Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biografie Bulletin. Jaargang 15 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biografie Bulletin. Jaargang 15
Afbeelding van Biografie Bulletin. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Biografie Bulletin. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.05 MB)

Scans (17.53 MB)

ebook (7.32 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biografie Bulletin. Jaargang 15

(2005)– [tijdschrift] Biografie Bulletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

Signalementen

Ton van den Brandt en Marc van Dinther, De gangen van John de Mol (Zutphen, Plataan 2004)

‘Massa = kassa’, dat is het motto van John de Mol, de Nederlandse mediatycoon die in De gangen van John de Mol wordt gebiografeerd. Dat wil zeggen, Ton van den Brandt en Marc van Dinther beschrijven De Mols opkomst en bloei, want hij is nog geen vijftig en, om de laatste zin van dit boek te citeren, ‘nog lang niet klaar’.

Grootvader en vader De Mol waren muzikanten, en schnabbelden hun bestaan in de lichte muziek bij elkaar. John zelf begon als ‘plaatjesraper’ bij disc jockey Willem van Kooten. Willem draaide plaatjes en gooide ze dan in een hondenmand, John stopte de plaatjes weer terug in de hoesjes. John, een handige doorzetter, ontwikkelde zich tot zelfstandig tv-producent die de tijdgeest haarfijn aanvoelde en uiteindelijk miljardendeals sloot. Ondanks zijn vliegangst heeft De Mol onlangs een privé-jet gekocht, zoals een miljonair betaamt. Maar nog altijd eet hij het liefst kip met appelmoes in ‘een eenvoudig restaurant’.

De gangen van John de Mol biedt een prachtig inkijkje in de Nederlandse entertainment-industrie. Binnen het Gooise tv-wereldje zijn familiebanden ongeveer even belangrijk als in de Italiaanse mafia, en gaat Hollandse kleinburgerlijkheid samen met een virulente haat tegen alles wat intellectueel is. John de Mol zag dan ook het nut niet van een biografie, en weigerde zijn medewerking.

Helaas is het nauwelijks merkbaar dat dit een ongeautoriseerde biografie is. De auteurs, beiden financieel journalisten, nemen geen afstand van de wereld waarover zij schrijven. Keurig chronologisch beschrijven zij De Mols levensloop, zijn liefdesleven, de ontwikkeling van tv-formats en de overnamegevechten, tot en met de deal met Joop van den Ende en de welverdiende vakantie die volgde. Wellicht is deze biografie bestemd voor een publiek dat een succesverhaal wil lezen, en niet zit te wachten op analyse. Dan zijn de auteurs te werk gegaan volgens het tweede adagium van De Mol: ‘als het volk bloemkool wil, krijgt het bloemkool’.

M.B.

Henk van Middelaar, Geef mie de nacht. Ede Staal. Een biografie (Uitgeverij Luminis 2004)

Ede Staal (1941-1986) is na zijn dood uitgegroeid tot een fenomeen, een boegbeeld van de provincie Groningen en het symbool van het Hoge Noorden. Van zijn cd's zijn in de loop der jaren meer dan honderdduizend exemplaren ver-

[pagina 63]
[p. 63]


illustratie
Ede Staal


kocht. De tentoonstelling Ode aan Ede, gehouden van april tot november 2000 bij borg Verhildersum in Leens, trok meer dan 65.000 bezoekers, een getal waar het Letterkundig Museum jaloers op mag zijn. Sinds een tv-documentaire in 1996 en het gebruik van zijn liedje Mien Hogelaand in de film ‘De Poolse bruid’ is de naam Ede Staal doorgedrongen buiten de provinciegrenzen, hoewel zijn bekendheid nog steeds gering genoemd mag worden. Een muzikale laatbloeier, een perfectionist, een eigenwijze pingelaar, een koppige Grunneger: wie was deze man?

Om hem te kunnen doorgronden moet je het verhaal van zijn vader kennen, noteert biograaf Henk van Middelaar uit de mond van de zus van Ede Staal. Boele Staal (1910-1988), een fanatieke nsb-er met een moord op zijn geweten, werd na de oorlog ter dood veroordeeld. Na gratieverlening kwam hij eind jaren vijftig uit de gevangenis terug bij zijn gezin. Ede had toen al de hbs afgerond en was in Groningen gaan studeren. Tijdens zijn studiejaren ontmoette hij zijn vrouw Fieke, met wie hij zes zonen kreeg. Zo gedetailleerd als Van Middelaar de nsb-jaren van Boele Staal beschrijft (ze beslaan bijna de helft van het boek), zo summier is de informatie over diens latere jaren. Slechts zijdelings worden er nog een paar opmerkingen aan hem gewijd. Dat hij hertrouwde; dat hij met Ede en hun beider gezinnen op vakantie ging; dat hij niet bij de begrafenis van Ede was. Dat geeft de biografie iets onevenwichtigs. Van Middelaar heeft het verwijt gekregen dat hij te veel aandacht aan de vader van Ede Staal besteed heeft. In deze vorm is dat ook zo. Hij had er beter een dubbelbiografie van kunnen maken. Je weet zó veel belangrijke informatie over de eerste levenshelft van de vader, dat je ook nieuwsgierig wordt naar diens latere jaren. Of daarmee de vragen over het wel en wee van de zoon beantwoord zouden worden, blijft de vraag. Doordat Van Middelaar niet veel medewerking kreeg van familie en vrienden, blijft deze biografie steken in een goedbedoelde poging om dichter bij de mythe Staal te komen. Misschien geeft de muziek van Staal een beter antwoord.

E.S.

Guus Luijters, De rotstreken van Arthur Rimbaud (Amsterdam, L.J. Veen 2004)

In deze monografie van de ‘gedoemde’ dichter Arthur Rimbaud (1854-1891) onderzoekt Guus Luijters het verband tussen Rimbauds ‘rotstreken’ en zijn geniale poëzie. Een voorbeeld van zo'n rotstreek: toen Rimbaud logeerde bij de dichter Théodore de Bannville, liet hij als dank een drol achter op het hoofdkussen van het bed. ‘Rimbaud was een duivel met een engelengezicht’, schrijft

[pagina 64]
[p. 64]

Luijters. Hij vindt dat in veel boeken over Rimbaud diens duivelse kanten onderbelicht zijn gebleven. De meest recente biografen, Jean-Jacques Lefrère en Graham Robb, hebben wel aandacht voor Rimbauds slechtheid, maar leggen alleen een inhoudelijk verband met zijn werk. ‘Dat zijn leven de aanjager van zijn poëzie is, hebben ze niet gezien.’

Het type van de immorele kunstenaar mag een romantisch cliché zijn, in het geval van Rimbaud blijkt het gewoon waar. Luijters maakt met talloze vermakelijke anekdotes zijn visie op de dichter aannemelijk. Vooral in de jaren 1871-1873, toen Rimbaud een ‘sadomasochistische’ verhouding had met collega-dichter Paul Verlaine, gingen de rotstreken gepaard met grootse poëzie. Rimbaud verwondde in mei 1872 zijn vriend met messteken aan polsen en dijen. Die zomer was hij weer aan het werk, hij schreef zijn laatste gedichten. ‘Zelden zal de literatuur in een paar weken tijd zo door elkaar zijn geschud.’

M.M.

Mario Molegraaf, Het wekkertje van 23:34 (Amsterdam, Balans, 2004)

Na Connie Palmen en Kristien Hemmerechts is er een weduwnaar opgestaan die over zijn beroemde, overleden partner schrijft. Eind 2001 verloor Mario Molegraaf na drieëntwintig jaar samenzijn zijn vriend Hans Warren, de dagboekschrijver, dichter, vertaler en bloemlezer. In Het wekkertje van 23:34 schetst Molegraaf aan de hand van dagboekfragmenten en beschouwingen een beeld van zijn leven met Warren en van zijn nieuwe bestaan als weduwnaar en beheerder van de literaire nalatenschap. Het boek is deels autobiografie, deels een biografische schets. ‘Een boek als een mozaïek’, zegt Molegraaf zelf. ‘Snippers uit een rouwjaar.’



illustratie
Mario Molengraaf


Molegraaf rouwt, rekent af met valse vrienden en rechtvaardigt zichzelf. Hij is schaamteloos eerlijk over zichzelf, voor zover zich dat laat beoordelen. Misschien nog eerlijker dan Warren in zijn dagboeken. Warren arrangeerde en redigeerde die dagboeken alsof het romans waren. Daarbij moest de waarheid het soms ontgelden, onder het motto: ‘Schrijven is altijd uitkiezen, bijkleuren, verraden.’ Warren heeft zichzelf een paar keer ‘verraden’, aldus Molegraaf. Bekentenissen over zijn zucht naar roem, over de jaloezie die hij voelt als Vasalis de P.C. Hooftprijs krijgt in 1983, wilde Warren bij nader inzien weglaten. Molegraaf overtuigde hem ervan dat zulke passages niet gemist konden worden. Toch onderschrijft ook Molegraaf het idee dat het dagboek, hoe openhartig ook, een vorm van fictie is.

M.M.

[pagina 65]
[p. 65]

Paul Begheyn SJ (red.), Nijmeegse biografieën, deel 1 (Hilversum, Uitgeverij Verloren 2004). Ook verschenen in: Jaarboek Numaga, 51 (2004), pp. 9-143

De redactie van het Jaarboek Numaga, de Vereniging tot beoefening van de Geschiedenis van Nijmegen en Omgeving, heeft bij gelegenheid van haar vijftigjarig bestaan het initiatief genomen tot het samenstellen van een biografisch woordenboek dat in verschillende delen zal gaan verschijnen. In dit eerste deel van Nijmeegse biografieën zijn lemmata van 147 personen opgenomen (126 mannen en 21 vrouwen), geschreven door in totaal 36 medewerkers. De eindredacteur Paul Begheyn nam maar liefst 37 personen voor zijn rekening.

De bijdragen zijn zorgvuldig geredigeerd en vormen aangename leesstof. De verscheidenheid van de besproken personages is groot: belangrijke figuren uit de wereld-, landelijke- en de plaatselijke politiek, wetenschappers, letterkundigen, boekverkopers, kunstenaars, geestelijken en ondernemers. Dat zorgt voor een veelkeurig Nijmeegs palet. Al lezend komt de vraag boven welk criterium gehanteerd is bij de selectie, oftewel: ‘wie mag er wel, en wie niet in?’ Het ‘Ten geleide’ levert geen expliciet antwoord op die vraag. Bij de aankondiging op de website van Numaga is sprake van ‘147 korte biografieën van bekende, belangrijke en/of in het licht van de lokale geschiedschrijving interessante Nijmegenaren’. In elk geval hoeft men niet in Nijmegen geboren én gestorven te zijn (slechts 19 van de 147), in Nijmegen geboren en elders gestorven (48 van de 147) of in Nijmegen gestorven en elders geboren (72 van de 147) te zijn. Zelfs Ien Dales, die slechts een kleine drie jaar in Nijmegen woonde, maar dan wel als burgemeester van de stad, heeft recht op een vermelding. En ook Marga Klompé is present, die vóór haar politieke carrière een aantal jaren lerares scheikunde en natuurkunde was aan het Nijmeegse katholieke meisjeslyceum Mater Dei. Voorts figureren personen uit de wereldgeschiedenis die op een of andere wijze in de geschiedenis van de stad Nijmegen hun sporen hebben nagelaten, zoals keizer Trajanus en Karel de Grote. Zij zijn vermoedelijk als ‘Nijmeegse iconen’ tot de definitieve selectie doorgedrongen.

Bijna elk lemma is voorzien van een portret en eindigt met verwijzingen naar aanvullende literatuur. Aardig is dat zoveel mogelijk de Nijmeegse adressen van besproken personen vermeld worden. Daarentegen ontbreekt helaas meestal opgave van hun eventuele laatste rustplaatsen. Ook zou hier en daar de band tussen de besproken personen en de stad Nijmegen duidelijker geformuleerd kunnen zijn, temeer daar de landelijk bekende personen ook figureren in nationale of provinciale biografische woordenboeken. Een volgend deel zal hopelijk afsluiten met een chronologisch register van de opgenomen personen. Daarmee wordt de spreiding van de beschreven personen over de eeuwen duidelijker zichtbaar. Bovendien biedt zo'n register de mogelijkheid om de biografieën in chronologische volgorde te lezen en de geschiedenis van de stad via personen voorbij te zien trekken.

Het ‘Ten geleide’ meldt dat we op het verschijnen van een tweede deel geen eeuwen hoeven te wachten. Op de website van Numaga staat dat er ongetwijfeld binnen vijftig jaar een tweede deel met Nijmeegse biografieën verschijnen zal.

[pagina 66]
[p. 66]

Waarom geeft Numaga niet bij elk lustrum een vervolgdeel uit? Er komen voldoende personen voor opname in aanmerking en bovendien telt de stad, zoals blijkt, voldoende capabele biografen.

O.S.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het wekkertje van 23


auteurs

  • Mireille Berman

  • Erna Staal

  • Martijn Meijer

  • Otto S. Lankhorst

  • over Ton van den Brandt

  • over Marc van Dinther

  • over Henk van Middelaar

  • over Guus Luijters

  • over P.J. Begheyn

  • beeld van Mario Molegraaf