Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biografie Bulletin. Jaargang 15 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biografie Bulletin. Jaargang 15
Afbeelding van Biografie Bulletin. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Biografie Bulletin. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.05 MB)

Scans (17.53 MB)

ebook (7.32 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biografie Bulletin. Jaargang 15

(2005)– [tijdschrift] Biografie Bulletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

Zit als gegoten
De stripbiografie van Prins Bernhard
Dik van der Meulen

Prins Bernhard was niet blij met de stripversie van zijn biografie, vooral omdat daarin nogal wat leemtes ingevuld worden over de duistere kanten van zijn leven. Misschien zijn de makers van Agent Orange te ver gegaan met de vrijheid die zij als striptekenaars hadden. Maar zolang het Koninklijk Huisarchief niet toegankelijk is voor biografen van Prins Bernhard, blijft het gissen naar diens verleden.

De prins heeft de verschijning nog net meegemaakt van de eerste aan hem gewijde getekende biografie: Agent Orange. De jonge jaren van prins Bernhard. Hij was er niet gelukkig mee. Hij pakte de telefoon om de twee makers, Erik Varekamp en Mick Peet, persoonlijk ‘onder uit de zak te geven’, zoals Jan Blokker een paar dagen na Bernhards dood schreef. Ook de historicus Gerard Aalders, die als adviseur bij het boek betrokken was, werd door de prins gebeld. Onbedoeld bewees Bernhard daarmee meteen de zin van zo'n biografie in stripvorm. Hijzelf stond bepaald niet als een fanatieke lezer bekend, en zelfs de ‘geautoriseerde’ biografie die Alden Hatch van hem schreef, had hij naar zijn zeggen pas tientallen jaren later gelezen. Maar Agent Orange las hij meteen.

Geen slecht idee dus, zo'n biografische strip. De timing was natuurlijk voortreffelijk: dit eerste deel van wat een omvangrijk project belooft te worden, verscheen niet alleen voor de feestdagen, maar ook kort voor het overlijden van prins Bernhard, op 1 december 2004. Dat het boek in een behoefte voorzag, bleek uit het verkoopsucces. De dagen voor Sinterklaas was het nergens meer te krijgen. Inmiddels zijn de winkels weer bevoorraad en is er zelfs een paperback van gemaakt.

Is Agent Orange het begin van een nieuwe traditie? Dat hangt er uiteraard van af of dit voorbeeld voor andere historische figuren gevolgd zal worden. In elk geval sluit Agent Orange wel aan op een ander recent stripgenre, waarbij literaire werken in beeldverhalen omgezet worden. Het bekendste Nederlandse voorbeeld van de laatste jaren is De Avonden, waarvan de tekenaar Dick Matena - met behoud van de volledige tekst - een stripverhaal gemaakt heeft. Door de tekenstijl van Peet en Varekamp doet Agent Orange echter vooral denken aan een buitenlandse variant: Marcel Prousts À la recherche du temps perdu, ingedikt en in beeld gebracht door Stéphane Heuet. Net als Heuet bedienen de twee Nederlanders zich van een tekenstijl die gewoonlijk in

[pagina 28]
[p. 28]

verband wordt gebracht met Hergé's Kuifje. Waarbij meteen moet worden aangetekend dat Heuet het in dit opzicht wint. Niet alleen omdat hij een betere tekenaar is, maar ook door zijn geslaagde pogingen van de strip kunst te maken. Hij goochelt met perspectieven en door elkaar lopende beelden, en voegt zo iets eigens toe aan het werk van Proust.

Een van de belangrijke verschillen tussen Heuet en de makers van Agent Orange is de relatieve vrijheid van de laatsten. De Fransman is gebonden aan de tekst en vooral ook de dialogen van Proust. De Nederlanders niet. Hoewel zij zich met een historische figuur bezighouden, wat op zichzelf aanzienlijke beperkingen met zich meebrengt, kunnen ze gebruikmaken van de leemtes van zo'n leven. Daarbij komt dat de letterlijke gesprekken die de prins met alle mogelijke personen heeft gevoerd - van de tuinman tot Churchill - voorgoed verloren zijn gegaan, met uitzondering van een enkel interview waarvan een bandopname bestaat. Anders dan ‘echte’ biografen kunnen Varekamp en Peet zich veroorloven zelf dialogen te verzinnen. Sterker: ze moeten dat doen, want de oorverdovende stilte van een strip zonder woorden kunnen ze hun lezers niet aandoen.

Het resultaat is een onderhoudend, af en toe niet ongeestig beeldverhaal, waarin de bekende verhalen en geruchten verbeeld worden, aangevuld met passages waarbij de auteurs een beroep op hun fantasie hebben moeten doen. Wie vertrouwd is met de omstreden Bernhard-biografie van Wim Klinkenberg, zal allerlei gebeurtenissen herkennen, maar zonder twijfel hebben de makers ook een beroep gedaan op de ‘officiële’ bronnen, zoals Lou de Jongs Koninkrijk der Nederlanden (deel I, Voorspel) en de biografie van Hatch. (Wat De Jong betreft: vergelijking van zijn tekst met de strip laat zien hoe afgewogen het relaas van de historicus ook in het geval van prins Bernhard is, in het licht van de beperkingen waarmee hij te kampen had. Van Bernhards nsdap-lidmaatschap was De Jong niet op de hoogte, maar diens banden met de ss en sa worden door hem in detail beschreven. Ook citeert hij uitvoerig uit een hartelijke brief van Bernhard aan Hitler uit 1937.)

Huzarenpak

Agent Orange begint als een raamvertelling. Het verhaal opent met het huwelijk van Willem Alexander en Máxima. Daarbij is vanzelfsprekend ook prins Bernhard aanwezig. Kijkend naar het marine-uniform van zijn kleinzoon, denkt hij: ‘Wanneer had ik voor 't eerst 'n uniform aan?’ Daarop volgt het nagetekende plaatje van een bestaande foto van Bernhard als kind in een huzarenpakje, en zo bevindt de lezer zich in de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog, op Woynowo (later: Reckenwalde) in het toenmalige Duitse Keizerrijk (nu in Polen). In dit eerste deel worden we meegenomen naar zowel de jeugd en studentenjaren van Bernhard en zijn broer Aschwin, als in de bewogen Duitse geschiedenis van de jaren 1911-1936. Dat laatste is meteen de zwakke plek van het boek: het is niet onbegrijpelijk dat de makers zo'n historische achtergrond noodzakelijk hebben gevonden, maar de uitwerking is plichtmatig en al te rudimentair. Het is dan ook onbegonnen werk om de Eerste Wereldoorlog, inclusief de Oktoberrevolutie, Versailles én de Spartacusopstand van 1918 in een paar bladzijden te behandelen.

Anderzijds: als er iemand is geweest

[pagina 29]
[p. 29]

voor wie de geschiedenis van het interbellum bepalend was, dan was het wel prins Bernhard. De omgeving van de conservatieve, door ressentiment om de verloren Groote Oorlog verteerde landadel (zijn vader was in 1917 als vrijwilliger naar het front gegaan); zijn schooljaren in Berlijn en zijn studietijd in München; het kan zonder context niet meer begrepen worden.



illustratie
Uit: Agent Orange


Sportkatern

Het beeld dat Varekamp en Peet van de prins geven is niet verheffend. Volgens hen omringden hij en Aschwin zich met bruinhemden, waardoor ze zich beiden - en niet alleen Aschwin, die volgens Bernhard later een overtuigde nazi was - geheel vrijwillig zo'n uniform lieten aanmeten. Op een van de plaatjes verloopt dit als volgt: ‘Zijn de mouwen lang genoeg?’, vraagt de (joodse) verkoper, en Bernhard, zijn rechterarm gestrekt als in de Hitlergroet: ‘Zit als gegoten!’

Zeker is dat de uniformen van prins Bernhard niet alleen in dit stripboek een Leitmotiv zijn. Het is interessant om het meteen na zijn dood verschenen Bernhard 1911-2004 (Den Haag 2004) ernaast te leggen, het officiële sterfboek van de prins, met een inleiding van premier Balkenende en een flaptekst van Maartje van Weegen. De twee auteurs, Piet van Asseldonk en Ad van Liempt, gaan betrekkelijk kort in op de jonge jaren van de prins, waarbij politieke en militaire aangelegenheden geen al te grote rol spelen. Maar de foto's spreken een andere taal. We zien de prins omringd door mensen in Wehrmachtsen andere uniformen en familieleden die de Hitlergroet brengen. Ook tijdens en na de oorlog is Bernhards gehechtheid aan uniformen onmiskenbaar. Niet voor niets wist het kabinet-Den Uyl hem zo zwaar te treffen door hem na de Lockheed-affaire een uniformverbod op te leggen.

Het aardige van het verhaal is dat de auteurs Bernhards gedrag tóch relativeren, precies zoals de prins dat zelf naderhand altijd heeft gedaan. Hij wordt voornamelijk geschetst als iemand die uit opportunisme en lichtzinnigheid met de nazi's mee marcheert. Als hij naast zijn broer in sa-uniform over straat loopt met om zijn arm het hakenkruis, zegt hij: ‘Eindelijk de toverkrachtige swastika die in 't rijk alle deuren doet opengaan!’ En als een bevriende nazi bij het lezen van de Völkische Beobachter in 1933 de nieuwe rijkskanselier Hitler citeert: ‘Geef ons vier jaar de tijd! Oordeel over ons na vier jaren, dan zullen de boeren geen ellende meer kennen en arbeiders geen werkloosheid’, dan antwoordt Bernhard: ‘Mag ik 't sportkatern even?’

Belangrijker dan dit soort mededelingen is een parallelverhaal, waarbij Bernhard in eerste instantie nog is betrokken: de contacten van de zakenman Max Ilgner met hoge nazi's, al in een pril stadium van hun politieke acti-

[pagina 30]
[p. 30]

visme. Ilgner, een goede bekende van Bernhards moeder Armgard, zou de spionageafdeling van ig Farben leiden. En dat was precies het bedrijf waarvoor de prins werkte toen hij Juliana leerde kennen. Maar deze ontwikkeling zal pas in het tweede deel worden uitgewerkt. Ingewikkeld is dit levensverhaal zeker, te gecompliceerd soms voor dit stripboek, maar het is de humor die veel goed maakt. Bij een affiche van de film King Kong zegt Bernhard: ‘'t Komt op mij nogal ongeloofwaardig over!’ En na Bernhards allereerste (maar bepaald niet laatste) vliegtuigongeluk zegt zijn vader; ‘Die vliegtuigen worden nog 's z'n ondergang.’ En niet in de laatste plaats de cliffhangers aan het slot; ‘Ziet Nederland kans om zich wederom afzijdig te houden? Zal prinses Juliana vallen voor de charmes van prins Bernhard?’ Onderhoudend, geestig, af en toe taai en soms een beetje onwaarschijnlijk. De meeste lezers zullen zich telkens afvragen: wat is waar? Wat is historisch verantwoord en wat is fantasie? De auteurs (of hun uitgever) konden zich dit soort vragen ook voorstellen, en hebben daarom de geschiedkundige Coen Hilbrink om een nawoord gevraagd. Hilbrink, onder andere bekend omdat hij met Gerard Aalders voor het eerst het bewijs publiceerde van Bernhards nsdap-lidmaatschap, geeft een beknopte en heldere schets van Bernhards jeugd en studiejaren, waarmee de Duitse politieke ontwikkelingen onlosmakelijk verbonden zijn.

Blijft de vraag of de auteurs hier en daar niet wat te ver zijn gegaan met hun invulling van het verleden. Prins Bernhard vond van wel, dat zal duidelijk zijn. Maar de lezer die er iets minder nauw bij betrokken is, moet tot de conclusie komen dat Peet en Varekamp nu eenmaal gebruik hebben gemaakt van hun vrijheid om zelf de leemtes in te vullen. In dit opzicht hebben de makers van zo'n stripverhaal oneindig veel meer vrijheden dan een ‘wetenschappelijke’ biograaf (wat dat ook mag zijn), al zijn ook voor hen die vrijheden niet onbeperkt.

En wie het hier niet mee eens is: er is wel iets te doen aan al die lege plekken en raadsels in het leven van prins Bernhard. Dat is: onvoorwaardelijke openstelling van alle archieven, om te beginnen het Koninklijk Huisarchief. Dan pas kan er een fatsoenlijke biografie van de prins worden geschreven - of liever nog: een aantal biografieën - en dan ook zal het voorbij zijn met het gissen naar en het speculeren over het verleden van de prins. Tot die tijd kijken we uit naar deel 2 van Agent Orange: de oorlogsjaren van prins Bernhard.

 

Erik Varekamp en Mick Peet, Agent Orange. De jonge jaren van prins Bernhard. (Van Praag, Amsterdam 2004)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Dik van der Meulen

  • over Bernhard van Lippe-Biesterfeld, prins der Nederlanden