichticht ind aengeschreven hebben, thoe vermelden. Als irstlich XVCLXX malder weitz, twe dusent negen hondert malder roggen, viertheen hondert ind LXXX malder gersten, noch ongeverlich tusschen IXC und XC malder haveren, tsampt etzliche provisie van eerweten tegen dese vasten, wylche wyr theesyrtyt bynnen deser stadt befonden hebben. Edoch dierwyle dyt ein stadt is dairyn ouch etzlicher maiten caerencoupmantschap

[pagina 165]
[p. 165]

gebruicht wyrdt, soe konnen wyr alsulchen caeren nyet stodich by uns halden ind stilliggen laiten, sonder moeten den coupluyden vergonnen datselvigen aeff ind aen thoe bryugen ind voirt yn anderen unses alregenedichaten heren der Con. Matt. landen van Hispanien, up burgschap vermoege deses uytgegangen mandaetz, toe verfueren laiten. Edoch altyt mytten vuerbehalt, dat die gemeyne coupluyden - - wie ouch vuerhyn geschreven - - stediger wysen IIm malder roggen thoe vueraith liggende sullen hebben ind halden. Kyn(!) Gott Almechtich der Vre. G. in geluckselige regementen lang erhalden wyll. Gegeven den lesten Februarii anno etc. LXVI.

 

Burgermeistere, schepenen ind raid der stadt Ruremunde.

(Doss. Veluwe, 1565. R.A. Arnhem.)

B. Maatregelen tot het vasthouden van de graanvoorraden.

XI.
Placcaat inhoudende verbod van uitvoer en het opkoopen van graan.

15 September 1565.

 

Onsen lieven, ende getrouwen die stadthouder president ende luyden van onsen raide tUtrecht saluyt ende dilectie. Alzoe tgewas ende ougst van tcoren ende graen van deesen jegenwoirdigen jare sober ende cleijn is geweest daeruut ende deur tbedroch, abuys ende monopolie, twelck daerinne dagelijcx gepleecht wordt, alrede grote dierte gereesen ende gevolcht is, ende grote apparentie is - - nae de advertentien, die men deshalven van alle canten ende quartieren heeft - - tot meerdere dierte te commen, indyen daerinne bij alle behoerlycke ende bequame middelen ende remedien mitter vlijet nijet versien en worde, soe eest, dat wy, begerende de voers. dierte van tcoern ende graen mitgaders tvoers. bedroch, abuys ende monopolie voir te comen ende beletten ende tselve coren ende graen bringen ende reduceren tot redelycken pryse, tot onder-

[pagina 166]
[p. 166]

standt ende verlichtinghe van onsen goeden ondersaten, ende hierop gehadt tadvijs van den gouverneurs ende provinciale raden mitgaders van eenige andere principale officiers van Herwertsovere, hebben met rype deliberatie van rade ende oick bij advyse van onse zeer lieve ende zeer beminde sustere, die hertoginne van Perme ende van Plasance, voer ons regente ende gouvernante in onsen landen van Herwertsovere, ende van onsen zeer lieven ende getrouwen, die hoeffden ende luyden van onsen Raeden van State, secreten ende financien, neffens haer wesende geordineert ende gestatueert, ordineren ende statueren by deesen die puncten ende articulen hiernae volgende:

Ga naar margenoot+ In den eersten dat nyemant, van wat qualiteyt oft conditie hy zy, hem en vervordere buyten onsen lande van Herwertsovere te vueren ofte doen vuere te schepen oft te wagen, mit carren oft peerden, in geenderhande manieren eenighe terwe, rogge, gerste, havere, erweten, boonen oft andere granen, hoe die genoempt mogen zijn in specie oft gemalen, ende dat tot de maendt van Augusto naestcommende oft zoe lange ende ter tyt toe daerinne andersins geordineert zall worden, op de pene van te verbueren tselve graen, erweten, boonen oft meell, mitgaders de schepen, wagens, kerren oft peerden, daer die op geladen zouden zijn, oft die meerde van dyenGa naar margenoot+ zoeverre die nyet achterhaelt en werden, deselve pene te bekeeren ende appliceren een derdendeell tonsen proffijte, dander derdendeell tot proffyte van den aenbrenger, ende tderde derdendeell tot proffyte van den officier, die daervan dexecutie doen zall, ende daerenboven op arbitrale correctie.

Ga naar margenoot+ Ende om te verhoeden alle monopolien ende quade pratycken, daermede vele coerncopers omgaen van dierte int coern te maecken, soe verbieden ende interdiceren wij allen coer(n)coopers, backers, brouwers ofte alle andere van wat state qualiteyt oft conditie zy zyn - - die hem mitte neringhe van coorn te copen ende te vercopen generende zyn ende daermede omgaen - - geen coern ofte graen van wat sorte dattet zy, voertaen binnen deesen onsen landen te copen om weder te vercopen by hen oft

[pagina 167]
[p. 167]

andere, directelyck of indirectelyck, tsy op vrye merckten oft daer buyten, ende dat geduerende totter voers. maendtGa naar margenoot+ van Augusto naestcommende oft zoe lange ende ter tyt toe daerinne andersins geordonneert zall worden alsvoren, op peyne van te verbueren de weerde van den granen die zy alzoe gecocht sullen hebben, ende voerts daervan arbitralycken gecorrigeert te worden. Verbiedende oick eenen yegelycken van wat qualiteyt hy zy, binnen oft buyten steden geseten, sulcken voircopers, duerende den voers. tyt, eenige granen te vercopen op de pene ende te bekeeren alsvoiren. Behoudelyck nochtans dat de voers. backers ende brouwers zoeveele graens als zy tot huere neringe van backen ende brouwen behoeven zullen, op vrye mercktdagen tot gewoentlycker uren zullen mogen copen by wete ende ter discretie van den officier ende wethouderen oft hueren gedeputeerden van der plaetsen van heure residentie oft van der plaetsen daer zy tselve graen coopen zullen, indyen zy op andere plaetsen woenachtich zyn. Welcken officier nochtans alleer hy zyn consent daertoe geven zall, gehouden werdt bescheyt te cyschen ende te fragen van den officier van heure residentie, om verseeckert te zyn van de quantiteyt ende sorte van granen, die sulcke backers oft brouwers tot heure voers. neringe duerende den voers. tyt behoeven zullen. Sonder nochtans den brouwers andere granen te laten volgen dan geerste, soucrioen ende havere, denwelcken wy verbieden ende interdiceren well scherpelycken in heure brousselen andere granen te doene dan geerste soucrioen ende havere, ten wacre nochtans dat tmout, dat zij int brouwen verbesigen van buyten onsen landen van Herwertsovere gecommen ware.

Ende alzoe wy behoirlycken geinformeert zyn, dat vele ende verscheyden coepen van granen gedaen worden sonder die te leveren, versolderen, verdragen oft vervueren - - waer duere overmits die menichfuldicheyt ende accumulatie van zulcke copen deselve granen van dage te dage meer oprysen ende dierder worden - -, willen ende ordonneren daeromme, dat degene, die voertaen den voers. tyt geduerende eenich gesoldert koren oft graen coepen zall om weder te vercopen, oft tselve alrede gecocht

[pagina 168]
[p. 168]

heeft sonder dat alnoch vervuert oft verdragen te hebben, gehouden zal wesen tselve graen binnen ses dagen te vervueren oft transporteren buyten der stadt oft plaetse daer den coop van dyen gedaen is, omdat ter plaetse van zijne woenstede den gemene man mit cleijne quantiteijt, oft der stadt aldaer, oft tlichaem derselver oft eenige andere steden van Herwertsovere int gros te vercopen om in heuren noot hem bij te staen ende succurreren, sonder dat te solderen oft bewaren, daervan hij binnen twee maenden nae tvervueren van den voers. grane schuldich zall wesen behoirlijcke certificatie te brengen ende leveren in handen van den officier van der plaetsen van daer tselve graen vervuert zall zyn. Tot welcken eijnde hy den voers. officier genochsaem cautic ende borchtocht geven zall alleer hy dat zall mogen vervueren. Alles op pene van confiscatie van den selvenGa naar margenoot+ grane oft van der weerde van dien te bedeylen ende bekeren alsvoiren ende oick op arbitrale correctie alsvoiren. Ende wandt wy oick verstaen, dat eenige coopluyden henGa naar margenoot+ dagelycx vervorderen tgraen te vercopen te leveren op zeeckere dagen bij heure contracten daertoe bescheyden oft geprefigeert, als Kersmisse, Lichtmisse, Pacsschen ende andere, nyetjegenstaende, dat diegene, die tselve vercopen dickmael geen graen en hebben noch en verwachten, daerdeur oirsaicke gegeven wordt tvoers. coern ende graen dagelycx zoe meer te doen verdieren. Soe verbieden ende interdiceren wy well sche(r)pelyck zulcke copen geduerende den voers. tydt meer te doen noch oeck eenighe andere copen, die men in onsen voers. landen van Herwertsovere dickwyls invoert. Te weten als yemant eenen anderen gelt geeft om den prys van zeeckere quantiteyt van graenen te setten te leveren oft ontfangen op zeeckeren tydt tot kuese ende optie van dengenen die tgelt verschoten heeft, ende dat op pene van den pryse oft estimatie van den graenen, die alzoe vercocht zullen worden, zoe wel voor den vercopere als den copere. Doende mitz deesen te nyeten alzulcke contracten, die naemaels gemaeckt zullen worden oft alrede gemaeckt zyn ende alnoch geen effect gesorteert hebben. Verbiedende ende interdicerende voerts eenen ygelycken, wie

[pagina 169]
[p. 169]

Ga naar margenoot+ hy zy, te copen coern int groene eer tselve van den velde gedaen is, op de pene als boven. Verclaerende oick sulcke contracten, zoewel degene die alrede gemaeckt mogen zyn oft noch gemaeckt zullen worden nul, machteloes ende van geender weerden. Welverstaende, indien de vercoper eenige penningen daerop ontfangen hadde, dat hy gehouden zel wesen deselve den copere te restitueren, desnyettemin zel die voers. vercopere den copere sonder bedroch mogen leveren zoeveel graens als hy totte provisie van zijnen huysgesinne voer den tyt van drie maenden behoeven sal sonder daeraen te misdoen oft misbruycken. Verbiedende voerts meer allen anderen geen coopluyden van coren wesende, van wat qualiteyt oft conditie die zyn, meer terwen oft roggen te copen dan hen voor de provisie van hueren huyse ende gewoenlycke aelmoessenen van node is, den voers. tyt geduerende alleenlycken. Verbieden insgelycks, dat nyemant, wye hy zy, volgende de voergaende placcaten hem en vervordere eenich coren off graen te copen oft vercopen dan op vrye merekten ter gewoentlycker plaetsen ende tyde, op pene van der weerde ende estimatie van tselve coren ende graen zoewel voer den copere als vercopere ende oick op arbitrale correctie. Behoudelycken, dat diegene, die coern in zyn huys heeft tselve aldaer den gemeynen man voor zyne provisie zal mogen vercopen ende distribueren nae zyn geliefte. Permitterende nyetemin eenen ygelycken mits deesen, duerende den voers. tyt, allerande sorte van broot in onse goede steden te mogen vercopen drie dagen ter weecke, die by der wet van elcke plaetse daertoe geordineert zullen worden, daerinne begrepen die mercktdagen, zonder contradictie oft wederseggen van yemanden.

Ende om die onredelycke rysinghe ende verdieringhe van den coren ende andere granen te meer te beletten ende tgemeyne volck te gerieven, ordineren wy ende bevelen allenGa naar margenoot+ onsen officieren ende wethouderen van den goeden steden ende platten landen ende dyen van onsen vasallen, dat zy tot zulcken tyde ende zoe dickwils als hen orbairlyck oft notelyck duncken sal oft hen van onsen wegen specialycken bevolen zal worden goede ende neerstige visitatie doen van

[pagina 170]
[p. 170]

Ga naar margenoot+ allen corensolders, bergen, tassen ende schueren, wyen dat die toebehoiren mogen, geestelycken oft weerlycken nyemandt uutgesundert, ende wat zy daer meer corens ende graens vinden dan degene, die tselve toebehoirt van node hebben ende behoeven voer de provisie van hueren huysen, cloisteren oft collegien mitte gewoenlycke aelmoessenen ende lasten derselver, voer den voers. tydt, tselve hem doen seynden oft brengen ter openbaerder merckt in monster, stael oft mit zacken ter plaetsen, daert hem gevouchliesten beduncken zall, telcken mercktdage sulcke quantiteyt als zy ordonnieren zullen om tselve den gemeynen volcke, dyet van node zullen hebben, vercoft te worden tot sulcken redelycken pryse als by der wet van der plaetsen nae de gelegentheyt van den tyt getauxeert ende gemodereert zal worden. Daerthoe wy den voers. officiers ende wethouders geaucthoriseert hebben ende aucthoriseren bij deesen, mitgaders oick om daer toe te bedwingen dengenen, diet behoiren zal by alle tamelycke manieren, realyck ende mitter daet, nyetjegenstaende cenige oppositie oft appellatie ter contrarien. tWelck doende sullen de voers. officiers ende wethouders beginnen aen den voirs. voircopers oft coepluyden van teoren, ende daernae aen den rentiers geestelycke ende weerlycke, edele ende onedele, van tgene dat zy meer hebben dan zy voir hoire provisie ende lasten voers. behoeven sullen. Welverstaende, dat zy int tauxeren van der quantiteyt, die men ter merckt zal mogen brengen, goede toesicht nemen zullen van den eenen nyet meer te beswaren dan den anderen, mer daerinne goede gelyckheyt houden ende observeren, zoevele als tselve doenlyck wordt, nemende respect op de quantiteyt ende menichte van graenen dieGa naar margenoot+ deen meer zal hebben dan dandere. Willende ende ordonnerende voirtsmeer, ingeval yemand bevonden worde eenighe monopolie, bedroch ofte onbehoyrlycke practycke op tstuck van den coren ende granen gedaen oft geuseert te hebben, all en hadde hy tegens dvoers. articlen nyet gedaen oft gecontravenieert, zoeverre nochtans zulcx tegens de gemeine welvaert ware, dat deselve daervan arbitralycken gestraft zal worden. Ende ten eynde dat van deese onse tegenwoirdige ordinantie nyemant ignorantie

[pagina 171]
[p. 171]

soude mogen pretenderen, soe ordineren ende bevelen wy u, dat ghy deselve terstondt ende sonder vertreck doet uutroepen ende publiceren alomme binnen onser stadt, steden ende lande van Utrecht, daer men gewoenlyck is gelycke publicatie te doene. Ende tot onderhoudenisse ende observatie van diere procedeert ende doet procederen tegens den overtreders ende ongehoersame by reale executie van den penen voers. deselve te bekeren ende appliceren als boven geseyt is, nyetjegenstaende oppositie oft appellatie gedaen oft te doen ende sonder prejudictieGa naar margenoot+ van diere. Des te doene mit diesser(!) aencleeft geven wy u ende onsen voers. officiers ende wethouderen ende dien van onsen vasallen, elck int zijn, volcomen macht, auctoriteijt ende sonderlingen bevel by deesen. Ontbieden ende bevelen voerts eenen ygelycken, dat zy hem ende u sulcx doende ernstelijck verstaen ende obedieren, wandt ons alzoe gelieft. Gegeven in onser stadt van Bruessele onder onsen contre(ze)gel hierop gedruckt, in placcate den XVen dach van Septembri XVC vyff ende tsestich. Onder stondt geschreven: Bij den coninck in zijnen rade, ende was onderteyckent Doverlepe.

In dorsso stondt aldus: Gepubliceert dit placaet van den stadthuyse tUtrecht op ten XXIIIIen Septembris anno XVCLXV ende met voergaende trompette op den vier cruysstraten derselver stadt. By my onderteyckent H. Ingersmitten.

 

(3e Placcaetboeck, Hof van Utrecht (1565-1581), f. 7 e.v., R.A. Utrecht.)

XII.
't Placcaet nopende die vercopinge van de greynen.

22 September 1565.

 

Die prinche van Oraingnen, grave van Nassouwe, stadthouder, president ende raiden sconincx in den Hove van Utrecht, mitsgaders schoudt, burgermeesteren ende schepenen der stadt Utrecht doen te wetene van Co.e Ma.ts

[pagina 172]
[p. 172]

wegen onsen aldergenadichsten heere, dat die raidt deeser stadt deese nabeschreven ordonnantie weder vernieuwt ende geamplyeert heeft opt copen ende vercopen vandt coern. Gebieden daeromme eenen ygelycken dat elcx int zyn deselve achtervolge ende naegae op zulcke penen daerinne geruert ende hiernae beschreven, geduerende ter tijt anders geordonneert zal worden.

Item nyemant van buyten mit eenich coern binnen deeser stadt ter merckt commen noch oick burgeren ende inwoenders van deeser stadt en zullen mogen koern coopen off vercopen tusschen twee uren des naemiddages voer den mercktdach tot op den mercktdach ter negender uren toe, op peyne van eenen Carolus gulden op elcke mudde te verbueren zoe by den coper als vercoper te ampliceren tot behouff van de Co. Ma.t deeser stadt ende aenbrenger elcx een derdendeel.

Insgelycx en zullen die burgers ofte inwoenders van deeser stadt, dat geen coerncopers en zyn, binnen der voers. tydt nae eenich coern vraegen noch hoir handen in sacken ofte int coren steecken, op peyne van eenen Carolus gulden tot behouff als voren.

Item zoe en zullen die coerncopers ende uutheemschen geen coern mogen copen noch doen copen heymelyck noch int openbaer, directelyck noch indirectelyck, tusschen twee uren des naemiddages voir den merckdach tot op ten merckdach ter twalefster uren toe, op peyne van twee Carolus gulden op elcke mudde te verbueren tot behouff als voren.

Insgelycx en zullen die voernoemde coerncopers ende uutheemsche binnen der voers. tyt hoir handen in eenich coernsack steecken noch oick nae de coep vandt koern vragen, op peyne van twee Carolus gulden telcker reyse tot behouff als voren.

Ga naar margenoot+ Item nyemants en zall zyn sacken geladen mit coern op te merckte voer der negender ure mogen openen opt verbueren van een schellinck van elcke zack tot behouff die se bekuert.

Item en zal nyemant tot eenighe tyden eenich coern voer eenighe coerncopers ofte uutheemsche luyden binnen ofte buyten deeser stadt copen mogen opt verbueren van

[pagina 173]
[p. 173]

eenen Carolus gulden van elcke mudde alzoe gecoft, tot behouff als voren. Ende indyen tegens tgene wes voers. es gepleecht ofte gedaen werde by een zackdrager, coernmeter ofte van heuren huysfrouwen, kynderen ende huysgesinne, zoe sellen die manspersonen boven die voers. penen noch gebannen worden een jaer lanck unter stadt te wesen ende daer nyet binnen der tyt voers. weder inne te comen, opt verbueren van op de caeck geset ende gegeselt te worden, anderen ten exempele. Ende indyen sulcx gedaen worde bij vrouwe personen, kynderen ofte van heuren gesinns, die zullen boven die peyne ende bruecke voers. noch zwaerlyck gecorrigeert werden tot discretie van den gerechte.

Voert verbiet men allen houtschilden, hoeren huysvrouwen, kynderen ende huysgezinnen, dat zij geen coern voer eenigen coerncoperen uutheemsche ofte yemandt anders en copen, op peyne van aengetast ende op de kaeck gegeselt ende uut deeser stadt ende stadtvryheyt gebannen te worden den tydt van een jaer lanck, in voegen als voren.

Item zoe werden die zackedragers gehouden malcanderen dobbeispel te doen, zoe wanneer yemant van heurluyden voer eenige uutheemsche op die weeckmercktdagen meer dan vier madden coerns teffens aengenomen heeft te dragen op peyne van te verbueren acht stuvers, tot behouff van den sackdragergilde, voer elcke reyse als zy contrarie deeser bevonden zullen werden gedaen te hebben.

Item waerdt, dat yemant van der coerncoper naringhe ofte uuthemsche eenich terwe, rogge, garst, arreten, boekweijt ofte boenen, binnen deeser stadt ter merckt comende, cofte, soe zal een yegelijck borger ofte ondersaet deeser stadt, voerdat die leveringe van dat selfde coern geschiet zal zyn, daervan mogen nemen een mudde, halff mudde ofte een schepel tzynen behoufte, mits betalende terstont daervoer den pryse als den eersten coper daervoer beloeft hadde, op peyne van dengeene die hiervan in weygeringhe ware te verbueren eenen Karolus gulden telcker reyse, tot behouff van den aenbrenger. Ende dat oick insgelycx alle burgeren ende inzetenen op de mercktdagen, nadat de leveringe van den coirne gecoft by eenige coirncoper

[pagina 174]
[p. 174]

ofte uutheemsche geschiet zal zyn, zellen mogen overnemen tot heure behouften een mudde, halff mudde ofte een schepel, mits betalende den pryse daervoer hetzelve coern gecoft ware ende op elcke schepel een oirdt stuvers te winninghe, nyettegenstaende tselve vercofte ofte geleverde coern bevonden werde, staende in sacken toegebonden ofte gedragen zynde in huysen ofte op de solderen, ende dit geduerende de mercktdach uut ende nyet langer, opt verbueren van degene, die hieroff in weygeringe waer telcker reyse van eenen Karolus gulden tot behouff van den aenbrenger.

Item dat nymant, alhier ter merckt comende mit coern ofte andere graen, en zal mogen weygeringe doen des versocht zynde een schepel coerns uut te meten, mits hem betalende naer uutwysen van den pryse daervore hij zijn coeren te voren op den selven dach vercoft zalGa naar margenoot+ hebben op peyne van eenen Carolus gulden tot behouff van de Co.e Ma.t deeser stadt ende aenbrenger elcx een derdendeel.

Item dat alle coern, nyet uutgesundert, die eens ingeset is en zal nyemant van dien mercktdach mogen hoiger loven ofte vercopen opt verbueren vant coern, dat die vercoper alsdan te cope by hem heeft tot behouff voers.

Item zoe wie van nu voertaen eenich coern, uut dezen stadt vueren wil, dat op solres ofte in schepen leggende is, tsy off tselve vercoft ofte verloeft es tot twyntich mudden toe ofte daerover, zal gehouden wesen aleer hy tselve zal mogen doen meten ofte roeren openbairlyck omme te doen roepen die coep ende prys van tselve koern welcker prys hij yerst gehouden wert bij eede te verclaeren voer twee ofte een schepen ende te doen teyckenen bij Jacob van der Voirdt, deeser stadts secretaris, die daer register offhouden zal. Ende yegelyck burger ofte ingezetenen van deeser stadt zal daeroff mogen overnemen ofte doen halen een mudde, half mudde ofte schepel nae zynre geliefte, ende een backer vier mud sonder meer. Ende die meters ofte zackdragers mitte houdtschilden en zullen zulcke coern nyet mogen meten ten ware dat tselve coern vier ende twyntich uren daer te voren omme geroepen ware, opt verbueren van

[pagina 175]
[p. 175]

tcoern tegens dengenen die eenich coern van de zolders ofte uuyte schepen doen dragen ofte laden heeft zonder tselve vier ende twyntich uren daer te voren ommegeroepen te laten hebben. Ende die meters zackedragers ofte houdschilden, die tselve coern gemeten ende gedragen hadden, zellen elcx verbueren van op de caeck geset ende gegeselt te worden anderen ten exempele.

Item die costen vant ommeroepen ende teyckenen voir den secretariis zellen die coper ende vercoper half ende half dragen.

Item ten fine, dat dese ordonnantie wel geobserveert worde, zoe zal eenen ygelycken hierinne kuermeester mogen wesen, denwelcken doende zynen eedt vant excess hiertegens gecommitteert ende tzelffde probeerde mit eenen getuyge, zal in zulck geval diegene, die gedelatoert zal zijn, gehouden worden aleer men hem in oppositie ontfanget, van tcoern ende die boete, by hem verbuert, handtvollinge te doen ende die te namptiseren.

Aldus gedaen ende gepronunchieert tUtrecht onder tsegel van justicie van den voers. Hove hierop gedruckt, in forme van placate, den XXIIen Septembris XVC vyff ende tzestich. Onder stondt geschreven: Bij mynen heeren die stadthouder president ende raiden in den Hove van Utrecht etc. Ende was onderteyckent Scrijvers.

 

(3e Placcaetboeck, Hof van Utrecht (1565-1581), f. 5 e.v.. R.A. Utrecht.)

XIII.
Bijeenkomst der vertegenwoordigers der drie steden van Overijsel te Wiksen, om te beraadslagen over het placcaat tot verbod van korenuitvoer.

(15, 25 en 29 October 1565).

 

Sinnen op 't anschryven der Stadt Deventer binnen Winshem ter maelstadt erschenen, Gedeputeerde van Deventer Mr. Lubbert van Winshem ende Mr. Derck Scherff der Rechten Licentiaeten; van Campen Henryck

[pagina 176]
[p. 176]

de Wolffs, Arent toe Boccop, van Swolle Wolff van Itterssum, ende Johan van Ilderst, omme to communiceren op zeker zwaricheden in den placate van 't uthfoeren ende verdieren van den korn bevonden.

Ende hebben die van Deventer die propositie gedaen, ende verhaelt, welcker gestalt een E(ersame) Raedt van Deventer sich in dieen puncten insonderheid beswaert bevonde, nemptlick dat in den placate voer all gestatueert wordt, dat nymant en sal mogen vueren ofte doen voeren, to schepe ofte te waegen, mit kerren ofte peerden, buyten Con. Mats. landen, eenige terwe, rogge, garste, havere, erweten, boonen, ofte andere graenen etc. Twelck den van Deventer - als gegrenset wesende an Westphalen, die Graefschap van Benthem onde an andere landen - besweerlick ende in hoer negociatie - soe sie mitten Munsterschen, Paderbornschen, Hessen ende andere gebruycken - nadeelich weesen solde, ende neffens dem onbillick to syn, dat die Munsterschen, Hessen ende andere - soe hoer terwe to Deventer dachlicx brengen - niet en solden moegen eenige rogge oft molt in cleyner quantiteit wederomme uthvoeren. Item, dat in den voersz. placate geordineert, dat men binnen tween maanden nae 't vervoeren van den grane certificatie solde moeten brengen an den officier van der plaetsen van daer 't graen gevuert is worden dat het vervoerde koren met cleyne quantiteit vercoft zy etc. Tot dem dat sich etlyke burgers beclaget hadden woe dat sie toe Amsterdam cantie hebben moeten stellen hoer eygen korn - soe hem van Oesten op haer avontuer gesant ende to Amsterdam angekomen - uth Con. Matts. landen niet en solden vervoeren, dan in twee maenden tyts in cleyner quantiteit verkopen, etc.

Demnae weren die van Deventer bedacht, an onsen G(enadigen) H(eeren) Stadhouder to schriven ende antoholden, dat sie die dree steden van der publicatie des placaets mochten ontlediget worden, ende dat men tot dem an den Drosten ende officieren in den lande scriven solde, mitter executie te willen cessieren, ter tyt toe dat men van syn E. een antwordt bekomen sal hebben. Ingelycken an den Schulten van Amstelredam to schriven, die voerverhaelde besweringe te sillen afdoen, angesien

[pagina 177]
[p. 177]

het placaet alleene vermeldet van gesoldert koren, etc.

 

Nae welcke propositie die saken allenthalven bij voersz. gesanten is gedisputeert, ende is bij den van Campen ende Swolle beweeght, dat men den dreen Steden die suspensie des placaets to hove qualicken solde affnemen, angesien 't voersz. placaet tot bevorderinge des gemenen burgers geëxpedieert were. Mocht men demnae die publicatie geschien laten - gelyck oick die van Swolle besloten weren - ende niettemin an onsen G.H. Stadtholder schriven, ende die besweringen toe kennen geven, om in betrachtinge derselver eenige moderatie ofte gued regard in der executie toe verwerven ende genomen tworden ende daerbeneffens an den Drosten ende officieren in den lande toe schriven, om mitter executie toe cessieren woe boven verhaelt. Demnae hebben die gesanten van Deventer angenomen die concepten daervan te willen doen maken, ende an der Stadt van Swolle overschicken, om vorder an der stadt van Campen overgesant te moegen worden, ende dieselve een yder in 't syne t'corrigeren, etc.

 

(Dagvaartboek (1564-1568), f. 118, G.A. Kampen.)

XIV.
Missive van de drie steden van Overijsel aan den stadhouder, waarbij bezwaar wordt gemaakt tegen het verbod van graanuitvoer.

24-26 November 1565.

 

Onse bereitwillige dienst ende wes wy eenichssins guedes vermoegen U.G. steetz t'bevoerens, Edele ende welgeboren genedige heer. Alsoe U.G. voer etlycke vergangen dagen ons toegeschickt hebben, copie van zekere placaet bij Co.r Matt. onsen alregen. haeren op 't uthfoeren ende verdieren van den coern ende andere granen in deze synre Matts. erffnederlanden opgericht mit ernstlicken bevel, den inholt derselver by ons te doen publi-

[pagina 178]
[p. 178]

ceren, ende by den penen daerinne begrepen observeren laten. Wyderen inholtz uwer G. bevelschriften an ons gedaen, konnen U.G. wij daerop dienstlicken niet verholden, dat hoewel wy gantzelicken geneicht ende besloten sinner uwer G. bevel inalre onderdanicheit alsoe nae te komen, ende 't voersz. placaet mitten alder iersten te doen publiceren. Soe ist dannoch, dat wy ons in der executie desselvigen placaets in eenigen puncten atlyckere maten beswaert bevynden. Ierstlicken in dem, dat hoochstg. Co(n)r. Matt. ordineert ende bevelt, dat nyemant hem en vervordere buyten synre Matt. landen van herwertsover te vueren ofte doen vueren, to schepe ofte te wagen mit karren ofte peerden in ghienderhande manieren, eenich koern ofte graenen, hoe die genoempt moegen syn, by verbeurte des coerns, mitsgaders der schepen, waegens, karren ofte peerden, ofte die estimatie van dien, ende daerenboven noch op arbitrale correctie. Nu weten sich U.G. genedichlicken toe bedencken, dat wy op die vuyterste frontieren van syner Matts. erffnederlanden geseten ende an Westphalen, die Graeffschap van Benthem ende andere landen gegrenset synde, onse dachlicksche negociatie ende hanttierung hebben mitten Munsterschen, Paderbornsxhen, Hessen ende andere, dewelcke nyet alleene holt, hoenich ende linnendoeck, sonder oick by groote mennichten van karren die terwe alhier in dessen steden gewoentelicken sinnen te brengen, gelyck sie oeck noch dachlicx doen, ende ons dermaten victalieren. Ende wanneer nu denselvigen luyden by soe grooten penen sonder eenige moderatte oft respect verboden wordde eenich molt ofte rogge, oick in cleyner quantiteit by mudden oft halve mudden in hoeren hoeden wederomme uth den steden oft desen lande toe vueren, weren wy geschapen onse negociatie - die doch sober ende geringe is - in corts grootelycken toe verliesen, ende solden oick dieselvige luyde wederomme veroorzaekt wordden, hoere waeren, soe wel eetbare als andere, an sich to holden, ofte tot merckelicke schade deser landen, an anderen oorden te vervueren. Ten ware dan dat by Co(n)r. Matt. anders daerinne voer desen landen versyen, ende soedane executie na gelegentheit gemodereert ofte alregenedichst

[pagina 179]
[p. 179]

verlaten wurde. Tot den genediger Heer wordt in den selven placaete geordineert, dat dieghene soe eenich gesoldert coern kopen, om weder toe verkopen, geholden sullen wesen datselvige ter plaetssen haerer woenstede, den gemenen man mit cleyne quantiteit, ofte der stadt aldaar oft oick anderen steden van herwertsovere in 't grosz toe verkopen, zonder dat toe soldern ofte bewaren ende daervan binnen tween maenden certificatie leveren an handen des officiers der plaets, daar 't koern uthgevoert is, ende daervan genoechsame cautie stellen by verboerte des coerns, ende penen in den in den placaete begrepen.

Welcke ordinantie den ingesetenen deser steden niet wel mogelicken zal syn in alles toe vollentrecken, uth dem dat alhier by ons seer weinich vertoeges is. Ende wy bevynden oick algereetz, dat die ingesetenen deser drier steden - soe gemeenlicken het coern van Amstelredam oft elders plegen te haelen, omme 't selve den gemeenen man weder toe verkopen - sich niet allene en besweren, sonder oick ontholden, meer coerns binnen Amstelredam oft elders te copen, durch vreese dat - Soe wanneer die datselvige coern binnen den bestemden tyt van twee maenden niet wederomme en solden verkopen kunnen - sie all even wel in de penen daer toe staende vervallen zyn solden, nijettegenstaende dat sie oick bereit gewest waren hoer koern beneden den gemenen coop des markts toe verkopen. Ende dat toe meer, in respecte van desen anstaenden winter ende eenigen harderen vorst, die langer dan twee maenden dueren solde moegen, daarmit alstan dese steden als qualycken geprovandieert wesende in grooten gebreke van coern geraken mochten. Dewyle dan genedige heer die gemeene negociatie ende alinghe welfaert deser drier steden an den tween opgemelten puneten soe grootelicken ende merckelicken gelegen. Is onse seer dienstlick ende demoedich bidden, dat U.G. als onse verordente genedige heer Stadtholder, genedichlicken gelieven wille, desse onse besweernissen alsoe toe behartigen, ende ons volgens an die durchluchtige ende hoechgeboren Furstinne die Hertoghinne to Parma, Regente, etc. onse genedighe vrouwe dermaten toe verbidden, dat wij van der executie desselvigen placaets - voer

[pagina 180]
[p. 180]

soe voele dat uuytvoeren des coerns in cleyner quantiteit ende die stellinge der caution, sampt leveringe der certificatien belangen doet - genedichst verlaten moegen wordden, ofte een guede drachlycke moderatie voer desen landen ende nae gelegenheit derselver, van oir F.D. daerop erlangen, daermit dat wy on onse geringe negociatien geholden, ende die schamele ondersaten des to beter soe wel van onsen eygen ingesetenen als anderen uytheemschen hensvorder geproviandeert ende mit nootdrufte versorget moegen worden. Wy willen mit allen vlyte daer ansyen, dat onder 't dexel van soedane genedige vergunninge, dat coern in grote quantiteit gheensins uthgevoert sall worden, sonder voel meer soe voel moegelick - in desen lande blyven ende ons anders in de executie desselvigen placaets holden, als guede ende gehoersame ondersaten toebehoert, dat doende, etc. Gegeven, etc.

In margine: Belangende 't placaet van 't uthfueren ende verdieren van den coern.

 

(Dagvaartboek (1564-1568), f. 120, G.A. Kampen.)

XV.
Missive van Kampen aan Zwolle betreffende het uitvoerverbod van koren.

1 November 1565.

 

Ersame wyse voersichtige insonders gunstige goede vrunde. Wy hebben in onsen Rade verlesen ende rypelicken overgelecht, die overgesante concepten ende scriften onser vrunden van Deventer beroerende die suspensie des placaets van 't uthfoeren ende verdieren van den koren ons durch onsen G.H. Stadtholder van wegen Co(n). Matt. mit ernstlicken bevel toegeschickt. Ende kunnen U.E. gueder meninge nyt verholden - gelyk wy oick U.E. vergangen dagen ter antwoort hebben doen schriven - dat ons nyet geraden dunckt die publicatie desselvigen

[pagina 181]
[p. 181]

placaets, langer dan tot neeghstkomstigen Sondaghe toe verbolden, oft oick die missiven an onsen G.H. Stadtholder ende den Amptluyden - durch onsen vrunden van Deventer beraempt - in alsulcker gestalt te laten uthgaen. Edoch syen voer guet an, al eeven wel an syn G. te schryven, ende an to holden, dat wy alleene van der executie desselvigen placaets in etlycken synen puncten verlaten mogen worden oft eenige guede ende drachlycke moderatie voer desen lande daerop van F.D. van Parma erlangen.

Ende hebben demnae op behach ende guetbeduncken van U.E. ende onsen vrunden van Deventer, die voerben. overgesante concepten, etlycker mate durch onsen Secretarium doen veranderen, gelyck U.E. uth byverwaerten stucken mit onzer Secretary handt gescreven, wyders sullen hebben toe vernemen, dewelcke wij ons alsoe gevallen laten, vruntlycken begerende U.E. die selvighe visiteren ende corrigeeren, ende volgentz onsen vrunden van Deventer neffens U.E. gueden beraedt ende advijs, toeschicken willen, omme vorder daerinne gedaen t'worden, als dieselvige uwe Ersamh. ende onse vrunden van Deventer bevynden sullen tot bevorderinge des gemeenen besten nuttest toe wesen. Ende wes U.E. bedacht sinnen hierinne 't doen, ende van onsen vrunden van Deventer daerop in antwoort ontfangen sullen, daervan begeren wy mitten iersten durch U.E. verstendiget t'wordden, omme ons daernae in 't publiceren ofte verholden desselvigen placaets te moegen richten. Belangende die missive an den Schulten van Amstelredam, laten wy ons ingelycx dieselvige alsoe wel gevallen, die wij oick U.E. hiermede by verwaert oversenden, om an onsen vrunden van Deventer weder toegeschickt aldaer in 't reyne gescreven, ende voerts in onser drier steden name an den voersz. Schulten uthgesant t'worden. Begerende voert mede U.E. onsen vrunden van Deventer ten besten schriftlycken vermanen willen, ten eynde dat oer E. den Drosten van Sallandt ende eenige vrunden van der Ridderschap op die neeghste geseten, neffens ons, ter ierster gelegentheit binnen Winshem ter maelstadt verschryven willen, om aldaar op het antwoort onses G.H. Stadtholders, belangende die com-

[pagina 182]
[p. 182]

missie Aerts van Renoy toe communiceren, angesien ons ende die alinge lantschap van Overijssel merkelicken daeran gelegen is etc. Datum den VIen Novembris, Anno 1565.

 

(Dagvaartboek (1564-1568), f. 120-122, G.A. Kampen.)

XVI.
't Derde placcaet van tcoorn ende settinghe van dien.

23 November 1565.

 

Die prince van Ouraingnen grave van Nassouwe etc. stadthouder president ende raiden des conincx in den Hove van Utrecht, den eersten deurweerder ofte pander in den selven Hove hierop versocht, saluyt. Alzoe nyetjegenstaende die provisie, zoe bij placaten als anders gedaen, omme tabineren ende voercommen die jegenwoirdige dierte van allen granen, deselve dacgelicx meer ende meer verhoocht ende scherper wordt ende geschapen es noch swaerder te worden tot onverdrachelicke last van allen menschen, ende sonderlinghe van den armen, omme waerinne voer zoevcele doenlick es geweest te voorsien, goet gevonden es te doen visiteeren allen de coorensolders, bergen, tassen, zoe binnen der stadt, steden, als ten platten lande van Utrecht, ende doen aenteyckenen de quantiteyt van allen granen daer bevonden, mitsgaders de persoenen binnen denselven lande wesende, omme naer de collatie daervan gedaen, te moegen geraeken tot eenen redelicken tax ende settinge van den pryse der voors. granen. Bysonder aengemerckt die coninck onssen aldergenadichsten heere geoerloft heeft allen officieren de voers. tax ende settinghe te doen, zoe dickwylen tzelve hemlieden goedt ende oirboer duncken soude. Soe eyst, dat wy hierop gehadt hebbende tadvys van eenighe hem des verstaende, hebben getaxeert ende gepryseert den besten weyt binnen deser stadt, steden ende lande van Utrecht opgescreven wesende, het mudde uuytersche mate tot vyff gulden thien stuvers, die buytenlandtsche weyt,

[pagina 183]
[p. 183]

als Cleeffsche, Guliche ende diergelicke, vyff gulden, die binnenlandtschen mitsgaders die Cleefsche ende Guliche rogge, tmudde op vier gulden thien stuvers, die oostersche ofte schip rogghe tmudde op vier gulden, die garste op twee gulden thien stuvers tmudde, erweten drye gulden, die boonen twee gulden thien stuvers, het mudde haver twee ende twintich stuvers, die bouckweyt twee gulden vyff stuvers. Ordonnerende allen coorencopers des versocht zynde, hueren weyt ende allen anderen granen voor den voors. prys te laeten volgen elcx voor zyneGa naar margenoot+ gewoonlicke provisie, totten oughstmaent toecomende, zoe voor syn familie als voor den armen tot affirmatie van den cooper. Op peyne dat deghene, die in weygeringe bleve ofte zwaricheyt maeckten zijn cooren ende granen op den voors. prijs te laeten volgen, te verbueren zoo dicwylen tzelve geschien zall achthien gulden, tappliceren deen dardendeel tot profyte van den aenbrenger, het tweede van den officier ende het darde van den armen deser stadt. Ordonnerende gelicke peynen jeghens denghenen, die eenige granen van den platten lande op de vrye merckte brengen ende in weygeringhe wesen zullen den coopers te laeten volgen. Ende alzoe tonser kennysse alsnoch nyet gecommen en is, dat die omliggende ende gebuerige steden gelicke settinghe gedaen hebben, waerdeur te beducht(en) es, dat zy onder eenige deexel ofte practiquen binnen dese stadt, steden ende landen eenige der voorscreven granen souden moegen crygen by coope ofte andere manieren om deselve ter verbrengen ende uuyt dese lande te vueren, soe hebben wy geoorlofft ende gepermitteert, oorloven ende permitteren by desen eenen yegelicken te moegen metterdaet aenveerden ende aentasten alle schuten, schauwen, schepen ende wagenen, eenige der voors. granen geladen hebbende, die zij bevinden zullen op te limiten ofte uterste palen van desen lande ofte andere plaetzen zulcx gelegen, dat men daeraen mercken ende nyet ontkennen en kan dat de voors. schuten, schauwen, schepen ende waghenen op den wech zijn om uuyt desen lande te vaeren. Welverstaende, dat dieghene, die zulcke aentastinghe doen zullen, gehouden werden terstont daerover tontbieden ende by hem te

[pagina 184]
[p. 184]

roepen den naesten officier van der plecken, die gehonden wert dezelve granen tot coste van denzelven granen te doen voeren in de naeste stadt omme tzelve by tgerechte aldaer te doen verclaeren geconfisqueert, teen dardendeel tot prouffyte van den aentaster, dandere twee deelen tot profyte van den aermen, aldaer die confiscatie verclaert zal werden. Ende ten eynde dat uuyt oerzaecke van deser de vremde coopman van granen, die hy uuyt andere landen in desen lande wil brengen, nyet geoorsaeckt en werde dese landen te schuwen, soe wert hem bij desen toegeseyt ende versekert, dat alzulcke granen, als hy bynnen desen lande brengen zall, nyet geset ofte getaxeert en zullen werden, maer zullen daermede vry, onbelet ende onbehindert binnen desen lande moegen commen ende weder uuytvaren zonder eenichsins gehouden ofte gearresteert te werden in eenigerley manieren, hoe tzelve zoude moegen geschien, doende haer coopmanschap als in alle vrye merckten gewoonlick es te geschien. Interdicerende allen coorencopers ende moutmaeckers eenige garste, binnen desen landen gewassen, te mouten, op de verbuerte van tmout ende arbitralick gecorrigeert te werden. Ende dyt all by provisie ende ter wylen anders naer uuytheysschenGa naar voetnoot1) van der tyt geordonneert zal wesen. Aldus gedaen ende geordonneert tUtrecht onder tzegel van justicie van den voors. Hove hieronder gedruckt, in forme van placate den XXIIIsten Novembris 1565. Onder stondt gescreven: Bij myn heeren die stadthouder, president ende raiden sconyncx in den Hove van Utreeht onderteyckent: D. de Gouda.

 

(3e Placcaetboeck, Hof v. Utrecht (1565-1581), f. 12, R.A. Utrecht.)

[pagina 185]
[p. 185]

XVII.
Vierde placcaet nopende de greijnen.

20 December 1565.

 

Die prince van Ouraingnen, grave van Nassouwe etc. stadthouder president ende raeden des conyncx in denGa naar margenoot+ Hove van Utrecht, den eersten deurweerder ofte pander in denselven Hove hierop versocht, saluyt. Alzoe wy onlancxleden, omme te voorsien totte jegenwoirdig(e) dierte ende benautheyt van den granen, volgende de permissie van Co. Ma.t onsen aldergenadichsten heere, alle granen ende cooren geset hebben, totten toecomenden ougst toe, op eenen redelicken prys ende dyt al by provisie ende ter tyt toe anders geordonneert zoude zyn, tot welvaeren van der gemeente ende ingesetenen deser stadt, steden ende lande van Utrecht, soe eyst, dat wy deur merckelicke ende bewegelicke redenen ende motyven gemoveert ende veroirsaeckt worden, de voors. ordonnantie ende settinghe aengaende eenighe greynen te veranderen, waerdeur wy tzelve doende verclaren by desen, dat een yegelick zall moegen brengen op ten vryen merckten van desen lande: erweten, haver, boonen ende bouckweyt ende deselve vercoepen tot zulcken pryse als hem believen zall, zoe wel den inwoenders deser lande als den uuytheemschen ende gebueren van dyen, zonder gehouden te zyn te volgen ofte hem te reguleren volgende de voors. settinghe. Welcken naebueren wy oorloven ende toelaten by desen de voors. erweten, haver, boonen ende bouckweyt te voeren buyten den lande van Utrecht, daert hem belieft, zonder ter cause van dien eenichszins belet ofte gearresteert te werden by den wachten daertoe gestelt, ende dyt zonder prejudieie van Co. Mats placaten nopende die voors. greynen onlancx gemaeckt. Welverstaende, dat de voors. settinghe ende tax by ons gestelt nopende den anderen granen zynen effect sorteren zall tot anders geordonneert zall zyn. Ende ten eynde hiervan nymant ignorantie en pretenderen, bevelen wy u deurweerder ofte pander dese onze jegenwoirdighe ordonnantie te publiceren

[pagina 186]
[p. 186]

tallen plaetzen, daer men gewoenlic es zulcx te doene. Aldus gedaen tUtrecht onder tzegel van justicie van den voors. Hove, in forme van placate, hierop gedruct, den XXsten Decembris 1565. Onder stondt gescreven: By myn heeren die stadthouder president ende raeden des conyncx tUtrecht onderteyckent: D. de Gouda. - Op ten rugge van desen stondt gescreven: Aldus gepubliceert van den stadthuyse tUtrecht op den XXsten Decembris 1565 bij my deurweerder van den Hove aldaer, onderteyckent G. de Viana.

 

(3e Placcaetboeck, Hof v. Utrecht 1565-1881, f. 13e, R.A. Utrecht.)

XVIII.
Missive van de drie steden van Overijsel aan de stad Amsterdam, waarbij bezwaar gemaakt wordt tegen het verbod van graanuitvoer door Kamper burgers uit Amsterdam. (concept).

Januari 1566.

 

Unsern vruntlichen gruet t'bevoerens. Erbare wyse ende voersichtige, besonders gunstige guede vrundt. Het hebben sich etlicke unsere burgers an ons beclagt, wie dat sie uth dwanck van U. Erb. W. hoer eigen koern, soe hem van Oesten op hoer aventuer van verlusz ader schade gesant, und to Amsterdam angekomen, cautie hebben moeten stellen, dat sie datselvige nyet uth Co.r Mat.s landen vervueren sondern binnen syn Mats. landen und in die tyt van twee maenden in cleyner quantiteit venten und verkopen sollen ende willen, waerinne sie unsers erachtens merckelicken und haven dat affgelesene placaet van Co.r Matt. - daarvan wy oeck copy ontfangen - beswaert worden, in betrachtinge dat dat selvige placaett uthdruckelicken vermeldet van koern, dat aldaer gekoft und gesoldert is gewest, ende niet van koern soe van oesten gesant weerdt, wie dan die woorde desz placaets nae der litter uthfueren. Ordineeren etc. dat

[pagina 187]
[p. 187]

die ghenne soe eenich gesoldert koern kopen omme weder toe verkopen, geholden sal wesen ter plaetzen syner woenstede den gemenen man mit cleyner quantiteit oft der stadt aldaer oft anderen steden van herwertzover in 't grosz t'vercopen sonder dat toe solderen ofte bewaren, und daer van binnen tween maenden certificatie leveren an handen des officiers der plaetsen, daer 't hen verfuert etc.

Welcke woorden des placaets niet van den koern soe van Oesten kompt, onsen burgern toegehoerich, verstanden und geduedet konnen wordden. Dewyle dan gunstige guede vrundt, dem alsoo, begeren wy van wegen onser burger gantz vruntlicken, dat U. Eerb. in betrachtungen der voirg. redenen, unsen burgers omme cautien van dat koern - soe van oesten ontfangen - te stellen hinvorder niet besweren, oick die jenigen soe alrede borgen gestelt, der burchtucht ontslaen und vryen, ons oick by brenger van desen verstendigen wollen, waertoe onse burgere sich sollen hebben to richten. Dat doende etc. Datum onder 't secreetsegel der stadt Deventer, dat wy hiertoe samptlick gebruken.

 

(Dagvaartboek (1564-1568), f. 122, G.A. Kampen.)

XIX.
Missive van de drie steden van Overijsel aan de ambtlieden, om de uitvoering van het placcaat inhoudende verbod van korenuitvoer op te schorten.

Januari 1566.

 

Erentfeste vrome wyse voersichtige besonders gunstige guede vrundt. Wy hebben vernomen, welcker gestalt U.F.L. vergangen dagen in uwen bevolen ampte hebben doen publiceren zeker placaet van 't uuytvueren ende verdieren van den koern ende andere granen by Co.r Matt. onder alregnedigsten heeren opgericht, waerop wy U.F.L. gueder meninge niet konnen bergen, dat wy gelijcke

[pagina 188]
[p. 188]

placcaeten van onsen G.H. Stadtholder ontfangen hebben, die wy oick geneight ende besloten sinnen mitten alder iersten in onse jurisdictien te doen publiceren, dan alzoe wy ons in der executie desselvigen placaets in eenigen puncten etlycker mate beswaert bevynden, sonderlinge in dem, dat in den voersz. placaete generalicke verboden, gantz ghien koern buyten syne Mats. landen toe vervueren, 't welck ons als gegrenset zynde an Westphalen, die graeffschap van Benthem ende andere landen hoochbesweerlick ende in onser dachlixe negociatie ende hanttiering - soe wy mitten Munsterschen, Paderbornschen Hessen, Dorningers ende andere hebben - nadelich wesen solde, hebben demnae an onsen G.H. Stadtholder den welgeboren Graven to Arenberghe gescreven ende dienstlicken gebeden, ons dermaten by F.D. van Parma te willen bedencken, dat wy van der executie desselvigen plaeaets - voer soe voele het uuytvueren des coerns in cleyner quantiteit belanget - verlaten moegen wordden, ofte een guede drachlijcke moderatie voer desen landen van oer F.D. daarop erlangen, der toeversicht het werdt syn G. mit oer F.D. advys behoerlycken ende nae gestalt deser landen daerinne versyen. Begeren derhalven van uwe F.L. gantz vruntlick, dieselvighe mitter execution des voergemelten placaets een tytlanck cessieren ende den ghenen, soe tot hoires lyves noottruft ende onderholt uth dessen steden hoer coern in cleyner quantiteit haelen wurden, niet besweerlick syn willen, wes ten tyden, dat wy van onsen G.H. Stadtholder eyntlick bescheit erlanght sullen hebben, daervan wy U.F.L. alszdan mitten iersten willen verwittigen ende waertoe wy ons desfals zullen hebben toe verlaten, begeren wy een schriftlick toeverlatisch antwoort van U.F.L. die God almachtigh lange salichende gesond erholden wil. Gegeben etc.

 

(Dagvaartboek (1564-1568), f. 122, G.A. Kampen.)

[pagina 189]
[p. 189]

C. Maatregelen voor de brooddistributieGa naar voetnoot1).

XX.
Maatregelen van de Stad Utrecht betreffende de brooddistributie.

5-9 November 1565.

 

Des Manendaechs den 5den Novembris 1565.

 

Myn heren die stadthouder, schout, burgermeesteren ende scepenen der stadt van Utrecht doen te wetene van Co. Ma.ts wegen onses alregenedigsten heren. Alsee die Co.e Ma.t voirs. by zyn Ma.ts placate ons lest geordonneert ende bevolen heeft visitatie ende opscryvinge te doen binnen die steden ende landen van Utrecht van alle coern, dat elcx in zyn huysen, bergen, tassen ende schueren hebben mach, omme hem elcx daeroff te provideren tot behoufte van zyn huysgezin etc., allet welcke by den Hove van Utrecht duer die maerschalcken in de platten landen doen doen is, ende by de regierders deser stadt binnen deser stadt ende vryheyt van dien insgelycx doen doen is. Ende want dan bevonden is, datter vele coerns vant gene opgescreven is, vertrocken ende uuyt deser stadt vervuert ende verbrocht es, sonder te weten off die burgeren ende inwoenders deser stadt ende vryheyden van dien hemluyden oiek vorder ende beter van coern versien ende geprovideert hebben. Soe heeft die Rayt dairop overcommen ende gesloten, dat men andermael visitatie ende bescryvinghe zal doen van alle coern, dat binnen deser stadt gesoldert off in sacken, voirts in bergen ofte schueren, is ende wesen mach, omme daernuyt een staet ende ommeslach te mogen maicken van de gesteltenisse ende gelegentheyt van de provisie van de burgeren ende inwoenders, geestelick ende weerlick, van deser stadt. Gebieden dairomme eenen yegelicken, van wat

[pagina 190]
[p. 190]

state ende conditie hy zy, woenende binnen deser stadt ende vryheyden van dien, dat elcx int zyn soe geringe die geschickte scepenen, raden, secretarisen ende anderen scryvers voor ofte in huer huysen ende woeningen commen, den selven guetlicken ontfangen, goede ende rechtfeerdighe antwoirde geven ende verclaringe doen hoevele coerns elcx in zyn huyse, berge ende schuer heeft, hem selven ofte yemants anders in de wairheyt toebehoirende, die daerop gesoldert leyt. Mede hoe groot zyluyden van familie ende huysgesinne zyn, tot een kynt toe boven een jaer out wesende, ende hoevele zy in de cost ofte slapen hebben stadelicken. Opt verbueren die in weygeringe ware ofte enich coern, hoe tsetve is, verzwege, van zwairlick gecorrigeert te worden ende mede gepriveert te worden vant verzwegen coern totte gemeente behouff.

Voirts soe laten myn heren voirs. weten ende wairschuwen eenen yegelicken, dat se geen coern uuyt haeren huysen ofte van haeren solderen en dragen off laten drage, dan dat elcx ter moelen voir zyn eten behouft, sonder tselve yerst den geschickten van deser stadt, die men daertoe beveel geven zall, te kennen te geven, die dairoff opscryvinge doen sall. Ende wairt dat yemants in gebreke bevonden worde, zel dairoff zwairlick gecorrigeert ende tverbrochte coern ofte die weerde van dien verboeren als voren.

Item soe sal een ygelick geen coern, hoe dat zy inne mogen slaen ende in zyn huyse ontfangen, off hy sel dat doen opscryven by Jacob van der Voort, secretaris deser stadt, ofte Gosen van der Voort, zyn zoon, die dairoff apairte register houden zellen omme daeruuyt altyt die staet van deser stadt te weten.

Voirts soe laten myn heren voirs. weten, dat men van stadtswegen lyffrenten vercopen will tot enen lyve den penninck acht, ingaende Martini naistcomende, op conditien, dat die stadt diezelve op elcke termyn van den verschyndach weder zal mogen offlossen, omme dieselve penninck temployeren tot opcopinge van coern tot provisie ende behulpe van de gemeente. Ende soe wie enige lyffrenten gelieft te copen, die sel comen bij Jacob van der Voort, deser stadt secretaris, ende laten haer namen

[pagina 191]
[p. 191]

ende sommen, die zyluyden begeren op te brengen, opteyckenen.

Den 9den Novembris.

Mijn heren die stadthouder, schout, burgermeesteren ende scepenen der stadt van Utrecht, doen te wetene van Co.e Ma.ts wegen onser alregenadigsten heren, dat men van stadts wegen seker coern gecoft heeft, ende noch doende is omme meer op te copen, omme tselve by backen van broot tot redelickheyt onder de schamele gemeente te distribueren. Begeren ende versueeken daeromme aen deselve burgeren ende inwoenders, dat se vrylicken hem willen verschynen ende compareren voir de quartiermeesters van deser stadt, die men in elcke quartier tot tween toe bewillicht ende gestelt heeft, ende hemluyden elcx zyn staet ende gelegentheyt te kennen geven, soe men geordonneert heeft elcx te provideren met een behoirlicke tauxe ofte getall ter weecke, van gebacken broden nae quantiteyt ende menichte der personen, opdat nyemant behoirlicke reden sal hebben hem te beklagen.

Bevelende voirts eenen yegelicken, diewelcke provens hebben in de vyff collegien ende kerspelkercken, mitsgaders van de gasthuysen van broot, dat se tselve die quartiermeesters te kennen geven, ende dat dieselve nyet meer broots eysschen ende haelen dan haer voirs. gesetten taxe.

Verbieden voirts enen yegelicken, dat hem nyemants en onderwynde int halen vant broot die quartiermeesters qualick toe te spreecken ende huer gelt vant broot in te houden oft te verminderen ofte om broot te haelen, comen ofte seynden tsavonts, naedat die clock drie geslagen sal hebben, ende des morgents voor acht uren, op peyne van te verbueren hoir broot voor die weecke.

Voirts soe laten myn heren voirs. weten ende verbieden eenen yegelicken van wat qualite, dat hy zy, dat se hem nyet en onderwynden enich broot, dat by deser stadt doen backen ende by deser stadt quartiermeesters uuytgedeylt is, te copen off weder te vercopen, opt verboeren

[pagina 192]
[p. 192]

van zwairlick ende arbitralick gestraft te worden, soewel die coper als vercoper, anderen ten exemple.

Voirts soe laten myn heren voirs. weten, omme alle butenluyden te vorderen ende behulpelick te zyn, dat geoirloft ende toegelaten wort alle coern, dat men van nu voirtan binnen deser stadt van buyten ter merckt brengen sall, opte behoirlicke ende gecostumeerde merckte vereopen ende uuytvueren sal mogen mit kennisse van den schout ende beveelhebbers deser stadt, nae inhouden ende achtervolgende die placate Co.e Ma.ts voirs., lest gepubliceert.

Voirts soe hebben myn heren voirs. geacoordeert allen coerncopers binnen deser stadt, dat zyluyden sullen moegen copen ofte doen copen buyten deser stadt ende stadtvryheyt alle uuytheemsche coern ende graen ende dat zy tselve binnen deser stadt zullen gehouden wesen te brengen ende tselve by kennisse van den schout ende burgermeesteren doen omroepen tot sulcken pryse als zy tselve by ede verclaren zullen sonder fraude gecoft te hebben, ende daerenboven enen stuver voor haer moeyten. Ende naedat die selve een tyt van vier ende twyntich uren gelegen sal hebben, zullen zy tselve mogen uuytvueren onder behoirlicke cautie volgende die placate Co.e Ma.ts voirs. ofte tselve op haren solders doen dragen, alwaer zy tselve zullen mogen distribueren enen yegelicken, tzy burgers off uuytheemsche, welcke uuytheemsche tzelve oick zullen mogen uuytvueren als voeren. Ende tgene voirs. is wort al by provisie toegelaten ende geacoordeert totdat anders geordonneert zal worden.

 

(Buyrspraecke boek Utrecht, 1560-1568, a.d.G.A. Utrecht.)

voetnoot1)
E.C.G. Brünner, Die dänische Verkehrssperre und der Bildersturm in den Niederlanden im Jahre 1566. Hans. Gesch. B XXXIII (1929).

voetnoot1)
ϕresunds told regnskaberne, 1565, f. 41-304. (R.A. Kopenhagen).
voetnoot2)
Häpke, Nied. Akten. II 369.
voetnoot3)
Délibérations Rouen, A. 18, 10 Dec. 1564 (G.A. Rouaan).
voetnoot1)
Vgl. ook Res. Staten van Holland, 11 April 1565, Juli 1565.
voetnoot2)
Dossier Veluwe, R.A. Arnhem, Afd. Hof.

voetnoot1)
Häpke, Nied. Akten. II 211, 212.
voetnoot2)
Häpke, Nied. Akten. II 195.
voetnoot3)
Häpke, Nied. Akten. II 369.
voetnoot1)
Danziger Inv., 4764, 4778.
voetnoot2)
Res. Staten Holland, 12 Juli 1565.

voetnoot1)
G.A. Utrecht I, 306.
voetnoot2)
G.A. Utrecht I, 651.
voetnoot3)
Res. Hoorn I, f. 46, G.A. Hoorn; Res. Medemblik 16 Febr. 1579, G.A. Medemblik. - Voor Gouda vgl. Res. Gouda 1559-'72, f. 19 e.v.
voetnoot4)
Dossier Veluwe, (R.A. Arnhem, Afd. Hof).
voetnoot5)
Häpke, Nied. Akten. II 384.

voetnoot1)
Er is geen datum ingevuld.

voetnoot1)
Het stuk is gehavend.

margenoot+
Uytvoeren van de granen verboden.
margenoot+
Pena van tuytvoeren.
margenoot+
Monopoliën ende quade practicquen van de corencopers.
margenoot+
(fol. 9.)
margenoot+
(fol. 10.)
margenoot+
Voorcopen ofte valsche coopen van granen verboden ende te nyete gedaen.
margenoot+
Verbot gedaen van coorn int groen staende te vercopen eer tselve van den velde gedaen es.
margenoot+
(fol. 11.)
margenoot+
Visitatie van de corensolders.
margenoot+
Pena jeghens alle monopolie van granen.
margenoot+
(fol. 12.)

margenoot+
(fol. 6.)
margenoot+
(fol. 7.)

margenoot+
(fol. 13).
voetnoot1)
Dit woord staat in den tekst, het zal wel moeten zijn: uuytweysschen.

margenoot+
(fol. 14.)

voetnoot1)
Vgl. p. 149.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • E.C.G. Brünner


datums

  • 5 november 1565

  • 15 november 1565

  • 24 november 1565

  • 1 december 1565

  • 17 december 1565

  • januari 1566

  • februari 1566

  • 12 februari 1566

  • 6 februari 1566

  • 28 februari 1566

  • 15 september 1565

  • 22 september 1565

  • oktober 1565

  • november 1565

  • 1 november 1565

  • 23 november 1565

  • 20 december 1565

  • januari 1566

  • 5 november 1565

  • 9 november 1565