Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biografie Bulletin. Jaargang 12 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biografie Bulletin. Jaargang 12
Afbeelding van Biografie Bulletin. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Biografie Bulletin. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.27 MB)

Scans (15.87 MB)

ebook (11.01 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biografie Bulletin. Jaargang 12

(2002)– [tijdschrift] Biografie Bulletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

Beschouwende borrelpraat
Bespiegelingen over Willem Frederik Hermans
Els Broeksma

Je kunt zeggen dat Apollo in Brasserie Lipp gevarieerd is. Maar je kunt ook zeggen dat deze bundel een allegaartje zonder samenhang is. Dat komt omdat het boek in drie onevenwichtige delen uiteenvalt: ‘Herinneringen’, ‘Beschouwingen’ en een kleine afdeling ‘Schrijvers over WFH’. Er staan een paar juweeltjes in deze bundel, maar hij bevat ook uitspraken die misschien nog aan de borreltafel zouden kunnen, maar niet in een boek.

In Apollo in Brasserie Lipp maakt Hella Haasse naar aanleiding van Hermans roman Au pair een fijnzinnige analyse van zijn werk, waarin ze verschillende aspecten belicht en met elkaar in verband brengt. Een van die aspecten is Hermans verhouding tot vrouwen in het algemeen en tot de vrouwelijke hoofdpersoon Paulina in Au pair in het bijzonder. Die verhouding is problematisch. Haasse laat zien dat Hermans zich verwant voelde met Baudelaire. Beide schrijvers hebben zij zich ondergedompeld in de massa van Parijs; ze hadden allebei een vrouw met een ‘tropische achtergrond’, en beiden onderscheidden zich door hun scherpe, sarcastische tong over schrijvers en kunstenaars. Ooit beweerde Hermans zelfs dat hij schreef vanuit dezelfde optiek als Baudelaire. Maar wat beide schrijvers ook gemeen hadden, was de opwinding die veroorzaakt werd door een in het voorbijgaan even waargenomen onbekende vrouw. (Men denke aan Baudelaires gedicht ‘A une passante’) De vluchtig waargenomen vrouw is een regelmatig terugkerend thema in Hermans werk. Omdat ze altijd uit het beeld verdwijnt en nooit meer wordt teruggezien, is zij de belichaming van het onbereikbare.

In een prachtig meanderend betoog veronderstelt Haasse dat in Hermans werk vrouwen van nature niet gelijkwaardig zijn aan mannen: ‘In het oeuvre van Hermans zal men tevergeefs zoeken naar een werkelijke of zelfs maar ten dele gerealiseerde zielsverwantschap met een vrouw.’

De gedachten van mannen over vrouwen zijn altijd slechts van erotische aard. Ze gaan uit van het ‘anders’ zijn van de vrouw en sluiten een geestelijk contact uit. Haasse stelt dan ook de vraag of Hermans in Au pair (gelet op de dubbele betekenis van de titel) het probleem van het ‘niet-gelijk’ zijn niet opnieuw aan de orde stelt. Haar conclusie is dat de Hermans Paulina weliswaar

[pagina 140]
[p. 140]

aanbiddelijk vindt, maar ook háár niet echt voor vol aanziet.

Wetenschap en literatuur

Frans Ruiter vergelijkt Gerrit Krol, Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans met elkaar. Alledrie hebben zij in hun werk regelmatig gebruik gemaakt van de ‘metaforische mogelijkheden’ van wetenschap en techniek. De drie auteurs en hun literaire verbeelding verhouden zich echter totaal verschillend tot de techniek, en hun persoonlijke ‘techniek-opvatting’ kleurt in sterke mate hun literaire verbeelding. Ruiter komt met een interessante conclusie. In Hermans wereldbeeld wordt de mens bepaald door zijn drang naar kennis om ‘greep te krijgen op het universum’, maar de mens wordt telkens teleurgesteld, omdat zoiets nauwelijks mogelijk blijkt te zijn: het universum laat zich niet kennen. Er is alleen maar een beklemmende, niet te kennen wereld die ons onafgebroken en dreigend op de hielen zit. Voor Hermans vertegenwoordigen de techniek en de wetenschap zowel het heroïsche als het tragische van de mens. En hoewel ook Krol de nodige scepsis bezit ten opzichte van het kennen van de werkelijkheid, maakt hij in zijn werk niet de indruk zich erg om het raadsel van de ongrijpbare werkelijkheid te bekommeren. Krols boeken kenmerken zich door een ‘opgeruimde speelzucht’. Tot slot toont Ruiter aan dat Mulisch een systeembouwer is. De wetenschap is bij Mulisch een zelfbedachte wetenschap in een zelf bedacht systeem, waarin ‘niet alleen paranoïde, maar ook alchemistische trekjes’ zitten. Het is derhalve een onwetenschappelijke systeem, het is dogmatisch en statisch. Er zit geen enkele ontwikkeling in. In Hermans romans ontmoeten we keer op keer de

illustratie
Willem Frederik Hermans. Groningen, jaren zeventig


‘tragisch onwetende homo sapiens’, in Krols werk de ‘vrolijke homo ludens’ en in Mulisch' boeken ‘de noest arbeidende homo faber’.

Polemisch talent

Als je weet hoeveel invloed Hermans op schrijvers heeft gehad met zijn polemische Mandarijnen op zwavelzuur (1964), waarin hij iedere auteur die hem niet beviel in mootjes hakte, is het op z'n minst verbazingwekkend dat er in deze bundel krap zestien pagina's met maar vier schrijvers te vinden zijn die uiteenzetten hoe zij zich tot Hermans verhouden. Dat hadden er heel wat meer kunnen zijn. Van de vier geeft Willem Brakman blijk van de meest onafhankelijke geest. Niet gehinderd door gevoelens van afgunst, haat of grenzeloze bewondering schrijft Brakman onbevangen over zijn verhouding tot Hermans. Hij vindt De donkere kamer van Damocles een uitstekende

[pagina 141]
[p. 141]


illustratie
W.F. Hermans geportretteerd door Emile van Moerkerken


roman, maar heeft verder nogal wat bezwaren tegen het polemische werk van Hermans. Hij kan Hermans niet anders zien dan iemand die op alles en iedereen kritiek wilde hebben en die op bijna ‘psychopathische’ wijze op zoek was naar onrecht hem aangedaan, zodat hij zijn polemische talenten kon laten schitteren. ‘Onverzadigbaar was zijn honger naar miskenning, en de strijd die hij voerde om datgene op te roepen wat hij zou afwijzen, is heroïsch te noemen.’ Brakman heeft niet zoveel op met types die ruzie nodig hebben om creatief te zijn. Hij eindigt zijn betoog dan ook met: ‘Ik die nog eigenaar ben van een “heimwee naar het sprakeloze”, dat wat Henriëtte Roland Holst “de zachte dingen” noemde, zal hem vermoedelijk met veel bewondering niet meer lezen.’ Dirk van Weelden echter werd zo aangetrokken door de overrompelende kracht van Hermans zinnen dat hij van schrik altijd doorlas. Hij werd - zoals hij het noemt - bewerkt door de ‘Hermansmachine’ en kwam terecht in een

illustratie
W.F. Hermans in Parijs, 1975


benauwende wereld vol verschrikkelijke waarheden, waaraan niet te ontsnappen viel. Het feit dat Hermans door spottend en sarrend om zich heen te slaan zelf immuun probeerde te worden, ontroert Van Weelden, omdat de auteur zich juist daardoor laat kennen: ‘Hermans is een extreem voorbeeld van een schrijver wiens werk ontworpen is om op literaire wijze van zijn zwakste punt zijn sterkste punt te maken: zijn neiging wraak te nemen op alles wat hem beschaamde, kleineerde en beledigde.’

Hermans was een intimiderende, boze man, die erin is geslaagd velen de stuipen op het lijf te jagen. Deze houding kwam voort uit een diepe kwetsuur, de diepe teleurstelling dat hij geen erkenning kreeg op het moment dat hij daar grote behoefte aan had. Dat heeft hem voor het leven rancuneus gemaakt. In een interview met Cees Nooteboom heeft Hermans letterlijk gezegd dat hij, als hij in Nederland was blijven wonen, ‘van verbittering gestikt zou zijn’.

[pagina 142]
[p. 142]


illustratie
W.F. Hermans en Cees Nooteboom, 1978


Die eeuwige rancune en zijn scherpe tong hebben uiteindelijk veel effect gehad op zijn omgeving, zoals vooral blijkt uit de afdeling ‘Herinneringen’.

Grasduinen

De samenstellers van de bundel vonden het kennelijk interessant om - in afwachting van de biografie over Hermans door Willem Otterspeer - een aantal mensen te vragen hun herinneringen aan Hermans onder woorden te brengen. Het gevolg is dat meer dan de helft van dit boek door persoonlijke memoires in beslag wordt genomen. Dat is jammer, want niet alleen zijn die vaak nietszeggend, het probleem is ook dat ze onbetrouwbaar zijn. Probeert een biograaf op grond van verifieerbare feiten een zo natuurgetrouw mogelijk beeld van de gebiografeerde op te roepen, de herinneringophaler grasduint een beetje in zijn geheugen en heeft al gauw de neiging om van de gebeurtenissen uit het verleden een goed passend plaatje te maken. Cees Nooteboom is een van de weinigen die daaraan ontsnapt, omdat hij beseft hoe gebrekkig zijn geheugen is. Waar hij niet zeker is van zijn zaak, brengt hij de nodige relativering aan. Zijn herinneringen zijn daarom leuk om te lezen en ook een stuk verteerbaarder dan die van de anderen.

Een euvel is ook dat de herinneringen vaak meer zeggen over degene die ze ophaalt dan over Hermans. Wat een aantal van deze stukken gemeen heeft, is dat de auteurs vol ontzag de eerste ontmoeting met de streng oordelende, barse Hermans tegemoet zagen, bang als ze waren voor zijn eventueel vernie-

[pagina 143]
[p. 143]

tigende oordeel. Als de grote meester hen welwillend had bejegend haalden ze opgelucht adem. Na deze welwillende reactie waanden ze zich bovendien al gauw Hermans' vriend. Er zijn er zelfs die zich vanaf dat moment met hem dachten te kunnen meten. Het meest pedante, zelfingenomen stuk is dat van Raymond J. Benders, die als volgt begint: ‘Ballingschap, leed, verraad en krankzinnigheid vormden het gesternte dat mij met Hermans samenbracht op 15 oktober 1978. Het was een schitterende herfstdag en zondagochtend op het Cimetero San Michele in Venetië. Ik flaneerde met mijn pas verworven bruid, op de dag die tevens Nietzsches geboortedag was, langs de graven van vele weggeraakten.’ Commentaar overbodig.

Het is verbazingwekkend dat zelfs na zijn dood uit veel stukken nog een kritiekloze bewondering spreekt, alsof de herinneringophalers over het graf heen nog de fiolen van Hermans toorn vrezen. Al met al kun je je niet aan de indruk onttrekken dat Hermans zich daarom wel moest omringen met blinde vereerders. Wie hem tegensprak werd afgemaakt en verguisd.

Hermans was een schrijver waar niemand omheen kon. Hij heeft een paar fenomenale romans geschreven, en Mandarijnen op zwavelzuur heeft veel rumoer teweeggebracht. Met dat laatste boek in gedachten kun je je afvragen of Hermans met de artikelen in Apollo in Brasserie Lipp tevreden was geweest. Een aantal stukken over zijn werk zou hij met instemming hebben gelezen. Maar de persoonlijke herinneringen hadden - als ze niet over hem gingen - een navenant venijnig artikel als in de Mandarijnen kunnen opleveren. Hermans maakte korte metten met slippendragers. Wie angst had voor slaag werd als ‘oud vaatwerk kapotgesmeten’.

 

Raymond J. Benders en Wilbert Smulders (red.) Apollo in Brasserie Lipp. Bespiegelingen over Willem Frederik Hermans (Amsterdam, De Bezige Bij 2001)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Els Broeksma-van Capelle

  • over Willem Frederik Hermans

  • over Raymond Benders

  • over Wilbert Smulders

  • beeld van Willem Frederik Hermans