Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 52 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 52
Afbeelding van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 52Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 52

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.20 MB)

Scans (22.66 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 52

(1931)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

De verhouding van stad en platteland inzake de kosten der tuchthuisverpleging ten tijde der republiek.
Medegedeeld door A. Hallema.

Het is van algemeene bekendheid, dat in de 17de en 18de eeuwen elke stad van eenige beteekenis haar eigen Tucht-, Spin- of Werkhuis had, waarin de gevonnisten hun (of haar) vrijheidsstraffen ondergingen, bedelaars, landloopers en vagebonden te werk gesteld werden, ontuchtige vrouwen haar zondig leven moesten boeten en minderjarigen, die zich in het ouderlijk huis door hun slecht gedrag onmogelijk maakten, weder tot bezinning en gehoorzaamheid gebracht werdenGa naar voetnoot1). Voorzoover deze delinquenten poorters en poorterskinderen waren, moest natuurlijk de stad, welker schepencollege hun de vrijheid benam, voor hun onderhoud zorgen en de verplegingskosten voor haar rekening nemen. Doch toen de steden noodgedwongen haar werkzaamheden in deze richting wel tot het haar omringende platteland moesten uitstrekken, wijl de autoriteiten, om zich van de anti- en asociale elementen te ontdoen door verbanning en verminking, dezen elkaar op den hals schoven, diende er een regeling

[pagina 2]
[p. 2]

getroffen te worden, op welke wijze het platteland den steden zou tegemoetkomen in de stichtings- en onderhoudskosten der toenmalige plaatselijke gevangenissen, die van nu af aan ook beschikbaar gesteld werden ter bestrijding van criminaliteit, bedelarij, vagebondage en strooperij ten plattelande.

De regeling daarvan was vanaf den aanvang der 17de eeuw ook weer zuiver plaatselijk en verschilt nog al, wat betreft den tijd van haar ontstaan. Maar hier moet aanstonds aan toegevoegd worden, dat we daaromtrent tot dusverre over zeer weinig gegevens beschikken. Al te veel klaagden de steden, dat het platteland niet wou meewerken tot dezen belangrijken socialen arbeid en wederkeerig verweet het platteland aan de stedelijke autoriteiten, dat zij met de opruiming en loslating der gevangenen, gevonnisten en gestraften den last voor het platteland verergerden of ook veel te hooge financieele eischen stelden aan de landelijke bevolking, die aan haar jurisdictiën paalde, om gezamenlijk het maatschappelijk onheil van bedelarij en vagebondage te weren. Dit punt komt echter elders uitvoeriger ter sprake.

Voor de 16de eeuw hebben wij in onze schets van het gevangeniswezen te Haarlem in het verleden een dergelijke regeling tusschen deze stad en Kennemerland behandeld, welke weliswaar meer de stichtingskosten dan die betreffende het onderhoud der in de nieuwe Haarlemsche gevangenis op te nemen gevonnisten van buiten raakte, maar die in elk geval voldoende licht werpt op de omstandigheden, waaronder door samenwerking van stad en het haar omringende platteland tot beider profijt destijds een strafgesticht tot stand kwamGa naar voetnoot1). Van de ruim twintig bij dat stichtingsplan betrokken dorpen was er eigenlijk nog niet een, die zich rechtstreeks vóór het plan had verklaard, althans gewillig zijn aandeel in de contributie wilde toestaan, om in Haarlem een nieuwe gevangenis te helpen bouwen, welke toch zoo dringend noodig was: de meeste dorpers hadden schoorvoetend hun medewerking toegezegd en dan nog alleen voor het geval, dat er een meerderheid voor de uitvoering van het

[pagina 3]
[p. 3]

plan te vinden zou zijn; een belangrijke minderheid weigerde botweg uit hoofde van de steeds voortschrijdende verarming der plattelandsbevolking.

Dat was in 1557. En ruim een eeuw later, in 1664, waren er rondom Gouda nog wel sporen van dit benepen particularisme te ontdekken, toen men daar van Hollands Staten gedaan gekregen had, inzonderheid de bestrijding der bedelarij en vagebondage tot het omringende platteland uit te strekken en de bevolking daarvan mede voor de kosten aansprakelijk te stellen. Thans gold het niet de stichting van een nieuw strafgesticht, dat Gouda sedert 1612 reeds bezat in den vorm van een Tuchthuis, staande aan den Groeneweg in die stad, doch de compensatie voor verplegingskosten wegens de in deze inrichting van buiten de stad opgenomen gevonnisten, gevangen bedelaars en vagebonden. Van geen stad bezitten we een dergelijke, betrekkelijk volledige collectie stukken, die ons inlichten over den aard dezer financieele regeling en de wijze, waarop zij tot stand kwam. Daarom achtten wij te meer publicatie er van op haar plaats, die mede veroorlooft een blik te werpen op de sociale zorgen der ambachtsheeren, waaronder Hollands Raadpensionaris Jan de Witt in diens kwaliteit van heer van Hekendorp, voor de veiligheid van goed en leven hunner onderdanen, de beperking der bedelarij ten plattelande en het tegengaan van den naijver der steden onderling - Dordrecht en Schoonhoven contra Gouda inzake elkanders justitiëele rechten! -, welke niet steeds evenwijdig liep aan het belang der justiciabelen.

Het geheel bestaat grootendeels uit een correspondentie met daartusschen ingelaschte publicaties en contracten betreffende een te heffen omslag ten plattelande ten behoeve van het Goudsche Tuchthuis over de jaren 1664 en 1665. De collectie wordt ingeleid door een resolutie der Staten van Holland en Westvriesland, waarbij middels een octrooi toestemming werd verleend tot een omslag van ½ stuiver per week en per gezin, om de onderhoudskosten van de gevangenen in het Goudsche Tuchthuis te dekken (I). De ijverige secretaris dezer stad, Mr. Jacob van der Tocht, belast met de uitvoering van het octrooi en dientengevolge met het aanschrijven der belanghebbende autoriteiten ten plattelande tot verkrijging

[pagina 4]
[p. 4]

van haar toestemming, wist achtereenvolgens de bezwaren van sommigen dezer weg te redeneeren en bleek ook in deze aangelegenheid een handig penvoerder. Hier en daar ging het echter niet zonder tusschenkomst van nog andere pleitbezorgers als van den Haagschen advocaat Mr. C. van Limborch, die den heer van Sluipwijk trachtte te overreden (II). Gravin Douairière van Brederode was spoediger te bewegen haar toestemming voor Zwammerdam en Reewijk te verleenen (III). De heer F. Cant, Raad der stad, berichtte burgemeesteren van Gouda, dat Schoonhoven nu ook wel eens tot stichting van een tuchthuis zou kunnen overgaan, wat inderdaad later ook geschied is (IV). Lodewijk van Nassau, heer van Beverweerd, de Lek, enz., werd mede aanstonds bereid gevonden zijn vergunning voor de dorpen Lekkerkerk, de beide Krimpens en Ouderkerk te verleenen, verder Nicolaas van Lier, heer van Berkenwoude, Achterbroek c.a. De Raden en Meesters van de Rekening der Domeinen der heeren Staten van Holland deden dit voor de dorpen Vlist, Bonrepas, Haastrecht en Stolwijk c.a., terwijl de secretaris Van der Tocht zich heel wat moeite moest getroosten om de toestemming van de vrouwe van Geeraardsberg, Bergambacht en Ammerstol voor die dorpen te verkrijgenGa naar voetnoot1). Toen Johan de Witt ook nog zijn goedkeuring schonk aan de regeling in zijn kwaliteit van heer van Hekendorp, echter bij provisie, was daarmee de geheele Krimpenerwaard de facto onder de jurisdictie van Gouda gesteld in dien zin, dat het Goudsche Tuchthuis zijn poorten ontsloot voor al de gearresteerde delinquenten uit dit plattelandsdistrict (V en VI). Jammer genoeg kwamen ons onder de betrokken bescheiden geen kohieren van aanslag onder oogen, waarvan o.a. schout en gezworenen van Stolwijk repten in hun schrijven aan den Goudschen secretaris (VII).

De voorgaande correspondentie wordt besloten met een publicatie der Goudsche autoriteiten aan het adres der bedelaars en landloopers, om zich na 1 Mei 1665 niet meer in het aangeduide plattelandsdistrict op te houden

[pagina 5]
[p. 5]

op straffe van bij den kop gevat en in het Tuchthuis aldaar te werk gesteld te worden (VIII). Een conceptcontract, te sluiten tusschen de Goudsche regeering en de vertegenwoordigers van de heerlijkheid van de Lek, geeft eenig idee omtrent de plaag der bedelarij ten plattelande in die dagen en regelt nader de rechtsverhouding tusschen beide partijen alsmede haar financieele rechten en plichten te dezer zake (IX).

De verzameling in haar geheel berust in het Oud-Archief der Gemeente Gouda, Portefeuille III Ha (Tuchthuis). En wat den toestand der stukken betreft, waarin deze zich thans bevinden, mochten wij constateeren, dat ze goed geconserveerd en uitstekend beschreven doch op meerdere plaatsen reeds moeilijk leesbaar geworden zijn. Het zijn meerendeels origineelen. We mogen deze korte inleiding niet eindigen zonder een woord van hartelijken dank aan den. Goudschen gemeentesecretaris-archivaris, den heer G.J. Pot, wiens bekende welwillendheid ons raadpleging en gebruik der stukken elders dan ter plaatse mogelijk maakte.

A.H.

I.
Octroy om alle Bedelaers en Vagebonden in 't Tugthuijs alhier te mogen brengen. 7 Aug. 1664.

De Staten van Holland ende Westvriesland doen te weten, alsoo ons vertoond is bij Burgermeesteren en Regeerders der Stad Gouda, datsij vertoonders, hebbende in de voornoemde stad een seer groot en bequaam Tuchthuijs, gesticht uijt haer eijgen middelen, omme daerinne beslooten te houden den geenen, dewelcke in deselve stad ende Jurisdictie van dien sig quamen te verloopen; en sij vertoonders van dag tot dag sienden acresseren de excessive ende allenthalven grasserende stoutigheden vande vagebonden ende bedelaers, soo inde voorn. stadt als op het platte land haer onthoudende, goedgevonden hadden met Communicatie vande Heeren vande Vroedschap der selver stad door eenige gecommitteerdens uijt het midden vanden haren te doen spreken de Schouten

[pagina 6]
[p. 6]

en regenten van 't land van Steijn, Willens, Blommendael, Bronk, Thuijl en 't Weegje met des selfs aencleven, Gouderak, SlupickGa naar voetnoot1) en Reeuwijk, alle gehugten ende plaetsen in 't rond des voorn. stad gelegen en deselve doen aenpresenteren, dat sij vertoonders te vreden waren het selve haer Tuchthuijs te laten gebruijken tot een Werkofte Tuchthuijs, omme daerinne te logeren alle Bedelaers en vagebonden, welke haer soo inde stad als onder de jurisdictie vande voorn. dorpen souden mogen onthouden ofte begeven, daerop de officieren en Regenten vande voorn. Dorpen aende vertoonders versogt hadden, ten eijnde sij haer daer over souden willen addresseren aan ons ende in alle onderdanigheijd versoeken, dat de officieren vande voorn. plaetsen en insonderheijd den Landdrost, binnen de voorn. Stad Gouda residerende, mogten werden belast, alle de Bedelaers en Vagebonden, die in de voorn. Stad ende Jurisdictie van dien, mits gaders inde voorn. en naestgelege dorpen ende quartieren gevonden soude worde, int voorn. huys te brengen en te houden, omme in 't selve met haer hand en ander werk de cost te winnen; dat mede om de middelen tot onderhoud van 't voorn. huijs uijt te vinden, het ons gelieven mogte, vertoonders, soo veel de stad en de officiers en Regenten voor zooveel het platte land aengaet, als mede de Regenten vande vordere naestgelegene dorpen te authoriseren, omme deselve middelen binnen de stad ende jurisdictie van dien en over het voorn. platte land te mogen omslaan over de huijshoudende ingesetenen in de voorn. stad en 't voorgeroerde platte land op sodanige verdelinge, als sij vertoonders ter eenre en die van 't platte land voorn. ter andere sijde onderlinge met malkanderen souden verdraegen en sijluijden na de groote vande middelen, dewelke tot het voorn. onderhouden soude mogen nodig sijn, bevinden souden te behooren, het welke bij de vertoonders te gevougelijker int werk souden konnen werden gestelt, alsoo het voorn. Tuchthuijs, alrede gebouwt sijnde, daermede weijnig beswaernisse aande respective ingesetenen soude werden gegeven, selfs soo weijnig, dat sij vertoonders ons konden versekeren, dat sulks niet meer als een halve stuijver ter week op ijder huijshou-

[pagina 7]
[p. 7]

dinge, t'een door t'ander gerekent, soude bedraegen, te meer doordien de Borgeren en Ingesetenen soo in de voorn. stad als ten platten lande jegenwoordig aan de bedelaers en vagebonden - - door haar importuniteyten - - jaerlijks meer als tienmael soo veel mosten geven als wel haar voorn. contributie soude komen te importeren. Ende dat onse goede en serieuse intentie ontrent het weeren vande Bedelaers en Vagebonden met dies te meerdere efficatie souden konnen werden uijtgewerkt, door dien den Landdrost inde voorn. Stad was wonende.

Soo ist, dat wij de saeke en 't versoeck voorn. overgemerkt hebbende, en de vertoonders in het voorn. goed voornemen willende animeren, en genegen wesende deselve in haer lieder verder versoek te gelieven uijt onse regte wetenschap, souvereyne magt en autoriteijt, onse officieren in de voorn. respective plaetsen en insonderheijd den Landdrost binnen de voorn. Stad Gouda residerende, geordonneert, bevolen en geauthoriseert hebben, ordonneren, bevelen en authoriseren deselve mits desen, ten eijnde sijlieden alle de vagebonden en bedelaers, die in de voorn. stad, jurisdictie vandien, mitsgaders in de voorgenoemde en andere naest gelegene dorpen en quartieren sullen werden gevonden, in het voorn. Tuchthuijs sullen hebben te brengen en te houden, omme aldaer met haer hand en ander werk de cost te winnen, authoriserende de vertoonders, voor soo veel de stad ende Regenten en officieren vande voorseijde dorpen, voor soo veel het platte land aengaet, alsmede de Regenten vande vordere naestgelegen dorpen, omme de middelen tot onderhouden vande voorn. vagebonden en bedelaers binnen meergeroerde stad ende Jurisdictie vandien en over het voorn. platte land te mogen ommeslaen over de huijshoudende ingesetenen in de selve Stad en 't platte land op sodanige verdelinge, als de vertoonders ten eenre en die van den plattelande ten andere sijde, onderlinge met malcanderen sullen verdragen en sijlieden na de groote vande middelen, dewelke tot het voorn. onderhoud sullen nodig wesen, bevinden sullen te behooren. Indien verstande, dat ten aansien vande heerlijkheden, bij ons ofte den prince van onsen Landen indertijd te leen ofte andersins is uijtgegeven, dese onse concessie, last en authorisatie niet anders ter executie

[pagina 8]
[p. 8]

sal werden geleijt, als met consent en bewilliginge vande Heeren van dien, en in sodanigen forme en maniere, als dienthalven met deselve Heeren sal wesen verdraegen. Dat mede in cragte van de selve concessie en authorisatie egeene captive ofte andere acten van Jurisdictie sullen mogen gepleegt werden in de districten, die andere officieren bij ons privative toebetrouwt en aanbevolen sijn. Ende ten eijnde de vertoonders dese onse Concessie, last en authorisatie mogen genieten als naer behooren, lasten wij allen en eenen ijgelijcken, die desen raeken ofte aengaen mogen, dat sij de vertoonders vanden inhoud vandesen doen laten en gedogen rustelijk, vredelijk en volcomentlijk genieten en gebruijken, cesserende alle belet ter contrarie gegeven. In den Hage onder onsen grooten Zegele, 7 Aug. 1664.

w.g. Johan de Witt.

Op de plecke stont: Ter ordonnantie van de Staten en w.g. Herbt. van Beaumont; hebbende onder uijthangen een dubbelde francine staerte met een zegel in roden wassche.

In dorso: Goude, 7 Aug. 1664. Octroy om alle bedelaers en vagebonden in het Tuchthuys te mogen brengen. Octroy vergunt tot omslach om het Tuchthuys aldaer te onderhouden.

(Copie.)

II.
De Goudsche secretaris van der Tocht aan den advocaat van Limborch te 's-Gravenhage. 7 Aug. 1664.

Mijnheer,

Uijt den Hage thuijs komende, verstae uit Burgemeesteren, dat den Heere van Sluijpwijck bij occasie op sijn hofstede sijnde, tot Bodegraven gesproocken sijnde door mijn confrater De Vrijde wegens toctroij vant Tuchthuijs, den selven heere hadde gerefuseert, dat voorsz. octroij in sijn voorgeroerde heerlijckheijd ter executie soude geleijt worden. Voorwaer, ick kan mij niet genoech daer over verwonderen ende moet niet anders gelooven

[pagina 9]
[p. 9]

oft den selven heere sal niet wel sijn onderrecht off de saecke verkeert hebben geapprehendeert. Ick hebbe UEd. op voorleden Vrijdach vertoont, dat de heeren vande reeckeninge sulcx hadde geconsenteert in alle de Jurisdictien, daer sij ambachtsheeren sijn als Bodegraven, Haestrecht, Vlist, Stolwijck, Bonrepas en de andere, dat haer Ex.tie van Bredenrode gelijck consent hadde gedragen over Swammerdam, Reeuwijck ende andere gehuchten, daer onder behoorende den heer van Beversweert als heere van Ouderkerck, Crimpen op de Leck, Crimpen op de IJssel ende Leckerkerck, de Vrouwe van Berchambacht over Sint Geeraerdsbergen, Berchambacht ende Ammerstol. De heeren vander Goude sijn selfs heeren van Gouderack, 't Lant van Steijn, Willens met sijn aencleve; Blommendael heeft alreede geconsenteert, sulcx dat desen heere alleen de eenichste soude sijn, de welcke de voorgeroerde salutaire saecke in sijn jurisdictie soude trachten op te houden. Ick wil UEd. in bedencken geven, oft niet geschapen soude sijn, dat door dat middel de ingesetenen vandien heere alle bedelaers ende vagebonden op den hals souden worden gejaecht ende indien hij - - als sijnde een Raetsheer - - mochte oordeelen, dat sijn ingesetenen, door soodanige aelmoessen te geven, sacreficien deden, off niet d'heeren vander Goude wilden die moeijtten nemen van sulcx aen haer Eed. Gr. Mog. te remonstreren in sijn weerwille, tselve consent niet wel sullen obtineren, behalve dat mij dunckt, dat dien heere uijt crachte van Naerbuijrschap met d'heerlijckheden van dese stadt niet behoort te denken soodanige weijgeringe te doen, daer hij siet, dat andere dorpen ende gehuchten, geen engagement met de stadt hebbende, sulcx niet alleen consenteren maer voor de salutairste saecke vande werelt sijn opnemende. Den Heere van Sluijpwijck dient wel eens te gedencken, dat de heeren vander Goude als heeren vanden vrijheijdt vande Calembroeck sijn naeste gebuijren sijn ende dat sij.....Ga naar voetnoot1) van haere jurisdictie uijt het Proces wegens den dijckgraef van Rijnlandt maer met een woord specialicken wel konnen geraecken. Sende UE. hier nevens een formulier in wat vougen de voorgenoemde Heeren haer

[pagina 10]
[p. 10]

actens hebben geteijckent. UE. gelieve ten aensien vande Stadt de moeijtte te nemen de selve den voorgeroerden heere toe te senden ende daer bij te doen sodanige recommandatie als UE. naer UEdls. wijse discretie desen aengaende bevinden sult te behoren, waertoe wij............................................Ga naar voetnoot1)

Mijnheer,

UEd.'s oitmoedige dienaer, (Was onderteijckent) J. van der Tocht.

Gouda den 7en (Augustus 1664)

 

............Ga naar voetnoot2) noch teseggen, dat de Heere Raet Pensionaris als Here van Heeckendorp aengenomen heeft gelijcke acte te teickenenGa naar voetnoot3).

De superscriptie was aldus:
Mijnheer,
De Heer Mr. Corn. van Limborch, Advocaet, woonende opt Buijtenhoff in s Gravenhage.

(Copic.)

III.
De douairiere van Brederode aan de regeering van Gouda. 9 Aug. 1664.

Haar Ex.cie de Gravinne Douagiere van Brederode,

Gesien hebbende de Resolusie van haer Ed Groot Mog. van date den sevende deser lopende Maent Augustus, haer bijden Secretaris der Stadt Goude, - - als bij Burger Meesteren ende Regeerders der selver Stadt daer toe gedeputeert - -, alhier vertoont ende gehoort het versoeck, haer dienthalven bij den voors. Secretaris gedaen, hebbende, voor soo veel haer concerneert ende aengaet,

[pagina 11]
[p. 11]

toegestaen ende geconsenteert sulcx sij doet bij desen, dat de Heeren Burgermeesteren ende Regeerders der Stadt Gouda voors. in conformite vande voors. resolutie ten fine als in deselve den Ommeslach van een halve stuijver weeckelijcken op ijder huijshoudinge over de Dorpen van Swammerdam ende Reewijck ende de gehuchten onder de voors. Schoutampten resorterende, sullen mogen heffen ende doen heffen. Waer naer wij verstaen, dat de voors. Dorpen ende plaetsen in reguaerde van den voors. omslach van de voorgeroerde halve stuijver weeckelijck op te heffen, haer sullen hebben te reguleren. Gedaen op den Huijse Batesteijn bij Vianen, den 9den Augusti 1664.

Louijse Christine, gravinne douagiere van Brederode

(Origineel.)

IV.
F. Cant aan de regeering van Gouda. 13 Aug. 1664.

Edele Wel Achtbare Heeren,

Op den ontfang van uwe Ed. missive, mijn op huijden per expressen toegecomen, dient tot antwoordt, dat ick over desselfs inhout met den Raetpens(ionaris) sal spreecken, ende oock aende Heeren G(ecommitteerde) Raden proponeren, dat ick van uwe Ed. last hebbe becomen, om aen haer Ed. Mog. te versoucken versekeringe te mogen hebben van dat - - om de redenen, breeder inde gemelte missive vermelt - -, twee Compagnien in guarnisoen binnen der Goude sullen werden geleghen ofte dat andersints de concepte resolutie sal werden gedifficulteert. Ick hebbe al begost onder wege met den heer Buaijt hijer van te spreken, die het voorstel oock approbeerde, doch alleenelijck voor eene Compagnie, alsoo de frontieren oock moeten sijn beset.

De heeren van Schoonhoven hebben huijden haer consent door den pensionaris der selver stadt ingebracht: dewelcke daer benevens uijt den naam als vooren proponeerde, dat de heeren vande vroedschap, hebbende geexamineert den inhout van het octroij, bijde heeren vander

[pagina 12]
[p. 12]

Goude verkregen tot beveilinge van het platte lant tegens den overlast vande bedelaers ende lantloopers, sijn Ed. gelast hadde, dat hij aende heeren G. Raden soude versoucken, dat int gemelte octroij mochte insluiten de clausule van dat den opheff vande halve stuijver op ider huijs weeckelijc inde dorpen, gelegen onder Schoonhoven, nijet langer soude duijren als tertijt ende wijlen toe, dat binnen de stadt van Schoonhoven mede een tuchthuijs soude sijn opgerecht. Ick hebbe hijer op geantwoort, dat nijet gebruijckelijck is inde octroijen soodanige clausulen te stellen, dat oock bijde resolutie vande heeren Staten tot geruststellinge vande heeren van Schoonhoven was voorsien, waer bij dit werck is gebleven, ende de gemelten heer Panhuijsen voorts gerenvoieert aenden Raetpensionaris. Mijn dunckt, dat dit werck vant octroij metten eersten, ende met vigeur dient bijde hant genomen te worden.............Ga naar voetnoot1) met de Ambachtsheeren gesproocken, ende voorts met respective gerechten verdragen ende geaccordeert over het collecteren van de voorsz. penningen ende het registreren van alle de huijsen, dewijle bij het gemelte octroij sich extendeert over alle dorpen ende gehuchten, gelegen onder het district vande verpachtinge vander Goude, daer onder Schoonhoven, Woerden, Oudewater ende Nieupoort mede begrepen soude sijn. Doch sal wel dienen gelet, dat den text van gemelte octroij ende resolutie nergens werden in te buijten gegaen, om geen oppositien te krijgen. Vorder nijet hebbende, waer mede ick U.Ed. wel Achtb. soude connen dienen, sal blijven

UEdele wel Achtb. Heeren,

Uwe Ed. ootmoedigen dienaer F. Cant.

Hage, 13 Aug. 1664.

 

In dorso:

Ed. Achtb. Heeren de Heeren borgemeesteren ende regierders der stadt Goude.

p. SpilleGa naar voetnoot2).

(Origineel.)

[pagina 13]
[p. 13]
Ouwercerck.
Berckouw.
Leckerkerck.
Cleijn Ammers.
Schoonhoven.
Berchambacht.
de Vlist.
Stolwijck.
Haestrecht.
Oudewater.
Heeckendorp.
Nieuwerkerck.
Moordrecht.
Broshol.
Bodegraven.
Waddincxveen.
Bhoscoop.
WaerderGa naar voetnoot1).

 

(Origineel.)

V.
Johan de Witt aan de regeering van Gouda. 8 Dec. 1664.

Naedemael d'Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslandt op den 7en Augusti lestleden, ten versoecke vande Heeren Borgemeesteren ende Regeerders der Stadt Gouda, verleent hebben seecker octroij, daar bij, om redenen ende ten fine inden selven Octroije breeder utgedruckt, d'Heeren Borgemeesteren, ende regeerders voorsz., voor soo veel de voorn. Stadt ende de Jurisdictie vande selve concerneert, mitsgaders d'officieren ende regenten van eenige naestgelegen dorpen, daermede de gemelte Heeren Borgermeesteren ende regeerders waeren overcomen, voor soo veel het platte Landt aengaet, werden geaucthoriseert, om over de huijshoudende inwoonderen der voorsz. Stede, ende d'opgesetenen van't voorsz. platte Landt te mogen omslaen de middelen, noodich tot onderhoudt vant' Tucht- ofte werckhuijs binnen de voorn. Stadt, op soodanigen verdeelinge als waer over Borgemeesteren ende regeerders voorsz. ter eenre, ende die van t'voorsz. platte Landt ter andere sijde, onderlinge met den anderen sullen verdragen, onder conditie nochtans, dat de voorgeroerde concessie ende authorisatie ten aensien vande Heerlijckheden, bij haer Ed. Gr. Mog. ofte den prince vanden Lande inder tijt te Leen ofte andersints utgegeven, niet anders ter exercitie sal werden

[pagina 14]
[p. 14]

geleijt, dan met consent ende bewilliginge vande Heeren der selver Heerlijckheden, ende in soodanigen Forme ende maniere, als dienthalven met de voorsz. Heeren sal wesen verdragen. Soo ist, dat volgende d'intentie ende dispositie van den voors. octroije tusschen d'Heeren Borgemeesteren ende regeerders der voorsz. Stede ter eenre, ende d'Heer Johan de Wit, raetpensionaris vanden voorn. Lande van Hollandt ende Westvrieslandt, als Heere van Heeckendorp ter andere sijde, is veraccordeert ende verdragen, dat Borgem.ren ende regeerders voornoemt, int voorsz. Tuchthuijs ofte werckhuijs sullen ontfangen, opsluijtten ende aldaer doen Tuchtigen ende wercken naer behooren, oock ten dien fine t'elckens des vermaent zijnde, door de dienaers vanden Landdrost ofte andersints in goede verseeckeringe doen affhaelen, alle de Bedelaers ende vagabunden, die binnen de Jurisdictie van Heeckendorp voornoemt sullen connen worden geattrappeert, ende dat daeren tegen wederom door die van Heeckendorp voorss. ten behoeve van Borgermeesteren ende regeerders voornoemt tot onderhout vant voorsz. Tuchthuijs sal werden omgeslagen ende gecontribueert een halve stuijver ofte acht penningen s'weecx over ijder huijschgesin inde selve heerlijckheit bevonden, werdende daer onder nochtans niet begrepen de huijschkens van eenige onvermogende Luijden, woonende aenden dijck bij Goejan Verweller Sluijs, ende sulcx jegenwoordich monterende ter nombre van......Ga naar voetnoot1) huijsgesinnen, welcken voorss. omslach ende d'utkeeringe vande omgeslagenen penningen in handen van die geene, die bij Borgemeesteren ende regeerders van der Goude inder tijt daer toe sal wesen geauthoriseert, den voorm. Heere van Heeckendorp aengenomen ende belooft heeft preciselijck te sullen besorgen ende doen presteren. Aldus gedaen ende gepasseert den achtsten Decemb. des jaers sesthien hondert ende vierentsestich.

Johan de Witt.

1664.

(Origineel.)

In dorso: Contracten met de omleggende
[pagina 15]
[p. 15]
Dorpen, om ½ st. weeckelijcx te contribueren tot het tughthuijs voor het opvangen van de Bedelaers enz. van ijder Huijsgesin bij provisie en tot kennelijcken wederseggen van d'eene off d'andere sijde.

VI.
Johan de Witt aan de regeering van Gouda. 8 Dec. 1664.

Alhoewel uijt seecker accoort ofte verdrach, op huijden opgerecht tusschen d'Heeren Borgemeesteren ende Regeerders der Stede Goude ter eenre ende d'Edele Heere Johan de Witt, Raetpensionaris van den Lande van Hollandt ende Westvrieslandt, als Heere van Heeckendorp ter andere sijde, raeckende het affhaelen van alle Bedelaers ende Vagabonden, dewelcke binnen de Jurisdictie van Heeckendorp voorss. sullen konnen worden geattrappeert, is gelaten die periode, van dat alle t'selve sal plaets hebben, bij provisie ende tot kennelijck wederseggen van d'eene of d'andere sijde. Soo bekennen echter de selve Heeren Burgemeesteren t'voorgeroerde verdrach in dier vougen te sijn geslootten, ende dat den welgemelten Heere de Witt uijt crachte vandien niet is geobligeert als bij provisie ende tot kennelijck wederseggen van d'een off d'andere sijde. In oirconde geteijckent den achtsten Decemb. 1664.

Johan de Witt.

1664.

(Origineel.)

In dorso: Voor het Tuchthuijs Goude.

VII.
Schout en gezworenen van stolwijk aan den Goudschen secretaris J. van der Tocht. 9 April 1665.

Ed. voorsienige, vrome, seer discrete heere ende vrient. Naer groetenisse dient desen alleen, alsdat Schout ende gesworens van Stolwijck geresolveert waren op morgen quoyerGa naar voetnoot1) van weeckelijcx gelt van maecken ende repa-

[pagina 16]
[p. 16]

ratie vant tuchthuijs der Stede van der Goude over te senden, dat onder deze dgemeene buijren ende ingesetenen van Stolwijck zoe onrustich zijn, dat wij nauwelijcx de wegen cunnen gebruijcken. Dat zij voor redenen ons geven, datter veel te geven is. En dat weeckelijcxs gelt met een cleijntgen sall beginnen - ende dat het over een jaer ofte twee tot meerder belastinge soude moogen uijt vallen; indien de andere dorpen, zoe van Ouderkerck, Leckerkerck, Crimpen, Berkou doen, dat wij tselve oock sullen naecomen, zoe wij verstaen, dat de E. Heere Baliou van Zuijthollant seer qualijck neemt, dat wij ons die vsz. redenen noch voor een dach ofte tien sullen op houden, om voorsz. quoyer over te brengen, dat wij nae de vsz. dorpen als dan ende beneffens haer sullen reguleren. Zijt gegroet ende den Heere bewaert UE. ootmoedige, naer buijrige vrienden, Schout ende gesworens van Stolwijck. Ter ordonnantie vande selve Adrijaen Voonels, Secretarius.

Uijt Stolwijck den IX Aprill 1665.

In dorso: Ed. voorsienige, vrome, seer discrete Heer ende Vrint Jacob van der Tocht, Secretaris van de Stede van der Goude.

(Origineel.)

VIII.
Publicatie der regeering van Gouda. Mei 1665.

Naerdemael dHeeren Burgermeesteren ende Regierders der Stadt Goude tot weringe vande allenthalven grasserende stouticheden vande Vagabonden ende bedelaers van haer Eed. Groot Mog. Heeren Staten van Hollant ende West Frieslandt opten 7e Augusti 1664 hebben geobtineert Octroij, waer bij welgemelte Heeren worden geauthoriseert, alle Vagebonden ende bedelaers, dewelcke in de stadt ende ten plattelande worden gevonden, te doen opvatten ende brengen inde Tucht- ofte Werckhuijse binnen de voors. Stadt Goude, omme aldaer met haer hand ende ander werck de kost te winnen. Ende deselve heeren van intentie sijn, de voorgeroerde goede

[pagina 17]
[p. 17]

saecke bij provisie int werck te stellen metten eersten vande maent Meije eerst komende, inde Stadt ende landen van Haestrecht, Gouderack, Vlist, Bonrepas, Stolwijck, Leckerkerck, Crimpen op de Leck, Crimpen op den Issel, Ouderkerck, HeeraertsbergenGa naar voetnoot1), Berchambacht, Ammersstol ende Berckouw mette appendentien ende dependentien vandien, alle plaetsen gelegen inde Crimpenderwaert, hebbende meergemelte Heeren Burgermeesteren ende Regeerders voor aff alle vagabanden ende bedelaers wel willen waerschouwen, dat sij naer den voorsz. eersten Meij henluijden inde voorsz. respective heerlijckheden niet en hebben te begeven ofte onthouden, loopen ofte bedelen, op pene dat deselve sonder eenige oochluijckinge, sonder onderscheijt van persoonen, tsij mans, vrouwen, jonck off oudt, opgevadt ende int voors. Tuchthuijs gebracht sullen worden, omme aldaer met haer hant ofte ander werck de cost te winnen. D'een segget d'ander voort. Actum de...... Meije 1665. Bij Burgermeesteren, Ter ordonn. van deselve

 

J. van der Tocht.

(Origineel.)

IX.
Concept-contract van de regeering van Gouda met de heerlijkheid van de Lek.

I. Eerstelijcken, dat Burgemeesteren ende Regeerders voornoemt van tijd tot tijd ende dach tot dach, sullen doen ophalen door den dienaers vanden Landtdrost ofte anderen, alle de bedelaers ende Vagabonden, jonck ende out, ende soo wel vrouwen als manspersoonen, die inde jurisdictien vande heerlijckheijdt van de Lecke sijn loopende, ende haer onthoudende, d'selve op te vatten ende te brengen int. voorsz. Tuchthuijs ofte Werckhuijs, ende d'selve aldaer te doen tuchtigen ende wercken naer behooren.

 

II. Dat d'selve dienaers niet en sullen mogen eenige

[pagina 18]
[p. 18]

bedelaers ofte vagabonden onder pretecxt van blint, creupel, lam ofte andere verminctheijdt te verschoonen ofte laten loopen.

 

III. Dat mede ingevalle de dienaers uijt de Stadt Dordrecht onder de Jurisdictie vande heerlijckheijt vande Lecke eenige bedelaers ofte vagabonden mochte comen op te vatten ende te vangen, dat de meergemelte Heeren Burgermren ende Regeerders voornt. gehouden sullen sijn de selven te ontfangen in het voors. Tuchthuijs ten fine als inden voors. eersten Articule.

 

IV. Gelijck mede de selve Heeren Burgermren ende Regeerders der Stadt Gouda gehouden sullen sijn in het voors. Tucht- ofte Werckhuijs in te nemen ende te ontfangen allen den genen, die onder de meergemelte Jurisdictien der heerlijckheijdt vander Lecke soude mogen werden geapprehendeert ende bij den mannen vanden Hove ende Hooger Vijerschaere van Suijt-Hollandt gecondempneert, - - het sij voor eenige Jaren ofte haer leven lanck - - int Tuchthuijs te sullen moeten gaen ende verblijven, oock goede Sorge te dragen, dat de soodanigen niet wederomme comen los te breecken.

 

V. Dat de dienaers vanden Landdrost der voors. Stadt vander Gouda ofte anderen, daer toe gebruijckt ende geemploijeert werdende, niet vermogen sullen ten laste vande dorpen ofte ambachten, onder de heerlijckheijt vande Lecq resorterende, eenigen stuijver te vertieren ende ingevalle ijmandt vande selve het contrarie trachte te doen ofte gedaen hadde, dat sulcx de Schout ende Regenten van die plaetse, aende jaerlijcxe belooffde contributie vermogen sullen te corten ende inne te houden sonder eenige contradictie.

 

VI. Ingevalle dat eenich Bedelaer ofte Vagabondt quame te ontwijcken ofte ontvlieden, de apprehensie van meergemelte dienaers vanden voorn. Drossaert ofte andere, ende naderhant bij den Schout vander plaetse ofte ijmandts anders wierde aengehouden, dat gemelte Heeren Burgemeesteren ende Regeerders der Stadt Gouda, naer dat daer van kennisse aen een van haer ofte aenden

[pagina 19]
[p. 19]

geenen, dien d'opsichte van gemelte tucht- ofte werckhuijs sal wesen aenbevolen, gedaen sal sijn, d'selve Bedelaer ofte Vagabondt tot hare costen gehouden sullen sijn, door de voors. dienaers ofte anderen telckens soo menichmael sulcx sal comen voor te vallen, in goede verseeckeringe te doen afhalen ende doen restitueren ofte betalen de costen, bij d'selve vagabondt ofte bedelaer onderrentusschen in dijen dorpe ofte ambachte verteert, ofte andersints, dat den Schout ende regenten dijer plaetse d'selve verteeringe aende Jaerlijcxe contributie mede sullen vermogen te corten als vooren.

 

VII. Dat daer en tegens wederomme door dijen vande heerlijckheijt vander Lecke ten behoeve vande Heeren Burgemeesteren ende Regeerders voors. tot onderhout vant voors. Tuchthuijs sal werden omgeslagen ende gecontribueert een halve stuijver ofte acht penningen sweecx over ijder huijsgesin, in deselve heerlijckheijt bevonden werdende, wel verstaende nochtans, dat daer onder niet begrepen sullen sijn, de huijsen ofte huijsgesinnen van onvermogende luijden, inde voorsz. heerlijckheijt vande Lecke staende ofte woonnende, maar sullen die daer altijts op het aen often opgeven vande schouten ende Regenten wesen geeximeert ende ontlast. Ende sullen derhalven de respective Schouten ende Gerechten vande voors. heerlijckheijt van drije jaer tot drije jaer maken een lijste vande vermogende ende Contribuerende in ijderen ambachte, naer welcke de garingGa naar voetnoot1) sal werden gedaen, ende sal dselve lijste bijden gemelten Heeren Burgermeesteren alsoo aangenomen moeten werden.

 

VIII. Ende dewijle de heerlijckheijt vander Lecke, voor soo veel de Criminele Justitie aengaet, behoort onder de bailliuagie van Zuijt-Hollandt, ende d'selve Bailliuagie genoechsaem dependeert, ende aende Stadt van Dordrecht, op welckers Stadts dachbrieven oock de Ingesetenen vande Lecke gehouden sijn te compareren, voor schepenen der selver Stede, oock dat volgens seeckere Contracten tusschen de selve Stadt ende Suijt-

[pagina 20]
[p. 20]

Hollandt opgerecht, d'selve Stadt ende Suijt-Hollandt te samen sijn als een lichaem. Ende de voorn. Schoutten ende Gerechten (te) bedencken hebben ofte de Stadt van Dordrecht met die van den bedrijve van Suijt-Hollant niet mede wel selfs een Tucht ofte werckhuijs souden willen stichtenGa naar voetnoot1), dat indijen sulcx comt te gebeuren, tsij door gelijcke octroij van haer Ed. Gr. Mog. d'Heeren Staten van Hollandt, ofte eenige andere onderlinge accoorden ofte Contracten tusschen den regenten der voors. Stadt Dordrecht ende die van Suijt-Hollandt te maken ende aen te gaen, dat alsdan het den Schout ende gerechten der voorn. Heerlijckheijt vander Lecke sal vrij staen, om sulcx te mogen doen, sonder langer ofte verder aende onderhoudinge van desen contracte verobligeert ofte verbonden te sullen wesen.

 

Gelijck mede tselve sal comen te cesseren ende op te houden, soo wanneer de gemelte Heeren, Burgermeesteren ende regeerders der Stadt Gouda niet effectivelijcken ende metter daet het district der Heerlijckheijt vander Lecke en soude mogen comen te bevrijden ende te ontlasten vanden hoop der bedelaers ende vagabonden in conformite vande voorgeroerde Articulen, alsoo indijen gevallen de ingesetenen der voors. Heerlijckheijt ongehouden sullen sijn eenen (halve) stuijver vande voorgemelte belooffde penningen te contribueren.

In dorso: Concept contract. Ouderkercke, etc.Ga naar voetnoot2) raeckt Tuchthuijs.

(Origineel.)

 

(Oud-Archief van Gouda, Portefeuille III IIa (Tuchthuis)).

voetnoot1)
Vgl. mijn publicaties daaromtrent, wat betreft deze inrichtingen te Amsterdam, in ‘Amstelodamum’, 24ste en 26ste Jaarboek, en Bijdr. en Med. Hist. Genootsch., dl. 48; te Haarlem in ‘Haarlemsche Gevangenissen’, 1928; te Leiden in ‘Leidsch Jaarboekje’, 1926; te Utrecht in ‘Jaarboekje Oud-Utrecht’, 1926; te 's-Hertogenbosch in ‘Bossche Gevangenissen’, dat in 1931 verschijnt; te Maastricht in ‘Limburger Koerier’, serie artikelen 1929/30, terwijl voor andere steden nog diverse publicaties in bewerking zijn.
voetnoot1)
Vgl. mijn door de Vereeniging ‘Haerlem’ uitgegeven boekje ‘Haarlemsche Gevangenissen’, 1928, blz. 45-58.
voetnoot1)
De desbetreffende brieven zijn hier niet opgenomen, om niet in herhaling te vervallen, daar ze alle sterk gelijken op en soms woordelijk overeenkomen met die onder I-IV.

voetnoot1)
Sluipwijk.

voetnoot1)
Onleesbaar.
voetnoot1)
Onleesbaar. Vermoedelijk: ons noemen..., gevolgd door beleefdheidsbetuigingen.
voetnoot2)
Onleesbaar. Vermoedelijk: Hebbe.
voetnoot3)
Zie deze acte onder no. V en VI.

voetnoot1)
Hier vermoedelijk in te vullen: Ick hebbe.
voetnoot2)
Een bode?
voetnoot1)
Op deze stukken volgen dan de acten van vergunning, verleend door Lodewijk van Nassau, Heer van Beverweerd, de Lek enz., Nicolaas van Lier, heer van Berkenwoude enz., en den Domeinraad van Holland voor hun respectievelijke districten, die wij om redenen, reeds in onze inleiding vermeld, hier niet hebben doen opnemen. De inhoud er van komt geheel overeen met dien der hier voorafgaande stukken.

voetnoot1)
Niet ingevuld.

voetnoot1)
Kohier.

voetnoot1)
In de voorgaande stukken geschreven Geeraartsbergen.

voetnoot1)
Inning van ieders aanslag.
voetnoot1)
Reeds in 1615 had Dordrecht door het organiseeren van een loterij gepoogd een fonds te stichten tot opbouw en instandhouding van een Tuchthuis.
voetnoot2)
Is een heerlijkheid van de Lek.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Anne Hallema

  • Florens Cant

  • Johan de Witt

  • Jacob van der Tocht

  • Louijse Christine (gravin) van Brederode


editeurs

  • Anne Hallema


datums

  • 7 augustus 1664

  • 9 augustus 1664

  • 13 augustus 1664

  • 8 december 1664

  • 9 april 1665

  • mei 1665