Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 70 (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 70
Afbeelding van Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 70Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 70

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

Scans (13.61 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 70

(1956)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

Brieven uit de correspondentie van Pieter de la Court en zijn verwanten (1661-1666)
medegedeeld door Dr J.H. Kernkamp

Van de vele angsten, die de mens moet torsen, is de angst voor de dood en de ondergang een van de meest permanente. Dit geldt zowel voor het heden, waarin een groot deel van het leven op aarde wordt bedreigd door de techniek van de atoomenergie, als deze niet in dienst staat van vredesdoeleinden, maar van oorlogsvoering, als voor het verleden, wanneer epidemieën een geheel andere plaats innemen in de rangorde betreffende de frequentie van doodsoorzaken van de bevolking dan nuGa naar voetnoot1). Zo vormde eertijds de telkens weer optredende pest ook in ons land een voortdurende bedreiging voor de groei van de bevolking en de welvaart, daar de vrees voor besmetting de handel aan banden legde. Posthumus constateerde terecht, dat een pestjaar tevens een crisisjaar betekendeGa naar voetnoot2). Groot was dan ook de verademing bij het verdwijnen van de gevreesde ziekteverschijnselen, gelijk in 1665 te Amsterdam, toen op 21 Januari wegens dit feit een algemene dankdag werd gehouden. De stad telde in het afgelopen jaar 24.148 doden.

Angsten gingen onder deze omstandigheden vaak met bijgeloof gepaard. Een typisch voorbeeld is te vinden bij Wagenaar in zijn beschrijving van Amsterdam, als hij vermeldt, dat men in de nazomer van het jaar 1663 twee ongewone ‘lughtverhevelingen’ had gezien, ‘van dezelfde soort, zo 't schijnt, als die naderhand, en vooral in de tegenwoordige eeuwe, gemeener geweest, en onder den naam van Noorderlicht bekend geworden zijn. De eerste wordt beschreeven als eene bleeke vlam of fakkel, uit de lugt nederdaalende; de andere als een vuurige kloot, die korte dikke straalen uitschoot. Sommigen merkten deeze verschijnsels aan, als voor-

[pagina 83]
[p. 83]

tekens of oorzaaken der besmettelijke ziekte, die hier, ten deezen tijde, heerschte. Doch de ontdekkingen der laatere natuurkundigen’, zo besluit de Amsterdamse geschiedschrijver, ‘hebben de opmerkzaamen van diergelijken waan, reeds voorlang, genezen’Ga naar voetnoot1).

De pest maakte vooral slachtoffers onder de klein-behuisdenGa naar voetnoot2). Dat de bekende koopman Daniel van der Meulen in 1600 aan de ‘heete’ ziekte, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, bezweek, zal waarschijnlijk toegeschreven moeten worden aan het grenzen van zijn huis op het Rapenburg te Leiden aan zeer nederige woningen. Toch geven ook de brieven van welgestelden tijdens epidemieën in allerlei toonaarden bijzonderheden over de ‘pestilentiaale’ ziekte, welker ‘voortsettinge door al te familiare conversatie’, volgens de medische faculteit te Leiden, ‘van de gesonde met de sieken’ bevorderd werdGa naar voetnoot3). ‘Het sterft hier oock al wel’, schrijft Johan Hamel de Jonge, bekend als rentmeester van de beurzen te 's-Hertogenbosch op 27 Augustus 1655 aan zijn tante Magdalena Stockmans, vermaard en berucht als ex-geliefde van Bredero, weduwe van de rijke Zuidnederlandse koopman Isaac van der Voort en gescheiden vrouw van Thomas Verwer, Overijsels gedeputeerde van de Raad van State, ‘hier sijn eenige huysgesinnen daerder vier à vijff achter malkanderen gestorven sijn. Die Almachtige Godt wil ons bewaeren voor die schrickelijcke plaege. Het jongste soontjen van de heer van Brederode is voor twee à drie daegen overleden, doch was niet te gesont; de oude heer is te Spae, alwaer men vreest sijn E. wel te spae mocht sijn gekomen, want is daer heel sieck, en weynich apparentie - naar het gevoelen van al de werelt - van opkompste’Ga naar voetnoot4).

Een nog bezorgder toon klinkt ons tegemoet uit de correspondentie van Pieter de la Court, die tijdens de pestepidemie 1663/64 voor het dilemma staat, of zijn zwagers Jan en Willem van der Voort tijdelijk naar Leiden moeten komen,

[pagina 84]
[p. 84]

waar volgens de briefschrijver de lucht veel gezonder is dan te Amsterdam, dan wel of hij met vrouw en dochtertje, terwijl zijn vrouw zwanger is, naar Amsterdam moet verhuizen. Het laatste is weinig aanlokkelijk, omdat juist te Amsterdam de pestziekte is uitgebroken en zeer hevig woedt. Voorlopig blijft De la Court dus met zijn gezin ‘op het Steenschuyr tusschen de Nieusteeg en de lange Brugge’ wonen. De gevarenzone breidt zich inmiddels nog aanzienlijk uit en Leiden betaalt eveneens een hoge tol aan de besmetting. De handel en lakennijverheid worden onder moeilijke omstandigheden voortgezet. De Van der Voorts te Amsterdam en De la Court te Leiden zitten evenwel niet bij de pakken neer. Nieuwe plannen ten opzichte van de noordoost passage duiken zelfs op, doch zij komen nauwelijks in deze briefwisseling ter sprakeGa naar voetnoot1).

De hier medegedeelde correspondentie loopt hoofdzakelijk over het jaar 1663, toen Joost van den Vondel met zijn Batavische Gebroeders en Faëton voor de vrijheid in het geweer kwam en De la Court de gevolgen van zijn ‘Interest’ ondervondGa naar voetnoot2). De brieven gaan over de meest verschillende onderwerpen, die nu eens op de politiek, dan weer op de religie, universitaire zaken of lakenhandel, op de Levant bijv., betrekking hebben, met dien verstande, dat toch het hoofdaccent - elders is hierop reeds door mij gewezenGa naar voetnoot3) - op het familieleven valt. Het trekt de aandacht, dat Catharina van der Voort, hoe zeer zij ook op haar man gesteld is, het liefst in de onmiddellijke nabijheid van haar broers wil wonen, die op hun beurt steeds nauwere commerciële relaties aanknopen met hun zwager Pieter de la Court, welke culmineren, als de laatste zich metterwoon in Amsterdam gaat vestigenGa naar voetnoot4). De briefwisseling van De la Court met zijn zwagers verliest dan aan betekenis en beperkt zich na die tijd tot berichten uit de buitenverblijven van de briefschrijvers, Voortwijk bij

[pagina 85]
[p. 85]

Breukelen en Meerburg te Zoeterwoude, of toch weer uit Leiden, wanneer De la Court voor zaken tijdelijk in de Breestraat bij zijn zuster vertoeft. Dan worden o.a. de brieven van zijn oudste broer Jacob naar Amsterdam geschreven van belang, gelijk bij een tweede collectie brieven, later door mij uit te geven, nader zal blijken.

Met uitzondering van de brieven 56, 52 en 60, waarvan de eerste in het Gemeente-Archief te Leiden berustGa naar voetnoot1) en de twee laatsten zich bevinden in de Universiteitsbibliotheek te AmsterdamGa naar voetnoot2), zijn de overige 57 brieven te vinden in het familiearchief Backer, dat in 1954 geïnventariseerd is door de goede zorgen van Mej. Dr I.H. van EeghenGa naar voetnoot3). In haar uitstekende inventaris kan men tevens kennis nemen van de bewogen geschiedenis van deze papierenGa naar voetnoot4). De brieven 1, 3-39, 41-46, 48-50, 53-56, 58 en 59 zijn te Leiden of Zoeterwoude geschreven door Pieter de la Court aan zijn beide zwagers Jan en Willem van der Voort te Amsterdam op de O.Z. Voorburgwal. Brief 2 is alleen aan Jan van der Voort, de brieven 51 en 57 zijn daarentegen enkel aan Willem van der Voort gericht. Brief 40 is afkomstig van een zwager uit het eerste huwelijk van De la Court, Mattheus Tollenaer. Catharina van der Voort is de stelster van het onbeholpen briefje 47. De epistels 52 en 60, eveneens door een vrouw geschreven, nl. nicht Maria de Witt, zijn iets beter gestileerd en vormen een welkome aanvulling voor het tijdsbeeld.

Het eigenlijke zakenleven blijft meer op de achtergrond dan we zouden wensen, maar dit neemt niet weg, dat de nu aan de openbaarheid prijsgegeven correspondentie, Pieter de la Court en zijn omgeving veelzijdig en boeiend belicht. Aan de bewerking van deze correspondentie met Rotterdamse en Utrechtse studenten denkt ondergetekende met veel genoegen terug.

[pagina 86]
[p. 86]

1. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 9 Dec. 1661.

 

Seer waarde Broeders. Gisteravond soo als de klok elf sloeg, schreef ik in aller haast, dat mijn liefste van een hupse dogterGa naar voetnoot1) wel gelegen was, en mijn jongen was soo snel loopende, dat hij die nog in de nagtschuit bestelde. Sulks ik hoop mon frère GuglielmoGa naar voetnoot2) voor den ontfang deses op reise sal weesen herwaarts. En om te toonen, dat ik geneegen was in allen manieren promptelik alle voorvallende veranderingen te aviseeren, send ik hier neevens mijn ingeslooteGa naar voetnoota), die ik buiten weeten mijner liefste had afgesonden, maar het schuitjen teegen den almanak ten half sevenen vertrokken zijnde, quam mijn knegt en de brief weederbrengende wierd mijn dessein rugtbaar en streng door alle vrowluiden geraden niet te schrijven, voordat mijn liefste geleegen soude weesen, hetwelk soo haast niet geschiede als ik gehoopt had, want den geheelen dag was sij vol pijns en vrugteloose ween, sonder eenig relachement. Sulks indien sij niet van ongemeene sterkte ware geweest, sig soude hebben afgeslooft, nogtans was het kindeken wel gekeerd, sulks er nietwes ontbrak dan doorgaande op het kind werkende ween, die eindelijk omtrent agt uiren met seer grote force quamen, sulks men seggen mag, dat sij dit kind seer suirelijk heefd gehaald, 't welk wij den eerst aanstaanden Sondag den 11 deeses der kerke Christi meenen in te lijven onder de name van MagdalenaGa naar voetnoot3), op hope, dat grote moeders ende moedersGa naar voetnoot4) seer uitsteekende deugden door een goede opvoedinge op haar sullen neederdalen, dat de goede God geeve. Onder dit schrijven ontfang ik mon frère Guglielmo schrijven

[pagina 87]
[p. 87]

en koffer. Sulks ik daarvan niet meer seggen sal dan dat ons seer lief sal weesen en hoe eer hoe liever ook mon frère GiovanniGa naar voetnoot1) hier te zijn met het lieve nigjen op sijne armen. God sij geloofd, de moeder is wel naar den tijd en ik moet brusk eindigenGa naar voetnoota).

2. P. de la Court aan J. van der Voort.

Leyden, 12 Dec. 1661.

 

Seer waarde Broeder. Door mon frère Guglielmo, die gisteren oover den H. Doop der jonge Magdalena heeft gestaanGa naar voetnoot2), ben ik verseekerd mijn voorgaande schrijven U.E. is behandigd geworden; sulks ik nu nietwes kan seggen als de continuatie: alles goeds, de moeder vaard wel, heeft goede teepels en krijgd goed sog, 't kind is gesond en suigd wel. Indien U.E. hetselven gelieve sooveel te vereeren van te komen sien op den aanstaanden Sondag, als wanneer wij ten dien einde veele kinderen verwagten, die wij kransjens met suiker meenen te geeven, sullen wij ten opsigte van U.E. meerder moeite in 't komen, voor U.E. eenige caneelkoekjens daarbij voegen, en al is het een sij, soo dunkt mij het selven aan de moeder soo aangenaam te weesen, dat sij alle hare geleede smerte vergeeten heefd, ende U.E. soodanige welgemaakte brunette van 25 jaren wel in de armen soude wenschen, om diergelijke van U.E. te sien afspruiten. In allen gevalle is het een seer goede tijding voor een oom, die vreesde altehaast een jonge Jan van der Voort door ons te sullen bekomen; maar lang borgen is geen quijt schellen; nu de pan soo wel aan 't rijen is, heb ik beeter moed als ooit.

En schei uit met seggen, dat mon frère Guglielmo heeden op den Hage vertrokken zijnde, ligteliks des Woonsdags te huise sal weesen, sulks wij U.E. alsdan hoe eer hoe liever sullen verwagten, om U.E. oogen te verklaren. ValeGa naar voetnootb).

[pagina 88]
[p. 88]

U.E. brief van den 10en heb ik onder 't schrijven bekomen, sulks deese daar op swierdens laatGa naar voetnoot1).

3. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 8 Febr. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. U.E. aangename van den 7en deeses is mij geworden, waarop ik seg mij ongeraden dunkt aan cousin Castelein ietwes te schrijven, niet alleen opdat wij mogen met waarheid seggen nog directe nog indirecte met hem te hebben daaroover gecorrespondeerd, maar opdat hij des te meer gelove, dat wij voor ons de uitspraak van regters ofte arbiters niet soo veel vreesen als hopen en dat sal misschien meer veroorsaken, dat hij met ons sal raadpleegen, als wel anders, immers kan het ons meer baten als schaden, indien hij de boeken te voorschijn brengt. Dat VlakGa naar voetnoot2) een schreeuwend boekhouder gebruikt heeft, is niet vreemd, want gelijk Birds of one faether will floke together, soo soekt d'eene rasebol d'ander. Weegens bewuste schriften ben ik so weinig gesind die oover te leeveren, dat ik 't selfs naa verkreege octroy niet soude willen doen.

Weegens het doen der geesteliken heb ik gisteren aan nigt M〈aria〉 de WittGa naar voetnoot3) geschreeven, en de AdmonitioGa naar voetnoot4), SuspentieGa naar voetnoot5) en ExcommunicatieGa naar voetnoot6) der Roomsen vergeleeken bij een

[pagina 89]
[p. 89]

gewapende moolkGa naar voetnoot1) door de kerkuilen geset in haren boomgaard om de spreeuwen te vervaren; sulks die van geen gewijde kerssen derven eeten, ende dat die met belofte van alle ongewijde vrugten te sullen mogen eeten, het groot getal spreeuwen aan haar snoer gekreegen hebbende, gesamentlik de arenden sijn aangevallen, en quansuis door die heilige molk van het kerkhof houden. Maar dat daarnaa enige ooverloopers kerkuilen, bekennende dat de arenden koningen der vogelen waren en den spreeuwen mogten wetten voorschrijven, die molk en wapenen met een swartgereformeerd kleed hadden oovertrokken opdat de verresiende arenden niet souden merken dat deese uilen ook naar 't gebied over de spreeuwen staan, ende van meeninge zijn de arenden het gesag over alle vrugten, die sij sullen gelieven te heiligen en te wijden, te ontnemen etc., dat den heiligen en fijnsten broeders niet seer vermaken soude te horenGa naar voetnoot2).

Professor van TienenGa naar voetnoot3) is Rector Magnificus geworden. Teegen Van AkerensGa naar voetnoot4) familie zijn eenige pasquillen uitgekomen die ik nog niet heb gesien, smalende op 1200 duisend nagelate guldens als door knielappen en landdieverijGa naar voetnoot5) verkreegen, op de malligheden des moeders, op de vrijadjen der twee sonen etc. met andere versierde vuiligheden; bij verstandige menschen te kennen gevende de boosaardigheid der nijdige menschen op soo een mager subject als is de malligheid van een soontjen van 18 jaren, uitberstende en naa de lossigheid ofte boosheid onser Leidse studentjens is, soud 't niet vreemd sijn, indien 't daarbij niet bleef, hoewel men segt alreede wel agt ofte tien onder de menschen wandelen. Meinert heeft borgemeester BuitenvestGa naar voetnoot6) soon, die vraagde hem geluk mocht wenschen, daarover op volle straten voor de ooren geslagen.

't Is nu seer schoon helder, dog kout en windig wederGa naar voetnoota).

[pagina 90]
[p. 90]

4. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 13 Febr. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Op U.E. aangename van den 8en deeses valt niets te antwoorden dan dat U.E. weegens de genome moeite in 't stuk der Poolse oortenGa naar voetnoot1) bedanke, 't welk geen post waardig is. En nogtans dugtende dat ons stilswijgen aan eenig ongeval soude werden toegeschreeven, wil ik seggen, dat alles hier soowel is, dat niet eene maaltijd voorbij gaat sonder te drinken op de gesondheid van ons Hansken in de kelderGa naar voetnoot2) en 't goed succes van de jagt en ik twijfel aan 't lesten niet, car il n'y a chasse que de vieux lévrier, maar het begin is 't swaarste maxima pars totius en daarom soud ik garen horen, dat het werk een aanvang had genomen, alsook of de saak teegen Vlak voortgang heeft met T. Marinus' boeken ofte nietGa naar voetnoot3).

Hier is naweliks iet Leids niews voorgevallen. De Rector

[pagina 91]
[p. 91]

Magnificus HeidanusGa naar voetnoot1) heeft georeerd De authoritate Sacrae Scripturae, introducerende menschen die met de grootste miraculen aldaar verhaald als de diluvie, arke, Jerichoos val etc. spotten, en dat met soodanige woorden, die bij veelen den Curator Wimmenum (doe absent) werden toegepastGa naar voetnoot2).

Professor Van TienenGa naar voetnoot3) is door eenige Hoogduitse studenten in 't rectorat met een aubade, ik seg serenata, verwellekomd en heeft hij die voornoemde soodanig getracteerd, dat sij hare instrumenten moesten agterlaten ende onder de armen huiswaarts geleid werden tot grote reputatie der Hollandse Natie. Het vaandel van neef GroenendijkGa naar voetnoot4) moetende vernieuwd werden, heeft hij goed gevonden den borgemeesters bekend te maken, datter neevens het Leids en Staatswapen ook het Prinse wapen in staat en versogt ordre te weeten, hoe nu soude werden geschilderd, 't welk sij tot sijn keus hebben gelaten, waarin hij niet goed vind te doen ietwes sonder expresse ordre en vermits geen ordre komt, seg ik hij 't best soude doen 't oud vaandel soolang te gebruiken, totdat de jaren borgemeesters sullen leeren vrijer voor ofte teegen te spreken. Alsoo mijn liefste heeft geeindigd, eindig ik ook naar groetenisse aan monfrère en ma seur Eeleman als ook aan monfrère TollenaerGa naar voetnoot5). Seederd mijn lesten heb ik van Van AkerenGa naar voetnoot6) niet meer gehoord.

Scheepen Swaanswijk heeft een gebod gehadGa naar voetnoot7) met juffrouw de Graaf van Delft en Hester Hartog is deese Sondag getrowd met Outerman, sal uit de winkel scheidenGa naar voetnoot8).

[pagina 92]
[p. 92]

5. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 17 Febr. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. U.E. laatste van den 14en deeses is mij seer aangenaam geweest om veele consideratien, die ik nu sal voorbij gaan, om te seggen, dat mijn liefste terstont agt nam, datter tgunt, waar naa haar E. meest verlangde, niet eens was gedagt, en omdat U.E. overkomst nu soo onseeker is, gaet hiernevenes een kleen pakjen lijnwaat, dat lang op U.E. gewagt heeft. Daarenboven gaat hier ingesloten een assignatie van f 968. -6. - courant geld ten laste van Sr Adriaan VallantGa naar voetnoot1), die wij versoecken U.E. gelieve te laten accepteren en bij U.E. behouden om in te vorderen ende alsdan op mijn reekeninge te stellen.

Alles is hier seer wel. MagdaleentjenGa naar voetnoot2) groeid weelig op, en mijn lief heeft geen ongemakken, dan die ordinaar zijn, als de Hansjens de eerste noten beginnen te stellenGa naar voetnoot3), en 't schijnd door 't schielik swellend lieve buikjen te tonen, dat het in een seer vrugtbaren, weeligen bodem is geplant. Twas: bon di bon annoGa naar voetnoot4); soo haast gesegt, soo haast gedaan het eerste werk van 't jaar. Indien alle werken deese jaars soo wel slaan, als ik hoop dat dit sal doen, so sal ik apparentelikGa naar voetnoot5) nooit gelukkiger jaar hebben gehad, ten ware mijn troujaar, die ik mon frère Guglielmo soo gelukkig toewensche maar tolle moras semper nocuit differe paratis. Chi ha l'amor in

[pagina 93]
[p. 93]

petto ha gli speroni alli fianchi et nihil magis amorem incendit quam carendi metusGa naar voetnoot1). Ik sie nog geen affecten, ik weet niet, of 't mon frère ernstig soekt; les parolles sont feminins et les effets masles.

De professor BorniusGa naar voetnoot2) heeft de Curateurs aangesegt sijn geneegentheid om van sijn actuele dienst ontslagen te zijn, mits den tytul van professor, tabbart en conijnengeldGa naar voetnoot3) behoudende, en bij ontslaging van sijn dienst te Hoof dat amt weederom te mogen bekleeden, twelk is toegestaan. Het Akademie dat voordeesen de membra soo seer vermeerderde als doenelik was, soekt nu ter contrarie op pretext van die nieuwe ordre met deese nieuwe recentie alle leedematen afte snijden, en 't spel in 't warren te werpen, onder anderen wil niet aanteekenen eenige studenten, die schutters zijn en seggende professoren niet te konnen promoveren tot een gradum een die geen actueel lidmaat is; en is een geroep door de stat bij 't gemeen, dat de professoren geen Leyenaars tot studenten willen aanteekenen. 't Schijnt deese geïmagineerde souverainen, sig soo wel naar 't schoolmeesters amt niet konnen voegen als Dionisius, die warelik heer van Syracusen geweest was, en 't is geen wonder, want het geringste verstand is allerbequaamst pedant te zijn, maar meer voorsichtigheid is er nodig om sig van onderdaan heer te maken als men meend, of immers deese pedanten weetenGa naar voetnoot4). In somma: de stad heeft sooveel

[pagina 94]
[p. 94]

te stellen met deese gasten als wij met VlakGa naar voetnoot1). Maar ik hoop 't beiden wel sal uitvallen dog voor ons dunkt mij de meeste spoed de beste en in allen manieren de goede mannen te pousseren. Valete.

 

Nu seer schoon sonnenschijn, gelijk ook de geheele week schoon weeder, behalven dat eergisteren avond wat sneeuwde.

On m'escrit de Genève pour scavoir le prix des baleines et je vous prie m'en donner avis par le pr(emi)erGa naar voetnoota).

6. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 2 Maart 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Omdat ik wil schrijven en geen subject heb, versier ik ietwes waarmeede ik U.E. lastig valle, namentlik dit ingesloten briefjen ten laste van Sr Jan van

[pagina 95]
[p. 95]

Adrichem nu vervallen, U.E. ter invorderinge toesendende; of dat wel gedaan zij, laat ik U.E. oordeel onderworpen zijn.

Mon frère EelemanGa naar voetnoot1) heeft nog soo veel occupatien dat ik hem seederd Sondag niet gesproken, en van verre maar eenmaal gesien heb. Ons HanskenGa naar voetnoot2) openbaard sig meer en meer, want 't gunt seederd het nuttigen des Amsterdamsen al te seer geolyde salade nu bijnaa twee jaren geleeden niet is geschied, soude bijnaa heeden gebeurd sijn, maar de gedreigde stortvlaag ging oover. En dat dit Hansken tot nog toe sijn moeder soo veel ongemak niet aandoed als het eerstenGa naar voetnoot3) seg ik te ontstaan door de gewoonte, naamentlik het ingewand dat eenmaal in sulke bogten is geweest, gelijkt alle andere eenmaal gekreukte dingen, en het vel dat eenmaal gerekt is geweest, komt ligteliker tot sijn voorgaande stand, omdat het dispositien heeft naargelaten, die men soo ligt niet afleggen kan als sijn oude schoenen.

Maar waar toe voor vrijers soo gephilosopheerd, om op mijn text te komen en te vragen hoe 't met de processen staat, of de advocaat is weeder gekomen en het bewust Venu en Court geobtineerd heeftGa naar voetnoot4). Indien jaa soo sal ik van hem niet seggen ‘sulken schipper kond gij kiesen, gij suld schip en goed verliesen’, alhoewel die eerste agteloosheid mij soo qualik gevald, dat ik bij naa gedagt heb, dat hij bequaam was om een goede saak te verbruien. Maar ik soud dan spreeken volgens d'uitkomst en als 't graaw-huic mandes, si quid curatum velis, exitus acta probatGa naar voetnoot5). Wijders hoop ik er wat goeds van te sullen horen ten ooverkomste van mon frère Giovanni, die wij haast weederom sullen verwagten.

 

Gisteren en eergisteren mottig weder dog sonder mist, heeden wat beeter.

▽ 250. -. - à d. 99¼Ga naar voetnoot6).

[pagina 96]
[p. 96]

7. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 7 Maart 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Op U.E. laatste van den 4en deeses vald niet veel te antwoorden; al het avisGa naar voetnoot1), dat Sr Adriaan VallantGa naar voetnoot2) vanGa naar voetnoot3) Leyden begeerde, bestond hierin, namentlik alsoo de selve veel goeds in 't water had, dat door de vorst niet had gebeneficeerd en tot geld gemaakt konnen werden, ik ofte om beeter te seggen, mijn Eerw. vrow moederGa naar voetnoot4) de assignatie voor een korten tijd soude intrekken, en bij sooverre middelertijd niet doceerdeGa naar voetnoot5) seekere partijeGa naar voetnoot6) betaald te hebben, de selve alsdan de somme in de assignatie vermeld soude betalen, waarop hoewel soude konnen werden gesegt, dat een jaar verlopen tijds genoeg behoorde te zijn, om 't selven op te soeken, indien Sr Ad. Vallant meendeGa naar voetnoot7) betaald te hebben. Ik nogtans van mijn Eerw. vrow moeders weegen segge, dat twee of drie weeken van nu af uitstel, niet ongaren aan hem werden gegond tot de acceptatieGa naar voetnoot8) van dien, maar dat indien naar dien tijd nog meer wierd gedelayeerd, het selven hier gansch niet wel smaken soude. Dit seg ik in plaatse van alle avis aan U.E., opdat U.E. 't selve gelieve in de beleefste termen aan onsen neef Sr Adr. Vallant bekend te maken; want ik oover een ende deselfde saak, daar ik meen tvooren behoorlike satisfactie gegeeven te hebben, niet soude konnen meer teemen, sonder daarin iet scherps mij te laten ontvallen en dat diend onder vrinden niet.

Dat bewuste agtelose advocaat niet meer diend gebruiktGa naar voetnoot9), soud ik ook aviseren en sooals de saaken leggen, soud ik liever aan partije selfs mijn inclinatie tot een goed accord bekend maken, om kort te weeten, hoe men 't hebben sal.

[pagina t.o. 97]
[p. t.o. 97]


illustratie
Jan van der Voort en zijn zuster Catharina, naar een schilderij van Ferdinand Bol, aanwezig in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen.


[pagina 97]
[p. 97]

Hoe partije op het bequaamste aan te treffen, soude dan 't point bij U.E. in consideratie weesen. Ik kan 't niet langer maken want twee partijen mij hier wagten.

Gisteren avond hebben wij in 't geselschap van mon frère EelemanGa naar voetnoot1) en andere vrinden een tonneken oesters gebeneficeerd, waren seer goed, hebben U.E. met een glaasken gedagt. Versoeken U.E. die gelieve op mijn reekeninge te stellen gelijk ik f 3. - aan Christiaan geteld, op U.E. debito heb gebragt. Mon frère Eeleman sal nog wel agt dagen van Amsterdam zijn.

8. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 9 Maart 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Ik heb voorgenomen dit geheel papier te bekladden, hoewel ik geen reeden hebbe om te schrijven dan om U.E. te bidden de 4 tonnekens goede MarsilisenGa naar voetnoot2) honig ons met den eersten te senden, alsmeede om te weeten, of U.E. sonder eenig ongerief in plaatse van courant geld mij souden konnen accomoderen, indien ik tot extinctie van het laatste termijn in U.E. quame te trekken omtrent de somme van f 3000. - bankgeld, alsoo die rescontresGa naar voetnoot3) ons hier meer voorvallen als in courant geldGa naar voetnoot4), en wat belangd het resteerende soude ik garen hebben geconverteerd, wanneer het avantageust konde geschieden, in Hongerse ducaten, ter somme van seshonderd. Dog ik moet hier niet veel van seggen, alsoo ik hoope mon frère Giovanni in korte hier te spreeken; en kond ik of mijn liefste vliegen, wij souden mon frère Guglielmo ook gaan spreeken om weegens 't bewust pleidooy gesamentlik te beraadslagen. Niet dat wij meenen, alsoo goed ofte beeter raad te weeten als mon frère, maar omdat ons dunkt, dat gewigtige saken altijds seer swaar weegen als men die op sijn eigen houtjen en raad wil uitvoeren; sulks de gewichtigheid eenigsints schijnd weggenomen te werden, als men ook met approbatie van een ander, dien ook aan 't goed ofte

[pagina 98]
[p. 98]

quaad succes geleegen is, daarin ietwas doed. En daarenboven: audaces Fortuna iuvat timidosque repellitGa naar voetnoot1). Soo is men confidenter en assuranter als men niet alleen sijn eigen sinnelikheid volgd. En wat mij belangd, sooals de saak legt dunkt mij dat se nog mag, nog kan blijven leggen, maar dat er in 't korte het besten in moet werden gedaan, waartoe ik hoope mon frère EelemanGa naar voetnoot2) ook het sijne sal contribueren met goeden raad, nademaal de reekening op een einde loopt, sulks sijn EE. misschien op Sondag, immers ten uitersten op Dinsdag hier vandaan sal konnen vertrekken.

Nu wat anders. Hier is een boekjen uitgekomen met den titel van den Herstelden prins van Oranjen in sijne digniteiten van Stadhouder en Capitain Generaal, willende weederleggen het Interest van Holland ende de Stadhouderlike regeeringeGa naar voetnoot3). De autheur laat meer blijken sijn goeden aard of wil ten voordeele der prinsen, alswel eenige bequaamheid om soodaanige sake wel te defenderen, nademaal sijn raciocinatienGa naar voetnoot4) mij swakker dunkken als de voorgaande, den mallen Cromwel uitgesonderdGa naar voetnoot5). 't Gaat teegen Paschen, als wanneer men pleeg te communicerenGa naar voetnoot6), en sal ik raad involgende mijn saak hier leevendig maken, niet sonder apparentie van satisfactie te sullen genieten, te meer, dewijl eenige predicanten weeten, dat ik van eenige politiken, ten einde U.E. bekend, werd aangesogt, en dat deese proceduren teegen mij bij seer weinigen

[pagina 99]
[p. 99]

hier te lande werden geapprobeerdGa naar voetnoot1); immers zijn sij aanstoteliker als die de geesteliken misprijsen te Delft, alwaar de regeerders op de klagte van de heer Welhouk, die sijn dogter uit Ds Bornius huis had gehaald, sonder hem daarop te horen, hem hebben doen aanseggen, dat hij niet meer soude hebben te recipieren ofte gedogen dat 't sijnen huise gerecipieerd wierde juffrouw Agatha Welhouk, op peine dat regeerders teegen hem souden statueren en procederen gelijk men teegen onnutte en ongehoorsame burgers pleegGa naar voetnoot2).

Ons MadaleentjenGa naar voetnoot3) vaart seer wel en van 't Hansken weeten wij niet quaatsGa naar voetnoot4), sulks Gode zij dank alles sig wel laat aansien. Valete.

 

Vandage, gisteren en eergisteren seer schoon weeder.

9. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 16 Maart 1663.

 

Mijn Eerwaarde Broeders. Deese diend voorneementlik om avis te geven van neevens gaande wisselbriefjen van f 1968. - in banco 't U.E. lasteGa naar voetnoot5) te betalen drie dagen naa sigt, 't welk U.E. gelieven te vereeren ende neevens de gedane inschrijvinge mij te aviseren den cours van 't agio opdat ik U.E. voor sooveel moge crediteren, alsmeeden mijnen debiteur hier hetselven ook afvorderen.

Andersints is alles in seer goeden stand alhier. Soo met mijn allerliefste als ook MagdaleentjenGa naar voetnoot6). Nigt Groenendijk

[pagina 100]
[p. 100]

begind te kraken tenzij het een valschen allarm isGa naar voetnoot1). Van Tol, veertig in rade deeser steedeGa naar voetnoot2), is heeden begraven, en segt men dat Mattheus van Akeren sal trouwen met juffrouw van MarkenGa naar voetnoot3); waarmeede eindigd in haast...

10. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 21 Maart 1663.

 

Seer Eerwaarde Broeders. Ik hoor nog van honig, nog van sillerij saatGa naar voetnoot4) dat nu tijdig in de aarde ware, en daarom mij des te meer over het stilswijgen van U.E. deed verwonderen; ende insonderheid als hier nog bijkomt dat ik den 16en deeser hebbe op U.E. getrokken f 1968. - te betalen 3 dagen naa sigt aan signeur Philips den Dopper of ordre, in bancoGa naar voetnoot5), onder versoek mij den cours van 't agio te verwittigen.

Maar ik sal 't in een andere vow slaanGa naar voetnoot6). Het ijs is drie maanden gesloten geweest; alles komt te gelijk den koopluiden met het oopenwater op den hals, die met pleiten en jagen daar en boven soo veel te doen hebben, dat men hun geen brieven van complimenten behoorde af te perssen.

Dit geschreeven zijnde bestelt de schipper ons twee hammen en U. Edeles aangenamen van den 20en. Sulks ik in plaatse

[pagina 101]
[p. 101]

van te expostulerenGa naar voetnoot1) verpligt ben te bedanken, maar ik sal 't mijn liefGa naar voetnoot2) oover geeven, en geloven dat de Rooms Catholiken alsoo veel reeden hebben om te geloven dat de dankseggingen door een allerliefste vriend gedaan alsoo aangenaam zijn als de gebeeden.

Met de honig kunnen wij nog wel wagten alsoo nigt GroenendijkGa naar voetnoot3) in de craam ligt van een seer klein dogtertjen dat gisteren avond is begraven; gelijk eergisteren avond ook begraven wierd ma juffrouw uit den Hage van MystGa naar voetnoot4), aan den kanker ooverleden.

Morgen sal 't agt dagen zijn dat Ds WijngaardenGa naar voetnoot5) aannaam den kerkenraad bekend te maken mijn versoek, te weeten, hoe ik 't nu soude hebben, alsmeede mij rapport te doen; maar heb daarvan nog niets gehoordGa naar voetnoot6).

Of mij raadsaam is bewust privilegieGa naar voetnoot7) te versouken soud ik garen nog naarder ooverleggen, want als ik mij niet soude konnen verseekeren, dat degeenen die daartoe het meeste souden moeten contribueren, mijn doen drukken souden opneemen als een grote dienst den Vaderlande gedaan, soo ware het beeter

[pagina 102]
[p. 102]

dat ik mij stille hieldGa naar voetnoot1); en in allen gevalle als het versogt wierd, moest het gewisselik verkregen worden, of tware ook beter gerust. En van deese omstandigheeden soude de heer H〈endrik〉 van WilligenGa naar voetnoot2) ons best konnen onderrigten, indien het sijn Ed. geliefde sig daarover te informeren; ook soude men konnen de heere de GrootsGa naar voetnoot3) meeninge sonderenGa naar voetnoot4), maar alsoo die in soodanige saken seer ijverigGa naar voetnoot5) is, soude men op desselven avis niet soo vast konnen gaan. Ik soude nu wel den heere pensionaris de Witt gaan spreeken maar de selve soude mij apparentelik het bewuste vergen, dat ik niet geneegen ben te doenGa naar voetnoot6). En om niet in contestatiënGa naar voetnoot7) te raken, sal ik er nog van daan blijven. Andersints als het geraden ware te drukken, ware hoe eer hoe beeter om verscheide reedenen.

De heere advocaat van LeeuwenGa naar voetnoot8) sal het Corpus Juris dediceren aan haer Edel Groot Mogenden; in welke dedicatie hij seer loffelik spreekt van de Vrije Regeeringe ende haer Edel Groot Mogenden aanmaand die aan de posteriteit naa te laten; 't welk hij nogtans niet heeft willen doen dan alvooren den

[pagina 103]
[p. 103]

heere raadpensionaris dat gecommuniceerd hebbende. En dus is die dedicatie op Vergaderinge van Staten nu geleesen geworden met groot applaudissement, naar ik hore.

Ik meende nu den brief te eindigen maar ik moet niet vergeten dat mijn Eerwaarde vrouw moeder 5½ elle goed felpGa naar voetnoot1) begeerd, en dat ik met de ducaten, indien ik ooverkom, garen geladen naar huis soude keeren. Valete.

 

Dese ingesloote op Hoorn zijn E. gerecommandeerd.

11. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 31 Maart des avonds agt uiren 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Naa U.E. bedankt te hebben voor U.E. gewonelik omtrent ons al te obligeant onthaal, seg ik dat wij eergisteren voorspoedig te huis zijn gekomen ende aldaar alles in seer goede stant hebben gevonden, gelijk mon frère en ma seur EelemanGa naar voetnoot2) gisteren ook seer gelukkelik overgekomen zijn, ende mij behandigd hebben onder anderen het pakje sijde taf, waarin ik sie mij te ontbreeken een half stuk rood sijde taf, en dien volgende versoek ik U.E. mij gelieve dat met den eersten te senden alsmeede het rekeningjen opdat ik hetzelfde conform moge aanteekenen.

Hier is niet niews dan dat seeker Sr Hertsbeek, neef van Sr Melchior HertsbeekGa naar voetnoot3) U.E. bekend, een leelik bancroet heeft gemaakt, ende dat de heer prins van Oranien onsen regeerders heeft bekend doen maken dat hij op eenen dag heen ende weeder te Leyden sal komen om in de kermisse onse schutterij te sien omtrekken ende alsdan van gemelde regeerders sijn afscheid te neemenGa naar voetnoot4).

[pagina 104]
[p. 104]

Mijn liefste en MagdaleentjenGa naar voetnoot1) varen seer wel, gisteren en vandage is het seer schoon weeder geweest. Valete.

 

Soo als ik gewagt wierd om het maal en dienvolgende is dit allesints abrupt geschreeven.

12. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 11 April des avonds 9 uiren 1663.

 

Seer Eerwaarde Broeders. In het sijde taf heb ik wel gevonden de twee bewuste bladen, maer omdat die niet danGa naar voetnoot2) het minste gedeelte van dat subject beschrijven, versoek ik dat U.E. gelieve die papieren weederom in te sien, en mij met den eersten toesenden wat daar van ontbreekt. Ik hoop U.E. sullen acceptatieGa naar voetnoot3) hebben bekomen van signor Gisberto van Goor weegens het U.E. door Jan Smaak behandigd briefjen en versoek ik dat U.E. dit ingesloten briefjen van f 2000. - gelieve te vertonen aan seigneur David de Neuville. Wijders versoekt men, dat ik soude neevens een pakjen van 14 grofgreinenGa naar voetnoot4) senden 50 ℔ ballaines des plus belles, que si cela se peut ajuster avec le ballot camelot en faut prendre 100 ℔. Ik twijfel niet of het is ballein of walvisbeen sooals men segt of sooals ik voor deesen heb geschreeven ‘les fanons des balleines’Ga naar voetnoot5) en vermits het is voor mijn goede vrinden, versoek ik U.E. gelieven hetselven voor mij te kopen, maar indagtig zijn dat het neevens een pakjen diend te werden ingepakt om de langte te considereren die van twee ellen niet sal halen. Indien een schip op St Sebastiaan in ladinge legt, sal mij lief zijn dat te horen. De sajen sijn lest tot 91 st. verkoft.

Dat weegens den vermeenden delinquant de spillen in de asse leggenGa naar voetnoot6), is mij leet om te hooren, maar nog veel meer is mij leet, dat ik vreese dat een onnosel gevangen voor den behoreliken tijd alhier misschien sal uit het gevangenhuis gedreven werden teegen de inclinatie van alle sijn liefste vrinden

[pagina 105]
[p. 105]

en insonderheid van vader en moederGa naar voetnoot1) om rond uit te seggen. Sondag is het agt dagen geleeden dat mijn liefste van twee mannen te sien vegten ietwes verschrikte en twee dagen daarnaa kreeg sij eenige seer weinige openinge met pijn in de lendenen 'twelk 2 ofte drie dagen hebbende opgehouden. Sondag lestleeden des avonds weer heeft hervat met seer kleine vloeiing; en nogtans meend mon frère EelemanGa naar voetnoot2) (die Maandag t'Amsterdam denkt te sijn), dat het op een misval zal uitdrajen. God geeve ons het besten en zij gedankt, dat het sig nog soo wel laat aansien, dat geen perykel als van het vrugjen schijnd te zijnGa naar voetnoot3). waarmeede naa hertelike groetenisse ook van mijn liefste die Magdaleentjen bakerdGa naar voetnoota).

 

Nu vier dagen naa een windig weeder en vandage ook sneew. Ik had vergeeten U.E. te bidden voor mij te tellen door ordre van madame Mitz en monsieur Pierre Raillard van Basel aan messieurs Jacques et Daniel de Win f 115. - courant geld.

13. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 14 April 1663.

 

Seer Eerwaarde Broeders. Schreef ik gisteren haastig, nu niet min, want soo eeven de klok elve geslagen zijnde, doed mijn lief kopen twee stukjens graasde boterGa naar voetnoot4), die sij wenscht U.E. wel smake moge en hier neevens in een pot gaanGa naar voetnootb).

Wijders is het reedelik, het vloeien houd gansch op, dog is 't vrugjen nog niet afgeschoten, dat met patientie verwagt werdGa naar voetnoot5).

Mon frère EelemanGa naar voetnoot6) sal op Maandag niet konnen verreisen, alsoo een nigt oover wiens kinderen sijn E. voogd is alsdan begraven sal werden of misschien Dinsdag.

[pagina 106]
[p. 106]

14. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 25 April 1663.

 

Seer Eerwaarde en Lieve Broeders. God zij geloofd dat ik mag schrijven goede tijding weegens mijn liefs dispositie, die soodanig is, dat sij in 't bedde niet meer te houden is, en nogtans is haar nog nietwes ontschoten dan seederd gisteren en heeden meer waterachtig of slijmig bloed. Sulks ik mij laat voorstaan het vrugjen daarin sal werden geconverteerdGa naar voetnoot1). Mon frère EelemanGa naar voetnoot2) meend mergen te vertrekken, die zal U.E. meer particulariteiten konnen seggen.

Het poil de sojeGa naar voetnoot3) behaagd mij soo wel, dat ik er seeven elle van versoek. Alsmeede versoek ik dat U.E. gelieve van mijnentweege messieurs J. et D. de Win aan te spreken en haar tellen de somme hier voor deesen vermeldGa naar voetnoot4), die stellende in credito van madame Mitz et monsieur Pierre Raillard te Basel 〈ik soud aan haar schrijven maar heb nu geen tijd en morgen vroeg gaa ik naar den Hage〉. Alle de sajen zijn nu gekoft, soo haast geverft zijn, werden U.E. gesonden. Van Amsterdam is te Genèven een jongman genaamd Roseveld, en werd mij gevraagd naar de geleegentheid van sijn ouders. U.E. gelieve dat bij geleegentheid mij te aviseren. Mon frère Eeleman komt als doctor en als reisiger sijn afscheid van de sieke neemen, waarom ik uitscheide, naar U.E. den ingeslote gerecommandeerdGa naar voetnoota) te hebben. Valete.

15. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 6 May des avonds 1663.

 

Eerwaarde Broeders. U.E. aangename van den 4en deses is mij ter behorelike tijd behandigd, sulks ik U.E. weegens de goede wenschen Hansken aangaande bedanke, maar de saak en is nog soo klaar niet, want eergisterenavond wierd mijn liefste met een sterke vloet eenige brokken geronnen bloeds quijt, gelijk ook eeven agt dagen te voren was gebeurd;

[pagina 107]
[p. 107]

en hoewel 't selven dadelik daarop sulks stilde, dat maar een seer geringe sijpeling overbleef, en tot heeden oovergebleeven is, so doet het mij eevenwel meer twijfelen of Hansken op stapel sal konnen blijven, immers kan de moeder ingevolge soo sterk niet werden als andersints geschieden soude ende is in allen gevalle dienstig, dat sij haar lighaam niet te seer beweege of verroere totdat wel agt ofte tien dagen naa een wel is geweest. Sulks hoewel sij nu seer wel is, U.E. nogtans eigenlik sullen konnen besluiten, hoe seer ongeraden het soude weesen ons Pinxterfeest bij U.E. te houden, ende dat wij het sullen uitstellen tot de eerste beetere geleegentheid.

De heer prins van Oranjen is gisteren hier gekomen en op den selfden dag heb ik gekoft of gekreegen een boekjen groot 23 bladen klein gedrukt genaamd ApologieGa naar voetnoot1), tegen den Prinseliken HerstelderGa naar voetnoot2), alwaar seer in 't breede de ondienstigheid van een stadhouderlike en capitains generaals regeeringe, en boven alle die van den jegenwoordigen prinse werd beweerd; alsmeede werd er gewag gemaakt, dat in korte dagen nog een ander boekGa naar voetnoot3) teegen Hollands opkomsteGa naar voetnoot4) ende den Bedenker ofte ToetzeGa naar voetnoot5) sal aan den dag komen, alsmeede nog een ander van 't princelik HofGa naar voetnoot6). Het spreekt ronder voor de

[pagina 108]
[p. 108]

vrijheid ende teegen het interest particulier der princen van Oranjen, als door eenige privee pennen tot heeden is geschiet. Ik meen, dat het hier maar in stilte verkoft sal werden, soolange de prins hier is, en dat is voor de gemeene saak en rust best. Wat op deese vergaderinge tot naadeel des prinsen is geresolveerd, weet ik nog niet omstandiglik.

Op de weeskamer is nog geen nieuwe secretaris. Mr Simon van LeewenGa naar voetnoot1), die sig allerlest geopenbaard heeft, schijnd wel de oppassensteGa naar voetnoot2). De tijd sal 't leeren.

Het poil de soieGa naar voetnoot3) heb ik nog niet ontfangen; waar 't aan schort weet ik niet, maar wel, dat ik onveranderlik sal blijven.

 

Gisteren en vandage seer goed soel groeisaam weeder. Onse groetenisse aan mon frère en ma soeur Eeleman, alsmeede aan mon frère Tollenaar, door wien ik onlangs twee ingeslote van Danzig met le en 2e wisselbrief wel heb ontfangen.

16. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 8 Mey 1663.

 

Seer Eerwaarde Broeders. Op U.E. aangename van den 6en deeses vald te seggen, dat onmogelik is, bewuste heeresajen teegen gemelden tijd gekoft, 'k laat staan gevold en geverfd te hebben. De weduwe van Beremaeus Martin heeft gesegt mij naader schriftelik bescheid weegens d'assignatie op VaillantGa naar voetnoot4) te sullen brengen, en indien 't selven niet uitwerkt de betalinge, dat sij alsdan selfs sal overkomen, om Vaillant daar toe te brengen. De moeder en dogter protesteerden beiden, dat U.E. in 't geheel betaald souded werden, en ik geloof sooveel niet de woorden, alswel de saak die 't mij waarschijnlik maakt, namentlik, dat een yder segt sij seer wel betalen kan uit hare effecten, en dat sij sig beeter opschikt als sij pleeg in kleeding, waaruit ik presumeer, sij garen weederom houweliken soude en dat om onderentusschen haar goed te rade te houden is bij haar moeder gaan wonen. In allen gevalle sal goed weesen haar gedurig te perssen.

Ik meen dat de prins heeden stillekens vertrokken is en

[pagina 109]
[p. 109]

segt men hij in de somer eenige weeken weederom hier komen om alsdan sijn afscheid te neemen.

Mijn liefste is weederom soo wel, dat al begind te spreeken hoe te doen, als wij naar Amsterdam sullen reisen, maar ik gis, dat het ten besten gaande nog meer als agt dagen sal aanlopen, want nog eenigsins vloeidGa naar voetnoot1). Mon frère Eeleman heb ik gesien, maar niet gesproken, en mon frère Tollenaar heb ik nog gesien, nog gesproken, hoewel mij dunkt ik nu de naaste ben, daar hij sijn logement behoorde te neemen, maar 't schijnd jonge luiden andere gedagten hebben, immers andere compagnie maken, en die trekt.

Alles is hier Godlof seer wel. De geconcipieerde articulen over bewuste geprojecteerde negotie, met eenige annotatien daar op, sal ik mon frère Eeleman meede geeven of wel senden, indien ik se selfs niet breng, want ik niet meen dat er groote haast in isGa naar voetnoot2).

17. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 17 May 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Seederd drie ofte vier dagen heeft mijn allerliefste beginnen te klagen van pijn en stijvigheid aan hals en schouderblad, 't welk ik gisse een ongemak te zijn, dat uit koude veroorzaakt is, en hoewel het anderen naar wensch gaat, niet of zij ter halver dragt maar met den eersten wareGa naar voetnoot3), en het buikjen schielik seer aangewassen is, soo derven wij nogtans niet beloven op Saturdag aanstaande oover te komen, ten ware die stijvigheid als dan verdweenen ware.

Ondertusschen versoek ik U.E. gelieve dit wisselbriefjen van 200 ducaten aan monsieur Jean Matthieu ter acceptatieGa naar voetnoot4) te vertonen en geaccepteerd zijnde tot onse overkomst bij U.E. te houden.

Hier is niet nieuws. Onse predikanten conformeren sig teenemaal met het reglementGa naar voetnoot5), den prins van Oranjen segt men buiten kennisse van onse regeerders vertrokken te zijn. Dat onse pensionaris soo is gepostponeerdGa naar voetnoot6), doed in 't generaal

[pagina 110]
[p. 110]

alle borgers hier geloven, dat onse regeerders gansch naar de vrijheid hellen; en heb ik tot nog toe niemand horen spreeken ten voordeele des gepostponeerden, men segt dat hij seer qualik tevreeden is en afterGa naar voetnoot1) het hoofd voor onsen regeerders niet in schoot legt. Sijn geallieerden te Delft verbergen haar misnoegen over onse regeerders niet en mij dunkt het nu voor hem geraadsaamst ware sig op het besten naar de in(c)linatieGa naar voetnoota) der regeerders te voegenGa naar voetnoot2). De groetenisse aan mon frère en ma seur Eleman als ook aan mon frère Tollenaar, in der ijlGa naar voetnoot3).

18. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 26 Junij 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Door U.E. aangename van den 24en deeses sie ik U.E. ongemakken door Gerritjens afweesen, die niet dan op Sondag den Engelsen pisbekijker hebbende konnen aantreffen, gisteren van sijn medicamenten seer heeft gepurgeerd, en heeden een restauratif drankjen drinkt in drie pausen, sullende morgen volgens ordre weederom haar water laten besien om een finaal vonnisse te krijgen. Hij segt alles uit koude te ontstaan ende indien deese somer geen remedie doed, welligt den geheelen winter seer qualik sal weesen. Morgen sal sij 't naarder horen en naar ik gis overmorgen te huise bij U.E. zijn.

Het wisselbriefjen ten laste mejuffrow ElemanGa naar voetnoot4) is mij betaald en U.E. derhalven met f 500. - gecrediteerd; het geaccepteerde briefjen ten laste Sr Pr van der Cruis is mij geworden en soude mij lief sijn het andere ten laste Sr Nicolas Hofman ook te ontvangen, alsmeede te verstaan of Sr J. Burlamachi de f 1100. - heeft geteld. De weduwe van B. Martin meen ik heeden te gaan spreeken. U.E. gelieve de vier stukjens rood sijde lint neevens het boekjen voor Van Sorgen mij te senden; ik sal Gerritjen geld geeven om die stukjens te betalen. Men meend niet dat de armijneGa naar voetnoot5) dalen sullen, en als

[pagina 111]
[p. 111]

men er soude begeeren moest men allengs kopen, en er uit scheiden als men sage die steigeren souden, en vermits mij heeden occasie is voorgevallen heb ik op U.E. getrokken 1200 guldens te betalen aan de ordre van Jan des Rameaus drie dagen naa sigt, om die penningen hier te besteeden ende alsdan met U.E. te rescontreren, 't sij met die sajen, want ik die op de eerste marktdag soude beginnen in te kopen mits U.E. alvorens 't selven commandere en hoeveel, of wel soud ik 't op reekeninge ontfangen ende U.E. met papier betalen, gelijk hier per provisie neevens gaat een wisselbriefjen van Rd. 250. - courant drie weeken naa sigt te betalen ten laste Sr Joannes Provoost, dat U.E. gelieve te vertonen en in te vorderen.

Brunsdorp, 40 in radeGa naar voetnoot1), werd heeden begraven met stasie, hoewel het des avonds beeter had gepast. Men segt van weegen de kerkeraad door de heer Horenbeek een brief was ingesteld om SchaakGa naar voetnoot2) te beroepen - die haar A.A. soo weinig behaagde, dat de magistraat door D. CabbeljawGa naar voetnoot3) een ander heeft doen instellen, die soo neevens der politiken missive is voort gesonden. Onse predikanten hebben eenpariglik gebeeden, dat God de Heer het herte des beroepene (D. Schaak) leeraars soo geliefde te stiven, dat mogte werden gedisponeerd het beroep aan te nemen. In somma: het gebed is een wagen van allervoeren. Aan mijn heer Gabry soude U.E. bij gelegentheid nog konnen seggen, dat ik seederd nog meer en meer bevestigd werde van het quaad comportement des bewuste persoons. Sulks die van een AlgoazulGa naar voetnoot4) wilde beseeten werden hem tot man soude konnen neemen.

Alles is Gode zij lof seer wel alhier. De stokvis lingGa naar voetnoot5) heeft soo wel gesmaakt, dat de huisgenoten van mon frère Jacob gisteren eenpariglik verklaarden nooit soo goeden te hebben gegeeten, ik wenschte het gedresseerd reekeningjen daar van te hebben alsmeede van de wijn moerGa naar voetnoot6) om aan te teekenen ende alsdan een gedeelte daar van in te vorderen.

[pagina 112]
[p. 112]

Hier loopt het gerugt dat Pr van TienenGa naar voetnoot1) apparent pensionaris van Haarlem werden sal. Ik kan niet geloven dat het los humeur soo seer de mode sal werden, dat men die tot regeerders van 't land sal gaan uitkiesen met lantaarnen, in de seedigste steeden, het soude regt weesen Stulti dum vitium fugiunt in contraria curruntGa naar voetnoot2).

De gebuggelde juffrouw SwaanswijkGa naar voetnoot3) is de bruid met Dr Schimmelpenning van den Hage, die omtrent 8 jaren jonger is. Soo eeven segt mijn liefste, dat Gerritjen morgen hare geordonneerde flesse niet sal hebben uitgedronken en dienvolgende niet voor Vrijdag soude konnen komen, indien sij d'ordre van den Engelsen Meester naar komt en dienvolgende indien U.E. dat niet gevald, moeste het met den eersten werden geschreeven, dog in allen gevalle medicineerende soude sij U.E. geen dienst konnen doen. De sajen sijn heeden ses groot opgeslagen en graag tot sc. 87½ verkoft. Waarmeede ik soude eindigen, indien ik niet indagtig wierd, hoe hertelik en wel ik en mijn geheele familie wel 5 weeken lang van U.E. is onthaald geweest; sulks ik wel onbeleefd zoude zijn, indien ik U.E. niet hertelik bedankte en versogte dat U.E. geliefde de aller eerste occasie waar te neemen om ons ingelijk te versoekenGa naar voetnoot4), opdat wij weederom hiernaa deselve vrijmoedigheid souden mogen gebruiken.

 

Seedert Vrijdag seer schoon weeder, maar 't heeft nu den ganschen dag gereegendGa naar voetnoota).

19. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 2 Julij 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Ik sal tegelijk antwoorden op U.E. aangename van den 29 passato en 1 deeses, dat ik het lind met het manuscript heb ontfangen en volgens U.E. begeeren aan Sr van Sorgen overgeeven, soo wanneer hij uit den Hage sal weedergekomen weesen. In de sajen sal ik voor U.E. sonder naarder ordre niet doen, dog verwagten het briefjen ten laste

[pagina t.o. 112]
[p. t.o. 112]


illustratie
Pieter de la Court, C. 1618-1685 naar een schilderij van Fr. van Mieris, gecopieerd naar Abr. v.d. Tempel, aanwezig in het Museum Willet-Holthuysen te Amsterdam.


[pagina 113]
[p. 113]

Nicolas Hofman en vermits ik gisse U.E. voor mij in verschot sullen weesen, versoek ik U.E. gelieve de twee ingeslote wisselbriefjens in te vorderen ende mij daarvoren crediteren, namentlik weegens Sr Gerard Calden met f 336. - 13. - en weegens 't briefjen ten laste Jan Mattheus met f 503. - 15. -, Het ingesloten schrifjen van Sr I. Coedijk heb ik gesien, waarop seg, dat duisend pond voor welke mijn Eerw. broederGa naar voetnoot1) en ik gesamentlik souden participeren, gereed zijn. Sulks deselve daarvan soude konnen disponeren onder soodanige conditie en seekerheid als U.E. voor U.E. selve 〈ik meen mon frère Guglielmo〉 sal goed vinden. Eergisteren schreef ik een briefjen, dat niet is voortgegaan, alsoo mijn liefste een ¼ booters voor U.E. meenende in de halle te kopen aldaar niet konde teregt raken. Anders soude ik tot heeden van schrijven niet hebben gewagt, also ik gisse Gerritjens rapport U.E. niet sal hebben gevallen, en het nu Gode sij lof seer wel is met mijn lieve huisvrow ende de gansche familie. De aanstaande Saturdag heeft onsen boer aangenomen U.E. een goed ¼ vat booters te leeveren. Mij soude lief sijn te verstaan, of eenig schip op Nantes aanlegt, alsmeede of U.E. voor mijn Eerw. broeders reekeninge dat resjen op Antwerpen hebben getrokken. Heeden heeft deselve aan sijn E. correspondent aldaar nog vermaand of gewag gemaakt, dat U.E. op hem souden trekken of getrokken hadden. Waarmeede ik afbreek, alsoo met mijn liefste ons avondmaal bij een vrind gaan doen.

 

Heeden en gisteren seer ongestadig en regenagtig weeder.

20. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 4 Julij 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Eergisteren was mijn laatste aan U.E. met twee ingeslote wisselbriefjens het een ten laste Sr Geraard Calden, en het ander ten lasten Jan Mattheus teneinde U.E. geliefde de selve te doen invorderen. Seederd van U.E. niets vernomen, sulks deese diend om antwoord op mijn voorgaande, alsmeede om U.E. te versoeken dit ingesloten wisselbriefjen van f 2200.- ten laste Sr Joris van Waerden te vertonen ende daarenboven U.E. indagtig te maken voor onse twee balen sijde het besten te doen om die a pris courant en

[pagina 114]
[p. 114]

als voor eigen, te verkopen, mij staat niet voor meer als eene bale gesien te hebben, en vermits ik in t' overdragen der partijen sie dat ℔ 14 sopra tara gegeven is, voor eenige grove sijde, soo wil ik hopen die alle te weesen in de bale die ik gezien hebbe, en dienvolgende versoek ik U.E. gelieve de qualiteit van de andere wel aan te merken en mij daarvan ook aviseren. Wij verwagten nog van Smirnen met het eerste convoy twee balen sijde ardassette ofte serbatti ardasseGa naar voetnoot1), waarmeede wij hopen beeter te staan; alsoo die niet in trocqueGa naar voetnoot2) maar om onse penningen niet leedig te laten door onse vrinden motu proprio zijn ingekoft seggende hetselven raadsamer te hebben geoordeeld als die aan turks garen te besteeden volgens onse gegeeve ordre - dog de tijd sal 't leeren.

Sr van Sorgen heeft U.E. manuscript gekreegen op toeseggingen van niet dan met U.E. goed vinden het selve ten bosscheGa naar voetnoot3) te sullen met sig neemen, en dat hij daar oover U.E. soude schrijven. Mijn allerliefste continueerd seer wel te zijn, alsmeede ons Magdaleentjen, sulks ik soude verhopen, indien U.E. alsmeede nigte M〈aria〉 de WittGa naar voetnoot4) en neef WilhelmusGa naar voetnoot5) ons de aanstaande weeke quame versoeken, waartoe ons eenige hoope is gegeeven door een missive van haar E. dat mijn lief in staat soude weesen om sig in 't geselschap van soo goede vrinden te konnen vermaken. Het spijt mij dat dien losen VlakGa naar voetnoot6) soo qualik uit te wasschen is - en U.E. soo veel werks geeft dat de vrinden soo dikwils niet werden versogt als sonder dat soude geschieden. Hier is gansch niet niews, ooversulks sal ik eindigen met de groetenisse ook van

[pagina 115]
[p. 115]

mijn liefste, aan alle goede vrinden insonderheid aan mon frère en ma soeur EelemanGa naar voetnoot1) en mon frère Tol〈l〉enaarGa naar voetnoot2).

 

Ik had vergeeten dat de weduwe B. Martin mij in de voorleede weeke beloofde U.E. t' Amsterdam te gaan spreeken om met Vaillant een einde te makenGa naar voetnoot3).

21. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 8 Julij 1663.

 

Eerwaarde Broeders. U.E. aangename van den 6en en 7en deeses sal ik tegelijk ende in der haast beantwoorden met te seggen, dat mij lief is de bale ardasse sijdeGa naar voetnoot4) is verkoft en dat ik verwagt U.E. specificere wat no het zij. Weegens de ardassette sullen wij moeten patientie neemen, of disavouerenGa naar voetnoot5) tgunt buiten en teegen ordre gedaan is, daar ik nogtans niet ligtvaardig pleeg te resolveren.

Het protest tegen A. Vallants non-betaling was onnodigGa naar voetnoot6). Mergen gaan mon frère en ma seur La CourtGa naar voetnoot7) naar Amsterdam, die misschien sullen U.E. spreeken om de pereltjens van 31 st. te sien en te kopen. Weshalven mijn liefste begeerd ik U.E. schrijve deselve tot gemelde prijse maar niet tot minder te verkopen. Wijders segt sij U.E. lang afweesen van hier ten goeden te konnen neemen indien 't uit vrijadje ontstaat maar anders niet, sulks dat niet sijnde sij sonder eenige excusie U.E. garen hier neevens de goede vrinden van Dordregt soude hebben. De gesondheid is Goode lof seer goed gelijk mon frère Jacob breeder sal konnen seggen, die wij ook breeder met de groetenisse belastenGa naar voetnoota).

[pagina 116]
[p. 116]

22. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 13 Julij 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Omdat weegens de boter die Saturdag lestleeden is gesonden nog vlootjenGa naar voetnoot1) nog antwoord te rugge komt, twijfeld mijn allerliefste of die ook wel besteld is; immers laat sij sig voorstaan dat ze niet wel smaakt, naademaal men er soo weinig omdenkt, en uit vreese of dat mogte sijn of wel, om beeter te seggen, omdat sij 't het voorleede jaar met een 's Gravensandse kase beeter treffede, soo versoekt sij dat U.E. gelieve deese als een gering present aan te neemen en niet te recompenseren met een Edamse als voordeese, want sij dat soude opneemen alsof met opset van U.E. gewonelike mildadigheid gaande te maken dit gering kaasjen wierd geloofd vereerd te werden.

Naadat ik dit had geschreveen, is mij behandigd U.E. aangename van den 12en deeses en gaat eevenwel voort. Voor U.E. niews bedanken wij, en is hier niet niews dan dat advocaat van LeewenGa naar voetnoot2) voor sijn swager, alsoo die bij Dijkgraaf en Heemraden verdagt is bewusten brief 't haren naadeele geschreeven te hebben, te Hoof heeft verkreegen een Mandament penaalGa naar voetnoot3), waarmeede Dijkgraaf en Heemraden, indien sij eenige actie meenen t' sijnen laste te hebben, werd geïnjungeerdGa naar voetnoot4) die te intenteerenGa naar voetnoot5) voor Scheepenen deeser steede. Jan Smaak wagt en ik scheid er uit.

23. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 14 Julij 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Gisteren schreef ik seer haastig met Jan Smaak en nu heb ik niet meer te seggen, dan dat ik U.E. weegens het ¼ vat boters heb gedebiteerd met f 25:13:8,

[pagina 117]
[p. 117]

alsmeede dat ik versoek U.E. gelieve dit neevens gaande briefjen van Dl.Ga naar voetnoot1) 600.- st. 32⅞ in te vorderen ende op mijn rekeninge te stellen. Niews: de Dijkgraaf en Heemraden van Rijnland hebben heeden Prs Ravens, ScherpenbrandGa naar voetnoot2) en andere ingeseetenen deeser steede afgevorderd getuigenisse der waarheid, die eenparig dat hebben geweigerd. Verscheidene dorpschouten waren ook geciteerdGa naar voetnoot3), die alle verklaard hebben wat propoosten heeden agt dagen geleeden in de bijeenkomsten over de missive waren gepasseerd. De Dijkgraaf seide in het particulier de niewe in Mey lestleede gemaakte keure te houden voor geannuleerd ende dat hij die niet soude executeren. Vraagde wijders, of sij klaagde ofte klagen hadden oover sijne exactiën. Eenige seiden neen, anderen dat sij er niet op konden antwoorden. Dit sijn toegeeven op soo onlangs voorgaande rigueurGa naar voetnoot4) ontstaat, doordien gisteren en nog heeden bij Borgemeesteren en heeren van den Geregte seer ernstig hierover is gebesoigneerd; en sijn verscheide practisijns, ook S〈imon〉 van LeeuwenGa naar voetnoot5), oover deese saak naaw onder-

[pagina 118]
[p. 118]

vraagt, ook in 't particulier of er memorie was, dat Dijkgraaf en Heemraden hier over de ingeseetenen soodanige jurisdictie hadden voordeesen geexerceerd, die hebben verklaard neen. Sulks het wel op een complainteGa naar voetnoot1) mogte uitdrajen. Onderentusschen sullen naar ik hoor de doleanciers voortgaan met hare E.G.M. oover de exactiën des Dijkgraafs en sijn compositiënGa naar voetnoot2) in het slagturven te klagen. God de Heer geeve de arme verdrukte gemeente verligting.

Alles is hier seer wel. Mijn allerliefste is beeter als in een geruimen tijd is geweest. De oude juffrouw BienaiméGa naar voetnoot3) is ook seer wel. Van onser vrinden van Dorts komste hebbe niet gehoord, waarmeede naa hartelike groetenisse en toewenschinge alles goeds ik eindig.

 

Eergisteren nagt reegende het bijnaa den ganschen nagt, gisteren viel weinig of geen nat, heeden is het schoon weeder geweest tot agt uuren des avonds als ik dit schrijf en is het nog.

24. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 18 Julij 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Uit U.E. laatste heb ik met leetweesen verstaan hoe boosaardig en onbeschaamdiglik dien SchandvlakGa naar voetnoot4) continueerd U.E. moeite aan te doen en door mon frère EelemanGa naar voetnoot5) heb ik gisteren met sonderling genoegen verstaan de goede apparentie, die er was dat sijn boosheid t'onsen

[pagina 119]
[p. 119]

voordeele soude gedijen, en overmits ik heeden geen missive van U.E. bekome begind mijn hope ietwes te dalen, dog met eenige verwagtiginge dat ik morgen daar van naarder seekerheid sal krijgen, alsmeede dat U.E. mij gelieven sal te senden het wisselbriefjen van f 2200.- ten laste Sr Joris van Waarden en het bootervlootjen om welke beiden iterativelikGa naar voetnoot1) is geschreeven geweestGa naar voetnoot2).

Onse gesondheid aangaande is naar wensch, voorneementlik die van mijn allerliefste, hoewel mijn eerwaarde vrow moederGa naar voetnoot3) heeden om een ooverval van catharre genoodzaakt wierd een bruiloftstafel te verlaten en het bedde te soeken, soo is 't nogtans nu soo wel, dat ik hoope morgen haar EE. neevens de andere vrinden aan mijn tafel te sullen onthalen ende op U.E. gesondheid drinken. Van onse vrinden van Dordregt heb ik tot mijn verwonderinge nog niets gehoordGa naar voetnoot4). Indien mon frère Eeleman naar den Hage gaat, sal ik versoeken sijn E. mijn berigte of deselve aldaar zijn. Hiermeede sal eindigen, naar wenschinge alles goeds, ook van weegen mijn allersoetste Catrijntjen, U.E. lieve suster, en bijnaa soud ik er bijvoegen van weegen ons vlugge ergeGa naar voetnoot5) Madeleentjen StokmansGa naar voetnoot6), dat nog dikwils van pitom en andere ome spreekt. ValeteGa naar voetnoota).

 

U.E. gelieve deesen ingesloten met de eerste geleegentheid te bestellen op Lissabon.

25. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden 1 Aug. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Het is nu half neegen uren geslagen soo als ik kome uit den Hage alwaar ik den here president PauwGa naar voetnoot7) hebbende gerecommandeerd te letten op eenige requesten die VlakGa naar voetnoot8) soude mogen ons aangaande presenteren,

[pagina 120]
[p. 120]

en daarop niet was te disponeren sonder ons alvorens te horen. Wijders daar over heb gesproken met den heer griffier CaawGa naar voetnoot1), die mij seide dat Vlak alreede een request had gepresenteerd wiens inhoud hij niet, maar wel het apostilGa naar voetnoot2) geleesen had waarmeede hij wierde gerenvoyeerdGa naar voetnoot3) tot de schepenen van Amsterdam en naadat ik sijn E. ietwes van 't gepasseerde had voorgedragen ten einde de heeren van den Hogen Rade mogten des te circumspecterGa naar voetnoot4) sijn in alle versoeken die Vlak ons aangaande soude mogen doen, seide en antwoorde sijn EE. wij kennen den cabbouter en sijn konsten wel.

Sulks ik het hier meede heb laten berusten, en dan met mijn lief gegaan ben om mejuffrowen onse nigten te besoeken, die hebben beloofd des Vrijdags alhier te sijn ten ware eenig belet quameGa naar voetnoot5). Ik weet niet niews dan dat Lambert de Vries brouwerGa naar voetnoot6) heeden ooverleeden is. Valete.

 

De heer Caaw seide mij ook, alhoewel Vlak garen een ander appointementGa naar voetnoot7) soude hebben gehad, dat hij nogtans sig veinsde daar wel meede tevreeden te sijn, en ik bedankte de heeren ook van het selfde met beeter herte en dat kon van zijn E. beeter werden gevat, alsoo ik eeven had verhaald dat de heren Scheepen niet dan door dieners haar EE. appointement hadden konnen intrekken. Hierneevens gaat de insinuatie terugge.

26. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 7 Aug. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Soo dadelijk bekome van Nantes de seconda wisselbrief ten laste Sr Joris van WaardeGa naar voetnoot8), alsmeede

[pagina 121]
[p. 121]

bijgevoegd briefjen ende avis dat messieurs van Armeyden et Compagnie U.E. op een niew hebben versogt bewust briefjen te presenteren aan Sr Pieter Bek ende de betalinge van dien invorderen, sulks opdat hetselven soude mogen geschieden ik U.E. hetselven geendosseerd weesende terugge sende, sullende van het gevolg prompt avis verwagten. Wijders sal mij aangenaam zijn te weeten of men thans tot reedeliken prijse goude hongarise ducaten soude konnen bekomen. Ende eindelik moet ik naar groetenisse van onse lieve nigte de Wit seggen haar E. seer lief sal weesen, indien U.E. gelieve te besorgen dat haar EE. op Dordregt werde toegesonden ℔ 25 soodanige stokvis lengGa naar voetnoot1) als wij hebben, neevens den prijs, die ik weegens de onse ook verwagtende mij seg -.

 

Mijn eerwaarde vrow moeder is seer pijnelik weegens een colik die deesen gehelen dag heeft geduurd, de goede God geve haar verligtingGa naar voetnoot2).

27. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 9 Aug. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. U.E. aangename van den 8en deeses is mij deeses ugtent geworden, waarop niet dan d'acceptatie ofte non acceptatie des bewusten briefs en in gevolge U.E. avis aan de vrinden van Nantes garen verstaan salGa naar voetnoot3) en nu vald niets te seggen dan dat wij gereed zijn een glaasken op U.E. gesondheid te gaan drinken. Dus spreek ik komende van mijn eerw. vrow moeder die warelik niet buiten perikul isGa naar voetnoot4), maar vermits erger is geweest, dunkt ons, dat wij haar EE. bijnaa gewonnen hebben, namentlik eergisteren en gisteren alsook deesen geheelen dag tot 4½ uiren is sij geweest sonder eenigen aftrek, hoewel settpillen en clisteren alsmeede

[pagina 122]
[p. 122]

andere purgantia iterativelik zijn gebruikt geweest, waarbij gisteren korts en sprowGa naar voetnoot1) beginnende te komen en dat vrij hard, scheen bijnaa alle hoop verloren, dog heeden is de koorts wat geminderd en aftrek naa wensch gekomen. Sulks indien er kragten zijn oovergebleeven om nog eenige koortsen ofte sprow teegen te staan, ik soude hoopen alles wel gaan sal. Onderentusschen versoek ik U.E. ons gelieve te senden om ingeval de patient des mogte van noden krijgen vijf ofte ses pommes de chine, alsmeede 2 ofte 3 soete limoenen ende dat met den allereersten, dog onder beding van deselfde op mijn reekeninge te setten of wel onder expresse verklaring van hier naa in geen geval ietwes door U.E. te sullen ontbiedenGa naar voetnoot2), jaa ook niet mijn lieve CatrijntjeGa naar voetnoot3), waarmeede met haast en naa groetenisse van onse eerw. nigteGa naar voetnoot4) aan U.E. particulierelik ik eindig.

28. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 29 Aug. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Hier neevens gaan twee wisselbriefjens, een op sigt ten laste van Sr Isaac Passavant van f 2000.-, het ander van Herman Claassen Strijen van f 429.-9.-, welke U.E. gelieve in te vorderen en op mijne rekeninge te stellen en daar teegen versoek ik U.E. gelieve mij te aviseren den cours van 't bankgeldGa naar voetnoot5) om in confirmité van dien alhier mijn briefjen goed te doen. Daar en boven versoek ik U.E. mij gelieve de toekomende weeke te senden drie honderd wigtige goude ducaten en dat per ordinary veerschipper. Eindelijk gelieve U.E. neevens te sien een assignatie van de weduwe van Barthelemy MartinGa naar voetnoot6) ten laste monsieur Gilles d'Emmerin van f 248.-6.-. Ook soud ik indien 't den tijd toe liet schrijven aan mon frère J. EelemanGa naar voetnoot7) 't gunt U.E. neevens ingeleide briefjen gelieve te communiceren. Valete.

 

Alles is hier God lof in goeder gesondheid; ook Mr Fowler.

[pagina 123]
[p. 123]

29. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 31 Aug. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Hier neevens gaat een vierdedeel boters, dat elf schellingen waardiger is als het voorgaande; U.E. gelieve het vlootjen met den eersten weeder te sendenGa naar voetnoot1), alsmeede mij te aviseren, of de 2 lest gesonde wisselbriefjens, het een ten laste Sr Passavant, het ander ten laste H〈erman〉 van StrijenGa naar voetnoot2) U.E. zijn ter hand gekomen, en wat cours het bankgeld zij.

 

Alles is hier seer welGa naar voetnoota).

30. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 3 Sept. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Ik heb heeden ordre gegeeven om te kopen heresajenGa naar voetnoot3), maar U.E. weete dat geen twee lodenGa naar voetnoot4) voor eerst sullen te bekomen zijn. Sulks U.E. mij gelieven te verwittigen wat daarin sal moeten werden gedaan ofte gelaten. Ook diend U.E. mij naarder te seggen of het halve dan of het heele stukken moeten weesen, der halven mart is geweest de voorleede weeke als volgd:

3 Loon f 43.- 5. - } de heele naar advenantGa naar voetnoot5).
2 Loden f 41.-10. - }de heele naar advenantGa naar voetnoot5).
1 Loden f 36.-10. - }de heele naar advenantGa naar voetnoot5).

[pagina 124]
[p. 124]

De bodemeriebrievenGa naar voetnoot1) als ook de ducatjens sal ik gaern met den eersten verwagten, en die ontfangen hebbende, dunkt mij dat ik eevenwel omtrent f 2000. - voor U.E. in verschot sal weesen, twelk ik segge, niet alsof ik wenschte gerembourseerd te sijn, maar simpelik tot notificatie, dog uit haastigheid seg ik qualik, het is sonde〈r〉 de versogte 300 ducatjens, sulks die hebbende wij bij naar effen souden weesen.

Mijn liefste is reedelik wel en MadeleentjenGa naar voetnoot2) ook, hoewel wat verkout.

Van de sajen moet U.E. ook seggen of sij moeten werde gevold en swart geverft ofte niet, want ook wel wit versonden werdenGa naar voetnoot3). De armijnenGa naar voetnoot4) hebben lest sc. 88½ gegoldenGa naar voetnoot5) - en ik mot er uitscheiden, want het werd duister. Valete.

31. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 5 Sept. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Eergisteren schreef ik om precise ordre aangaande de heeresajen, of het halve ofte heele stukken moesten zijn en of sij wit moesten blijven, of swart dienden geverfd te zijn, alsmeede ingevalle de twee loden niet te bekomen waren men in plaatse van die maer 3 en één loden soude mogen kopenGa naar voetnoot6). Onderentusschen heb ik gisteren gekoft 4 geheele stukken 3 loden, lang 36 ellen het stuk tot f 43. - 5. - en vier één loden tot f 36. - 15. - het stuk; en verwonder ik mij van U.E. geen avis te hebben bekomen, ten zij U.E. 't selven uitstellen om de bewuste 300 ducaten met een te senden. - En begind mijn liefste alreede bekommerd te zijn over dat swijgen en also verstaan heeft, dat het t' Amsterdam aan de heete

[pagina 125]
[p. 125]

siekteGa naar voetnoot1) begind te sterven en dat in de Koestraat voor een huis 4 doodbaren souden hebben gestaan. Sulks sij U.E. bid voorsigtig te wesen, op U.E. gesondheid wel te letten, en nooit uit te gaan sonder wel ontbeeten te hebben.

Monsieur UitdenhageGa naar voetnoot2) heeft mij vier paar akertjensGa naar voetnoot3) besteld, en meteen gesegt, dat sijn E. neef Praam gecommitteerde raad van meeninghe was men beeter had gedaan den brief in handen der Gecommitteerde Raden van Holland te bestellen, alsoo nu ligtelik agter de bank soude rakenGa naar voetnoot4) en in allen gevalle ten besten gaande aan de heren Gecommitteerde Raden moeste komen, het beste ware dat op een niew recommandatie quame van Sijn Majesteit aan haar E.G. Mog.Ga naar voetnoota)Ga naar voetnoot5).

 

Omtrent den middag heeft het hier omtrent 2 uren geregend, is andersins goed weder geweest, het sakjen goud werd mij soo even besteld, en sal de armijnen als U.E. begeerd doen inkopen. U.E. brief van den 4en is mij niet geworden, waar die blijft weet ik niet, sulks U.E. naarder ordre gelieve te geeven.

32. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 11 Sept. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Seederd eenige dagen geen van U.E. vernomen en gaat deese om U.E. te doen hebben de seconde wisselbrief, alsoo messieurs Van Armeyden, Willems et Verburg begeeren, dat geprotesteerd werde van non-betalinge des voordeesen gemelden Sr Joris van WaardeGa naar voetnoot6). Ook gaat hiernevens U.E. assignatie ten laste Sr Pieter de PlankenGa naar voetnoot7), als-

[pagina 126]
[p. 126]

meede een wisselbriefjen van £ 145.- overmorgen vervallende, ten laste Sr Henry Momber, welke ingevorderd zijnde U.E. gelieve op mijne rekeningen te setten.

Heeden heb ik gekoft de 20 resteerende armijnen tot sc. 88.- ende 4 stuks of één looden tot sc. 83.-. Twee looden heeresajen heb nog niet goed gevonden te kopen, alsoo niet meer als 15 st. van de drie looden verschillenGa naar voetnoot1).

De Heeren van Leyden hebben seer stillekens alle de gelanden aan de Rhijn tot Swammerdam toe weeten te induceren, dat sij voor Scheepenen hebben oovergeeven aan de uitspraak van twee te kiesen personen ten weedersijden en bij dissentie derselven aan de uitsprake van twee heemraden van Rijnland, dat sullen haar afgeschat werden alle soodanige huizen en landen die tot een trekpad op Uitregt en dat langs den Rijn souden nodig sijn, afgeschatGa naar voetnoot2) en gebruikt te werden. Sulks hiertoe nu geen octroy noodig is.

Dominus AmiaGa naar voetnoot3) is hier door de Kerkeliken beropen tot predicant, maar het geefd eenige Broeders geen klein naadenken, dat de heeren van den Geregte hebben gedeputeerd twee scheepenen en den pensionaris WevelickhovenGa naar voetnoot4) 〈sonder eenig kerkelik persoon met sig te neemen, als wel plag te geschieden〉 om desselven gaven te gaan hooren. Sulks indien het politik rapport niet favorabel is, het heilig beroep wel mogt vrugteloos afloopen. 't Is te beklagen, dat er geen soodanige wettige kerkelike ordre en regeeringe is, daar beiden en politiken en kerkeliken sig naar moeten dragen in Holland en elders. Nu is het ydermaal hoeks en kabbeljaaws. Oom wil mijn heer de stok onttrekken, of mijn heer wil oom met den stok slaan, als hij er aan komt baffenGa naar voetnoot5).

Mijn liefste heeft bijnaa agt ofte 10 dagen buikloop gehad en twee ofte drie dagen seer verkout geweest. En nogtans

[pagina 127]
[p. 127]

dunkt mij sij teegen alle ongemakken aangroeid. Heeden ben ik met haar nog buiten geweest om de gasten van Valkenburg te sien komen. Magdaleentjen werd soo welig en stout, dat mama haar gisteren naa school stierde, maar naa twee uren stelde sij 't daar geheel in roeren. Sulks men haar vandage heeft te huis gehouden.

 

Goed dog windig weeder.

33. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 18 Sept. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Heeden heb ik 8 tweelood heeresajen tot f 41¾.- gekoftGa naar voetnoot1) en doen haasten soo veel doenelik om te vollen en verwen, en nog twijfel ik, of voor den 30e deeses sal konnen gereed zijn. Ik had niet gemeend dat U.E. deselve preciesse met dit convoy begeerde gereed te hebben.

Bedank U.E. voor 't gesonde boekjen; d'autheur toond beleesen, vrij van pen en goed van oordeel te weesen, soo in politike als kerkelike saken. Hier is middelertijd ook uitgekomen het Publik Gebet, ofte Consideratien over het nominatim bidden voor eenige speciale personenGa naar voetnoot2), dat wel leesenswaardig is, en soud er U.E. een exemplaar senden, ten ware ik geloofde U.E. daarvan versien soude wesen.

Ons Magdaleentjen werd soeter en soeter, en mijn allerliefste van dag tot dag noch frisser en sterker, hoewel 't de leste maand van hare E. rekeninge isGa naar voetnoot3). De goede God geve het nog ses weeken moge duren, opdat wij des te meer mogen hopen, dat het kindeken blijven leeven, ende de moeder des te meer sterkte, om een stoot te konnen uitstaan, hebben sal. Hiermeede eindig ik, gereed zijnde om met mijn liefste ten huise mijns broeders ten avondmale te gaan ende aldaar een

[pagina 128]
[p. 128]

teugsken op U.E. gesondheid te drinken; dog mij schiet in te seggen, dat Ds Wijngarden en P〈iete〉r Hollebeke mij heeden met seer beleefde expressien weederom ten avondmale des H. genodigd, en gerecommandeerd hebben in allen voorvallen de eere der kerke op te houdenGa naar voetnoot1) twelk ik garen gesegd heb te sullen doen als van nature daar toe verpligt zijnde, namentlik mijn eigen gevoelen dat ook der kerke is te vereeren, want ik meen niet, sij sullen hebben gemeend, dat de eere der predikanten de eere de〈r〉 kerke zij en dat die in alle manieren moet opgehouden zijn. Warelik dit is wel 't gevoelen der papisten, niet het mijn, nog onser kerke, welkers eer ter contrarie daarin bestaat, dat sij niet op het leeven of leere der predikanten, maar op 't ware Evangelium, al waar 't dat de Duivel het predikte, gefondeerd is. U.E. groete alle goede vrinden, insonderheid mon frère en ma seur Eeleman en mon frère TollenaarGa naar voetnoot2). Ik had gemeend mon frère Eeleman over Leyden naar huis soude keeren, maar heb nu anders verstaan. Valete.

34. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 24 Sept. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Gisteren is mij geworden U.E. aangename van den 22en deeses, waarop ik U.E. sende 4 b. swarteGa naar voetnoot3), 3 azur en een taneitGa naar voetnoot4) armijn saay in pakken No. 9 en 10Ga naar voetnoota). De heeresajen sullen ten beste gaande op Saturdag gereed zijn, twaalf heb ik er en 4 zijn in de persse, die

[pagina t.o. 128]
[p. t.o. 128]


illustratie
Johan de Wit, 1618-1676, Dordts magistraat en pamflettist, naar een schilderij door Abr. Ragueneau, aanwezig in het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage.


[pagina 129]
[p. 129]

meen ik tesamen U.E. te senden, want ik vreese de andere agt te laat souden komen.

Mon frère Jacob, ma soeur Joanna en ik souden yder participeren voor drieduisend makende tesamen 9000 guldens, waarop Sr Coedijk sig verlaten soude mogen, van meer participanten weet ik hier nietGa naar voetnoot1). Mon frère Gio〈vanni〉 is hier gisteren terloops geweest en naar den Hage vertrokkenGa naar voetnoot2).

Mijn liefste is bekommerd oover de sterfte t'Amsterdam en versoekt te weeten preciselik hoeveel mensen weekeliks sterve, alsmeede dat U.E. sig wagte sooveel doenelikGa naar voetnoot3). Vermits Magdaleentjens matresseGa naar voetnoot4) eergisteren is t'Amsterdam geweest, heeft de moeder dat lief kindeken heeden niet willen te scholen senden en nogtans indien sij niet ten uitersten swanger was, soude sij U.Ed. selfs gaan bezoeken. In somma, ik weet niet wat seggen, dan dat het geen klein geluk voor mij is, dageliks te mogen omhelsen dit mensch, dat een ander en in sonderheid mij meer liefd als haar eigen selven; dat in liefde geen maat zij, neem ik ten goede, maar de vreese is al te groot al se soodanig is.

Het Oostindis Pratjen komt uit geen ijdel hoofd, en de stijl van schrijven is klaar en kragtig maer het komt al te scherp, met naam en toenaam te noemenGa naar voetnoot5).

God geeve Holland en de Admiraliteit t'Amsterdam wat vrugtbareliks en heilsaams moge bedenken om die schendige

[pagina 130]
[p. 130]

turkse violentie soodanig in te binden dat hiernaa niet tot verderf onser negotie uitbersteGa naar voetnoot1).

35. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 27 Sept. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Den ingesloten heb ik eenige dagen behouden op hope dat mon frère Gio〈vanni〉 ons nog komen vinden, maar die hope verdweenen zijnde gaat die hier nevens alsmeede 16 heeresajen, 8 drie en 8:1 looden, en meen ik dat de 2 loden heeden sullen ter halle gepasseerd zijn, sulks die vandage nog in de persse gaan ende U.E. overmorgen sullen konnen werden gesondenGa naar voetnoot2). Onse trekweg gaat gewisselijk voort nietjeegenstaande de verfoejelike dwersdrijvinge der Haarlemmers, en onprijselike ongevoegelikheid der Amsterdammers, sal genomen werden alhier van de Hogewoertse Poorte aan de hogesijde tot aan het Schow te Leyderdorp en alsdan aan de lagesijde gaan. Eergisteren hebben alle die aangelanden tot aan het Schow daar in geconsenteerd, hoewel veele seer grote schade sullen lijden, als De Graaf, De Ruischer, Gijs, De Dieu, Huibregt etc.Ga naar voetnoot3).

Dat onse heer Resident te ConstantinopolenGa naar voetnoot4) om een gevankenisse te ontgaan heeft derven eigener autoriteit soodanig accord van avarie aangaan, waarschijnelijk voor hem alsoo voordelig als schadelik voor onse commercie, is bij veelen hier niet aangenaam en sal men nu sien of een vremdeling in 's lands dienst zijnde en sig niet wel quijtende, de disgrasie minder hoefd te vreesen als een die hier te lande bloedvrinden en landgoederen heeft, daar men de hand soude konnen op-

[pagina 131]
[p. 131]

leggen, indien neen, soo sullen mischien eenige seggen: Secum habet ingeniumGa naar voetnoot1) dat de Orientaalse konst van presenten te geeven ook hier te lande te passe komt. Hoe 't zij, daar is wijsheid van noden om promte remedien tot dit quaad uit te vinden, opdat die considerabile negotie niet gediverseerd werde. De reeders in scheepen doen onse negotie groot goed maar ook grote schade en ongemakken aan, 't ware goed die voortaan niet boven nog beneeven maar beneeden de negotianten, van wien sij dependeren en wiens dieners sij zijn, geagt wierden, daar sij ter contrarie nu doorgaands de verwerring maken en de kooplieden in den brand laten.

Hier is uitgekomen de Schotse Duivel, die op de ambitieuse en ongehoorsame predikanten dapper uitvaardGa naar voetnoot2), alsmede een onweederleggelik bewijs uit de H. Schriften dat de prinsen van Oranjen deese landen hebben verlost van de Spaanse tirannie en in vrijheit gesteldGa naar voetnoot3). Dit is alsoo onbeschaamt, als TeelingsGa naar voetnoot4) voorreden en een teeken dat onder de Gereformeerde Prinsgesinde ook soo goddelose menschen zijn, dat God en alle de propheeten, Christus en alle sijne apostolen derven commediantskleederen aan trekken, ende op haar tonneel soodanige rolle doen spelen als 't haar gelieft en, God beetert, de rolle van moorders, plonderaars, meineedige ongehoorsame ambitieuse. Is dit de vrugt der Reformatie en van de H. Schrift het ligt op den kandelaar geset te hebben en doen dit onse leeraars? Behoorde men haar daar in naar te volgen? Wee deese goddelose menschen, slimmer veel as atheisten, die men niet kan bestraffen niet te vreesen een God, die sij geloven niet te zijn, maar wat naam sal men vinden voor menschen, die gelovende dat er een God is, hem soo schelmagtig derven

[pagina 132]
[p. 132]

onteeren en bespotten, jaa dat meer is, die ook uitschuddende alle menschelike liefde tot haar eevennaasten haar toevertrouwd, haar leerlingen, die haar geloven, die schelmstukken leeren naar te apen, en dus alsiende beide in 't graf storten. Wat sal men de papen, die 't ligt onder de korenmaat hadden, antwoorden, als sij ons dit aanwijsen? Wat misbruik is groter, 't hare of 't onse? Wat is beter blind, of dol of gek te zijn? De papen waren blind, dusdanige gereformeerde leeraars heilige dolle, en hare discipulen heilige gekken. Quaken was engels en is nu aldaar uitgespeeld; hier is deselve saak maar duivels en oneindelik swarter, God beware ons voor dusdanige swartrokken, die mij bijnaast als den autheur van de Schotsen duivel souden vervoeren.

Wij zijn God lof seer wel te passe. Mijn lief gelooft dat binnen 's maands sal geleggen, omdat soo wel isGa naar voetnoot1), wenscht om het tonneken seep eerdat de ½ excijnsGa naar voetnoot2) uit is, namentlik Maandag.

Heeden, gisteren en eergisteren seer schoon weeder. Hiernevens gaat een kanGa naar voetnoota), waar in leevendige molenaarGa naar voetnoot3) is gedaan, die U.E. gelieve met een dronkjen op onse gesondheid te incorporeren, alsmede te groeten mon frère en ma soeur Eeleman alsmeede mon frère TollenaarGa naar voetnoot4) en te seggen mejuffrow Staveren de bruid is met dominee Westernein, een arm dorpspredikantGa naar voetnoot5). De weduwe van secretaris WalwijkGa naar voetnoot6) volgd niet meer VreedenburgsGa naar voetnoot7) maar ScherpenbrantsGa naar voetnoot8) raad, ontkend

[pagina 133]
[p. 133]

ten achteren te weesen om in den boedel te blijven en onderentusschen veel processen te maken. Dit is de vrugt van die onrechtvaardige barmhertigheid gebruikt omtrent juffrow Grootveld. Fiat justitia ware toen en nu beter geweest. Valete.

36. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 29 Sept. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Hier neevens gaan de agt bewuste heeresajen, die in aller ijl hebbe gesonden om niet te laat bij 't convoy te komen, en soude ik soo van dit pak no 11Ga naar voetnoota) als van 't voorgaande no 10 reekeninge sendenGa naar voetnoot1), maar heb nu geen tijd die uit te trekken, alsoo ik gesind ben te gaan klagen voor de heren Borgemeesteren oover seekere moeite, die de pagters van de wijn mij willen aandoen, alsoo door mijn knegten uit moeder s〈alige〉rsGa naar voetnoot2) kelder een vatjen wijn, dat behorelijk veraxijnst is en 's lands geregtigheid heeft betaald, heb willen doen brengen in mijn kelder, dat sij hebben belet, niet beeters weetende of het stond mij vrij mijn sodanige eigen wijn te doen transporteren. Ik sal sien, of de heeren sullen soodanige feiten der pagters omtrent personen daar geen presumtie van mogelike smuikerijGa naar voetnoot3) kan zijn, te stuiten. Mij is leed dat de heer secretaris HogeveenGa naar voetnootb)Ga naar voetnoot4) alsmeede de Borgemeester MeermanGa naar voetnoot5) die de pagters wel het meeste ontsien, om saken van de te maken trekwegGa naar voetnoot6) seederd Woonsdag absent zijn.

Met Sr Coedijk souden wij hier wel willen participeren, met ons drie een twee en dertigste deel te samen, mits het

[pagina 134]
[p. 134]

niet meer, maar wel min soude uitmaken als een somme van tienduizend guldensGa naar voetnoot1).

De heer professor BorniusGa naar voetnoot2) zijnde in 't geselschap van de heer borgemeester SchuilGa naar voetnoot3) en nog een 〈 Prof. HornGa naar voetnoot4) meen ik 〉 deed om te beeter geselschap te maken aldaar ontbieden de heer professor ThisiusGa naar voetnoot5), de welke als ontboden zijnde geweest, in 't gelag niet willende gelden, en geseid hebbende in soodanig geval meenigmalen voor Bornius betaald te hebben, en die repliceerende, dat hij 't loog, kreeg een slag om de ooren sulks de professor Bornius sijn toltangGa naar voetnoot6) nam en Thisius daarmede iterativelik sloeg totdat gemelde heer borgemeester dat steuitede, dus veele is mij verhaald.

De Commissarissen hebben van Dom. Amia favorabel rapport gedaanGa naar voetnoot7). U.E. gemeld pratjen meen ik sal zijn geintituleerd Hollandse VrijheidGa naar voetnoot8) want soodanig hier verkoft werd. Alsoo 't Smirnes convoyGa naar voetnoot9) aan is, send ik U.E. hier neevens twee connossementen van onse twee balen ardassetteGa naar voetnoot10), die U.E. gelieve te ontfangen en te beneficeren als voor eigen. Het tonneken seep is ons heden besteldGa naar voetnoot11) en voeg ik hier nog bij d'incluse eergisteren door mij vergeeten en eevenwel behouden alsoo geloof er geen perculum in mora is.

[pagina 135]
[p. 135]

Wij zijn God lof seer wel varende en wenschen U.E. continuatie van gesondheid.

 

Gisteren en heeden seer schoon weeder.

37. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 2 Oct. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Op U.E. laatste aangename van den 30 September vald niets te seggen dan dat hier neevens gaat de versogte reekeninge der 2 pakken sajen, die U.E. gelieve naar te sien en conform bevindende t'annoterenGa naar voetnoot1). Ons sal lief zijn te verstaan, hoe de twee onse balen ardassette U.E. gevallen en wat daar vorderlikst meede soude konnen werden gedaanGa naar voetnoot2).

Ook soude mij lief zijn, indien U.E. geliefde met den eersten mij te senden soodanige sijde taf als voordeesen van Sr Heemskerk hebbe gehad, namentlik van rood, groen, blaaw en geel, yder een half stuk en te noteren den prijsGa naar voetnoot3). Wat de avarieGa naar voetnoot4) aangaat dunkt mij meer en meer wonderlik, als ik ooverdenk of een resident gemagtigd is sonder expresse ordre soodanig accord te maken, indien jaa of hij gemagtigd is sijn handen te steeken tot sijn rembourssement oover een saak van Alexandrien, te Smirnen in de borsen der koopluiden aldaar, jaa warelik in de borsse der Leydenaars en Amsterdammers, daar nogtans het gepretendeerd peccerendGa naar voetnoot5) schip niet tehuis hoord, en in alle gevalle op scheepen of reeders en niet op de inladende koopluiden behoorde gevonden te werden. En indien man 't dog confuselik en sonder regt wil soeken, waarom niet liever op alle die de Middellandse See behandelen of bevaren.

Soo dadelik ontvang ik U.E. aangename van den 1 deeses

[pagina 136]
[p. 136]

en moet ik sluiten omdat mon frère TollenaerGa naar voetnoot1) intreed en op sijn vertrek staat en ik sijn EE. deese meede geeven wil. ValeteGa naar voetnoota).

38. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 13 Oct. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Dat in de voorleede weeke t'Amsterdam 120 doden geweest zijn, en deese weeke nog merkelik meer sullen weesen, heb ik verstaan, als ook dat de heete siekte aldaar seer besmettelik, scherp en fel soude weesen, sulks de menschen seer haast weggerukt werden en malkanderen seer haast volgen. Of dit alsoo zij, soud ik gewagt hebben te verneemen van mon frère en ma seur Eeleman alsmede van mon frère TollenaerGa naar voetnoot2) om daar op eenig versoek te bouwen, maar mijn liefste vind goed, dat ik 't sonder eenig uitstel doe.

Sulks ik het doen sal voor mijn reekeninge op een: indien 't verhaalde waaragtig is, en voor mijn liefstes reekeninge absolut, namentlik dat U.E. beiden gelieven U.E. affaires soo haast als doenelik is soo te bestellen, dat U.E. konnen voor deese aanstaande winter Amsterdam verlaten ende alsdan vaardiglik U.E. logement bij ons te neemen, welk ons ten hoogsten sal aangenaam weesen, en daarenboven sal 't weesen een regt werk van caritaatGa naar voetnoot3) omtrent U.E. lieve suster, die nu van de sterfte niet horen kan een kind spreken, sonder voor U.E. bekommerd te sijn; en regt gesegt indien U.E. niet konnen goedvinden te verlaten Amsterdam, omdatter nu op de muscus het meesten kan werden gewonnen, hoewel met eenig perikul van 't leeven, soo soude dat weesen een dubbele dwaasheid voor soodanigen, die met de teegenwoordige middelen alsoo gemakkelik sullen konnen leeven dan met de toekomende, schoon genomen die tienmaal verdubbelen, en voor sodanigen die geen descendenten hebben, jaa selfs niet weeten of die waarschijnelik gehoopt konnen werden, en dat de teegen-

[pagina 137]
[p. 137]

woordige eenige collaterale erfgenaamGa naar voetnoot1) ongemakkeliker veel, met min of sonder broeders, als met meer goeds soude leeven.

U.E. agte 't perikul en de dood weinig. Een genereus mensch, een goed christen kan 't doen, maar behoord daarom sijn leeven niet te verwarelosen en weinig te agten, een ruige dode leeuw is minwaardig als een leevende kale vlieg segt de p ...Ga naar voetnoota) lomon en 't leeven heet valkGa naar voetnoot2) seggen wij en 't werd gemeenelik niet teegengesproken dan van melancholiken, die de dood wenschen uit devote of suffende mijmende raserij - twelk bij U.E. geen plaatse heeft, in alle gevalle of U.E. al wilden het leeven veragten, wij souden 't konnen lijden, maar niet dat wij en onse kommer, apprehensieGa naar voetnoot3), vreese voor U.E. siekte en dood veragt en in de wind geslagen werden; est timor lethi pejor ipso lethoGa naar voetnoot4) kan ook op U.E. lieve susters vreese eeni[g]sints werden gepast, voorneementlik terwijle sij op 't uiterste swaar isGa naar voetnoot5), daaromme veragt niet ons versoek maar komt bij ons om daar tot naarder ordre te blijven, hoe eer hoe liever en gedenkt aan 't versjen:

haec tria letiferam curant adverbia pestim cito, longe, tarde, cede, recede, rediGa naar voetnoot6)

 

Want indien U.E. 't gras onder de voeten wierde afgemaaid, souden veele nog met die al te sorgvuldige, geldsugtige jongeluiden spotten, en ik soude misschien al te seer benijd werden oover het al te grote erf; U.E. soude lijf en goed verliesen, wij souden vrienden verliesen en vijanden winnen, in somma 't is allesint dubbeld quaad; ik seg 't niet en raillandGa naar voetnoot7), U.E. lang leeven soude mij lief zijn en daarom schoud de weegen die naar de dood leiden.

Mijn lief is zeer wel.

[pagina 138]
[p. 138]

39. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 26 Oct. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Onse familie is door Gods goedheid nog seer welvarende, selfs de swakste, 'tzij Madaleentjen, 'tzij mijn liefste. Dit is voor 't port genoeg, indien U.E. missive van den 23en deeses waarspreekt, maar hoewel 't mij nu wel te passe soude komen, die niet anders weet te schrijven, soo wil ik nogtans soo goede vrinden op 't woord niet vatten en ietwes boven 't register versieren.

Onse Luterse oude paap heeft een sijner leedematen, een eerlik man, lakenkoper, soo veel jaren naeen getergd en geinjurieerd, dat gemelde Joan Muisken her Rudolf HeggerGa naar voetnoot1) een proces van injurieGa naar voetnoot2) heeft aangedaan ter sake dat hij in sijn discoursen, prediken en missiven, als door aansegging van ouderling en diaconen te laste gelegt, dat hij een doodslager, jaa een onboetvaardig doodslager was, die niet vermogt te communicerenGa naar voetnoot3), en naar mij gister wierd gesegt, soude die bose schaamtelose paap gecondemneerd zijn van scheepenen te doen honorabile amende en profitabile volgens eisch, namentlik f 2000. - voor den armen deeser steede, maar ik derf

[pagina 139]
[p. 139]

't nog niet voor waar affirmeren, alsoo ik heeden niemand gesproken heb, dan gister wierd ik op dat fondament versogt aan een drukker te leenen de Kerkelike Ordre en Kerkelike Tragedie van Heggerus om die te herdrukken, en die niet vindende dogt mij ik die had uitgeleend, indien aan U.E. sal 't mij lief zijn te verstaan.

Ik had gemeend om reeden U.E. 't register hierneevens gaande door mon frère Eeleman U.E. te doen behandigen, maar nu ik heb willen schrijven, kan ik niet laten te stoffen op onse gesonde lugt. Waar vind men Leydens gelijk? In een stad van 130.000 menschenGa naar voetnoot1) sterven geen 25 menschen weekeliks, sulks die meer als honderd jaaren wil leeven op dien grond hier moet komen. Wat sal 't weesen, indien Leyden nog werd uitgelegt en met vermakelike huisen bebouwd, 't was hier naturam expellas furca voor deesen, nu is 't usque recurrit; t'Amsterdam is 't naturam superabat opusGa naar voetnoot2). 't Zijn quade putten daar men gedurig 't water in brengen moet, de grond deugd er niet: wie kan er in een seef water dragen? Ik had gemeend te toonen hoe scharp ik seilen kan, en misschien soud ik 't schip omgeseild hebben. 't Komt mij wel te passe, dat men mij roept om te eeten, dat sal misschien beletten, dat men mij hier naa niet euvel afneemd, dat ik van mijn tweede vaderland te bijster qualik gesproken heb. Valete.

40. Mattheus TollenaerGa naar voetnoot3) aan P. de la Court.

Amstelledamme, 1 Nov. 1663.

 

Eerwaerdige Frère. Eenige dagen uydt de stadt geweest, thuys comende bevinde ick d'uwe van 27 October met een pack om op Danzick te laden, het welcke op gisteren gedaen is in Harmen Pieterse Swavelstock, 't schip genaemt de Melkmeydt; hij vertreckt sonder foaute op Saturdach.

Bedancke mon freer en ma suer seer voor haer losiemendt en tracktemendt onlancks tot Leyden zijnde t' haren huyse

[pagina 140]
[p. 140]

genoten hebbeGa naar voetnoot1). Ick sprack op gisteren U.E. broeders messieurs Van der Voordt, die mij seyden ma suer haer noch op de been hieldt, het welcke ick gelove U.E. wat lang valdt. Ick wensche U.E. haest blijde moeder van een gesonden vrucht moogt zijn. Wij zijn hier alt samen Godt zij gelooft noch in goede gesondtheydt ende hoope tot U.E. huyse oock soo zij, niet anders dan zijt van herten gegroedt ende Gode bevolen.

41. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 7 Nov. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Op U.E. aangename van den 5en deeses, antwoord ik mij liever ware dat VlakGa naar voetnoot2) de uitspraak der heren arbiters beleefde, alsoo een ander curateurGa naar voetnoot3) misschien weederom wat niews t'onsen nadeele soude tragten te brouwen. In allen gevalle soude seer dienstig zijn indien de

[pagina 141]
[p. 141]

heren arbiters sooveel haastede tot de uitspraak als mogelik is.

Belangende de sajen sal ik U.E. ordre volgen en temporiserenGa naar voetnoot1). De broeder van Sr Andries Kloek sal U.E. de brief afvorderen en op U.E. reekeninge doen £ 120. - stellen, en gaan hier weederom ter vertoninge twee wisselbriefjens, die ik met geleegenheid terugge sal verwagten.

Mijn liefste die seer welvarende is en dagelijks sterker werd, heeft deesen avond ten huise van mon frère JacobGa naar voetnoot2) een Turnhoutse tijkGa naar voetnoot3) gesien merkelijk fijnder en ook hooger van prijse als de lest ontfange; sulke indien mejuffrow FowlerGa naar voetnoot4) geliefde de moeite te nemen een fijnder te ontbieden van tien vierendeelen, soude haar E. aangenamer wesen also 't voor een beste bed soude zijn.

Dat onder gequalificeerde personen de heete siekte weinig grasseerdGa naar voetnoot5), is mij lief en soud ik wel f 100. - voor assurantie willen geeven, dat toekomende jare geen meer doden t'Amsterdam van qualiteit geteld wierden. Ik meen voor alsnog niet dat op onse Uitregtse en bij gevolge Amsterdamse trekweg eenige servituit sal komenGa naar voetnoot6).

Hier is niets bijsonders nieuws dan U.E. gelieve naar groetenisse van mijnentweege mijn heer Eeleman te seggen, dat met eenparige stemmen Anthony Groenendijk is gemaakt commissaris van de monsteringeGa naar voetnoot7) en dat D(s) Godschalk, predi-

[pagina 142]
[p. 142]

kant in de RijpGa naar voetnoot1) sal trouwen met de dogter van D. Schuil rector in de schole in den HageGa naar voetnoot2). Gisteren was 't seer schoon, en heeden vuil mottig weeder seederd den middag en is heden ook schielik gestorven Jan MelkéGa naar voetnoot3). De boeken van Sr WalwijkGa naar voetnoot4) sullen werden verkoft, waaronder veele goede duitse, en in 't frans PluvinelGa naar voetnoot5), daar ik voor mon frère Gio〈vanni〉 sal doen oppassen, tenzij mij gecontramandeerd werde; dat een man die sonder middelen was als deese secretaris en een platterGa naar voetnoot6) wel om twee duisend guldens boeken naa laat, geefd mij vreemd en meer weet ik niet te seggen dan ten ware ik ging op saeken, en ik ben daar toe niet gesind maar wel om te eindigen.

42. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 24 Nov. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Volgens U.E. laatste heb ik bewuste vijf boeken op mon frère Gio〈vanni〉 reekeninge gesteld ten prijse als in het memoritien te vinden in de Chronike van MeerbeekGa naar voetnoot7) U.E. eergisteren gesonden neevens PluvinelGa naar voetnoot8) en MelzoGa naar voetnoot9) door Jan SmaakGa naar voetnoot10). Onse gesondheid en insonderheid die van mijn liefste aangaande is extraordinaris wel, sulks ik

[pagina 143]
[p. 143]

mij des te meer verseeker dat hare vrugt sterk en gesond ter wereld zal komen, dat de goede God geve. Aangaande de sterfte alhier is Sr FowlerGa naar voetnoot1) niet wel onderrigt geweest, want men continueerd extraordinaris weinig doden te hebben, ende is niet een eenig huis geinfecteerd, wat men ook daar teegen moge zeggen, want of wel so nu als dan somtijds d'een ofte d'ander een koolGa naar voetnoot2) ofte buil krijgt, soo geschied hetselven veel eer min als meer dan het pleeg, en daar men 't sied is 't nog smettelik nog dodelik, jaa gevoegsaam sonder siekte der patienten, en geen seekerder teekenen kan men hebben van een suivere constitutie als deese des God gedankt; en U.E. als nog gebeeden zij bij alle gedagten van retraiteGa naar voetnoot3) staat op ons logement te maken, gelijk wij warelik in diergelijke geleegentheid sonder lange dreigen U.E. souden bijkomen. In allen gevalle sal ons lief zijn dikwils verzeekerd te mogen zijn van U.E. goede dispositie, en of de sterfte minderd of niet om ons daarnaa te reguleren.

Het Vervolg van 't Publik GebeddGa naar voetnoot4) behaagd mij ongemeen seer, sulks ik hoope dat de goede ingeseetenen meer en meer sullen prijsen de proceduren van hare wettige overheid, en verfoeien de gedurige gepretendeerde dominatie en dwingelandie der andere provintien omtrent Holland; selfs nu sij haren Jupiter, die op Holland uit hare swarte wolk pleeg te blixemen en donderen, verloren hebben en niet konnen doen als reegenen en wind maken, namentlik in plaatse van de voerman, die met de sweep de paarden pleeg te drijven, sijn vliegen op den disselboom komen sitten, die des voermans oude dreigementen gebruiken teegen de paarden, die omsiende safjens haren gang gaan en seggen: Vana sine viribus iraGa naar voetnoot5). Overijssel wil op 't lesten ter Generaliteit protesteren, dat haar E. alsoo vrij staat als brood biddenGa naar voetnoot6). Valete, valete longum valete.

[pagina 144]
[p. 144]

Een goede tijding sal 't voor ons zijn te hooren dat die oude lose VlakGa naar voetnoot1) sonder schade van ons laken uitgedaan is.

43. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 28 Nov. 1663.

 

Eerwaarde Frères. U.E. seer aangename van den 26en deeses doed ons hopen dat deese aanstaande winter de pest onder de gequalificeerde niet grasserenGa naar voetnoot2), jaa misschien gansch ophouden sal, maar de scherp en grote besmettelikheid deeser siekte doed mij vreesen, dat het aanstaande jaar voor veelen aansieneliker weesen sal, en die gedagte alleen sal mij weederhouden van woninge vooralsnog te veranderen, en versoek ik dat die ook kragtig genoug zij om U.E. saken soo te doen dirigeren, dat U.E. in soodanig geval van sware sterfte soude konnen Amsterdam verlaten om bij ons te zijn. Mijn liefste neemd gedurig in sterkte toe, sulks ik niet weet eenige reekeninge te maken, en heeft versogt dat U.E. gelieve Sr Fowler de tijke te betalenGa naar voetnoot3), alsmeede ons te laten weeten, wanneer de lijfrente vervald, opdat ik bij geleegentheid een testimonium de vita U.E. soude mogen sendenGa naar voetnoot4) en daarenboven versoek ik mij gelieve te laten weeten, of er eenige tijding is dat schipper Herman Pietersen Swavelstok die met sijn schip de Melkmeid oover vier weeken van Amsterdam naa Danzig is gevaren aldaar wel is aangekomen, want omdat ik er niet van hoor, begin ik er in bekommerd te weesenGa naar voetnoot5); wijders indien Sr CoedijkGa naar voetnoot6) tot betalinge der reeds ingekofte juweelen, een gedeelte onser portie geliefde tegen den interest van vier per cento, souden hetselven garen doen. Dat de saak teegens Vlak gepousseert werd is mij liefGa naar voetnoot7).

Dat de Seewen een nieuwe RemonstrantieGa naar voetnoot8) teegen Holland souden uitgegeeven hebben, meen ik niet, ten ware men daar

[pagina t.o. 145]
[p. t.o. 145]


illustratie
Magdalena de la Court, naar een schilderij van Nic. Maes, aanwezig in het Museum Willet-Holthuysen te Amsterdam.


[pagina 145]
[p. 145]

toe appliceerde de Authentike articulen; en dat de saken met de vier presente steeden soo wel stonden, dat de twee vasalleGa naar voetnoot1) hebben goed gevonden te absenteren, meen ik ook waaragtig te weesen, sulks de liefhebbers der vrijheid aldaar vooralsnog de meeste zijn. Het Vervolg van 't Publik Gebed behaagd mij soo wel, dat ik garen soude weeten, hoe 't t'Aamsterdam opgenomen werd.

Mon frère Eeleman is meest den tijd uit der stad om de Uitregtse trekweg te besteeden en te vorderenGa naar voetnoot2), werd heeden t'huis verwagt, indien komt, meenen wij morgen op een gestoofde karper met een glaasken U.E. gesondheid te gedenken. De goede God behoede U.E. huis voor besmettinge en neeme ons in sijne heilsame bescherminge.

44. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 4 Dec. 1663.

 

Eerwaarde Frères. U.E. gelove niet, dat ik U.E. dit pakjen sendGa naar voetnoota), neen maar 't gaat hiermeede gelijk als in collegiens van hoge regeeringe, alaar die van contrarie avis zijn geweest, veeltijds werden gecommitteerd om een resolutie uit te voeren en daardoor aan de hatelikheid der selve sig schuldig te maken. Soo politik is mijn liefste, want eergisteren gesegt hebbende, dat sij om de klugt Magdaleentjens schoenen aan beide de oomen soude stieren als aan goede Ste Nicolasen, repliceerde ik, dat indien 't mij geschiedde, ik om de klugt in de eene een roede soude senden voor Magdaleentjen ende in de andere een brief om te raillerenGa naar voetnoot3) over de onbeschaamde bedelerie van de moeder, die nu niet alleen dien trekGa naar voetnoot4) gebruikt van mij met het schrijven te belasten, maak ook de andere schoe thuis houd uit vreese van 't bovengeroerde. U.E. gelieven hier in te doen naar de meriten van de saak sonder eenige gonst ofte partijdigheid.

U.E. aangename van den 30 passato en 2 deses zijn mij geworden. Weegens Koedijk gelieve U.E. te doen als voor eigen, minder als drieduisend souden wij niet garen partici-

[pagina 146]
[p. 146]

peren yder, dog indien de capitalen of participatiën met £ 2000. - een groter gedeelte eeven soude uitmaken, souden wij met ons drien dat verstaan te konnen fourneren, maar hoger nietGa naar voetnoot1).

Dat de doden minderen en in deese winter nog vrij minderen sullen, alsmeede met de soomer weeder seer toenemen sullen, geloof ik altesamen. De goede God geeve het anders zij, en dat de onvoorsigtige Sr Ornia winneGa naar voetnoot2).

Aen den pens〈ionaris〉 VethGa naar voetnoot3) meend men de prins van Oranjen een groot vrind verloren heeft. Dat de Staten-Generaal de Turkse avarie aantrekken alsmeede de Dortenaars hare kuiperie om ordre daar teegen te bekomen van haar E.Gr. Mog. bekend hebben gemaakt, sal U.E. best van mon frère Eeleman verstaan konnenGa naar voetnoot4). De heer van WilligenGa naar voetnoot5) heeft 't grootste huis van Leyden gekoft staande op 't Rapenburg bij Sr Gerards huisinge en is beesig met veele kleine te verkopen. Onse vergrooting is volbowd en sugt onse stad naar regeerders, die in een niewe vergroting geleegentheid sullen verschaffen tot grote huisen en erven met tuinen, opdat fatsoenelike lieden mettertijd dit Hollands paradijs souden mogen konnen bewonen, gelijk seedert veertig jaren meest alle aansienelike inwoonders hier vandaan allengs zijn vertrokken. Half tien slaat de klok. Ten 10 uiren vertrekt mon frère. Ik moet mij nog aankleeden om deesen te brengen, daar sal geen tijd overschieten. Valete.

45. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 13 Dec. 1663.

 

Eerwaarde Frères. Seederd mijn voorgaande heb ik geen van U.E. ontvangen; sulks deese te korter weesen moet en

[pagina 147]
[p. 147]

niets hebben dan deesen ingesloten te recommanderen en te versoeken dat U.E. gelieve aan Sr Schoneveld te telle voor mijn reekeninge RDGa naar voetnoot1) 85:3 bankgeld of f 212:13Ga naar voetnoota).

Hier is niet niews, onse dispositie gaat naar wensch, hoewel het lieve buikjen seederd twee maanden eer af als toegenomen is. Sulks wij misschien maar seederd drie maanden sullen moeten reekenen, dog al gissen; waar op wij 't fonderen, soude beeter en korter mondeling konnen werden gesegt, indien iemand van U.E. geliefd over te komenGa naar voetnoot2). En boven alle is het wonder dat die hierin meest geinteresseerd, hier van langst blijft sonder eenige informatie te komen neemenGa naar voetnoot3).

Hoe 't met onse saak teegen VlakGa naar voetnoot4) gaat, sal mij lief weesen te hooren, alsmede of Sr Henry Momber mijn wisselbriefjen van £ 260 heeft geaccepteerd.

 

Gisteren schoon en heeden mottig weeder.

46. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 20 Dec. 1663.

 

Eerwaarde Broeders. Ik gaa doen 't gunt ik selden heb gedaan; namentlik met eenen brief twee van U.E. missiven van den 15 en 19en deeses beantwoorden. Indien HanskenGa naar voetnoot5) tot in den aanstaanden Meymaand wagt te komen, gelijk ik 't nu gisse, soo sal Amsterdam geen deel aan die plantagie hebbenGa naar voetnoot6). Dat een koude vogtige mist tegen de pest meer goed als quaad is, kan ik ligtelijk geloven, maar omdat die

[pagina 148]
[p. 148]

constitutieGa naar voetnoota) van tijd extraordinair is, ende dat buiten contagieGa naar voetnoot1) soodanig weeder tot onse gesondheid niet dienstig maar schadelik is, meen ik dat U.E. ligtelik sal bekennen. Aangaande teegens Mey nu ordre te geeven om t'Amsterdam een huis te huuren, meen ik dat seer onvoorsigtiglik soude weesen gedaan, want vermits de contagien gemeenelik als sij plaatse grijpen drie jaren duren, en dat sij gemeenelik nogtans in den eersten winter seer afnemen, soo is er voor als nog geen reeden, waarop men soude behoren seekerlik te geloven, dat de pest in het geheel sal cesseren voor den somer, maar soo lang er een huis is, soo is het onseeker of niet weeder sal werden onsteeken; en bij soodanig voorval, dat God verhoede, soude ik mijn selven van onvoorsigtigheid beschuldigen, voorneementlik indien alsdan in mijn familie iet menscheliks gebeurdeGa naar voetnoot2), daarenboven soude U.E. selve sig daar in seer beswaard vinden, dit verklare ik te weesen mijn eenige ende innerlike reeden van delay tot op het volgende jaar, die ik meen dat bij wijse luiden swaar genoeg sal weegen om mij te absolveren van ligtvaardigheid.

U.E. continuele milde heusheden, die wij heeden weederom hebben vernomen met castanien en noten, zijn soodanig dat ik die niet weet te recompenseren. Niews: de professoren klagen over de Regeerders van Leyden en versoeken van haar E.G. Mog., dat het Akademie mogte werden verklaard haar territoir, waar in sij alle politike magistrature souden mogen oeffenen, met seclusie der heeren Regteren der Akademie, omdat daar onder 4 burgemeesters en 2 scheepenen zijnGa naar voetnoot3). De Remonstranten hebben sederd vier ofte vijf weeken onderstaan binnen deese stad des avonds heimelik te prediken ten huise van die goede heer, daar wij die schilderien van meester G〈erard〉 Dou hebben gesien, waar teegen onse kerkeliken beginnen te woelen. Ik weet niet, of sij soo veel sullen werden ontsien, dat de regeerders teegen de inclinatien van meest alle fatsoenelike lieden, die ik er van heb horen spreken, die oude versleete mischien altijds, immers seekerlik nu, schadelike placcaten souden willen executeren teegen vrome eerelike en allesints gehoorsame borgers, maar voorsigtigheid is haar nodig, en die

[pagina 149]
[p. 149]

persoon is vremd van te buigen en te krommen, inhalen en toegeeven, gelijk hier behoorde te geschieden; sulks ik twijfel of de Remonstranten tot een goede uitkomst voor haar sullen gerakenGa naar voetnoot1). ValeteGa naar voetnoota).

47. Catharina van Der Voort aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 20 Dec. 1663.

 

Seer waerde Broeders. Ick kan niet naer late U.E. t'late wete dat monfrer Jan nu gerust mach wese van wege het Hansken, want noch een helf jar onderwege sal weseGa naar voetnoot2), en soude ick solan U.E. niet sien, dat waer omers t'lang; het soude sijn, of ick gen broeders enadde, ten waere ick het most ordele uyt de menge present di wij dagelijst ontfange, waer voor U.E. wederom ben dounde voer de castagnien en notenGa naar voetnoot3), ben bescaemt van alttijt t'ontfange en niet t'sende. Ons Magdaleentien heft gistere den hele dach gesech ‘Om heft noten en castagnien gesonde van Amsterdam en ick hebber oek gewest’, sij heft het vorsecht. Wat ons vertreck an gat, kan niet sege, want mij man als noch niet wil resolvere, lecht het op de sterftGa naar voetnoot4); sijt ‘het soude wel een slet datGa naar voetnoot5) wese dat wij soude gan dar het steft’. Sal afbrek also lat is en Magdaleentien seer mouylijke isGa naar voetnoot6).

[pagina 150]
[p. 150]

48. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 22 Dec. 1663.

 

Eerwaarde Frères. Op U.E. aangename van den 20 en 21 deeses seg ik in grote haastGa naar voetnoota), dat de Leidse klinkert soo gemeenelijk genaamd, geld neegen of tien guldens, deese diend om kelders, reegenbakken en diergelijk of ook geevels van huisen te maken, de kromme klinkert, daar men meede straat, is omtrent voor de helft van dandere te koop. Nog is een andere slag van Leidse steen, die men hardsteen noemd, waarmeede men ordinaris de geevels ende andere muuren, die reegen en wind subject zijn, maakt; deese soude men om 3¾ guldens of een stuiver min het duisend hebben, en gisse ik dat U.E. soodanige meenen, en bij soo verre U.E. die voor f 4.- t'Amsterdam konnen bekomen, dunkt mij dat geraden, want ik soude vreesen meer als ses guldens en misschien tien aan vragt te sullen moeten beloven. Ik sal alles onderstaanGa naar voetnoot1) en naarder order verwagten.

49. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 22 Dec. 1663.

 

Eerwaarde Frères. Deesen ugtent heb ik U.E. geschreevenGa naar voetnoot2), dat ik van U.E. soude verwagten naarder ordre, eer ik eenige Leidse steen soude kopen, alsoo ik meende, dat U.E. sig niet wel hadden uitgedrukt met het woord klinkert, omdat die ten allerminsten agt guldens het duisend verkoft werd, en die geen waarmeede mon frère JacobsGa naar voetnoot3) geevel is gemaakt, kost omtrent 15 guldens het duisend en werd ook seer selden tot bouwen van muren, maar meest tot reegenbakken en kelders gebruikt, of wel de kromme klinkert om straten te maken. De grawe hardsteen, daar nu veeltijds geevels meede werden gemaakt, geld ses guldens het duisend, en de roode hardsteen, daar men ook geevels en andere muren, in de reegen staande, kan maken, geld 3 guldens en vijftien stuivers, en soud ik voor

[pagina 151]
[p. 151]

onkosten alhier en vragt tot Amsterdam, moeten betalen tien stuivers het duisend; sulks U.E. apparentelik tot f 4.- het duisend seer slegt goed souden bekomen, of indien warelik goede roode hardsteen soude weesen, soo soude in alle manieren raadsaam weesen, dat deselve liever t' Amsterdam deeden inkopen, dog indien U.E. van goede steen door mij gelieven liever gediend te weesen, sal daartoe ordre verwagten en seer garen de commissie volgen.

Weegens Sr CoedijkGa naar voetnoot1) sie ik, dat hier aangenaamst soude weesen, dat op onse naam van Jacob, Pieter en Joanna de la Court wierde geteekend negenduisend guldens sonder meer. Wijders send ik U.E. hierneevens om in te vorderen en op mijn reekeninge te stellen een briefjen van ▽Ga naar voetnoot2) 120, ten laste Sr van Beek, en een van 148 escus, ten laste R.v. Broekhuisen, beiden tot dr.Ga naar voetnoot3) 100 ⅔ ende een assignatie van f 138 ten laste Gerrit Lukens.

En soud ik seer garen mij in staat sien van te konnen seggen, dat in erkentenisse van de continuele moeite (behalve de provisie, die ik billik op mijn reekeninge verwagten sal) ik U.E. op Woonsdag meen te senden een goede kalkoetse haan in een grawe korst, om te konnen duren gebakken, maar nu kan ik niets seggen dan dat het is een gering spieringjen om seer veel genote cabbeljawen.

De represalien hebben op deese vergaderinge niet doorgewild; te verwonderen ist dat Amsterdam daartoe soo vaardig heeft konnen verstaan. Tusschen mal en vroed, wind wel goed, maar regeerd qualikGa naar voetnoot4).

[pagina 152]
[p. 152]

De professoren hebben op deese vergaderinge ook een lange remonstrantie tegen de regeerders van Leyden ingeleeverd, en is daarop met eenparige stemmen geordonneerd, dat de Rector en 't Senaat sullen hebben weegens hare grieven sig te dragen naar dat de Regters van het Akademie sullen goed vinden; meer kon 't niet teegen die pedanten, sig een politike magistrature ingebeeld hebbende, gaanGa naar voetnoot1).

Wij varen, gode zij lof, seer wel, insonderheid mijn liefste, en ook Madeleentjen, hoewel sij oover weinig dagen verscheide blaertjens in hare handen gebrand heeft. ValeteGa naar voetnoota).

50. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 25 Dec. 1663.

 

Eerwaarde Frères. Omdat Jan SmaakGa naar voetnoot2) heeden vaart, werd eenen dag verhaast de pasteyGa naar voetnoot3), die wij wenschen U.E. in gesondheid met goeden smaak mogen veroorboren, en op den U.Ed. angename van den 23 seggen het wel is dat de steenroode hardsteen tot 4 gulden bij U.E. gekoft werd, dog gelieve U.E. toe te sien, datter niet veel welboren genaamd onder is, want die veel sagter is en ligter breektGa naar voetnoot4). Jan Smaak is gekomen en mag niet wagten. Van den ferosen 〈?〉Ga naar voetnoot5) stokvis 26 ℔ gelieve U.E. te senden met den eersten. Wij zijn godlof gesond.

 

De vergadering der Remonstranten is stillekens gestut, dog soodanig, dat meer schijnt om de Kerkeliken, die alhier daaroover de Heeren door Commissarissen souden hebben dat versogt, te stutten als om de saak eigentlik te beletten in het toekomende. Sulks apparent eerlang op een andere plaatse weederom heimelik sullen bijeenkomenGa naar voetnoot6).

[pagina 153]
[p. 153]

51. P. de la Court aan W. van der Voort.

Leyden, 30 Dec. 1663.

 

Mon frère Gugl〈iel〉mo werd gebeeden voor mij te kopen en toe te senden als volgd:

2 pièces cotton blanche maurisGa naar voetnoot1) environ 12 auneGa naar voetnoot2) à f 15 ou 16. 2 dit salampourisGa naar voetnoot3) de f 18 ou 19.
6 pièces toile de Harlem blanche{ deus de 24 ou 26 souls.
6 pièces toile de Harlem blanche{ deus de 30 ou 31.
6 pièces toile de Harlem blanche{ deus de 35 ou 36.

Matthaei Vossij Annales Hollandiae Zelandiaeque libri quindecim, item Isaci Vossij Jacobae Bavariae HistoriaGa naar voetnoot4).

52. Maria de Witt aan J. van der Voort.

Dordrecht, 12 Nov. 1664.

 

Mijn Heer ende seer waerde Neef. Door U.E. aengenamen van den 24 verleden maent versta ick, dat neef desselfs broeder van sijn E. retrette dispoos is weeder thuys gecomenGa naar voetnoot5), wyl niet twijffelen of soo sulle van gelijken neef ende nicht La Coert mede gedaen hebben, wiens goede resolusy van tot Amsterdam te commen wonen tegens Mey Godt de Heer segenne wyl. Ick hadden het selfden eenighe wercke verleeden door een missive van mijn neef La Coert al verstaen, die mijn versekerde desse verhuyssinghe aen te neemen om sijn liefs wylGa naar voetnoota), dat ick seer wel geloof; want ick hebbe het mijn noyt konnen inbelden of verseekeren, voordat ick dat van sijn E.

[pagina 154]
[p. 154]

sellever verstont. Ende alhoewel sijn E. bij mijn altijt is geweest in grootte aghtinghe om sijn E. civiliteyt, soo sal ick sijn E. nu noch merder estimeren en beminnen om sijn E. complesentte humueer. Ende Godt d'Heer bidde haer E. daer te samen veel jarren met gesontheyt en contenttement moghen levenGa naar voetnoot1).

Dat U.E. schrijft juffrouw Repmaker met haer huyshoudinck op sal breken, geloof U.E. qualijck sult onderreght sijn. Ick hadden gevraght aen imant van haer vriende oft d' selfde juffrouw hier sou commen wonnen, omdat haer E. nu naer haer E. gesontsijn hier soo lanck bleeft, kregh tot antwort van neen, maer dat over een dagh oft 9 naer Amsterdam weer sou vertrecken, ende daer oock sou blijven wonnen. Of haer E. nu van huys sal veranderen en wet ick niet, anders sou den stant onverwensselijckenGa naar voetnoot2) sijn, omdat soo naer U.E. huys is, maer 'thuys staet mijn anders niet wel aen, is al te sleght voor nicht, is maer een gemenne slaghGa naar voetnoot3) naer mijn voorstaet, ende klijn. Nu om de comoditijt gelooft ick haer E. veel sou doen, maer 't jarentGa naar voetnoot4) mende nicht 't huys van Schuyt te huer sou commen ende dat sou haer E. better sijn, maer men moet sigh diennen vant 'tgeen men kan ende niet dat men wyl. Ick verlanghe om haer E. ens te sien ende te spreken, kan wel afmetten hoe wel haer E. moet gemoet sijnGa naar voetnoot5).

Met de disposicy van ma meerenGa naar voetnoot6) gaet het Godt sij gedanck wel naer den teyt, heeft vandaegh voor d'erste reys allen over haer E. kamer gegaen sonder te leyde, maer de

[pagina 155]
[p. 155]

voolkome stercktten geloof niet der comen salt voor 't voorjaer, want ma meere is te uyttermaetten uytgeteert en mager, soodat haer E. allenigh maer het veel over 't gebent heeft, ende hoe wijnigh haer E. eet, beswaert haer E. seer, soodat dat voetsel noch haer E. niet ten goeden en gedeydt, ende 't sijn teyt sal moetten hebben. Daerin wey wel better als haer E. passiensi connen hebben, omdat wey wetten de overgrotte swackheyt ende elende, daer ma meere in 't minste niet af is bekent, ende verwondert sidt toe ende hoort van die d'eer haer E. doen van nu te besoecken; ende haer E. in hear E. elende gesien hebben, segghen met ons, dat Godt een wonderlijcke genade aen ons huys heft gelieve te bewijsse, ende mijn lieve moeders daghen met Hiskia te verlenghenGa naar voetnoot1), want die waren volgens alle mensen ooghen ten eynde, soodat wij haer E. van den Heer wederom hebben gebeden. Onsse gebeden sijn geassisteert geworden van ontallijcke veele mensse, die ma meere beminden, ende wij veelen nu erst in desse noot hebbe leere kennen, ende spissejallijcke onsse goede ende nade bloetvriende, daeronder ick U.E. in sonderheyt mede voor hebbe te dancken. Hoppe dat Godt allemaghtigh voorders soodanigh seggene sal, dat wij haer E. noch veel jaren gesont sullen haer E. voorsorginghe geniette moghen, ende haer E. lieve vrinde haer goede genegentheyt ende geringhe dienstGa naar voetnoot2).

Mon frère de WittGa naar voetnoot3) heeft mijn van desse verleede weck geschreve, hoe sijn E. gecomitert waer naer Overeyssel ende Gelderlant ende dat sijn E. van voornemen waer oft most gaen over Amsterdam. Al hoewel hij maer deselfde stadt sal doorgepasseert hebben, wyl niet twijffelen oft sal sijn dienst al aen U.E. hebben wessen presentteren, ende door deselfde al verstaen 't nieus datter al is van Engelant, maer van De Ruytter kan men niet af hooren van lie uytte regerinck, al hoeweel ick vast geloof, hij in Gunea is en d'Engelssen daer al sal schon gemaeckt hebben, dat Godt geven wyl. Sou

[pagina 156]
[p. 156]

een grotte saeck sijn, dat in desse staet soo grotten sekretessen waerGa naar voetnoot1).

Ick hebbe voor dessen U.E. wat verhaelt van neef NoyeGa naar voetnoot2), maer niet spissejaels, omdat mijn den teyt het niet toe en liet. Als dessen fijnnen quant sijn erme vrou tot ten eynde van haer leve hadde gequelt ende geplaeght, begon hij op nieus sijn vader te quellen, ende soo ongoddelijcke te ontmoetten in presenssy van vremde lie, dat het een schrik geeft om te heerdencken. Nam voor een protecx, dat sijn vader aen hem wegens sijn huwelickxgoet vel schuldigh waer, dat nochtans soo niet en was; wou daerover sijn vader in 't reght trecken. Ick vermoght die teyt soo veel bij hem met bidde ende andere middele, die ick aenwende - tegens 't gevoellen van al de werrelt - dat ick het ter neder ley, ende hem deGa naar voetnoot3) met sijn oude vader versoenen. Hij belofde mijn doenGa naar voetnoot4) niet te sullen doen tegens mijnnen raet. Dit durde soo langhe als hem die wel geviel, maer als ick wou ordere stellen in sijn huys, dat hij met d'meyt niet sou slaeppen op een kamer, stont dit hem niet wel aen. De meyt klaghde mijn over sijn onbehorlijcke ontmoettinghe ende versoght mij: ick sou mijn oom segghen sij verhuysse wou ende om geen dinghe van de werrelt blijven wou. Ende ick kon haer in geen ongelijck stellen. Hij dit hoorende quam mijn versoecken: ick sou de meyt bepraette om te blijven. Dit versoecken durde veel daghen aen een. De meyt bleeft bij haer voorighe resolusy. Ick sey: neef, wat sou een heer hem soo veel aen een meyt gelegen laette wessen. Hij seyde, daer wat mede te hebben uytstaen. Ick bestrafte dat ik hem ende meer ander quat leeven, en niet met flatteren, als ick wel gewent waer, want mijn waer geseyt hij 3 daghen te vooren 4000 gulden op een naght hadde verspelt.

Naer dessen dagh quam hij niet meer bij mijn, noch selfs

[pagina 157]
[p. 157]

uyt sijn vaders huys, spelden heel den disperaetten, klaghde aen al de werrelt over mijn, dat hij aen mijn als d'drommel sijn biecht hadde gedaen etc., ende gaf mijn ontallijcke vervlocktte namen, hadde mijn versoght de meyt te persewaderen om te blijven ende soodra ick mercktte hij aen d'selfde verlooft waer, hebbe ick ter contrary haer wegh geholpen. Dit waer, seyde hij, sijn rede, die hij op mijn hadden < warren die niet heel suvisant om mijn soo te vlocken >; hij lit niemant gebreck lijden van te segghen: hij aen desse sijn meyt verlooft waer, dat hij ock haer wou trouwen; lit een rinck ontrent waert 4 gulden gelijck de meyssjes draghen sien, welck hij seyden van haer op trou te hebben ontfanghen, ende dat hij een ander aen haer hadde gegeven. Ick weet niet, of toe sijn vrou al 5 wecken hadde doot geweest. Sey ock tegens een ider, dat hij desse meyt in sijn vrouwe leven al hadde bemint ende haer belooft hadde te trouwen, soodra sijn vrou sou doot sijn. Desse godlosse praet voerde hij tegens geen een, maer 10 en 10 menssen ende spelde voorders den dolle geck; sey, dat de duywel snaghs bij hem quam, dat hij hem ock niet ontsien sou sijn handen aen imant te slaen, soodat selfs de buel fors gelt aen hem verdiende, trock op een teyt de buel bij den eerm, seyde: Mr Willem, ick wou ghij gelt aen mijn verdienen sout, ick ben mijn leven moe.

Soo waer hem d'liefde om 't hart geslaghen, maer ick gelooft het de gelt liefde waer, die hem ontbrack. Goede vriende quamen mijn dit aendiennen. Oom Noye kost daer niet in doen. Ick seyde: ick ben buytte krediet nu ock bij hem. Ick sont hem den dockttor toe, versoght die: hij wou hem sien te genese van die rassernij. Ende ick raden oom: hij sou een ander meyt huren, en die meyt, die nu gaen wou, laetten gaen, gelijck geschiet is, soodat een dienstmeyt haer selfs noch meer aghten als om haer aen soo een lightmuts te besteeden.

Bij al dien dat moey saliger U.E. moeder lefde, sou met de mijnne nu segghen, wat dat die lie nu al sien moetten, die soovel volmaecktheyt van andere kinderen begerden, maer wat ist, 't quat dat wij sien is van ons naeste bloet, ende hebben del aen sijn schanden. Oom maeckt grotte droefheyt alst quaet present is, maer alsser wijnigh daghe weer passeeren, ist weer oom Noye. Hij, neef Noye wyl prossederen met sijn schonmoeder; seyt niet een duit gesien te hebben van sijn vrouwe saliger goet ende voorwarden hebbe sij gemaeckt winst ende verlies gemeen. Ende hij heeft, seyt hij, 28000 gulden

[pagina 158]
[p. 158]

aen schulden. Daer moet sij de helft in betaellen. Hadde sijn vrouwe moeder geen supoort van vrienden ende hij niet bekent voor een lightmuts sonder kredit, hij sou haer spuls genogh maken.

Sou ick hier meer bijvoeghen van de legenttenGa naar voetnoot1), den teyt sou mijn ontbrecken, ende 't pampier gebiën te eyndighen, soodat naer hartelijcke gebiedenisse sal blijvenGa naar voetnoota).

53. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

LeydenGa naar voetnoot2), 5 Junij 1666.

 

Eerwaarde Frères. U.E. missive hebbende gecommuniceerd aan mijn eerwaarde frère Jacob de la CourtGa naar voetnoot3), heeft deselve geresolveerd, om U.E. soo veel doenelik van moeiten te ont-

[pagina 159]
[p. 159]

lasten, aan Sr Hendrik van Eik op morgen met de kagerschuit toe te senden de somme van vier duisend guldens, versoekende dat U.E. derhalven gelieven van den selven te vorderen een recipisse van de heer Secretaris van de provintie Groeningen, als ook desselfs Van Eiks belofte van betalinge der interessen.

Wijders versoeke, dat U.E. ten behoeve van mijn lieve suster Joanna de la CoertGa naar voetnoot1) gelieve te tellen als boven twee duisend guldens ende daar van ook schriftelike beloften der interessen van Van Eik, als ook de recipisse des Secretaris te vorderenGa naar voetnoota).

Ons MadaleentjenGa naar voetnoot2) is nog seer verkout en vierig uitgelopen omtrent den mond en daarom wat pijn en moeilik. Anders is het Goddank wel en beeter met mijn lief als voor dessen. Op Dingdag of Woonsdag meen ik over te komen en mondeling te tonen en seggen hoe aangenaam 't ons is van U.E. gedurig soo veel vriendschappen te ontfangen.

54. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 7 Junij 1666.

 

Eerwaarde Frères. Eergisteren verwittigde ik U.E., dat mon frère Jacob den sesden deeses soude senden < gelijk ook geschied is > naar Amsterdam aan Sr Hendrik van Eik de somme van vierduisend guldens ende dat U.E. derhalven geliefde van den selven te vorderen soo sijn recepisse als ook die van den heer Secretaris van Groeningen ter gemelder somme. Daarenboven versogt ik, dat U.E. geliefden voor mijn lieve suster Joanna aan gemelden Van Eik te tellen twee duisend guldens ende alsboven de recepissen te ligten t'haren behouven. Eindelik notificeerde ik U.E. van meeninge te zijn op morgen over te komen, het eersten confirmere bij deesen, maar niet mijn overkomst, want alsoo eergisterenavond ma seur EelemanGa naar voetnoot3) wel is bevallen van een jonge dogter ende den Heiligen Doop over deselve sal werden gecelebreerd Woonsdag aanstaande en mijn liefste als getuige over deselve in persoon sal staan, sal ik morgen haar E. derwaarts geleiden. Ons Madaleentjens verkoutheid en indispositie is uitgevallen op een

[pagina 160]
[p. 160]

sprowGa naar voetnoot1), waarover seer pijn en moejelik efter met weinig koortse is, sulks gaat en staat en niet wel kan swelgenGa naar voetnoot 2) sonder pijn, sulks weinig eet en wij er niet toe weeten te doen als haar warm te houden. Mijn liefste continueerd merce il vin d'IspagnaGa naar voetnoot3) beeter als voor deesen te zijn en het Hanskens beweeginge sterker als voordeesen te voelenGa naar voetnoot4) waarmeede naar hertelike groetenisse en versoekinge van U.E. overkomst eindigd ...

 

Wij meenen op Donderdag des avonds weederom op onse HoffsteedeGa naar voetnoot5) te zijn en soude ik met U.E. op Maandag ofte Dingsdag konnen naa huis trekken, indien U.E. geliefden ons te komen versoekenGa naar voetnoot6).

55. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Meerborg, 21 Junij 1666.

 

Eerwaarde Frère. Op U.E. aangename van den 20en deeses soude weegens het voederGa naar voetnoot7) hout antwoorden: het op den turfsolder diend gestapeld te werden, dog hope morgen avond t'Amsterdam U.E. te konnen spreeken.

Onderentusschen sende U.E. ¼ vat boters tot f 26 en 7 ℔overwigt. Indien U.E. meer begeerd, soude het ons naarder aangesegt moeten werdenGa naar voetnoota).

Het niews blijft hier op den selven voet, dog eer declineren als accresceren, alsoo de rapporten aan den Staat gedaan weegens de genome of gebleeve scheepen der EngelsenGa naar voetnoot8), dat die souden zijn tusschen 30 en 40; zijn gefondeerd op het klein getal, dat d'onse dagelijks daar van hebben gesien, sulks die vermist wierden, gepresumeerd zijn gebleeven ofte

[pagina 161]
[p. 161]

genomen te weesen. RuiterGa naar voetnoot1) selfs heeft aan een vrind, die 't mij heeden heeft gecommuniceerd, gesegt, dat vermeende, weinig min als 40 scheepen van d'Engelsen verloren waren, ende dat sij wel 8000 man bij der gisse souden verloren hebben, soo aan gevangensGa naar voetnoot2), doden en verdronken.

Weegens het vieren meenen, dat eer te Leyden als t'Amsterdam te sienGa naar voetnoot3).

 

Heden hebbe 2/2Ga naar voetnoot4) lakens voor gemeene rekeninge tot f 3. -3. - gekoft.

Onse kinderen varen seer wel; Madelene is school te Leyden; mijn lief werd grof dik en welvarende.

56. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Meerborg, 12 Julij 1666

 

Eerwaarde Frères. Volgens U.E. versouk gaat hier neevens een quart boters, waarvan mondeling naarder.

Ik hoop mijn wisselbriefjens U.E. behandigd en in specie dat ten laste messieurs Bernards sal weesen ingekomen.

Ik heb aangevangen de platingGa naar voetnoot5) en bij gevolge een huisken en niewe schutting aan den Rijn voor mijn tuin te maken, twelk sal veroorzaken wij hier 8 ofte tien dagen langer sullen blijven als hadden gemeend.

Wij zijn God lof gesond en verlangen van U.E. tijding te

[pagina 162]
[p. 162]

horen. Nigt GroenendijksGa naar voetnoot1) kind heeft de waterkankerGa naar voetnoot2).

57. P. de la Court aan W. van der Voort.

Meerborg, 20 Julij 1666.

 

Eerwaarde Frère. Gisteren naar den middag hebbe ontfangen U.E. aangename van den 17en deeses en alsoo van meeninge was heeden U.E. te komen vinden in den Hage, is mijn liefste opgekloptGa naar voetnoot3) om te assisteren nigt GroenendijkGa naar voetnoot4), die van een jonge soon is verlost. Sulks het nu te laat zijnde om op één dag heen ende weeder U.E. te spreeken, ik versoeke U.E. gelieve, indien het doenelik is, U.E. reise soodanig te dirigeren dat mag vallen over Meerborg, van waar ik met U.E. naar Amsterdam soude gaan heen en weeder, alsoo ik daar niets te doen hebbe als eenige aanteekeninge naar te sien ende een briefjen op Italien te schrijven, waar meede naar hartelike aan mijn heer Johan Wtenhage de MystGa naar voetnoot5) ende aan U.E.Ga naar voetnoota)

[pagina 163]
[p. 163]

58. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 26 Julij 1666.

 

Eerwaarde Frères. Ik verwagt nog U.E. antwoord omtrent eenige lakens volgens ontfangene stalen van Napoli, te kopen alhier ofte niet, en middelerwijle versoeke, dat U.E. gelieven door Esaias van den Velde deese neevensgaande assignatie ten laste Srs Louys en Joseph Serrurier in te vorderen en 't beloop van dien, zijnde f 998. - courant geld, bij U.E. te mijner overkomst te bewaren.

Eergisteren was het hier seer warm weeder, gisteren een weinig koelder en heeden warmer als ooit.

En heeft men van des ugtens met den dag tot omtrent 9 uren gedurig horen schieten niet diep in zee, maar niet soodanig of een gevegte tusschen veele scheepen was; wat het zij geweest, sal men haast horenGa naar voetnoot1).

Wij zijn, de goede God zij gedankt, soo gesond, dat U.E. de selve gesondheid toewenschen, alsmeede aan onse neef en nigten Van der VoortGa naar voetnoot2), opdat volgens haar EE. notificatie, door neef Schonenveld gedaan, ons met den eersten mogten komen besoeken.

En is mij leet, de missive, 5 dagen oud zijnde, mij is besteld geworden; soude andersints niet hebben versuimd, die vrinden aan te spreeken en te versoeken, gesamentlik met mij te gaanGa naar voetnoota).

[pagina 164]
[p. 164]

59. P. de la Court aan W. en J. van der Voort.

Leyden, 1 Aug. 1666.

 

Eerwaarde Frères. Soo eeven met de kinderen, neef en nigten Van der Voort in stad komende om de kraamvrow GroenendijkGa naar voetnoot1) te besoeken, werd mij besteld U.E. aangename van den 31en deeses waarop segge mij lief sal weesen, indien U.E. voor mij en mijn broeder Jacob gelieven te teekenen ons interesse, welk was ruim vijfduisend guldens, en dan nog f 1800. - weegens het geassureerde, van alle twelk te sijner tijd behorelik bewijs soude konnen werden gegeeven. Hiermeede eindige in haast alsoo gewagt werde om met neef en nigten een wandeling op de singels te doen. Mijn lief is met neef en nigten Van der KlijfGa naar voetnoot2) te Meerborg gebleeven en zijn wij alle gesondGa naar voetnoota).

 

Ik versoeke U.E. gelieve dit wisselbriefken van f 600. - door Van den Velde ter acceptatie te doen presenteren.

60. Maria de Witt aan J. van der Voort.

Dordrecht, den 6 Dec. 1666.

 

Mijn Heer ende warde Neef. U.E. aengenaemen van den 28 NovemberGa naar voetnootb) hebbe niet eerder beantwoort, omdat UEd. begerten daerin van UEd. toe te sende onsse out grotvader niet hebbe connen vooldoen, omdat deselfde nu eerst hebbe van den schilder thuys gekreghen. Ende alsoo den teyt van 't jaer light door 't vriesse het waeter onvaerbaar sou maken, hebbe geen geleghentheyt willen laetten voorbijgaan, om UEd. deselfde toe te sende, gelijck ick op gisteren middaghen die schilderij hebbe mede gegeven met een schipper Henderick Thuenisse, en al soo denselfden seer haestigh waer, hadde geen teyt om een kassje oft plancken voor 't quetssen daervoor te doen, maer den voornomden schipper mijn beloofde soorghvuldigh deselfde te bewaren ende die UEd. in hande sal stelle ongequetst. Ende sal dien selfden Henderick Thuenisse,

[pagina 165]
[p. 165]

als UEd. die sult gebruyckt hebben, weder commen haellen, ende besorghen als nu. Wij hebbe desse schilderij laette coppieren tot over de knie ende de tronye op deselfde grotte en de patronnesse daer afgelaetten en daer het hooft bedeckt den eerm oft handt, is de hant geordinert te steken voor in den tabbert, en de reghter hant steunende op een leyst, daer onder aen 〈?〉 op stat Willem Schivers van Merode etc.Ga naar voetnoot1). Wil niet twijffelen of soon kunstighen mester als De Baen isGa naar voetnoot2), sal wat fraeys hiervan maken.

Ick en hebbe geen subjeck wardigh om desse te largeren dan men begint hier hart te wedden op uytgaende Mey vreedeGa naar voetnoot3). Dat God Allemachtigh geven wyl, in wiens heyllighe protexsy ick UEd. wyl bevellen.

voetnoot1)
G. Gonggrijp, Tien jaren vrijheid (Mededelingenblad van de Vereniging van afgestudeerden der Nederlandse Economische Hogeschool, Aug. 1955), blz. 9-11; H.W. Julius,... ut sit mens sana... (Utrecht 1955), blz. 5.
voetnoot2)
N.W. Posthumus, De geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie III ('s-Gravenhage 1939), blz. 881.
voetnoot1)
J. Wagenaar, Amsterdam V (Amsterdam 1764), blz. 265.
voetnoot2)
J.J. van Loghem, Het pestvraagstuk voor Europa (Ned. Tijdschr. voor Geneeskunde, jrg. 75, 1931), blz. 5200 vlg.
voetnoot3)
Resolutiën van de Staten van Holland, 23, 31 Juli en 8 Aug. 1664.
voetnoot4)
U.B. Amsterdam, Cat. Handschr. IV: 1, blz. 148 (S. 43). - Johan Wolfert van Brederode, veldmaarschalk van het Staatse leger, vond te Spa niet de gewenste genezing en overleed de 3e September 1655 in de nabijheid van Maastricht.
voetnoot1)
J.H. Kernkamp, Een onuitgegeven brief van Johan de Wit over de Noordoostelijke doorvaart naar China (Tijdschr. voor Gesch. 1937), blz. 220 vlg. Zie brief 16, noot 2, blz. 109.
voetnoot2)
J.D.M. Cornelissen, Vondel en de vrijheid in 1663 (Hist. Tijdschr. XVIII), blz. 321 vlg.; J.H. Kernkamp, Pieter de la Court, zijn aansprakelijkheid voor het Interest van Holland en de Polityke Discoursen (Het Boek XXII), blz. 191 vlg.
voetnoot3)
J.H. Kernkamp, De huwelijksfuik in de economische wereld van voorheen (De Gids, Febr. 1954), blz. 141 vlg.
voetnoot4)
J.H. Kernkamp, Twee ‘niet ter drukpersse bereide’ geschriften van Pieter de la Court (B.M. Hist. Gen. LVI), blz. 158.
voetnoot1)
Met de signatuur Weeskamer 2365e. Zie ook Het Welvaren van Leiden ('s-Gravenhage 1911), bibliografie nr 101.
voetnoot2)
Cat. Handschr. I, blz. 238. Met de signatuur 25 Q 1, 2.
voetnoot3)
G.A. Amsterdam, Inventaris van het familie-archief Backer door Dr I.H. van Eeghen (Amsterdam 1954), nr 465, 470.
voetnoot4)
Idem, blz. 6-8.
voetnoot1)
Magdalena de la Court, 8 Dec. 1661 - 27 Juni 1712.
voetnoot2)
Willem van der Voort, 13 Aug. 1619 - 13 Sept. 1683, zwager van Pieter de la Court.
voetnoota)
Ontbreekt.
voetnoot3)
Gedoopt in de Hooglandse kerk te Leiden. Vgl. Het Welvaren van Leiden, uitgeg. door F. Driessen ('s-Gravenhage 1911), nr 83.
voetnoot4)
Catharina van der Voort, geboren te Napels 2 Maart 1622, overleden te Amsterdam 25 Mei 1674, dochter van Isaac van der Voort († 29 Aug. 1629) en Magdalena Stockmans (12 April 1598-19 Juni 1660), huwde op 28 Febr. 1661 Pieter de la Court, wiens eerste vrouw Elisabeth Tollenaer, geboren 9 April 1640, op 6 October 1658 was overleden. Aan Magdalena Stockmans wijdde Bredero zijn kostelijke liefdesgedicht: Ooghen vol Majesteyt. Vgl. J.A.N. Knuttel, Bredero (Lochem 1949), blz. 82, 83.
voetnoot1)
Jan van der Voort, 19 Sept. 1626-26 Oct. 1678, zwager van Pieter de la Court.
voetnoota)
In dorso: Aan Mijn Heeren, Mijn Heeren Guglielmo e Giovanni van der Voort, op de Fluweele-burgwal bij 't Heeren-logement tot Amsterdam (= O.Z. Voorburgwal 239, het ‘huis met den witten gevel’, naast het huis ‘De Kameel’, waarin de gevelsteen tot op de huidige dag bewaard is gebleven). Bij de volgende brieven zal het adres, voor zover het geen nieuwe gegevens bevat, onvermeld blijven.

voetnoot2)
Zie brief 1, noot 3, blz. 86.
voetnootb)
In dorso: Aen Mijn Heer Mijnheer Gio van der Voort.
voetnoot1)
Sulks deese daar op swierdens laat: zodat ik deze daar (= er) op swierdens (in de lucht laten hangen) laat (dixit E.I. Strubbe Brugensis, 1, V, 1953). Op swierdens laten: laissar à suir (suivre).

voetnoot2)
De la Court doelt hier op Mr Dirck Vlack, advocaat op de Nieuwendijk te Amsterdam, begraven op 9 Febr. 1664. Over deze enigszins duistere figuur is reeds sprake in een Franse brief van Lambert le Chastelain (= Castelein). De laatste is verwant met de Van der Voorts. Op blz. 100 van de Inventaris van het familie-archief Backer door Mej. Dr I.H. van Eeghen treft men Catharina van der Voort aan, die met Nicolas le Chastelain trouwde. Volgens de zeer fragmentarische stamboom, die de Backers later opstelden (Inv. nr 31 en 449) werd uit dit huwelijk een zoon Lambert geboren, die in 1611 te Dordrecht trouwde met Sara van Luffelen. Hij stierf in 1613. Het eigenaardige is, dat uit dit huwelijk, dat slechts hoogstens 3 jaar duurde, volgens deze stamboom 5 kinderen zijn geboren. De oudste was de bovengenoemde Franse briefschrijver, die te Piershil woonde. Zie Inv., nr 465 (brief Lambert le Chastelain aan Guillelmo van der Voorde, coopman op de Fluweele burghwal bij 't Heerelogement te Amsterdam, 6 Sept. 1661).
voetnoot3)
Nichtje van De la Courts tweede vrouw, zuster van Johan de Wit, de schrijver van het Public Gebedt.
voetnoot4)
Admonitio: vermaning.
voetnoot5)
Suspentie: schorsing.
voetnoot6)
Excommunicatie: uitsluiting.
voetnoot1)
Moolk: vogelverschrikker, afgeleid van Moloch.
voetnoot2)
De la Court zinspeelt hier wellicht op de moeilijkheden van de Congregatio de propaganda fide met de regulieren. Vgl. L.J. Rogier, Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de 16e en 17e eeuw II (Amsterdam 1946), blz. 188.
voetnoot3)
Adr. Beeckerts van Thienen (1623-1669), hoogleraar in de ‘regten’ sinds 1654.
voetnoot4)
Johan Meinards van Akeren, ‘veertigh in rade der stad Leiden’, stierf in Dec. 1661. Zij vrouw heette Haasje Jansdr van Rijn.
voetnoot5)
Knielappen en landdieverij: kruipen en dieverij ten koste van de overheid.
voetnoot6)
Cornelis Anthonis Buitenvest, † Sept. 1667.
voetnoota)
In dorso: ontf. 10 febr., geantw. 14 Febr.
voetnoot1)
Oorten: erwten.
voetnoot2)
Hansken in de kelder: schertsende benaming voor het kind in de moederschoot, ook een soort van drinkschaal, waaruit een poppetje te voorschijn komt, als ze met wijn gevuld wordt en waarmede eertijds gedronken werd op het welzijn van een aanwezige aanstaande kraamvrouw.
voetnoot3)
Zie brief 3. Er is een contract van koophandel overgeleverd tussen Abraham van der Voort en zijn broeder Isaac met Thomas Marinus en Jan van Peenen betreffende handel op Portugal en Napels d.d. 7 Mei 1618 (G.A. Leiden, Bescheiden betreffende de familie De la Court, nr 237). Vgl. ook mijn Rotterdamse afscheidscollege ‘De huwelijksfuik in de economische wereld van voorheen’ (De Gids 1954, afl. 2).
Sara van Luffelen duikt nu in de stukken op als de vrouw van Thomas Marinus (vgl. brief 3, noot 2, blz. 88). Weduwe geworden van deze Haarlemse koopman werd ze later de huisvrouw van Reinier Persijn, in leven raad van het Hof van Holland. Zij leende in 1625 ten behoeve van de Compagnie 3000 Franckfoorder florijnen van Jacob Reael, waarvoor in 1641 en 1642 de weduwe van Isaac van der Voort, Magdalena Stockmans, toenmaals echtgenote van Thomas Verwer, en haar kinderen werden aangesproken (G.A. Leiden, Bescheiden De la Court, nr 249). Het was de advocaat Vlack, die het geschil oprakelde, toen in 1660 Magdalena Stockmans en Sara van Luffelen beiden stierven.
De zaak sleept voort. Op 13 November 1662 ordonneert het Hof van Holland, dat de originele boekhouding van Isaac van der Voort, alsmede die van Abraham van der Voort, Thomas Marinus en Jan van Peenen, binnen acht dagen op de griffie van dit Hof zullen worden gedeponeerd, om te dienen in de zaak van Willem van der Voort tegen Bartholomeus Reael, Secretaris te Amsterdam (G.A. Leiden, Bescheiden De la Court, nr 258).
voetnoot1)
Abraham Heidanus (van der Heiden), 1597-1678, hoogleraar in de Godgeleerdheid.
voetnoot2)
Amelis van den Bouckhorst, heer van Wimmenum, lid van de ridderschap van Holland, sinds 1643 Curator L.U., † 21 Sept. 1669.
voetnoot3)
Zie brief 3, noot 3, blz. 89.
voetnoot4)
Johannes van Groenendijck, gehuwd met Hester de la Court, een dochter van Pieters oudere broer Jacob de la Court.
voetnoot5)
Johannes Eleman, Leids regent, gehuwd met Cornelia Tollenaer, zuster van Elisabeth Tollenaer. Met broeder Tollenaer is waarschijnlijk Mattheus bedoeld. Deze huwde op 21 November 1667 met Adriana van Akeren.
voetnoot6)
Zie brief 3, noot 4, blz. 89.
voetnoot7)
Betreft de openbare afkondiging van een voorgenomen huwelijk. Gerard van Swaenswijck wordt genoemd in de Res. van Curatoren der Leidse Universiteit (Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, uitgeg. door Dr P.C. Molhuysen III, 's-Gravenhage 1918, R.G.P. 38).
voetnoot8)
Karel Outerman, ‘notaris publiek’, weduwnaar van Marya de Neut, tekende op 26 Januari 1663 aan met Hester Hartogh, weduwe van de koopman Jan van Wingen. Het echtpaar is getrouwd door Ds Jacobus Boerhaven, predikant te Voorburg. Vriendelijke mededeling van de gemeentearchivaris van Leiden, Mr R. van Roijen.
voetnoot1)
Vermoedelijk een broeder van Jacob Va(i)llant, ‘der medicinen doctor’, die op 1 October 1659 aantekende als jongman, wonende te Amsterdam met Catharina de la Court, jongedochter van Leiden, wonende op de Breestraat, als toekomstige echtelieden. Hij was vergezeld door Ds Bernardus van Wijngaarden, predikant te Leiden als getuige en zij door haar moeder Tanneken Tailleur. De laatste was op 17 Aug. 1623 in de echt verbonden met Nic. de la Court, bakker, jongman van Iperen. Van Wijngaarden was ook met een Tailleur getrouwd. Adriaan Vallant en Christina de la Court (1653) komen voor in nr 473 van het familiearchief Backer. Sr Vallant te Amsterdam wordt tevens genoemd bij een verzending van 6 stukken ‘leytsche hondert baayen tot S. Sebastian’ in Spanje (Het Welvaren van Leiden, uitgeg. door F. Driessen, 's-Gravenhage 1911, bibliografie, nr 73).
voetnoot2)
Zie brief 1, noot 3, blz. 86.
voetnoot3)
Zie brief 4, noot 2, blz. 90.
voetnoot4)
Uit een goede dag groeit een goed jaar.
voetnoot5)
Apparentelik: waarschijnlijk.
voetnoot1)
D.i.: toef niet langer, uitstel schaadt altijd degenen, die gereed zijn; wie de liefde in zijn borst heeft, heeft de sporen in zijn flanken, en niets zet meer de liefde in vlam dan de vrees (liefde) te zullen ontberen.
voetnoot2)
Henricus Bornius, 1617-1675, hoogleraar in de wijsbegeerte te Leiden (extraordinarius 1652, ordinarius 1654) kwam in moeilijkheden met zijn academische verplichtingen, toen hij hiernaast de taak van opvoeder van Prins Willem III kreeg te vervullen. Zie de ‘Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche Universiteit’, uitgeg. door Dr P.C. Molhuysen, III ('s-Gravenhage 1918), blz. 179, 180.
voetnoot3)
Telkens wordt in de bovengenoemde Bronnen gesproken van konijnengeld, een emolument, dat in de plaats gekomen was voor een recht op levering van konijnen in natura, dat elke hoogleraar toekwam voor onderhoud van zijn tabbaard (toga). G.D.J. Schotel, ‘De Academie Leiden’ (Haarlem 1875) bericht op blz. 248: Iedere hoogleraar van elke faculteit ontving een ‘jaarlijksche som van omtrent f 60. - voor tabberd en konijnengeld’. Hij vermeldt dit bij het einde van de 18e eeuw. Toen bleek het dus nog te bestaan.
voetnoot4)
Pieter de la Court fulmineert hier evenals in ‘Het Welvaren van Leiden’, uitgeg. door F. Driessen (Leiden 1911), cap. 14 over ‘De nieuwe fondamenten der Akademie’. De Lidmaten der hogeschool genoten voorrechten. De Rector schreef de lidmaten in en jaarlijks in de twee weken na 8 Februari moest men zich bij de pedellen laten recenseren. Deze pedelsrol werd in afschrift aan de pachters en gaarders der belastingen verstrekt (P.C. Molhuysen, De voorrechten der Leidsche Universiteit, Amsterdam 1924, blz. 22, 23; vgl. tevens De Bronnen III, blz. 189).
voetnoot1)
Zie brief 3, noot 2, blz. 88. - Op 12 Maart schreef Lambert le Chastelain uit Haarlem aan Willem van der Voort als antwoord op diens brieven d.d. 9 en 11 Maart 1663, welke hem op 12 Maart te Delft en Rotterdam ter hand waren gesteld, dat de advocaat Vlack bij hem te Haarlem de boeken (scl. van Isaac van der Voort c.s.) was komen opeisen; dat de genoemde Vlack hem te Den Haag had gedreigd om hem voor de Commissarissen te laten ontbieden voor het afleggen van een zuiveringseed, waarop de schrijver had geantwoord, dat ‘hij (scl. Vlack) die courage niet en hadde’; dat de schrijver niets liever wenste dan ‘om mijn te purgeren en van sijne aanspraecken bevrijt te sijn’; dat Vlack de schrijver en de geadresseerde er valselijk van beschuldigde, ‘dat het wechhouden van de boecken onder ons soo besteecken is... om ons bij de goede mannen suspect te maecken, gelijck als hij door pur valse rapporten mijn teegens U.E. socht op te maecken... God kent onse onnooselheid en oprechtheid, en geloove bij U.E. noyt gedachten sijn geweest, gelijck ick van mijnentweegen wel verseeckert ben noyt gehadt hebbe...’; dat de schrijver reeds aan de geadresseerde had gezegd, ‘dat ick geloofde die (scl. de boekhouding) onder hem (scl. Vlack) waeren; sulcx is noch mijn opinie en dat niet sonder groote reeden, want U.E. heeft mijn geseyt, als dat hij diverse extracten daeruyt overgeleevert heeft’; welk vermoeden werd bevestigd door het feit, dat wijlen de moeder van de schrijver deze had opgedragen, de boeken, ‘die aen hem (scl. Vlack) waeren geleevert... van hem (scl. Vlack) af te vorderen, dat geschiet is. en nu, naerdat ick sijn honneur hebbe leeren kennen, stelle vast, die onder hem moeten sijn’.
voetnoota)
Onduidelijk door vlek in het papier.

voetnoot1)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot2)
Deze passage heeft betrekking op een aanstaande blijde gebeurtenis in het gezin De la Court. Vgl. brief 5.
voetnoot3)
Zie brief 1.
voetnoot4)
Venu en court obtineren: rechtsingang verkrijgen.
voetnoot5)
D.w.z.: Die man moet ge opdracht geven, als ge iets goed behartigd wilt hebben; de uitkomst rechtvaardigt de daden.
voetnoot6)
Er staat een driehoek op de punt, nml. het afkortingsteken voor ducaat, lopend geschreven; de rest is de koers. Er is hier vermoedelijk van Venetiaanse ducaten sprake. Vgl. N.W. Posthumus, Nederlandsche prijzengeschiedenis (Leiden 1943), blz. 592.
voetnoot1)
Avis: bericht.
voetnoot2)
Zie brief 5, noot 1, blz. 92.
voetnoot3)
Uit.
voetnoot4)
Zijn eigen moeder, Jeanne des Planques (1591-1663).
voetnoot5)
Doceerde: onderrichtte.
voetnoot6)
Partije: gedeelte.
voetnoot7)
Sr Adriaan Vaillant meent zeker gedeelte van het bedrag der assignatie reeds betaald te hebben. Pieter de la Court is van oordeel, dat dit nu reeds uitgezocht behoorde te zijn.
voetnoot8)
Acceptatie van een wissel, i.c. de assignatie. Hoogstens worden nog een paar weken uitstel gegeven en dat moeten de zwagers maar overbrengen.
voetnoot9)
Zie brief 6.
voetnoot1)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.

voetnoot2)
Marsilia: Marseille.
voetnoot3)
Rescontres: verrekeningen.
voetnoot4)
Zie voor het bankgeld, dat ten opzichte van het courant geld een agio deed, dat aan schommelingen onderhevig was H. Enno van Gelder, Munthervorming tijdens de Republiek 1659-1694 (Amsterdam 1949), blz. 13. Vgl. ook hiervóór brief 5 en hierna brief 10, noot 5, blz. 100.
voetnoot1)
D.i.: De Fortuin helpt de stoutmoedigen voort, doch drijft de vreesachtigen terug.
voetnoot2)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot3)
Laatstgenoemde geschriften, in 1662 verschenen, zijn resp. van Pieter de la Court en Johan Uytenhage de Myst, ‘Den Herstelden Prins’ (Knuttel, Cat. v.d. Pamfletten-verzameling berustende in de Kon. Bibl. II, 1, 1649-1667, 's-Gravenhage 1892, nr 8806 a) wordt wel aan Constantijn Huygens toegeschreven, volgens P. Geyl, Het stadhouderschap in de partij-literatuur onder de Witt (Amsterdam 1947), blz. 56, nr 14, echter ten onrechte.
voetnoot4)
Raciocinatien: bewijsvoeringen.
voetnoot5)
Gedoeld wordt op het pamflet ‘De gansche distructie van den nieuw gebooren Hollantsen Cromwel alias Leydtschen Quaker’, 1663 (Kn. 8806 d), of ‘Helle-Vreucht over den Herbooren... Hollandtschen Cromwel’, 1662 (Kn. 8656). Vgl. D. Grosheide, Cromwell naar het oordeel van zijn Nederlandse tijdgenoten (Amsterdam 1951), blz. 166, 167. De schrijver van eerstgenoemd pamflet is Gerard Lodewijk de Maght.
voetnoot6)
Aan De la Court was wegens zijn ‘aanstotelijcke werken’ het avondmaal voorlopig ontzegd. Vgl. J.H. Kernkamp, Pieter de la Court, zijn aansprakelijkheid voor het Interest van Holland en de Polityke Discoursen (Het Boek XXII), blz. 195.
voetnoot1)
In de, evenals het Interest anoniem verschenen ‘Aanwysing der heilsame politike gronden en maximen van de Republike van Holland en West-Vriesland’ beriep Pieter de la Court zich er op, dat indertijd zijn kopij was vermeerderd en verkort door ‘seer uitsteekende personagiën’. Vgl. J.H. Kernkamp, Twee ‘niet ter drukpersse bereide geschriften van Pieter de la Court (B.M. Hist. Gen. LVI), blz. 151 vlg.
voetnoot2)
Vgl. de pamfletten Kn. 8017 (Schuyt-Praatje... over den godtloosen en onwettigen handel van een Predikant van Delf, die eens Burgermeesters dochter wil trouwen, tegens wil en dank van haar vader, 1658), 8823 (Sententie, 1663) en 8942 (Eerlijcke Vryaedje, 1664). Arnoldus Bornius, ‘bedienaar des goddelikken woords’ stond eerst in Woerden, vervolgens in Delft en later in Alkmaar. Vgl. G.J. Renier, De Noord-Nederlandse natie (Utrecht 1948), blz. 183-205.
voetnoot3)
Zie brief 1.
voetnoot4)
Zie brief 4, noot 2, blz. 90 en brief 6.

voetnoot5)
Zie brief 8, noot 4, blz. 97; brief 10, noot 5, blz. 100.
voetnoot6)
Zie brief 1.
voetnoot1)
Zie brief 4, noot 4, blz. 91. Twee dagen later werd het eerste kindje, Ester genaamd, geboren (Allard de la Court, Genealogieboeksken, 1730, thans aanwezig in de handschriften-collectie van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage).
voetnoot2)
Jan Matthijsz. van Tol; de Veertigen, te beschouwen als de vertegenwoordigers der burgerij, werden ook wel met de naam vroedschap aangeduid.
voetnoot3)
De ondertrouw van Catharina van Marken met Mattheus van Akeren vond eerst 27 September 1663 te Leiden plaats. Zie voor de familie Van Akeren ook de brieven 3 en 4.

voetnoot4)
Sillerij saat: selderijzaad.
voetnoot5)
Geld in banco noemde men het zware geld, dat de wisselbanken accepteerden. In verband met het toentertijd nog vrij veel voorkomen van besnoeiingen op het geld in het gewone verkeer deed dit geld ‘in banco’ meestal een zeker agio boven het courant geld. Zo bestonden er ook assignaties (aanwijzingen) op bankgeld, dat was ingeschreven in de boeken van de wisselbank. Tevens konden er overschrijvingen in rekening-courant van de ene persoon op de andere persoon geschieden. Vgl. Z.W. Sneller, De Rotterdamsche wisselbank (Rotterdams bedrijfsleven in het verleden, Amsterdam 1940). Zie ook brief 8, noot 4, blz. 97.
voetnoot6)
‘In een andere vow (vouw) slaan’ was destijds een staande uitdrukking en betekende zoveel als op een ander onderwerp overstappen.
voetnoot1)
Expostuleren: eisen stellen.
voetnoot2)
Mijn lief: mijn vrouw.
voetnoot3)
Zie brief 4, noot 4, blz. 91 en brief 9.
voetnoot4)
‘Ma juffrouw uit den Hage van Myst’ was waarschijnlijk familie, misschien de vrouw? van Johannes Uytenhage de Myst. Deze laatste werd c. 1636 waarschijnlijk te Meurs geboren en de 9e Mei 1656 te Leiden als student ingeschreven. Hij was een advocaat en rechtsgeleerde van grote reputatie, partijganger van Johan de Witt en bevriend met Pieter de la Court (Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek IV, Leiden 1918, k. 993).
voetnoot5)
Ds van Wijngaarden was De la Courts wijkpredikant bij de Hervormde Kerk te Leiden. Zie Brieven aan Johan de Witt, II (1660-1672), bewerkt door Robert Fruin, uitgeg. door N. Japikse (Amsterdam 1922), blz. 110, aantekening 2.
voetnoot6)
Over de moeilijkheden met de Leidse Kerkeraad kan men ook raadplegen ‘Het Welvaren van Leyden’, handschrift uit het jaar 1659 met voorrede van Felix Driessen ('s-Gravenhage 1911), bibliografie blz. 9, no 87. Vgl. brief 8, noot 6, blz. 98.
voetnoot7)
Deze privilegiën waren octrooien voor het met uitsluiting van anderen mogen uitgeven van een boek, oudtijds door de souverein, tijdens de Republiek door de Provinciale Staten of de Staten-Generaal, op verzoek van de uitgever verleend. De la Courts ‘Aanwysing’ verscheen in 1669 met zulk een octrooi, dat echter later weer werd ingetrokken. Vgl. mijn artikel, De ‘Aanwysing’ op de lijst van verboden boeken (Bijdr. Vad. Gesch. VIIe Reeks VI), blz. 102 vlg. en mijn Postscriptum over de ‘Aanwysing’ (Het Boek XXIV), blz. 90. Zie ook brief 3, einde 1e alinea.
voetnoot1)
De la Court blijkt niet zeker te zijn van De Witts steun.
voetnoot2)
Hendrik van Willigen, vroedschap van Leiden compareerde meermalen in de Staten van Holland, Zie R. Fruin, Verspreide geschriften VIII ('s-Gravenhage 1903), blz. 45.
voetnoot3)
De Groot is Pieter de Groot, zoon van de beroemde Hugo de Groot en Maria van Reigersberg. Hij werd 28 Maart 1615 te Rotterdam geboren en stierf 2 Juni 1678 te Heemstede. Hij studeerde rechten en vestigde zich in 1638 als advocaat. Hij was o.a. van 6 Febr. 1660-1667 pensionaris van Amsterdam, waar hij op aandrang van Johan de Witt benoemd werd (Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek X, Leiden 1937), k. 366.
voetnoot4)
Sonderen: polsen.
voetnoot5)
IJverig: heftig.
voetnoot6)
Dit slaat vermoedelijk op de moeilijkheden, die Pieter de la Court met Johan de Witt had over de aanvullingen, waarmee hij zijn in 1662 verschenen Interest van Holland wilde uitbreiden. Deze vermeerderde uitgave verscheen ten slotte toch in 1669 onder de titel Aanwysing der heilsame politike gronden en maximen van Holland en West-Vriesland (zie ‘Het welvaren van Leyden’ en wel de brieven, aangehaald op de bladzijden 8, 9, 10, 11 en 12 van de bibliografie). Vgl. tevens P. Geyl, a.w., blz. 66, waar ook gesproken wordt over een appendix, dat volgens De Groot ‘van geen kleine vrucht’ was.
voetnoot7)
Contestatiën: moeilijkheden.
voetnoot8)
Simon van Leeuwen, zoon van notaris en procureur Johan van Leeuwen en van Aeltje de Bont. Geboren en gedoopt te Leiden de 21e October 1626, gestorven te 's-Gravenhage 14 Januari 1682. De eerste druk van zijn Corpus Juris ging in 1662 ter perse bij Blaeu, waar Van Leeuwen de kopij zag liggen van het Interest van Holland met toevoegsels van Johan de Witt. Zie R. Fruin, Verspreide Geschriften VIII, blz. 95-113.
voetnoot1)
Felp: fluweel.

voetnoot2)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot3)
Melchior Hertsbeek, koopman in saaien, ondertekende op 8 Augustus 1669 met andere kooplieden in saaien een verzoek aan het Leidse gerecht de markt in de saaihal tot een half uur te beperken (N.W. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid V, 's-Gravenhage, 1918, blz. 173, noot 1).
voetnoot4)
Prins Willem III werd van 4 November 1659 tot eind Juli 1662 in Leiden opgevoed, met als gouverneur Frederik van Nassau, Heer van Zuylesteyn (N. Japikse, Prins Willem III, deel I, Amsterdam 1930, blz. 69, 111).
voetnoot1)
Zie brief 1.

voetnoot2)
Niet dan: alleen maar.
voetnoot3)
Zie brief 7, noot 8, blz. 96.
voetnoot4)
Bij grofgreinen werd het geitenhaar met grovere kamwol vermengd, bovendien werd er nog een zijden draad doorheen geweven.
voetnoot5)
Zie ook brief 5.
voetnoot6)
Viel een spindel in de as, dan werd het werk verijdeld.
voetnoot1)
Vader en moeder zijn hier Pieter de la Court en zijn vrouw.
voetnoot2)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91. Dr Joh. Eleman komt op 15 October 1633 in het Album studiosorum voor als medicinae studiosus.
voetnoot3)
Zijn vrouw loopt dus geen gevaar.
voetnoota)
In dorso: ontf. 12 April, geantw. 13 April.

voetnoot4)
Graasde boter: lente- of weideboter, in tegenstelling tot stalboter.
voetnootb)
In dorso: met een pot waar in twee stukjens booter.
voetnoot5)
Zie brief 12.
voetnoot6)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot1)
Deze passage heeft betrekking op de a.s. bevalling, waarover ook in de vorige brieven sprake is.
voetnoot2)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot3)
Poil de soje: velours de chiffon.
voetnoot4)
Zie brief 12.
voetnoota)
Onduidelijk in de tekst.

voetnoot1)
Onder bladen moet men in dit geval vellen van 16 bladzijden verstaan. Hier is sprake van: Kn. 8794 a ‘Apologie ofte Verantwoordinge van den ondienst der Stadhouderlijcke regeeringe tegens den Hersteller van den Prins van Orangie tot stadhouder ende Capiteyn Generaal der Vereenigde Nederlanden. Door Aesopum Stomachatum’. Amsterdam 1663.
voetnoot2)
Zie brief 8, noot 3, blz. 98.
voetnoot3)
Waarschijnlijk wordt bedoeld ‘De gulden legende’, Amsterdam 1663, welk geschrift een bestrijding bevat van het prinsgezinde pamflet ‘Toetze’, Leiden 1662 (Kn. 8655 c). Als deze veronderstelling juist is, wordt de hypothese van Prof. Geyl, die ‘De gulden legende’ aan Pieter de la Court meent toe te moeten schrijven, hoogst twijfelachtig door de wijze, waarop De la Court zich in zijn particuliere correspondentie aan geestverwante familieleden, met wie hij zeer intiem bevriend is, over dit pamflet uitlaat. Hetzelfde geldt in dit geval voor Geyls identificatie van Aesopus Stomachatus en de schrijver van het ‘Interest’. Vgl. P. Geyl, a.w., blz. 56, 57, 64-67: idem in de Winkler Prins s.v. De la Court.
voetnoot4)
Voor ‘Hollands op-komst’, een Prinsgezind geschrift vgl. men P. Geyl, a.w., blz. 54, nr 9.
voetnoot5)
Zie noot 3.
voetnoot6)
Misschien slaat dit op ‘'t Afgeruckte Masker van den Haegsen Hofprater’, Leiden 1663 (Kn. 8794). Het is een antwoord op 't ‘Haeghs Hofpraetje’, Leiden 1662 (Kn. 8654), toegeschreven aan Henricus Bornius, zie brief 5, noot 2, blz. 93. Vgl. D. Grosheide, a.w., blz. 164; M.Th. uit den Bogaard, De Gereformeerden en Oranje tijdens het eerste stadhouderloze tijdperk (Groningen 1954), blz. 194.
voetnoot1)
Zie brief 10, noot 8, blz. 102.
voetnoot2)
Meest geschikte persoon.
voetnoot3)
Zie brief 14, noot 3, blz. 106.

voetnoot4)
Zie brief 5, noot 1, blz. 92 en brief 7, noot 7, blz. 96.
voetnoot1)
Zie brief 15.
voetnoot2)
Zie noot 1, blz. 84.

voetnoot3)
D.w.z.: weldra moest bevallen; zie ook brief 6, noot 2, blz. 95.
voetnoot4)
Zie brief 7, noot 8, blz. 96.
voetnoot5)
Dit slaat op de nieuwe regeling van het Publiek Gebed, waarin voor de stadhouder geen plaats meer was.
voetnoot6)
Gepostponeerd: achtergesteld.
voetnoot1)
After: achter(af).
voetnoota)
De letter c is weggevallen.
voetnoot2)
Pensionaris van Leiden was toen Mr Joachim van Wevelickhoven.
voetnoot3)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.

voetnoot4)
De vrouw van Johannes Eleman, Cornelia Tollenaer.
voetnoot5)
Armijne: een soort saaien. Vgl. N.W. Posthumus, De geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie II ('s-Gravenhage 1939), blz. 321.
voetnoot1)
Pieter Ambrosiusz. van Brunsdorp, † 21 Juni 1663.
voetnoot2)
Petrus Schaak, toentertijd predikant te Alkmaar, later te Amsterdam.
voetnoot3)
Petrus Cabeljau, predikant te Leiden.
voetnoot4)
Alguazil: gerechtsdienaar.
voetnoot5)
Ling: leng, kabeljauw.
voetnoot6)
Wijn moer: wijndroesem. Wijndroesemas werd gebruikt voor de ververij. Zie W.I.J. de Nie, De ontwikkeling der Noordnederlandsche textielververij (Leiden 1937), blz. 80-82.
voetnoot1)
Vgl. brief 3, noot 3, blz. 89 en brief 4.
voetnoot2)
D.i.: dwazen vervallen, als zij het willen ontlopen, van de ene in de tegenovergestelde fout.
voetnoot3)
Zie brief 4, noot 7, blz. 91.
voetnoot4)
Versoeken: bezoeken.
voetnoota)
In dorso: port 2 stuiv.

voetnoot1)
Jacob de la Court, greinreder te Leiden, zie brief 4, noot 4, blz. 91.

voetnoot1)
Balen met zijde behoorden tot de veel voorkomende goederen, die de Smyrna-vloot mee huiswaarts voerde. In het bijzonder werd zijde in de greinindustrie gebezigd. Tevens bestonden er zijde-fustijnen. Zie verder de ‘Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid’, uitgeg. door N.W. Posthumus V ('s-Gravenhage 1918), blz. 566, waar gesproken wordt van ‘sijde ardasse ofte rouwe sijde’, die ‘begint hier gebruyckt te werden’ (29 Aug. 1663). Ardassette of ardasse: goedkope Perzische zijde. Serbatti komt vermoedelijk van salvatica of selvatica, eveneens een goedkope Perzische zijde, van een in 't wild levende zijderups.
voetnoot2)
Trok: in ruil. De trok was zeer nadelig. De artikelen, die de Nederlanders voor de ruilhandel gebruikten, werden onwillekeurig te veel als betaalmiddel beschouwd, waarop geen winst werd gelegd.
voetnoot3)
Ten bossche: 's-Hertogenbosch.
voetnoot4)
Zie brief 3, noot 3, blz. 88.
voetnoot5)
Vermoedelijk de jongere broeder van Maria, Willem de Witt.
voetnoot6)
Zie brief 3, noot 2, blz. 88 en brief 5, noot 1, blz. 94.
voetnoot1)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot2)
Idem.
voetnoot3)
Zie brief 5, noot 1, blz. 92; brief 7, noot 7, blz. 96; brief 16, noot 4, blz. 108 en brief 18.

voetnoot4)
Zie brief 20, noot 1, blz. 114.
voetnoot5)
Disavoueren: afkeuren, niet erkennen.
voetnoot6)
Zie brief 20, noot 3, blz. 115.
voetnoot7)
Jacques (Jacob) de la Court, geboren op 12 Maart 1617 te Leiden en Hester Bienaimé, geboren 12 Augustus 1618, met wie hij op 10 April gehuwd was. Zie ook brief 19, noot 1, blz. 113.
voetnoota)
In dorso: ontf. 9 Julij.
voetnoot1)
Vlote: kuip, vat, pot.
voetnoot2)
Simon van Leeuwen. Zie brief 10, noot 8, blz. 102 en brief 15, noot 1, blz. 108.
voetnoot3)
Mandament penaal, ‘dat is zulke provisie van Justitie, waarbij aan den gedaagden dadelijk en dus ook pendente lite, op verbeurte ener poenaliteit tegen de Hooge Overheid, het plegen van deeze of geene daad verboden word’. Zie J. van der Linden, Verhandeling over de judiciëele practijcq of form van procedeeren voor de Hoven van Justitie in Holland gebruikelijk, I (Leyden 1794), blz. 285, 286.
voetnoot4)
Geïnjungeerd: opgelegd.
voetnoot5)
Intenteeren: instellen.

voetnoot1)
Hier staat het afkortingsteken voor daalder; vermoedelijk zijn leeuwendaalders bedoeld.
voetnoot2)
Het register op het Familiegeld, dat geheven is te Leiden in het jaar 1674, vermeldt: d' heer Ravens, advocaat, Pieter van Scharpenbrant, notaris en Cornelis van Scharpenbrant, notaris en procureur.
voetnoot3)
Citeren: dagvaarden. - De kwestie, die De la Court zo bezig hield was ongetwijfeld de nieuwe keur van Rijnland betreffende het zekerheid stellen bij vervening van land. Dit was al voorgeschreven bij het plakkaat van 1595, maar men hield zich er niet aan. Pogingen tot verbetering ontmoetten verzet, omdat men vermindering van de winst en verhoging van de turfprijs ervan voorzag, zonder oog voor de schadelijke gevolgen der landvernieling, die de waterschappen moesten interesseren. Pogingen tot verbetering der provinciale wetgeving leden ook schipbreuk. In 1680 is door Rijnland een nieuwe keur gemaakt waarbij storting van geldbedragen tijdens de vervening is voorgeschreven; dit is wèl nageleefd en in 1700 is er een provinciaal plakkaat van die strekking gevolgd. Over dit alles kan men nazien de nummers 1902, 1903 en 1916 in het Oud-Archief van Rijnland en diverse resoluties. Dat P. de la Court met zijn compère Uytenhage de Myst tegen de hoogheemraadschappen geporteerd was, is niet onbekend (zie S.J. Fockema Andreae, Ruzie in de Veenpolder, in: De Haghe 1949); als rechtgeaard industriëel interesseerden De la Court de turfprijzen en had hij geen oog voor ‘landbescherming’; hij zag de bemoeiing van dijkgraaf en hoogheemraden van de kleine kant, als exactiën (vexatoire toepassing van verbodsbepalingen om daaruit particulier voordeel te trekken), die zeker ook wel eens voorkwamen. Vriendelijke mededeling van Mr S.J. Fockema Andreae.
voetnoot4)
Rigueur: strengheid.
voetnoot5)
Simon van Leeuwen (1626-1682), advocaat. Zie brief 10, noot 8, blz. 102.
voetnoot1)
De complainte was een actie, die kon worden ingesteld bij stoornis in of ontneming van bezit van onroerende zaken, mits dit bezit jaar en dag had geduurd en het nog geen jaar en dag geleden was, dat de stoornis of ontneming had plaats gehad (A.S. de Blécourt; H.F.W.D. Fischer, Kort begrip van het oud-vaderlands burgerlijk recht, Groningen 1950, blz. 135, 136).
voetnoot2)
Compositiën: regelingen. - Door de behoefte aan brandstof kwam men er toe de grond onder de waterspiegel tot vrij grote diepte weg te baggeren, om daarvan turf te maken. Het slagturven was zeer schadelijk; het land maakte plaats voor water, terwijl door het diepe baggeren het naastliggende droge land eveneens gevaar liep. Zie W.J. Diepeveen, De vervening in Delfland en Schieland tot het einde der zestiende eeuw (Leiden 1950), blz. 31 vlg.
voetnoot3)
Hester Bienaimé's moeder. Zie brief 21, noot 7, blz. 115.

voetnoot4)
Zie voor Vlak o.a. brief 20, noot 6, blz. 114. Een onderzoek in het Rechterlijk Archief van Amsterdam en in het Archief van de Hoge Raad leverde geen resultaten op.
voetnoot5)
Zwager Johan Eleman.
voetnoot1)
Iterativelik: meermalen.
voetnoot2)
Zie o.a. brief 20 en brief 22.
voetnoot3)
Jenne de Plancke. Zie brief 7, noot 4, blz. 96.
voetnoot4)
Zie brief 20, noot 4 en 5, blz. 114 en brief 23.
voetnoot5)
Erge: bijdehand.
voetnoot6)
Magdalena de la Court. Zie brief 1, noot 1, blz. 86.
voetnoota)
In dorso: ontf. 19 Julij.

voetnoot7)
Mr Reinier Pauw (1591-1676), Raadsheer in de Hoge Raad van 1621-1655 en President van dezelfde instelling van 1655 tot zijn dood.
voetnoot8)
Zie brief 20, noot 6, blz. 114 en brief 24, noot 4, blz. 118.
voetnoot1)
Mr Iman Cau werd geboren in 1601, waarschijnlijk te Zierikzee. Hij werd 9 Juli 1644 griffier bij de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland, tegelijk met Willem Dedel. In 1650 na overlijden van Dedel nam hij dit ambt alleen waar. Hij overleed 13 Juli 1683.
voetnoot2)
Apostil: bijschrift.
voetnoot3)
Gerenvoyeerd: verwezen.
voetnoot4)
Circumspecter: omzichtiger.
voetnoot5)
Maria de Witt uit Dordrecht?
voetnoot6)
Lambert de Vries woonde ten tijde van zijn overlijden in de Coppelinghsteegh en werd op 5 Augustus in de Pieterskerk begraven.
voetnoot7)
Appointement: rechterlijke beschikking.

voetnoot8)
Zie brief 24, noot 2, blz. 119; vgl. ook Flor. Edler, Glossary of Mediaeval terms of business (Cambridge M. 1934) s.v. lettera 1. Lettera prima: first bill of exchange; two, three, even four copies of a bill of exchange were sometimes sent. - 2. Lettera seconda: second bill of exchange.
voetnoot1)
Stokvis leng: stokvis van een soort kabeljauw. Zie brief 18, noot 5, blz. 111. Voor nigte De Witt, zie brief 20, noot 4, blz. 114.
voetnoot2)
Zie brief 24, noot 3, blz. 119.

voetnoot3)
Zie brief 26. Vgl. voor non-acceptatie W.L.P.A. Molengraaff, Leidraad bij de beoefening van het Nederlandse handelsrecht 9 II (Haarlem 1954), blz. 425.
voetnoot4)
Zie brief 26, noot 2, blz. 121. De la Courts moeder sterft een week later.
voetnoot1)
Sprow: spruw.
voetnoot2)
Ontbieden: doen bezorgen.
voetnoot3)
Catharina v.d. Voort, De la Courts tweede vrouw.
voetnoot4)
Zie brief 26. Nicht Maria de Witt.

voetnoot5)
Zie o.a. brief 8, noot 4, blz. 97 en brief 10, noot 5, blz. 100.
voetnoot6)
Zie de brieven 16 en 20.
voetnoot7)
Een zwager van Pieter de la Court uit diens eerste huwelijk. Zie o.a. brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot1)
Zie brief 19 en brief 22, noot 1, blz. 116.
voetnoot2)
Zie brief 28.
voetnoota)
In dorso: met ¼ vat boter gemerkt illustratie; st. 26.

voetnoot3)
Goede soort saai. Zie N.W. Posthumus, De geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie II, blz. 321, 322, 331. Een groot aantal stoffen wezen door hun naam de personen of het doel aan, waarvoor ze waren vervaardigd. Vgl. ook brief 16.
voetnoot4)
Wegens de grote betekenis, die er aan gehecht werd, kon niet meer, zoals in de Middeleeuwen, met één eindlood worden volstaan, maar moesten verschillende eindloden de variërende trappen van voortreffelijkheid aanwijzen.
voetnoot5)
Vgl. de prijzen der saaien op de Amsterdamse beurs in 1663, welke Prof. Posthumus geeft in bovengenoemd werk in deel III op blz. 852, 853.
voetnoot5)
Vgl. de prijzen der saaien op de Amsterdamse beurs in 1663, welke Prof. Posthumus geeft in bovengenoemd werk in deel III op blz. 852, 853.
voetnoot5)
Vgl. de prijzen der saaien op de Amsterdamse beurs in 1663, welke Prof. Posthumus geeft in bovengenoemd werk in deel III op blz. 852, 853.
voetnoot1)
Bodemeriebrief: bewijs van de overeenkomst van bodemerij; geldlening tegen premie onder verband van schip of lading, of van beide, waarbij de geldgever mede het risico van verlies door zeerampen draagt.
voetnoot2)
Dochter van Pieter de la Court en Catharina van der Voort (1661-1712). Zie brief 1.
voetnoot3)
N.W. Posthumus, a.w. II, blz. 259-264. Het vollen (vervilten) van de saaien ging aan het verven vooraf.
voetnoot4)
Armijnen: wellicht afgeleid van het Engelse army-cloth; zij zouden dan voor het leger bestemd zijn geweest. Prof. Posthumus acht het waarschijnlijker, dat deze stukken hun naam te danken hebben aan een lood, waarop ‘armijnen’ voorkwamen. Zie ook brief 18, noot 5, blz. 110.
voetnoot5)
Vgl. voor deze prijs N.W. Posthumus, Leidsche lakenindustrie III, blz. 852. Zie ook brief 18.

voetnoot6)
Zie brief 30.
voetnoot1)
Heete siekte: ziekte, waarbij de lijder gloeit, in dit geval pest. In deze tijd was er te Amsterdam een pestziekte uitgebroken, die door een van Algiers komend oorlogsschip schijnt overgebracht te zijn. Vgl. N. Japikse, De verwikkelingen tusschen de Republiek en Engeland van 1660-1665 (Leiden 1900), blz. 385, 386. Zie hiervóór, blz. 82-84.
voetnoot2)
Johannes Uytenhage de Myst. Zie brief 10, noot 4, blz. 101.
voetnoot3)
Akertje: eikelvormig versiersel, vroeger als kwastjes aan halskragen gedragen.
voetnoot4)
Agter de bank raken: vergeten worden.
voetnoota)
In dorso: Het vlootjen moet werden terugge gesonden.
voetnoot5)
Waar De la Court op doelt, is niet duidelijk. Misschien heeft Mr Fowler met deze zaak te maken. Zie brief 28.

voetnoot6)
Zie brief 26. Vgl. ook W.L.P.A. Molengraaff, a.w., blz. 400 vlg.
voetnoot7)
Pieter de Planken († Jan. 1671) is vermoedelijk een broer van De la Courts moeder (Het Welvaren van Leiden, uitgeg. door F. Driessen, bibliographie, nr 117).
voetnoot1)
Zie de brieven 30 en 31.
voetnoot2)
Afschatten: afvorderen.
voetnoot3)
Ds Hermannus Amia, predikant te Deventer wordt in de Acta der particuliere Synoden van Zuid-Holland 1621-1700, uitgeg. door W.P.C. Knuttel IV (R.G.P. Kl. Ser. 11) op blz. 343 onder 1664 als ingekomen in de Classis te Leiden vermeld.
voetnoot4)
Joachim v. Wevelinckhoven, pensionaris van Leiden. Zie brief 17, noot 2, blz. 110.
voetnoot5)
Baffen: blaffen. Aan iemands stok baffen is een in de 17e eeuw niet ongewone uitdrukking voor tegen iemands gezag opstaan, niet gehoorzaam en onderworpen willen zijn. Waarschijnlijk heeft men eerst gezegd ‘iemands stok aanbaffen’.

voetnoot1)
Zie brief 30 en 31.
voetnoot2)
Krachtens een resolutie van de Staten van Holland in Maart 1663 mochten de predikanten in het nagebed voor de overheid de prins niet meer noemen. Zie ook brief 17, noot 5, blz. 109. Het hier ter sprake komende geschrift, dat het zoëven genoemde besluit toelicht, is van de hand van Johan de Wit, de neef van de raadpensionaris en De la Court. De titel luidt: Public Gebedt, ofte Consideratien tegens het nominatim bidden in de publique kerken voor particuliere persoonen, en specialijken voor den jegenwoordigen Heere Prince van Orangien. Door D.H. Amsterdam, 1663 (Kn. 8789). Vgl. D. Veegens, Historische studiën II ('s-Gravenhage 1885), blz. 79.
voetnoot3)
Zie brief 6, noot 2, blz. 95 en de brieven 12, 14, 15 en 17.
voetnoot1)
De la Court was wegens het Interest van Holland van het Avondmaal uitgesloten geweest. Vgl. J.H. Kernkamp, Pieter de la Court, zijn aansprakelijkheid voor het Interest van Holland in de Polityke Discoursen (Het Boek XXII), blz. 195. Zie ook brief 10, noot 5, blz. 101.
voetnoot2)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.

voetnoot3)
B. swarte: b(lauw)zwarte?
voetnoot4)
Taneit: taneet: roodbruin. Vgl. W.L.J. de Nie, De ontwikkeling der Noordnederlandsche textielververij van de 14e-18e eeuw (Leiden 1937), blz. 226.
voetnoota)
Met twee pakken gemerkt No 9 illustratie 10. st. 9.
voetnoot1)
Zie voor Jacob de la Court brief 21 noot 7, blz. 115. Johanna de la Court huwde Prof. Adriaan Heereboord, van wie zij na veel gekrakeel, waarbij Pieter de la Court in geschrifte fel voor zijn zuster opkwam, later scheidde. Vgl. J. van Vloten, IJselkout (Deventer 1855), blz. 65 vlg. Op 15 Aug. 1663 beslist de Hoge Raad inzake een request van Johanna de la Court, wed. van Prof. Adr. Heereboord in een geschil over de erfenis van haar man. Zie voor Sr I. Coedijk brief 19.
voetnoot2)
De la Court richt zijn schrijven aan beide broeders, hoewel uit de volgende brief blijkt, dat hij de hoop heeft gekoesterd zijn broer op de terugreis nog te zien.
voetnoot3)
Zie brief 31, noot 1, blz. 125.
voetnoot4)
Matresse: houdster van een bewaarschool.
voetnoot5)
Zie brief 33. Het pamflet is get.: Oost-Indisch-praetjen, Voorgevallen in Batavia, Tusschen vier Nederlanders Den eenen een Koopman, d'ander een Krijghs-Officier, den derden een Stuyrman, en den vierden of den laetsten een Krankebesoecker. Gedrukt... 1663. Het geschrift behandelt de dieverij en de particuliere handel in Indië, waaraan zich vooral de predikanten heten schuldig te maken. Zij worden genoemd ‘de slimste schaggers in heel India’.
voetnoot1)
Dit betreft de avanie van de ‘Keizer Octavianus’, welke de oorzaak is geweest van de heffing der tanza (K. Heeringa, Bronnen tot de geschiedenis van den Levantschen handel II, 's-Gravenhage 1917), blz. 133. - Avaniën: afpersingen.

voetnoot2)
Zie brief 30.
voetnoot3)
Zie brief 32. In deze periode werd langs de Rijn van Utrecht tot Leiden een jaagpad gemaakt met vele bruggen en bruggetjes op kosten der drie steden Utrecht, Woerden en Leiden.
voetnoot4)
Levinus Warnerus, resident te Constantinopel tot 1665, was geboren in het vorstendom Lippe. Hij studeerde te Leiden en was op grond van zijn talenkennis in 1654 tot resident te Constantinopel, waar hij reeds vertoefde, benoemd. De kooplieden hadden op hem tegen, dat hij zich meer aan de wetenschap gelegen liet liggen dan aan de commerciële belangen, ofschoon zijn talenkennis veel vergoedde.
voetnoot1)
D.i.: hij is er inwendig van overtuigd.
voetnoot2)
Den Schotsen Duyvel, Betabbert In den Verresenen Barnevelt, den Gulden Legende van den Nieuwen Sint Jan... Uyt De gemeene Lessen en Legenden Van Gisbertus Voetius, Aerts-muyt-meester. Utrecht, 1663 (Kn. 8801). Grosheide (a.w. blz. 169, noot 15) oppert de veronderstelling, dat de schrijver dezelfde is als van het Public Gebedt. Zie ook brief 33, noot 2, blz. 127.
voetnoot3)
Onwederleggelijcke Bewijs-Redenen Daer door betoont wort, dat de Vereenighde Nederlanden, alleen door Godts voorsieninge ende der Princen van Orangien beleyt, vant Spaensche Jock, ende slavernije vrij gemaeckt zijn... Willemstadt, 1663 (Kn. 8806).
voetnoot4)
Hier zinspeelt De la Court vermoedelijk op Johannes Teellink, die een belangrijke rol speelde in de twist over de kerkelijke goederen te Utrecht. Vgl. P. Geyl, Oranje en Stuart (Utrecht 1939), blz. 240.
voetnoot1)
Deze passage heeft betrekking op het in blijde verwachting zijn van De la Courts huisvrouw. Vgl. brief 34.
voetnoot2)
Toeslag.
voetnoota)
In dorso: met een pak No illustratie 11. - st. 16. en kan
voetnoot3)
Molenaar: wijting.
voetnoot4)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot5)
Ds Eduard Westerneyn werd in 1653 geëxamineerd en deed in 1667 zijn intrede te Voorburg (komende van Waverveen?).
voetnoot6)
De secretaris van de weeskamer Jan Willemsz. van Walwijck werd op 2 Mei 1663 in de Hooglandse kerk te Leiden begraven. Bij zijn aantekenen op 9 December 1632 met Grietje Adriaensdr van Gaesbeec was hij vergezeld van zijn oom, schepen Adriaen Jansz. van Staveren.
voetnoot7)
Willem van Vredenburg.
voetnoot8)
Voor notaris Scherpenbrant, zie brief 23, noot 2, blz. 117.

voetnoota)
Met een pak gemerkt No illustratie 11 - st. 49. Vermoedelijk is er met de nummering der pakken een abuis begaan.
voetnoot1)
Zie brief 35.
voetnoot2)
Op 16 Augustus 1663 was Jeanne des Planques, echtgenote van Pieter de la Court de Oude overleden. Zie ook brief 27.
voetnoot3)
Smuikerij: smokkelarij.
voetnootb)
Er staat abus.: Hogegeen.
voetnoot4)
Mr Gerard van Hoogeveen was in de jaren 1648-1668 secretaris van de stad Leiden.
voetnoot5)
Mr Johan Meerman.
voetnoot6)
Zie brief 35, noot 3, blz. 130.
voetnoot1)
Zie brief 34, noot 1, blz. 129.
voetnoot2)
Zie brief 5, noot 2, blz. 93.
voetnoot3)
Een der burgemeesters in 1663 was Herman Jansz. Schuyl.
voetnoot4)
George Horn, sedert 5 Maart 1654 gewoon hoogleraar in de kerkgeschiedenis te Leiden lijdt veel door financiële tegenspoed en aan een geestesziekte. Volgens geruchte zou hij als ‘bijverdienste’ likeur hebben gestookt!
voetnoot5)
Anthony Thys(ius), sedert 1653 hoogleraar in de eloquentia als opvolger van Boxhorn, historieschrijver der Staten van Holland, niettegenstaande zijn prinsgezindheid. Zijn zuster was gehuwd met George Horn.
voetnoot6)
Toltang: in de identificering van dit instrument ben ik alle navraag en onderzoek ten spijt niet geslaagd.
voetnoot7)
Zie brief 32.
voetnoot8)
Bedoeld is Knuttel, nr 8803: Hollandse Vrijheid verdadigd tegen de usurpatie der stadhouders, zijnde een verhaal van de schendige handelingen der zelver, tegen de beste en vroomste voorstanders der geseide vrijheid... I. gedrukt voor Loevestein, bij Lieven van Vrijheid, 1663. Dit pamflet is een wederlegging van de Gulden legende van den nieuwen Sint Jan.
voetnoot9)
De Smirnase retourvloot.
voetnoot10)
Zie brief 20.
voetnoot11)
Zie brief 35.

voetnoot1)
Zie de brieven 35 en 36.
voetnoot2)
Zie brief 20.
voetnoot3)
Vgl. brief 11.
voetnoot4)
Zie voor de avarie K. Heeringa, Bronnen tot de geschiedenis van den Levantschen handel II, blz. 167, noot 2. De la Court beschrijft deze geschiedenis ook uitvoerig in zijn Aanwijsing der heilsame politieke gronden en maximen van de Republike van Holland en West-Vriesland (1669), blz. 122-126.
voetnoot5)
Pecceren: zich vergrijpen tegen de voorschriften of gestelde wetten.
voetnoot1)
Tollenaer, broer van Elisabeth Tollenaer, De la Courts eerste vrouw. Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoota)
In dorso: door vrind.

voetnoot2)
Verwanten van Pieter de la Court via zijn eerste huwelijk met Elisabeth Tollenaer. Zie brief 4, noot 5, blz. 91 en brief 37.
voetnoot3)
Caritaat: liefde tot de naaste.
voetnoot1)
Dat is dus een zinspeling op De la Courts vrouw Catharina van der Voort.
voetnoota)
Vlek in het papier. Noch in de Spreuken van Salomo, noch in het Boek Prediker, noch in de Apocriefe Bijbelgeschriften is de tekst te vinden. Denkt De la Court wellicht aan Pred. 9:4: een levende hond is beter dan een dode leeuw?
voetnoot2)
Het lijf heet valk: het leven is veel waard.
voetnoot3)
Apprehensie: bezorgdheid.
voetnoot4)
D.i.: de vrees voor de dood is erger dan de dood zelve.
voetnoot5)
De la Courts vrouw verwacht binnen korte tijd een kind.
voetnoot6)
D.i.: Drie woorden konnen maer de doodelijcke pest betoomen, haestigh vertreck, 't langh verwijl, 't traegh weerommekoomen.
voetnoot7)
En railland: spottend.
voetnoot1)
Rudolphus Heger was geboortig van Osnabrück. Hij werd later Luthers predikant te Leiden. Aldaar wilde hij kerkelijke tucht uitoefenen tegen Johan Muiskens, een lakenbereider en perser, die voor de deur van zijn woning door middel van buskruit een oude houten pers had doen springen, tengevolge waarvan een jongmens van 18 jaar was gedood. De beschuldigde werd vrijgesproken, maar Heger vorderde, dat hij nochtans in het openbaar boete zou doen voor de gemeente, om zich ook te verzoenen met ‘onsen Heere God, dien hij met sodanige groote onvoorsigtigheit vertornt ende bloetschulden op hem met sijn huys geladen hadde, Deut. 22 vs. 8, en met onse Christelike Gemeinte, die hij grootelijks door sodanige onvoorsigtigheit geërgerd heeft, omdat hij niet de ordinarie middelen, te weten van bijl, van beitel en diergelijke, maer buscruyt, niet op den velde, daer geen menschen vorhanden, maer in een populeuse stadt, niet op een werckdag, maer op een marcktdag en op een vrij beestenmarckt gebruyckt, ende also Godt geattenteert hebbe, hetwelck ernstilijck verboden. Deut. 6:16’.
Met enige ouderlingen tezamen schreef hij: Anti - Ledebuhr, d.i. Waere ende oprechte verklaringe over de Kerkelijke Ordonnantie ende usantie der christelijcke gemeynte, toegedaen de onveranderde Confessie van Augsburgh tot Leyden. Heger overleed in 1665. Zie J.P. de Bie en J. Loosjes, Biografisch Woordenboek van Prot. godgeleerden in Nederland III ('s-Gravenhage z.j.), s.v.
voetnoot2)
Injurie: belediging.
voetnoot3)
Cummuniceren: deel te nemen aan 't Avondmaal.
voetnoot1)
Prof. Posthumus schat in zijn Geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie III (blz. 882) het aantal inwoners van Leiden in deze tijd op ongeveer 72000.
voetnoot2)
Naturam expellas furca: ge kunt de natuur met geweld uitdrijven; usque recurrit: zij komt toch weer terug; naturam superabat opus: het werk der mensen heeft de natuur overwonnen. De la Court citeert hier vrij Horatius.

voetnoot3)
Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot1)
Zie brief 37 en 38.

voetnoot2)
Zie brief 3, noot 2, blz. 88; brief 5, noot 1, blz. 94; brief 20, noot 6, blz. 114; brief 24, noot 4, blz. 118 en brief 25, noot 8, pag. 119. - Vlack stierf in Februari 1664. De gebroeders Van der Voort en Pieter de la Court sloten op 22 Sept. 1664, door bemiddeling van Adriaan Lock, notaris, een overeenkomst met Charles Gabry en Johan van Weert, arbiters in het geschil tussen de eerstgenoemden, als erfgenamen van resp. hun vader en schoonvader Isaac van der Voort, en wijlen de advocaat Vlack, volgens diens eigen pretentie gemachtigde van de erfgenamen van Sara van Luffelen, weduwe van Thomas Marinus, inhoudende de volgende bepalingen:
10.
Bij de ‘compromisse’ tussen partijen was bedongen, dat Vlack zou moeten tonen ‘procuratie met de clausule van ratificatie’ van de erfgenamen van Sara van Luffelen. Aan deze voorwaarde is niet voldaan. Vlack wordt dus niet erkend als gemachtigde van de erven Sara van Luffelen; evenmin de erfgenamen of boedelhouders van Vlack, zolang dezen en de erven Sara van Luffelen in gebreke blijven om aan deze voorwaarden. te voldoen.
20.
‘... omdat de insinuanten (scl. de Van der Voorts en Pieter de la Court), selver crediteuren wesende van de voorsz. erffgenaemen van Sara van de Luffel ende sulcx tot deselve papieren mede gerechticht sijnde, buyten haer kennisse die bij niemant konnen werden aengemaeticht...’.
30.
Op grond van deze twee redenen mag door de arbiters aan de erven of boedelhouders van Vlack geen toegang worden verleend tot de onder hen berustende boeken en papieren, of copie daarvan worden afgegeven.
voetnoot3)
Curateur: curator.
voetnoot1)
Temporiseren: uitstellen.
voetnoot2)
Zie brief 21, noot 7, blz. 115.
voetnoot3)
Turnhoutse tijk: linnenstof gebruikt voor het overtrekken van bedden. Vgl. Z.W. Sneller, De tijkweverij te Rotterdam en te Schiedam in de eerste helft der 17e eeuw (in: Rotterdams bedrijfsleven in het verleden, 1940).
voetnoot4)
Zie brief 28 postscriptum.
voetnoot5)
Grasseren: uitbreiden.
voetnoot6)
Zie brief 32, noot 2, blz. 126; brief 35, noot 3, blz. 130 en brief 36, noot 6, blz. 133. - Servituit: erfdienstbaarheid.
voetnoot7)
Antonie van Groenendijck (1642-1667) was een zoon van Mr Rippert van Groenendijck (1604-1683), burgemeester van Leiden in 1658 en 1661. Zijn broeder Jan was 28 Oct. 1659 gehuwd met Hester de la Court, een dochter van Pieter de la Courts oudste broeder Jacob en Hester Bienaimé (vgl. brief 4, noot 4, blz. 91). De commissarissen van ‘Monsteringe’ waren ambtenaren, die geregeld de garnizoenen monsterden ter voorkoming van frauden in het compleet houden van de compagnieën, mede tot onderzoek van de bewapening en montering.
De aanstelling tot commissaris d.d. 17 Nov. 1663 bevindt zich nog in 't G.A. Leiden (Bescheiden De la Court, nr 82), evenals een eedsformulier d.d. 29 Mei 1664 en secrete aanwijzingen voor het aanduiden der manschappen, zoals bijv. c.c. voor cale cop. Groenendijck werd de opvolger van Jacob Soetens, die te Bergen op Zoom resideerde. Hij vroeg later overplaatsing naar Hulst, waar hij in 1667 stierf.
voetnoot1)
Ds Johan Godtschalck stond sinds 1661 in de Rijp en werd in 1670 te Leiden beroepen.
voetnoot2)
Theodorus (Dorus) Schuyl (Schulius), conrector van de Triviale school te Leiden, werd in April 1655 benoemd tot rector van de Latijnse school in 's-Gravenhage. Zijn eerste echtgenote was Bertha van Tethrode, die in 1659 stierf. Uit dit huwelijk was een dochter Cornelia.
voetnoot3)
Vermoedelijk te identificeren met de moutmaker Jan Milleque (Melcque), die in 1626 als jonkman van Luik te Leiden vermeld wordt als wonende in de ‘brouwerije van de Hasewint’ (op de Oude Vest bij de Mare). Later woonde hij op de ‘bierkay’.
voetnoot4)
Zie brief 35, noot 6, blz. 132.
voetnoot5)
Van de hand van Antoine de Pluvinel de la Baume verscheen in 1633: Le maneige royal.
voetnoot6)
Platter: ongeletterde.

voetnoot7)
De volledige titel luidt: Adrianus van Meerbeeck, Chroniicke van de gantsche werelt ende sonderlinghe van de XVII Nederlanden, 1500-1620. Antwerp 1620.
voetnoot8)
Zie brief 41, noot 5, blz. 142.
voetnoot9)
Hoogstwaarschijnlijk is bedoeld: Ludovico Melzo, Regole militari sopra il governo della cavelleria. Antwerpen 1617.
voetnoot10)
Zie ook brief 12.
voetnoot1)
Zie ook brief 28 en brief 41, noot 4, blz. 141.
voetnoot2)
Kool: puist.
voetnoot3)
Zie brief 39.
voetnoot4)
Zie brief 33, noot 2, blz. 127. - Public Gebedt ofte Consideratien Vervolght omtrent het zelfde, zoo veel als aengaat het bidden voor de Hooge ende mindere Overheden in de publique Kercken... II. Amsterdam, 1663 (Kn. 8790). Vgl. M.Th. uit den Boogaard, a.w., blz. 211.
voetnoot5)
D.i.: ijdel is de toorn zonder krachten.
voetnoot6)
L. van Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh IV ('s-Gravenhage 1663), blz. 1035, 1036.
voetnoot1)
Zie brief 41, noot 2, blz. 140.

voetnoot2)
Zie brief 41, noot 5, blz. 141.
voetnoot3)
Zie brief 41, noot 3, blz. 141.
voetnoot4)
Zie voor de attestatie de vita D. Houtzager, Hollands lijf- en losrenteleningen vóór 1672 (Schiedam 1950), blz. 100 vlg.
voetnoot5)
Zie brief 40.
voetnoot6)
Zie brief 34, noot 1, blz. 129.
voetnoot7)
Zie brief 41, noot 2, blz. 140.
voetnoot8)
Vgl. L.v. Aitzema, a.w., IV, blz. 1031, 1035; Notulen van Zeeland 1663, blz. 268, 269, 286, 289, 295, 303; N. Japikse, Johan de Witt (Amsterdam 1915), blz. 196.
voetnoot1)
De markiezaatsteden Vlissingen en Veere.
voetnoot2)
Zie brief 35, noot 3, blz. 130 en brief 36, noot 6, blz. 133.

voetnoota)
In dorso: Met een klein pakjen door vrind.
voetnoot3)
Railleren: spotten.
voetnoot4)
Trek: list.
voetnoot1)
Zie brief 34, noot 1, blz. 129.
voetnoot2)
Waarschijnlijk slaat deze passage op een weddenschap t.a.v. de pest.
voetnoot3)
Adriaan Veth, pensionaris van Zeeland in de jaren 1658-1663.
voetnoot4)
Zie brief 37, noot 4, blz. 135.
voetnoot5)
Hendrik van Willigen, regent te Leiden, was betrokken geweest in de publicatie van het Interest van Holland (Brieven aan Johan de Witt, II (1660-1672), bewerkt door R. Fruin, uitgeg. door N. Japikse; Hist. Gen. 3e Serie: 44, Amsterdam 1922), blz. 108, noot 1. Zie ook brief 10, noot 2, blz. 102.

voetnoot1)
RD: Rijksdaalders. - Zie ook brief 57, noot 2, blz. 162.
voetnoota)
In dorso: becijferingen.
voetnoot2)
De zwangerschap zou dus ongeveer 3 maanden geleden zijn aangevangen. Dit klopt ongeveer wel, daar de zoon Pieter de la Court op 25 Mei 1664 in het doopboek van de Hooglandse kerk te Leiden vermeld staat. In Mei 1663, vgl. o.a. de brieven 12, 14 en 15 moet dus wel degelijk de miskraam plaats gevonden hebben, waarvoor Dr Eleman reeds bang was. Pieter de la Court en zijn vrouw hebben zich dit in de zomermaanden niet gerealiseerd, zoals uit brief 33 duidelijk blijkt, waar de veronderstelling wordt uitgesproken, dat de geboorte van het kindje tegen begin November tegemoet gezien kan worden.
voetnoot3)
De la Court verwijt zijn zwagers te weinig belangstelling ten aanzien van hun zuster, die in blijde verwachting is.
voetnoot4)
Zie brief 41, noot 2, blz. 140 en brief 42, noot 1, blz. 144.

voetnoot5)
Zie brief 4, noot 2, blz. 90.
voetnoot6)
Zie brief 45, noot 2, blz. 147.
voetnoota)
In het hs. staat abus. constitututie.
voetnoot1)
Contagie: besmetting.
voetnoot2)
Bedoeld is: indien iemand stierf als slachtoffer van de gevreesde ziekte.
voetnoot3)
Vgl. Het Welvaren van Leiden (uitgeg. door F. Driessen 1911), cap. 14.
voetnoot1)
Mr Johan de Bye, die een tijd lang in zijn huis had laten prediken en in 1664 zijn zachtmoedige ‘Vredes en liefdesbasuyne’ (Kn. 8984) schreef, zag zijn glazen ingeworpen en in 1665 zelfs door dienaren van het gerecht de preekstoel en de zitplaatsen in zijn huis afbreken. Schepenen legden De Bye een boete op met uitwijzing uit de stad. Het was duidelijk, zo schrijft P.J. Blok in zijn Geschiedenis eener Hollandsche stad III ('s-Gravenhage 1916), dat de Leidse Remonstranten ‘noch geen sekerheyt van hare vrijheyt aldaer’ hadden.
voetnoota)
In dorso: geantw. 23 December.

voetnoot2)
Zie brief 45, noot 2, blz. 147.
voetnoot3)
Deze zin loopt niet; De la Courts vrouw wil bedanken voor de kastanjes en noten.
voetnoot4)
D.w.z.: wegens de sterfte.
voetnoot5)
Ook hier spelt Catharina weer erbarmelijk; de bedoeling is duidelijk: slechte daad.
voetnoot6)
In nr 465 van het Backer-archief bevindt zich nog een tweede, door mij niet opgenomen briefje van Catharina van der Voort, d.d. 7 Nov. 1661, waarin de ‘seer geaffectioneerde suster’ reikhalzend naar berichten van haar broeders uitziet, omdat de ziekte, vermoedelijk de pest, continueert en velen sterven. Zij bedankt voor een zending lijnwaad en bestelt zuidvruchten, waarbij Jan Smaak wordt ingeschakeld.
voetnoota)
In dorso: port ses stuivers indien besteld den 22 December voor half aght uuren, d.w.z. als expresse-bestelling.
voetnoot1)
Onderstaan: beproeven.

voetnoot2)
Zie brief 48.
voetnoot3)
Voor Jacob de la Court vgl. men brief 4, noot 4, blz. 91; brief 19, noot 1, blz. 113.
voetnoot1)
Zie brief 34, noot 1, blz. 129 en brief 44, noot 1, blz. 146; Johanna is De la Courts enige zuster.
voetnoot2)
▽: ducaten, vgl. brief 6, noot 6, blz. 95.
voetnoot3)
dr.: denarii: groten; vgl. brief 6, noot 6, blz. 95. Het is niet met zekerheid uit te maken, of deze betalingen het gevolg zijn van Italiaanse en (of) Franse handelsrelaties.
voetnoot4)
Uit de Vroedschapsresolutiën van Amsterdam van 5 December 1663 (fol. 80vo) en 13 December 1663 (fol. 84vo) en uit de gedrukte Resolutiën van de Staten van Holland 7 December 1663 blijkt, dat de bedoelde represaliën betrekking hebben op het volgende: De koning van Spanje was verplicht volgens de vrede van Munster een som geld te betalen aan de prins van Oranje. Hij was daarin nalatig gebleven. Daarom werd het voorstel gedaan als represaille ter vermindering van deze som de goederen, welke de prelaten van Brabant (die zich borg hadden gesteld voor de betaling van de bovengenoemde som) in de Republiek hadden, te confisqueren. Amsterdam ging hiermee accoord; Leiden wilde pas tot drastische maatregelen overgaan, als verdere onderhandelingen mislukt waren (G.A. Leiden, voorl. inv. nr 453, Vroedschapsboek X, fol. 76).
voetnoot1)
Zie brief 45.
voetnoota)
In dorso: ontf. 24.

voetnoot2)
Jan Smaak, die reeds herhaaldelijk in de correspondentie is voorgekomen, blijkt hier de beurtschipper te zijn.
voetnoot3)
Zie brief 49.
voetnoot4)
Zie brief 48 en 49.
voetnoot5)
Ferosen 〈?〉: van de Färöer.
voetnoot6)
Zie brief 46, noot 1, blz. 149.
voetnoot1)
Mauris: moerijs, blauwe katoenen stof (Pieter van Dam, Beschrijving van de Oost-Indische Compagnie, uitgeg. door F.W. Stapel, I, 1, 's-Gravenhage 1927, blz. 738).
voetnoot2)
Aune: el.
voetnoot3)
Salampouris: salampoerries, een soort chitz of sits, bedrukt, gebloemd katoen (Van Dam-Stapel, I, 1, blz. 737, 738).
voetnoot4)
De eerste 15 boeken zagen het licht te Amsterdam in de jaren 1635-1641. Isaac Vossius voltooide het werk van zijn broer na diens dood, door het ontbrekende 20e boek, handelende over Jacoba van Beieren 1426-1433, er bij te voegen. Dit deel liet hij tezamen met de 4 voorgaande boeken als het laatste vijftal in 1646 te Amsterdam verschijnen.

voetnoot5)
Willem van der Voort is waarschijnlijk naar de stad teruggekeerd van zijn hofstede Voortwijk. Zij ligt aan de oostzijde van de Vecht onder de voormalige gemeente Breukelen-St Pieter tussen Groenlust en Vechtzicht ongeveer ¾ km benoorden Queekhoven.
voetnoota)
Cursivering van de bewerker.
voetnoot1)
De bezwaren van Pieter de la Court aangaande de pest behoorden klaarblijkelijk tot het verleden. Het gevaar voor besmetting bleek achteraf beschouwd te Leiden minstens even groot te zijn geweest als te Amsterdam. Zie ook de brief van Pieter de la Court aan de gebroeders Van der Voort d.d. 7 Juli 1664, uitgeg. door J.C. Overvoorde, De Noordoostelijke doorvaart naar China (B.M. Hist. Gen. XLVII), blz. 269. - Intussen was er een jonge Pieter geboren. Vgl. brief 46.
voetnoot2)
Stant onverwensselijcken: geen betere ligging mogelijk.
voetnoot3)
Gemenne slagh: alledaagse soort.
voetnoot4)
't Jarent: eerlang.
voetnoot5)
Jan van der Voort en de Dordtse nicht Maria de Witt (geb. 28 Oct. 1627), een zuster van de schrijver van het Public Gebedt, zijn dus doende een geschikte woning voor het gezin De la Court in Amsterdam te vinden.
voetnoot6)
Ma meeren: Belia Stockmans, een zuster van Magdalena Stockmans, de moeder van Jan, Willem en Catharina van der Voort, de vrouw van Pieter de la Court. Belia was de weduwe van Johan de Witt Jsz., 1590-1655, eertijds schepen van Dordrecht.
voetnoot1)
Toespeling op 2 Koningen 20: 1-11, Hizkia's ziekte en genezing.
voetnoot2)
Belia Stockmans' opleving is slechts van korte duur. Zij sterft het volgende jaar.
voetnoot3)
Mon frère de Witt: Johan de Wit, de schrijver van het Public Gebedt, in de jaren 1664-1666 als Dordts regent gecommitteerde ter vergadering van de Staten-Generaal. De opdracht in Overijssel en Gelderland gold ‘consenten van penningen’ los te krijgen in verband met de differenten tussen de Koning van Engeland en deze Staat (Resol. Holland, 15 Nov. 1664).
voetnoot1)
In 1664 verschafte de Engelse Koninklijke Afrikaanse Compagnie zich zelf recht ten koste van de Nederlanders. De Ruyter kreeg in het geheim opdracht het verlorene te heroveren. Dat de toeleg inzake geheimhouding gelukte, was een voor die tijd verbazingwekkend feit.
voetnoot2)
Het betreft hier Gerard Noey Gsz., die gehuwd was met Maria van der Meer (14 Maart 1627-14 Juli 1664), dochter van Maria van den Corput Johansdr † 2 Nov. 1671. Vgl. Matthijs Balen, Beschrijvinge der stad Dordrecht (Dordrecht 1677), blz. 263, 292, 369-371, 395, 660, 1022, 1305.
voetnoot3)
De: deed.
voetnoot4)
Doen: toen.
voetnoot1)
Legentten: in omloop zijnde verhalen.
voetnoota)
In dorso: geantw. 25 Novembre 1664. - Adres: Mijn Heer Johan van der Voort, wonende op de Frowelle Borghwal in de witte gevel beyt out heerelogement tot Amsterdam.

voetnoot2)
In de loop van 1665 - op 27 April verkoopt hij ‘enige partijen laeckenbereydersgereetschappen’, waaronder ‘resteelen (= rasters) ende andere caerden’ (G.A. Leiden, Not. archief, nr 984, Joh. v.d. Eycke, nr 49) - heeft Pieter de la Court vermoedelijk zijn huis te Leiden ‘tusschen de Nieusteeg en de langebrugge op het Steenschuyr’ als particuliere woning verlaten om zich te Amsterdam te vestigen, in de eerste plaats ter wille van zijn vrouw (vgl. brief 52), vervolgens omdat de zaken, die hij met zijn zwagers dikwijls voor gemene rekening dreef, zodoende beter behartigd konden worden. Dat de moeilijkheden, die hem te Leiden in 1662 en 1663 vooral van kerkelijke zijde in de weg gelegd werden, mede aanleiding gaven tot zijn verhuizing, moet betwijfeld worden, daar zij eerder af- dan toenamen. In Amsterdam treffen we de familie thans aan op de Keizersgracht als buren van burgemeester Witsen en later vinden we De la Court en de zijnen terug in de Spinhuissteeg ‘omtrent het Princenhof’. De la Court begaf zich echter nog herhaaldelijk voor zaken naar Leiden, waar hij dan meestal logeerde bij zijn enige zuster Johanna in de Breestraat. Bovendien begaf de familie zich meermalen in de zomermaanden naar de buitenplaats Meerburg, ‘een Ridderlijke Hofstede op de kromte van Meerburger Watering in Soeterwoude’ (vgl. F. Driessen's Welvaren, bibliographie, nr 97, 100, 101, 102, 103, 107; zie ook S.J. Fockema Andreae e.a., Kastelen, ridderhofsteden en buitenplaatsen in Rijnland (Leiden 1952), blz. 80. De zoon Pieter de la Court van der Voort verkocht Meerburg in 1716. Zijn beroemde tuin met cultures lag dan ook elders en wel buiten de Rijnsburgerpoort aan de Singel.
Het is begrijpelijk, dat de briefwisseling van De la Court met zijn zwagers, toen zij meestal allen tezamen in Amsterdam verenigd waren, sterk verminderde.
voetnoot3)
Zie brief 21, noot 7, blz. 115 en brief 49, noot 3, blz. 150.
voetnoot1)
Zie brief 49, noot 1, blz. 151 en deze brief noot 2, blz. 158.
voetnoota)
In dorso: becijferingen; ontf. 6 Junij, geantw. 8 Junij.
voetnoot2)
Zie o.a. brief 30, noot 2, blz. 124.

voetnoot3)
Cornelia Tollenaer. Zie brief 4, noot 5, blz. 91.
voetnoot1)
Sprow: spruw, mondziekte.
voetnoot 2)
Swelgen: slikken.
voetnoot3)
Merce il vin d'Ispagna: dank zij de Spaanse wijn.
voetnoot4)
Catharina verkeert dus wederom in blijde verwachting.
voetnoot5)
Zie brief 53, noot 2, blz. 158.
voetnoot6)
Versoeken: opzoeken.

voetnoot7)
Voeder: voer.
voetnoota)
In dorso: met ¼ boters gemerkt illustratie; de brief is, de aanhef ten spijt, geadresseerd aan beide zwagers.
voetnoot8)
Dit betreft de verliezen van de Engelsen, tengevolge van de vierdaagse zeeslag van 11-15 Juni 1666. Hierop heeft ook betrekking het ‘vieren’, waarvan verderop sprake is.
voetnoot1)
Admiraal De Ruyter.
voetnoot2)
P.J. Blok geeft in Michiel Adriaansz. de Ruyter ('s-Gravenhage 1930) op: 3000 gevangenen, 8 buitgemaakte en minstens 12 gezonken en verbrande schepen. De la Court vermeldt niet, dat ook de Staatse vloot zwaar beschadigd was.
voetnoot3)
De la Court maakte dan ook niet mee, hoe te Amsterdam Roomse priesters vanwege de overwinning ‘door klopjes en anderen uyt haere vensteren musyck’ lieten horen en in de gracht voor hun huis ‘een toegestelt oorlogsschip met zeylen en treylen’ lieten verbranden. Ook Leiden vierde de 30e Juni vrolijk feest, waarbij o.a. de rentmeester van de Universiteit gelast werd op kosten van de Akademie ‘voor deselve te doen stellen 15 pektonnen’. Enigen schijnen de feestvreugde te ver gevoerd te hebben, zo vinden wij in de notulen van de schutterij, dat Thomas de Groot de trap naar de toren open vond en op de trompet van de torenwachter blies, hetgeen hem een boete van 5 gulden bezorgde.
voetnoot4)
2 halve lakens.

voetnoot5)
Plating: beschoeiing.
voetnoot1)
Zie voor nigt Groenendijck brief 9, noot 1, blz. 100 en brief 41, noot 7, blz. 141.
voetnoot2)
Waterkanker: koudvuur aan de wang. - Vijf dagen later maakte De la Court van zijn verblijf te Leiden gebruik om te testeren, waarbij zijn vrouw Catharina van der Voort mede ondertekende. - Volgens dit testament van Pieter de la Court en Catharina van der Voort, echtelieden te Amsterdam, 17 Juli 1666 (G.A. Leiden, Not. archief, nr 853, Cornelis van Berendrecht, nr 111) zou de langstlevende voogd over de kinderen (Magdalena en Pieter) zijn: ‘ende, nae dode oft herhuwelick van de langstlevende, over deselve hare affcomelingen ofte kinderen, toesicht behoevende, die als dan hare erffgenamen souden mogen sijn, als te weten: de testateur van sijn sijde: Sr Jacob de la Court, desselven sijn broeder, ende bij desselfs overlijden, d'heer Mr Johan van Groenendijck, secretaris van de Weescamer der stadt Leyden, sijnen neeff, ende in cas die mede overleden mochte sijn, Jacob de la Court de jonge, mede sijnen neeff; ende d'voorsz. testatrice van hare sijde: d'heer Willem van de Voort, haren broeder ende bij desselfs overlijden d'heer Johan van de Voort, haren anderen broeder, ende die beyde overleden sijnde, Sr Steven van Schoonevelt, coopman tot Amsterdam’. Steffen van Schooneveldt, geb. Hamburg 1627/28, begr. Nieuwe Kerk Amsterdam 6 Dec. 1684, treft men aan in de Inventaris van het familie-archief Backer, uitgegeven door Mej. Dr I.H. van Eeghen, op blz. 101 onder de genealogie Van der Voort.

voetnoot3)
Opgeklopt: geroepen, eigenlijk door kloppen gewekt.
voetnoot4)
Zie brief 56, noot 1, blz. 162.
voetnoot5)
Zie voor Johan Uytenhage de Myst brief 10, noot 4, blz. 101 en brief 31, noot 2, blz. 125. Herhaaldelijk trad hij als schrijver op, echter steeds anoniem of onder pseudoniem. Toen ‘verscheyden coopluyden’, waaronder de gebroeders Van der Voort en De la Court in 1664 plannen ontwierpen voor de Noordoostelijke doorvaart naar China, behartigde Mr Uytenhage de belangen der combinatie bij de Staten-Generaal. De verwezenlijking van het voornemen stuitte, als gewoonlijk, af op de tegenwerking der V.O.C. (J.C. Overvoorde, De Noordoostelijke doorvaart naar China in de B. en M. van het Hist. Gen., XLVII, 1926; J.H. Kernkamp, Een onuitgegeven brief van Johan de Wit over de Noordoostelijke doorvaart naar China in het Tijdschr. voor Geschiedenis 1937), blz. 220 vlg.
voetnoota)
In dorso: ontf. 21. - Het adres luidt: Aan Mijn Heer de Heer Willem van der Voort, thans gelogeerd in den gouden Leew, Herberge bij 't Hof in 's Graven-Hage.
voetnoot1)
De la Court schreef deze brief tussen de vier- en tweedaagse zeeslag in de Tweede Engelse oorlog.
voetnoot2)
Wie hier precies bedoeld zijn, is niet duidelijk. De Van der Voorts zijn waarschijnlijk kinderen van Wouter (Gualthero) van der Voort 1598/99-1654 (I.H. van Eeghen, Inventaris van het familie-archief Backer, Amsterdam 1954, blz. 101). Zie ook brief 57, noot 2, blz. 162.
voetnoota)
In dorso: ontf. 27 Julij; geantw. 28 Julij. Johan.
voetnoot1)
Op 25 Juli was de eerste zoon geboren, die de naam Rippert van zijn grootvader kreeg. Zie ook brief 56, noot 1, blz. 162.
voetnoot2)
Zie voor de Van der Clijfs, de Inventaris van het familie-archief Backer, nr 454 en 465, voorts blz. 100.
voetnoota)
In dorso: becijferingen.

voetnootb)
Er staat in het hs. abus. afgekort September.
voetnoot1)
Reeds eerder berichtte Maria's zuster Anna de Witt over het copieren van het fraaie portret van Willem Schijffert van Merode, Heer van Heymerbach, overleden de 19e Januari 1557 en te Nijmegen begraven. Men beschouwde deze te behoren tot de familie, langs de lijn van Elisabeth Lamers, de grootmoeder van de briefschrijfster. Het patriciaat stofte gaarne op betrekkingen met adellijke geslachten. Vermoedelijk werd in Dordrecht het origineel, ‘waervan de tronye is gedaen van een van de vermaertste meesters van die teyt, genaemt Holbeen’, gecopieerd door Cornelis Bisschop, een leerling van Ferdinand Bol.
voetnoot2)
Niet Jan de Baen (1633-1702), maar Abraham van den Tempel (1622-1672) volvoerde ten slotte de opdracht. Het schilderstuk gaf Willem Schijffert van Merode zeer ‘konstigh weer, zittende in een leuningstoel met zijn bloote grijze kruin’. Er is slechts een tekening van bewaard gebleven in het zgn. Backer-album. Zie de genoemde Inventaris, nr 5 en vgl. verder Ch.M. Dozy, Brederoo's zwanezang (Oud-Holland 1885, Brederoo-album, blz. 32) en J.F. Backer, Een brief van nichtje Anna de Witt (Amsterdamsch Jaarboekje 1901).
voetnoot3)
De vrede van Breda vond de 31e Juli 1667 plaats.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.H. Kernkamp

  • Pieter de la Court

  • Maria de Witt

  • beeld van Pieter de la Court

  • beeld van Johan de Witt

  • beeld van M. de la Court


editeurs

  • J.H. Kernkamp


datums

  • 9 december 1661

  • 12 december 1661

  • 8 februari 1663

  • 13 februari 1663

  • 17 februari 1663

  • 2 maart 1663

  • 7 maart 1663

  • 9 maart 1663

  • 16 maart 1663

  • 21 maart 1663

  • 31 maart 1663

  • 11 april 1663

  • 14 april 1663

  • 25 april 1663

  • 6 mei 1663

  • 8 mei 1663

  • 17 mei 1663

  • 26 juni 1663

  • 2 juli 1663

  • 4 juli 1663

  • 8 juli 1663

  • 13 juli 1663

  • 14 juli 1663

  • 18 juli 1663

  • 1 augustus 1663

  • 7 augustus 1663

  • 9 augustus 1663

  • 29 augustus 1663

  • 31 augustus 1663

  • 3 september 1663

  • 5 september 1663

  • 11 september 1663

  • 18 september 1663

  • 24 september 1663

  • 27 september 1663

  • 29 september 1663

  • 2 oktober 1663

  • 13 oktober 1663

  • 26 oktober 1663

  • 1 november 1663

  • 7 november 1663

  • 24 november 1663

  • 28 november 1663

  • 4 december 1663

  • 13 december 1663

  • 20 december 1663

  • 22 december 1663

  • 25 december 1663

  • 30 december 1663

  • 12 november 1664

  • 5 juni 1666

  • 7 juni 1666

  • 21 juni 1666

  • 12 juli 1666

  • 20 juli 1666

  • 26 juli 1666

  • 1 augustus 1666

  • 6 december 1666