Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 62 (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 62
Afbeelding van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 62Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 62

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (13.96 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 62

(1941)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 246]
[p. 246]

Haarlems hachelijke toestand in 1567, weerspiegeld in een request aan den koning,
Medegedeeld door Dr. B. Becker.

Het hieronder afgedrukte request van de Haarlemsche stadsregeering werd geschreven naar aanleiding van het leggen van een garnizoen in Haarlem door Noircarmes en Megen in Mei 1567. Deze episode wordt niet vermeld bij Ampzing, Schrevelius, Van Oosten de Bruyn, De Koning, Allen, evenmin door Bor, Van Meteren en Hooft. Wel wordt er gewag van gemaakt bij StradaGa naar voetnoot1), DusseldorpiusGa naar voetnoot2), en in de briefwisseling van Margaretha van ParmaGa naar voetnoot3) en GranvelleGa naar voetnoot4). In de thesauriersrekeningen van Haarlem komen de volgende posten voor, die in verband staan met het verblijf in Haarlem van een vendel krijgsknechten van den kolonel Bernard van SchouwenburgGa naar voetnoot5):

[pagina 247]
[p. 247]

Betaelt in handen van Ysbrant Ockersz. die somme van thien ponden zeventhien scellingen, vuyt zaicke van XXXI stoopen Rynsche wyns, te zynen huyse gehaelt by den capiteyns ende vaendrecht, alhier binnen deser stede gelegen hebben(de).
Gem. Arch. Haarlem, Thes. rek. 1567 f. 66v.
Betaelt die somme van zeshondert een ponden achtien scellingen acht penningen poectevin aen zekere diversche personen, gedaen in de deurvaerte van den heere van Noircarmes ende knechten ghins ende weder in Maio LXVII, gedaen zoe van wyn, bier, broot, vleesch, boter, schuytvracht, wagenvracht ende anders.
Gem. Arch. Haarlem, Thes. rek. 1567 f. 66v, 67.

 

Bovendien vernemen wij uit dezelfde thesauriersrekening dat

upten XIXen Mey XVcLXVII Nicolaes van der Laen, burgemeester, ende Zybrant van Berckenroede, raedt ende vroetscap deser stede, gereyst (zyn) naer Antwerpen, omme aldaer aen de Hoocht van de Hertoginne van Parma, Plaisance enz., gouvernante ende regente van de landen van herwertsover, te versoucken ontlastinge van venlyn knechten, by den heeren den grave van Megen ende den heere van Noircarmes alhier binnen in garnisoen geleyt, alsoe binnen deser stede -- God heb loff -- egeene oproericheyt, seditie, saccagemente van cloosteren ofte breeckinge van beelden geschiet en was. Twelck zulcx by haere Hoocht toegelaten zynde, is de voirs. Berckenrode metten bescheyde voor thuys gereyst om 't vertrecken van de knechten te avancheren.... In 'twelck doende zyluyden gevacheert hebben, te weeten.... Zybrant van Berckenrode den tyt van thien dagen.
Gem. Arch. Haarlem, Thes. rek. 1567 f. 40 vlg.

 

Wij laten hier het verzoekschrift, dat Van der Laen en Van Berckenrode aan Margaretha aanboden; volgen met het antwoord van de landvoogdes.

B.B.

[pagina 248]
[p. 248]

I.

Aen den Coninck.

 

Verthonen ende gheven in alder oetmoet te kennen uwe onderdanige, de burgemeesteren ende regeerders uwer Mats stede van Haerlem gelegen in den graefscape van Hollandt, uyt de naeme van heure gemeene poorteren, dat de selve stede hiervoortyts doer de grote neringe van brouwerie, als hebbende boven de drie hondert brouwers, van borgeren wel bewoont ende in goeden welvaren was, ende doer dien een van de meeste ende principaelste steden van uwe Mats graeffelycke landen van Hollandt gereputeert zynde, zeer hooch in alle contributien ende ommeslagen gestelt is geweest, ende niet jegenstaende heure neringe van brouwerie zeer declineerde, overmits de vermenichfuldinge der brouwerie in allen landen, ende oock in Vrieslandt, daer de meeste Haerlemsche bieren gesleten worden, het Haerlemsche bier de helft boven heurluyder binnen bieren met excysen bezwaert worden, evenwel heure portie in alle ommeslagen ende contributien die men over Hollandt collecteerde ende ommesloech, moste opbrengen ende betalen, waerdeur zy in zoe groten ende onverwinlycke achterwesen gecomen waren, zulcx dat heure poorteren tot allen plaetsen van Hollant, Zeelandt, Brabant, Vlaenderen ende elders voor 't achterwesen ende onbetaelde verschenen renten gearresteert werden, zoe dattet gescapen was, dat de poorteren de stadt verlaten ende gehabandonneert souden hebben gehadt, ten ware datter by uwe Mats doorluchtige predecesseurs ende voorouders inne voorsien ware geweest, gunnende den selven -- omme de stede van totale ruyne ende desolatie te preserveren -- in den jaere XVCeen zeeckere surchéanceGa naar voetnoot1), doende heurluyden oock een staet maicken, opdat men den crediteuren -- die anders gescapen waren sortem cum usuris te verliesen -- metter langer handt soude moegen betalen. Door middel van welcke state, ende de draperie neringe, die door Goods gratie een deel jaeren ghoet geweest is, zyn zedert dien tyde

[pagina 249]
[p. 249]

zeeckere achterstallen gequeten, dan staen nochwel boven de vyftich duysent gulden van achterstallen te betalen, boven noch een grote merckelycke somme van erf-, los- ende lyfrenten daer de voors. stede jaerlicx mede belast is, daer toe zy alsnoch eghene raedt en weten om te betalen, overmits heure twee neringen van brouwerie ende draperie, daer de voors. stede by staet, geheel declineren ende verghaen, wesende de brouwerie van IIIC brouwers gecomen op XVII, hebbende noch zobere neringe, ende oock de draperie, wesende altans d'eenighe welvaert ende onderhoudt der voors. stede, zeer verachtert ende gedeclineert is, zoe door 't ontberen van zes duysent XLVIII ponden te XL grooten 't pondt, aen twee obligatien van uwe Mats rentmeesters daer zy in den jaere LVII lakenen aen leverden, menende de penningen ten verschyndaege te ontfangen om in heure neringe weder te imployeren, maer wat vervolch zy daeromme gedaen hebben, en hebben de penningen nyet connen becomen, dan zyn hem daer voren nu in den voorleden jaere LXVI renten geassigneert den penninck twintich op de domeynen van Kennemerlandt, daer mede zy eghene neringe connen gedoen, als oock doer de tegenwoerdige grote duerte van wolle, vellen ende stoffe van den verwe. Ende is de voors. stede in den jaere XVCLXV boven de thien duysent carolus gulden verachtert aen de provisie van den coorne die de regeerders door 't scriven van den Hove van Hollant gedaen hebben, boven noch omtrent drie duysent gulden, die zy daer toe uut heuren borgeren by capitale impositie gecollecteert hebben gehadt, ende oock grote excessive costen gedaen hebben in desen dangereusen ende troublen tyden in wachte ende toesichte te stellen, tot bewaernisse uwer Mats stede voors. Ende alhoewel in 'tgundt voors. is, ende in desen langen geduyrigen dieren tyden, de borgeren -- wesende oock neringloes -- zoe zeer verachtert zyn, dat zy, God betert, heuren meubelen versetten ende vercopen moeten, om met hun huysvrouwen ende kinderen daer van te leven, soe zyn boven all desen opten XIIen May laestleden, door bevel van mynen heeren den graeve van Meghen, stadthouder van Ghelre, ende den heere van Noortcarmes, uwe Mats capiteyn generael, binnen der voors. stede geleyt in garnisoen een vaendel knechten met heuren vrouwen, jonghers ende kinderen, de welcken zy, verthoonders, met alle vliet ontfangen hebben, ende oock hun burgeren

[pagina 250]
[p. 250]

belast die te logeren, te bedden, hem leverende onder ende over, brandt ende licht, met zout, olie ende edick, sonder yet daer voren t'ontfangen; maer wat de knechten meer wilden hebben, dat zy hun daer van souden doen betalen. Dan alsoe de voors. knechten gheen gelt en hebben, ende leven moeten, zoe worden de burgeren genootsaict heurluyden van als t'onderhouden, 'twelck zy gaerne ter lyefte van uwe Mat, heure natuyrlycke heere ende prince, doen wilden, by zoe verre zy sulcx van stade waren ende vermochten. Ende bovendien zoe en is binnen de voors. stede, God heb loff, eghene commotie, oproericheyt, saccagemente van kercken, cloosteren ofte beelden geweest. Souden daeromme de supplianten in alder oetmoet wel begeren, dat uwe Mats goede gelyefte ware, tot solagement van den burgeren, dat voors. vaendel knechten van daen te willen doen vertrecken in zulcken anderen plaetse, daer uwe Mat goetduncken sal die noedich te wesen. Twelck doende enz.Ga naar voetnoot1).

Rijksarchief te Brussel. Papiers d'Etat et de l'Audience, reg. No. 331 f. 246 vlg.

II.

Margarita by de gracie Godts Hertoginne van Parme, Placentia enz., regente ende gouvernante.

Lieve besundere. Dese sal syn om u t'adverteeren, dat wy op aensuecken ende bede aen ons van uwent wegen gedaen, wel hebben willen tevreden syn 't crychsvolk des Conincx, onser genedichs liefs heeren, aldaer liggende te doen van daer vertrecken, op vertrouwen dat van nu voirtaen ghy soe toesien sult, dat men aldaer gheene nyeuwicheyt der Religie

[pagina 251]
[p. 251]

halven en sal aenrichten noch voirnemen, maer in alle soe de Religie aengaende als alle andere saecken, hem soe draegen ende bewysen, als goede getrouwe ende gehoersaeme ondersaeten syner Mats toestaet, twellick wy u bevelen de gemeynte alzoe te kennen te gheven, ende dat indien anders geschiet, wy nyet alleenlyck 't voirs. crychsvolck, maer veel meer aldaer sullen seynden ende sullicke straff doen doen, dat men des een exempel sal moegen nemen.

Lieve besundere, God sye met u. Geschreven Tanwerpen (sic), den XXVIen dach Mey XVcLXVIIGa naar voetnoot1).

 

Margarita.

 

Onsen lieven besunderen, den burgermeesteren, schepenen ende raedt der stede van Harlem.

Inventaris van het Gem. Arch. Haarlem, dl. I No. 803.
voetnoot1)
De Bello Belgico, Lugd. Bat. 1645, p. 277 sq.
voetnoot2)
Uittreksel uit Fr. Dusseldorpii Annales, uitg. door R. Fruin ('s Grav. 1894), pp. 82, 83: Jussit (Noircarmius) quoque ut praesidium reciperent Harlemenses unius centuriae, Leidenses et Delfenses duarum.
voetnoot3)
Briefwisseling tusschen Margaretha van Parma en Charles de Brimeu, graaf van Megen, stadhouder van Gelderland, uitg. door J.S. van Veen (Arnhem 1914), pp. 552, 553. Over Noircarmes' verblijf in Haarlem (7 en 15-16 Mei) zie pp. 534, 568. - Corr. française de Marguerite d'Autriche, duchesse de Parme, avec Philippe II, ed. J.S. Theissen (Utr. 1925), p. 362 (Margaretha aan Philips II, 24 Mei 1567).
voetnoot4)
Corr. de Granvelle, ed. E. Poullet, t. II (Brux. 1880), p. 457.
voetnoot5)
Dat één van Van Schouwenburgs vendels in Haarlem in garnizoen lag, blijkt uit Briefwisseling tusschen Margaretha.... en Ch. de Brimeu, p. 572, en n. 1 aldaar.

voetnoot1)
Zie hiervoor Instructie voor de stad Haarlem ontworpen door Philips Wielant uitg. door J.A. Fruin (Amst. 1874), blz. 15 vlg.; de Brieven van atterminatie door Philips van Oosterwijk aan Haarlem gegeven op 1 Sept. 1501 zijn aldaar afgedrukt, blz. 59-70.
voetnoot1)
Een Leidsch pendant van dit request heeft Prof. Posthumus gepubliceerd in zijn Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid ('s Grav. 1911 No. 1204). Posthumus heeft het stuk aldaar ‘na 1566, Nov. 10’ gedateerd. Dat de ‘twee vendelen Duytsche knechten’ (a.w., blz. 641) op bevel van Noircarmes in Mei 1567 naar Leiden kwamen, blijkt uit Dusseldorpii Annales, zie hiervoor, blz. 246 n. 2. Het verzoek van de burgemeesters en regeerders van Leiden is evenals dat van Haarlem in Mei 1567 geschreven (het heet er, dat ‘onlancx binnen der voors. stede innegecommen ende geleyt is garnisoen’).

voetnoot1)
Reeds op 23 Mei 1567 schreef Margaretha aan Megen en Boussu, dat men de vier vendels van den kolonel Van Schouwenburg naar Groningen zou kunnen sturen, waarbij in margine staat vermeld: Assçavoir les deux de Delft, une de Brile et une de Haerlem. Briefwisseling tusschen Margaretha .... en Ch. de Brimeu, p. 572.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Bruno B. Becker

  • Nikolaas van der Laan

  • Margaretha van Parma

  • Zybrant van Berckenrode


editeurs

  • Bruno B. Becker


plaatsen

  • over Haarlem


datums

  • 1567