Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biografie Bulletin. Jaargang 8 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biografie Bulletin. Jaargang 8
Afbeelding van Biografie Bulletin. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Biografie Bulletin. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.64 MB)

Scans (20.44 MB)

ebook (12.14 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biografie Bulletin. Jaargang 8

(1998)– [tijdschrift] Biografie Bulletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]

‘Kameraden! Geachte arbeiders van hoofd en hand!’
Biografische autofictie II: Henriette Roland Holst
Elsbeth Etty

Gelukkig hebben we, nu de verkiezingen achter de rug zijn, weer tijd voor iets gezelligs. Ik heurde dat mijn biografe en voormalig partijgenote, kameraad Etty, mij hier vanavond zou gaan nadoen. Niet door mijn vaarzen veur te dragen, maar meer in het algemeen. Maar ik zou haar dat ten sterkste willen ontraden, vooral in uw belang geachte werkers van hoofd en hand.

Zoals u natuurlijk allemaal weet, ben ik vijftig jaar geleden tachtig geweurden. Dat was een geweldig feest. Tijdens het souper in hotel Americain moest ik enorm rochelen en tot ontzetting van iedereen heb ik toen mijn kunstgebit uit mijn mond gehaald en dat even op het bord van mijn tafelheer burgemeester D'Ailly gelegd.

Niet erg kies dat juffrouw Etty dat ook in mijn biografie heeft gezet, maar gelukkig wist ze niet alles. We hebben mijn jaardag namelijk ook en famille gevierd en daar heb ik me nog véél onsmakelijker gedragen. Althans dat lees ik in een brief van mijn nichtje Annie de Meester, u weet wel, de schoonzus van mijn dekselse neefje Jany Roland Holst, aan haar kinderen. Juffrouw Etty heeft de brief gelukkig niet op tijd te pakken gekregen, maar ik kreeg hem hier in de hemel cadeau ter gelegenheid van het feit dat we dit jaar mijn honderddertigste jaardag vieren.

Moet u toch eens horen hoe dat kreng van een Annie de Meester mijn jaardag beschreef. Ik vraag juffrouw Etty bij dezen slechts één fragmentje veur te lezen, anders wordt het te erg.

Toen de koffie ... en daarna werd tante op de bank in de huiskamer gelegd waar ze weldra met een wijd open mond sliep.

De rest ging naar boven, en nieuwe gasten kwamen aldra. Ik liep wat heen en weer, menschen brengend naar boven, en met Bets in de eetkamer alles prepareerend voor thee met roomsoesjes etc. etc.

Dat verliep verder best. Tante gorgelde en spoog unverfroren, vocht nijdig met slijmdingen die aan haar mond taai bleven plakken - maar onder 't motto ‘kwijt is kwijt’ zette ze dan met horten en stooten glas en kwispeldoor weer tusschen theekoppen en 't lekkers. Haar gesprek vervolgend alsof er niets gebeurd was.

Na een poos worstelde ze zich nijdig uit de plaid, en ging zitten, maar eerst kreeg ze daardoor een verschrikkelijke hoestaanval, waarbij, gekregen, roode tulpen, -niet te vinden zakdoeken-, 't glas bijna leeg-, kwispeldoor overlopend, een korte maar hevige oorlog opleverden.

[pagina 153]
[p. 153]


illustratie
Henriette Roland Holst, getekend door Michel de Klerk in 1921


[pagina 154]
[p. 154]


illustratie
Henriette Roland Holst in haar werkkamer


Tot zover tante Jet.

Ik wou nu gewoon als juffrouw Etty doorgaan in mijn eigen stijl, vooral omdat ik hier geen kwispedoors zie. Zoals u weet, heeft Henriette Roland Holst vele biografieën geschreven, die vrijwel alle zelfportretten waren. Ze deed daarin niets anders dan zichzelf fictionaliseren.

Ik weet dat het tegenwoordig modern is een biografie te lezen als de autobiografie van de auteur, maar ik hou daar helemaal niet van. Mijn biografie gaat enkel en alleen over Henriette Roland Holst en niet over mij. Zo narcistisch ben ik niet en wil ik ook niet zijn. Maar dat wil niet zeggen dat er geen raakvlakken zijn. Natuurlijk zijn die er en volgens mij moeten die er ook zijn. Een biograaf kiest nooit zomaar een onderwerp.

Toen ik vier jaar geleden aan mijn biografie begon, schreef ik in het feministische tijdschrift Lover daar het volgende over:

... een biograaf moet zich op ten minste twee of drie levensbepalende terreinen kunnen identificeren met zijn of haar held of heldin. Levensbepalend zijn onder andere sekse en de seksuele voorkeur, als het om kunstenaars gaat, het oeuvre; levensovertuiging; beroep, in sommige gevallen huidkleur en verder alles wat de gebiografeerde zelf als essentieel voor zijn of haar persoonlijkheid beschouwde.

Ik geloof niet dat ik erg op Henriette Roland Holst lijk. Wel intrigeert ze mij al ruim twintig jaar en voel ik een zekere

[pagina 155]
[p. 155]

verwantschap met haar. Als neerlandicus en literatuurliefhebber boeit haar poëzie me, als (ex-) communist en journalist van De Waarheid herken ik haar links idealisme, haar radicalisme, haar desillusies en haar worsteling met de discrepantie tussen droom en daad. Als vrouw voel ik mee met haar (vermoeiende) streven iets te betekenen in de masculiene wereld.

Is dat genoeg? Misschien niet voor een in alle opzichten kloppend en coherent totaalbeeld, hopelijk wel voor een zekere identificatie die nodig is om via inleving door te dringen in een karakter dat met alle tegenstrijdigheden menselijk is.

 

Laat ik maar gewoon uitleggen hoe ik ooit op het achteraf bizarre idee ben gekomen het leven te gaan beschrijven van Henriette Roland Holst. In 1994 verscheen de herdruk van Het vuur brandde voort, de autobiografie die Roland Holst dertig jaar daarvoor had gepubliceerd. Dat boek was voor mij een openbaring, al wist ik in grote trekken wie Roland Holst was.

Ik had haar als dichteres leren kennen tijdens mijn studie Nederlands en in de studentenbeweging van begin jaren zeventig had ik kennis gemaakt met haar boek Kapitaal en Arbeid in Nederland, die wij als linkse studenten lazen om kennis te verwerven over de sociale geschiedenis die ons in de collegebanken werd onthouden. Ik weet nog dat we actie voerden om het boek - waarin bijvoorbeeld Multatuli en Potgieter historisch materialistisch worden verklaard - op de verplichte lijst met secundaire literatuur geplaatst te krijgen.

Pas dank zij de herdruk van Het vuur brandde voort realiseerde ik me dat Roland Holst een van de weinige revolutionaire vrouwen is geweest die je kunt vergelijken met Rosa Luxemburg in Duitsland en Aleksandra Kollontaj in Rusland. Beiden waren vriendinnen van haar.

 

Toen ik de autobiografie las, was ik lid van de CPN. Sinds 1974 werkte ik als journalist bij het communistisch dagblad De Waarheid, waarin ik een uitvoerige recensie schreef over de memoires van Roland Holst. Ik uitte toen mijn bewondering voor haar moed standpunten te herzien.

Dat werd me door de hoofdredactie niet in dank afgenomen. In de geschiedschrijving van de CPN gold Jet Holst als een twijfelaarster, een politiek dwaallicht, een renegaat die aan het eind van haar leven een godsdienstige kwezel was geworden. Dank zij Het vuur brandde voort kwam ik erachter dat dit beeld vervormd was. Ik wilde haar rehabiliteren en op dat moment is het idee ontstaan ooit haar biografie te gaan schrijven.

Eén van de moeilijkste opgaven bij het schrijven van die biografie was dat ik alle aspecten van Roland Hoists leven aan bod wilde laten komen en met elkaar verbinden. Ik wilde zoals dat heet een integrale biografie schrijven, waarin haar politieke rol, haar literaire werk en haar privéleven belicht werden.

Lastig was dat ik mij in dat verband ook verplicht voelde Roland Hoists onmiskenbare religiositeit te beschrijven. Een biograaf moet zich immers op een aantal levensbepalende terreinen kunnen iden-

[pagina 156]
[p. 156]

tificeren met zijn held of heldin. Welnu, op het gebied van haar religiositeit kon ik mij niet met haar identificeren. Henriette van der Schalk werd een paar weken na haar geboorte gedoopt in de Nederlands Hervormde Kerk van Noordwijk, maar over het algemeen gesproken speelde godsdienst in haar ouderlijk huis geen rol. Duidelijk is dat Henriette dit naderhand als een gemis ervaren heeft. Ze had, heeft ze in haar memoires geschreven, een religieuze natuur die thuis op geen enkele manier gevoed werd. In dat gevoel van gemis kan ik me wel enigszins verplaatsen.

Henriette van der Schalk behoorde, zou je kunnen zeggen tot de eerste ontkerkelijkte generatie. Weliswaar was ze ooit gedoopt, maar de familie Van der Schalk ging nooit naar de kerk en thuis werd niet gebeden of aan bijbellezing gedaan. De liberale bourgeoisie waartoe de Van der Schalks behoorden dacht het zonder geloof in wat dan ook te kunnen stellen. In de frustraties die dat bij de jonge Henriette veroorzaakte, kan ik me heel goed verplaatsen. Zelf ben ik afkomstig uit een liberaal bourgeois-milieu, al generaties lang onkerkelijk en verstoken van iedere vorm van geloof of idealisme. Hoewel bijna een eeuw later geboren dan Henriette herken ik de opluchting die zij gevoeld moet hebben toen de mogelijkheid er was zich te binden aan een schare gelovigen met wie ze zich kon inzetten voor mooie idealen en verheven doelen. Zij sloot zich via de Beweging van Tachtig als zevenentwintigjarige aan bij de SDAP; ik kwam op mijn tweeëntwintigste via de studentenbeweging bij de CPN.

Zeven jaar geleden heb ik met een aantal ex-wereldverbeteraars het boek Alles moest anders gepubliceerd, een bundel waarin we in sterk persoonlijke stukken probeerden te achterhalen hoe we er indertijd toe zijn gekomen ons eind jaren zestig te verliezen in de revolutionaire politiek.

Ik formuleerde dat toen zo:

Door Multatuli, de tijdgeest en Vietnam had ik ontdekt een politiek geweten te bezitten dat ik van huis uit niet had meegekregen. Tegen wil en dank hadden mijn ouders - liberaal en niet godsdienstig - kort voor mijn geboorte Indië verlaten en daar hun toekomst begraven. De ‘onthechtheid’ waarin ik werd grootgebracht inspireerde niet. De vrijblijvendheid bracht leegte of paniek. Er was niets te verliezen, niets te winnen, niets te bewijzen en niets te bereiken. Zelfs carrières werden niet verlangd. Dat bij ons thuis iedereen ging studeren, sprak vanzelf. Maar dat een universiteit iets anders is dan een studentencorps, kwam niet bij me op. Door in 1969 geen lid te worden van het corps brak mijn broertje Walter met een traditie van drie generaties. Een jaar later meldde ik me bij de ASVA, de linkse vakbond van studenten.

Ik verbeeldde mij tijdens het werken aan mijn Roland Holst-biografie dat het haar ook ongeveer zo moet zijn vergaan. Net als in ‘mijn tijd’, de jaren zestig en zeventig van deze eeuw, was het in de jaren negentig van de vorige eeuw, in de mode links te zijn. Dat bedoel ik niet denigrerend; ik bedoel dat de politieke gebeurtenissen er aanleiding toe gaven, dat het in de lucht hing en dat het compensatie betekende voor een diep gevoeld gemis aan een levensdoel.

[pagina 157]
[p. 157]

Zoals u heeft gemerkt, heb ik verscheidene malen de term identificatie laten vallen. Onder historici en biografen in het algemeen bestaan er grofweg twee scholen. De ene vindt de mogelijkheid tot identificatie volkomen onbelangrijk en zelfs schadelijk, de ander vindt die mogelijkheid tot identificatie juist een voorwaarde. Het zal u duidelijk zijn dat ik tot de tweede school behoor.

Ik kan me bij voorbeeld niet voorstellen dat ik een biografie van Mussert kan schrijven. Ten eerste omdat ik volstrekt geen affiniteit met de man heb, ten tweede omdat ik dat gebrek aan identificatie niet voldoende kan compenseren met informatie van mensen die hem nog gekend hebben. Daarvoor is hij te lang dood. Misschien dat ik wel een biografie zou kunnen schrijven van iemand als de heer Bolkestein, hoewel dat waarschijnlijk meer een journalistiek portret zou worden dan een doorleefd verhaal.

Ik wil met dit voorbeeld het volgende duidelijk maken: als je een biografie schrijft over iemand die al zolang dood is dat er geen getuigen meer in leven zijn, moet je als biograaf jezelf als bron kunnen gebruiken. Als schriftelijke bronnen geen uitsluitsel geven over bepaalde problemen, moet je bij jezelf te rade gaan en dat kan alleen als je je in hoge mate met de gebiografeerde kunt vereenzelvigen. In 1992, ruim een jaar voordat ik aan mijn boek begon, had ik daar al precies dezelfde ideeën over. In een interview met het literaire tijdschrift Parmentier vertelde ik toen: ‘Soms moet je jezelf als bron gebruiken in de zin dat je de reacties van je hoofdpersoon toetst aan je eigen ervaringen en reacties. Je moet in iemands huid kruipen en tegelijkertijd

illustratie
Henriette Roland Holst, 1941


afstand bewaren. Eigenlijk zoals een psychiater.’

Een voorbeeld waarbij ik mijn mogelijkheid tot identificatie met Henriette heb kunnen inzetten, was de dood van haar vader en zusjes. In de ochtend van de 29e juni 1892 was notaris Van der Schalk met zijn jongste dochter Marietje van der Schalk per rijtuig naar Leiden gegaan om daar familie te bezoeken. Op de terugweg was de koetsier even afgestapt om van het urinoir op de Beestenmarkt gebruik te maken. Tijdens zijn afwezig-

[pagina 158]
[p. 158]

heid schrok het paard van iets, maakte een rare sprong en kwam met koets en al in het Galgewater terecht.

Volgens het Leidsch Dagblad, dat ik erop heb nageslagen, gebeurde het ongeluk om drie uur 's middags. Onder grote belangstelling werden de lichamen van vader en dochter Van der Schalk opgedregd en met bootjes naar het Academisch Ziekenhuis gebracht. Daar is Henriette met haar moeder en broer naar de overledenen gaan kijken. In haar memoires heeft zij dat ongeluk in een paar regels afgedaan, zonder dat mij dat in eerste instantie als merkwaardig overkwam.

Vervolgens ontdekte ik dat Henriette twee weken na het ongeluk, terwijl haar moeder en broer nog helemaal van de kaart waren, een brief heeft geschreven aan de dichter Albert Verwey met de volgende zinsnede: ‘Ik geloof niet, dat ik ooit zoo blij geweest ben in mijn leven, over mijn persoonlijkheid en die bewust. Begrijp je dat? Het komt meest door jou dat ze bewust werd.’

Ik snapte wel waarom ze zo gelukkig was. Verwey had haar in dezelfde periode gestimuleerd om haar dichterlijke talent te ontplooien en gezegd dat hij haar verzen goed vond. Dat was kennelijk het allerbelangrijkste voor haar en dat schreef ik ook op. In het tweede hoofdstuk om precies te zijn.

Een jaar later en tien hoofdstukken verder stierf mijn eigen vader. En kort daarna werd ik opgebeld dat mijn zusje was verongelukt. Ik heb vervolgens maanden lang helemaal niets kunnen doen, laat staan dat ik mijn promotor, die mij zeer stimuleerde in mijn werk, een brief schreef met de mededeling dat ik nog nooit zo gelukkig geweest was als nu. Ik was namelijk volkomen kapot.

De intense eigen rouwervaring heeft mijn kijk op Henriette ingrijpend gewijzigd. Om te beginnen heb ik ontdekt hoe egocentrisch ze was, hoe eerzuchtig en volkomen gefixeerd op haar eigen ontplooiingskansen. Alles, werkelijk alles moest daarvoor wijken.

Toen ik met veel moeite en pijn weer aan het werk kwam, heb ik mijn boek volledig moeten herschrijven, omdat ik ineens veel meer begreep van Henriettes positie in het gezin Van der Schalk en Henriette zelf. Identificatie kan nuttig zijn, maar zij kan ook erg veel tijd kosten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Elsbeth Etty

  • over Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk


illustratoren

  • Michel de Klerk