Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Boekenwereld. Jaargang 4 (1987-1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 4
Afbeelding van De Boekenwereld. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Boekenwereld. Jaargang 4

(1987-1988)– [tijdschrift] Boekenwereld, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

Boekbesprekingen

Artists' Books: A Critical Anthology and Sourcebook, Edited by Joan Lyons. (Layton, Utah: Peregrine Smith Books / Rochester, N.Y.: Visual Studies Workshop Press, 1985, 272 blz., geïll., circa f 65,-, ISBN 0-87905207-4, importeur: Pepijn van Roojen Art Books Amsterdam).

De aandacht alsnog vestigen op dit boek - dat eind 1985 in Amerika verscheen en sinds begin '86 in Nederland verkrijgbaar is - lijkt me zinvol: om de eenvoudige redenen dat literatuur van dit formaat over artists' books zeldzaam is, en dat ik, niettemin, dit boek in de afgelopen twee jaar nog nergens gesignaleerd heb gezien, althans niet in Nederland (een summiere bespreking door Frances Butler verscheen bijvoorbeeld wel in Fine Print, jan. 1986).

‘Wat is eigenlijk een artist's book?’, luidt de onvermijdelijke vraag. Een eenvoudig en eenduidig maar toch afdoend antwoord is vrees ik niet mogelijk. Globaal komt het er op neer dat zo'n boek geen kunst bevat, maar kunst is; kan men van een gewoon boek zeggen dat de inhoud belangwekkend is maar dat produktie en presentatie slecht en saai zijn, in een artist's book is de onlosmakelijke eenheid vorm/inhoud bepalend voor het belang.

Misschien kan een blik in de geschiedenis van het artist's book het karakter ervan verduidelijken. Bedoelde boeken zijn ontstaan en populair geworden in de jaren zestig (vooral in Amerika), maar in een van de essays wordt er op gewezen dat ze niet zó nieuw zijn. Als historische voorbeelden danwel invloeden worden onder meer genoemd: het oeuvre van William Blake (1757-1827), het typografische werk van de Russische modernisten, figuren als Mallarmé, Moholy-Nagy, Marinetti, Kurt Schwitters, Blaise Cendrars, Theo van Doesburg, en livres d'artiste als van Matisse.

In de jaren zestig barst een publicitaire guerilla los, die niet in de eerste plaats artistiek gericht is, maar maatschappijkritisch en democratiserend: zoals bekend stonden toen de stencilmachines continu roodgloeiend en werd het publiek onder periodieken en pamfletten bedolven (in dit verband wordt ook Provo gememoreerd). Op een stencilvel kon je niet alleen typen, maar ook schrijven en tekenen: het artistieke aspect, de eenheid van boodschap en vorm. En wie zelfs een stencilmachine te duur was kon altijd nog rubberstempels maken en gebruiken: het begin van de stamp art en de daaruit voortvloeiende mail art, beide nauw verwant aan, c.q. deeluitmakend van de artists' books. Tenslotte is er dan het steeds belangrijker wordende verschijnsel konkrete of visuele poëzie: te beschouwen als min of meer zelfstandige kunstvorm, maar ook als ingrediënt of kenmerk van het artist's book.

Dit conglomeraat van invloeden en kenmerken maakt het onmogelijk een eenvoudige definitie te geven van het artist's book. De grote verdienste van het onderhavige boek is, dat twaalf auteurs door middel van dertien grotendeels zeer leesbare essays het vaag begrensde onderwesp zowel over als inzichtelijker maken. Daarnaast bevat het boek circa 120 afbeeldingen, een overzicht van musea en bibliotheken waar artists' books te zien zijn (dat zijn er circa vijftig, waarvan slechts een dozijn buiten Noord-Amerika), een bibliografie van 25 bladzijden en een uitvoerig register.

Het boek heeft - nog afgezien van de iets te talrijke zetfouten - ook een ernstig minpunt: het irritant pretentieuze kunstjargon. Zo lezen we over Paul Zelevansky's The Book of Takes ‘Images and text can be read in three vertical columns. The reader can choose to read both vertically and horizontally, moving for ward and backwards in a network of semiotic disclosures and abrupt shifts in syntax’; over Michael Snows fotoboek Cover to Cover wordt gezegd dat het ‘is in some ways a cinematic experience. In other ways, it may be compared to the architectural illusions found in some Spanish mosques, given the layering of spatial disorientations and sequential ambiguity that Snow has presented between the covers of a book’; een fotoboek, in het algemeen, ‘is a series of images - that is, a tightly knit, well-edited, organized group or set of images in a linear sequence presented in book form. Linearity is important because it gives the imagery its temporal quality’; in de inleiding hadden we trouwens al gezien dat ‘The best of the bookworks are multinotational. Within them, words, images, colors, marks, and silences become plastic oiganisms that play across the pages in variable lineair sequence’.

Voor het geval het u nog niet duidelijk was: een van de statements in Ulises Carrións bijdrage ‘The New Art of Making Books’ luidt: ‘A book is a space-time sequence’. Als u mij permitteert zou ik tentatief de sequentieel-frequentatieve redundantie van dit credo willen indiceren. Begrijp mij goed: ik ben niet bang van een paar moeilijke woorden, maar waarom die dikke bluf? Zeker, de bladzijden van een boek kun je slechts paarsgewijs zien, en niet allemaal tegelijkertijd, en in een boek kun je bladeren: vooruit, achteruit en heen en weer. Dat is al 1500 jaar zo; ‘New Art’, ‘Sequential Ambiguity’: mijn hoed.

Genoemde Carrión is de oorspronkelijk Mexicaanse book artist die al vele jaren in Amsterdam woont en daar onder andere de winkel ‘Other Books & So’ dreef. Een alleraardigste winkel was het, zoals ook artists' books alleraardigst kunnen zijn (hoewel naar mijn smaak vaak te conceptueel) maar de artists' books-beweging heeft zich van een verrassende half-

[pagina 100]
[p. 100]

ondergrondse alternatieve activiteit ontwikkeld tot pretentieuze kunst-establishement, of, om eerdergenoemde Butler te citeren, ‘van een guerilla tot een douairière’.

Carrón zal Artists' Books wel een saai boek vinden. Het bevat nota bene 200 bladzijden tekst: monotoon getypografeerde platte tekst, literatuurlijsten, registers en zelfs noten. En het bestaat niet uit losse bladen verpakt in een fopdoos maar uit genaaide katernen gebonden in een solide kunstleren band. Het is kortom in alle opzichten een traditioneel en degelijk boek. Hoewel de soms opgeblazen toon mij ergert mag er geen twijfel over bestaan dat dit handboek (wat mij een betere kwalificatie lijkt dan het ‘sourcebook’ uit de ondertitel) bijzonder nuttig is: niet alleen voor hen die speciaal geïnteresseerd zijn in artists' books, maar voor iedereen die op de hoogte wil blijven van alle aspecten van de boekencultuur.

Sjaak Hubregtse

H.J. Leloux, ed., Het Zutphens Liedboek Ms. Weimar OCT 146 (Zutphen: Walburg Pers, 1985, 208 blz., f 59,50 ISBN 90-6011-389-6).

Uit de late middeleeuwen en de zestiende eeuw is een aantal fraaie manuscripten bewaard gebleven van liedboeken, verzamelingen van waarschijnlijk in de tijd van hun ontstaan populaire liederen, sommige van een muzieknotatie voorzien. Het waren voorlopers van de gedrukte liedboekjes die in de zestiende en zeventiende eeuw geliefd waren, zoals het Schoon Liedekens Boeck (Antwerps Liedboek), het Aemstelredams Amoureus Lietboec en Veelderhande Liedekens. Zij werden herhaaldelijk herdrukt en in huiselijke kring gebruckt. Het merkwaardige van de handschriften is, dat elke bewaarde collectie op zich zelf staat. Sommige liederen staan zowel in de ene als in de andere, maar er zijn geen voorbeelden van manuscripten die in hun geheel van een ander zijn gekopieerd. Is dat toeval en zijn alle (andere) kopieën kapotgelezen, of maakte ieder zijn eigen collectie - zoals wij indertijd in de NCSV-zomerkampen elk ons eigen cahier met kampliedjes samenstelden? En wie verwierven of maakten zich zo'n collectie, waartoe dienden de liederenhandschriften? Er is veel over geschreven, maar we weten er weinig van. Vorstelijke personen stelden prijs op het bezit: in de zestiende eeuw hertogin Amalia van Kleef, de jonkvrouw van Bronckhorst-Batenburg, de graaf van Manderscheid; in de tweede helft van de vijftiende de graaf van Nassau en Vianden (het zogenaamde Haagse Liederenhandschrift, dat uit de eerste helft van die eeuw moet stammen). Het nog iets oudere Gruuthusehandschrift was bezit van een Brugs patriciërsgeslacht. Hoe en door wie zo'n collectie werd samengesteld, is niet te zeggen. Eén zo'n liedboek, het zogenaamde Zutphense, dat in de bibliotheek van Weimar wordt bewaard, is thans uitgegeven door H.J. Leloux. Het staat wel vast dat het in Zutphen geschreven is, voor wat de hoofdinhoud betreft in 1537; in 1540 was het in handen van een zekere Hans, te Zutphen woonachtig. Het werd na 1537 (maar niet, lijkt het, door Hans) met een handvol liederen aangevuld, in een geoefend handschrift, minder fraai echter dan dat van de eerste schrijver. Afgezien van deze gegevens blijft het ontstaan ervan in het duister. Dat de afschrijvers ‘waarschijnlijk in het bezit waren van liedboeken, waaruit zij hun teksten hebben kunnen putten’ (p.27) is een vermoeden van de uitgever dat nergens op berust. De collectie bevat een kleine vijftig vrij korte liederen en spreuken van wereldlijk karakter. Leloux heeft deze stuk voor stuk van commentaar en woordverklaringen voorzien op zo royale wijze dat ook wie helemaal niet met zestiende-eeuws Nederlands vertrouwd is, de inhoud gemakkelijk zal kunnen volgen. In een inleiding bespreekt hij de uiterlijke kenmerken van het handschrift en de schaarse gegevens over de oudste geschiedenis ervan. In tabellen geeft hij bovendien aan, welke andere liedboekhandschriften en welke zestiende-eeuwse drukken teksten bevatten die ook in het Zutphense liedboek voorkomen. Een inleidinkje, geschreven door F.W.J. Scholten, laat de lezer kennismaken met Zutphen in de late middeleeuwen en vroege zestiende eeuw. De uitgave bevat acht goede reproducties van bladzijden uit het handschrift en een aantal andere illustraties.

Johanna Kossman

B. van Selm, Een menighte treffelijcke Boecken. Nederlandse boekhandelscatalogi in het begin van de zeventiende eeuw. (diss. Amsterdam G.U.; handelsuitgave: Utrecht: Hes, 1987, XIV, 432 blz., ills., tab., f 125,00. ISBN 90-6194-366-3).

Het is niet overdreven om te stellen dat door de in boekgeschiedenis geïnteresseerden met enig ongeduld naar het proefschrift van Bert van Selm is uitgekeken. Dat ongeduld is nu uiteindelijk beloond. Weliswaar zijn vier van de zes studies die het boek bevat in eerdere versie vanaf 1980 in Quaerendo gepubliceerd, maar nu ze met twee uitvoerige nieuwe studies in één kader geplaatst zijn, hebben ze - nog afgezien van de er aan toegevoegde nieuwe ontdekkingen en literatuuverwijzingen - een duidelijke meerwaarde gekregen.

In zijn inleiding stelt Van Selm dat binnen de boekgeschiedenis in de Nederlanden het onderzoek vooral gericht is geweest op de produktie van boeken, maar dat de twee andere belangrijke aspecten, namelijk de distributie (de handel in boeken) en de consumptie (het kopen, verzamelen en lezen van boeken) veel minder aandacht hebben gekregen. Zijn studies richten zich op boekhandelscatalogi en hij gaat na wat de betekenis is van de diverse soorten van catalogi voor elk van de drie genoemde aspecten. Daarbij beperkt hij zich, met uitzondering van een paar fondscatalogi met gedrukte prijzen van Hendrick Laurensz., tot het eerste decennium van de zeventiende eeuw.

Studie I heeft de opkomst van de gedrukte boekveilingcatalogus tot onderwerp. Een boekenveiling zonder gedrukte catalogus is voor ons thans ondenkbaar, maar zoals met alle dingen, moet zoiets toch op een zeker moment worden ‘uitgevonden’. De tot op heden oudstbekende gedrukte veilingcatalogus is

[pagina 101]
[p. 101]

die van het boekenbezit van Marnix van St. Aldegonde uit 1599 en de eer van de uitvinding komt Leiden toe. Waarom juist Leiden? Van Selm toont overtuigend aan dat de bloei van Leiden als veilingplaats samenhangt met twee belangrijke factoren: de aanwezigheid van de belangrijkste Nederlanse universiteit, waardoor er vele potentiële kopers aanwezig waren, en de omstandigheid dat in Leiden, in tegenstelling tot andere steden in de Republiek, de boekhandelaars vanaf circa 1600 zelf als veilinghouders optraden. Het veilen op grote schaal kon de reguliere boekhandel bedreigen, want naast nieuwe boeken had een boekhandelaar ook een assortiment tweedehandsboeken. Omdat in Leiden de boekverkopers echter niet in een gilde waren verenigd, bleven daar handelsbeperkende maatregelen grotendeels uit. Natuurlijk vonden ook elders veilingen met gedrukte catalogus plaats, zoals in Den Haag (en wel op het Binnenhof, omdat daar de Haagse magistraat geen zeggenschap had en derhalve de locale beperkende bepalingen ten aanzien van het veilen niet golden) en Middelburg. Uit de tot dusverre door Van Selm getraceerde gedrukte veilingcatalogi - die in studie III uitvoerig beschreven worden - blijkt echter dat de positie van Leiden overheersend was. Van de 31 veilingen vonden er 26 in Leiden plaats.

Studie II - die evenals studie IV hier voor het eerst gepresenteerd wordt - omvat een nadere beschouwing van de veilingcatalogi zelf. Ondermeer komen vragen aan de orde als: wanneer werden de veilingen gehouden, hoe was de indeling van de catalogi, op wat voor wijze werden de titels van de boeken vermeld, etc. Maar het interessantste deel van de studie richt zich op de vraag in hoeverre veilingcatalogi een betouwbaar beeld geven van de bibliotheek van de vroegere eigenaar. Want niet alleen kunnen er door de veilinghouder boeken van andere herkomst op de veiling zijn ingebracht, ook is het denkbaar dat de te veilen collectie slechts een deel van het boekenbezit van de overledene bevat. Het eerste wordt zo nu en dan expliciet doordat in catalogi een appendix is toegevoegd waarin boeken van onbekende herkomst zijn opgenomen, het tweede komt ook aantoonbaar voor. Zo werden bijvoorbeeld leerboeken en praktische boeken in de landstaal vaak door de erven achtergehouden. Om op dit punt zekerheid te krijgen zou men de veilingcatalogi moeten kunnen vergelijken met boedelinventarissen waarin ook het boekenbezit volledig is gespecificeerd. In twee gevallen was Van Selm hiertoe in staat, namelijk bij Daniel van der Meulen en bij Lucas Trelcatius. In beide gevallen is de conclusie dat de veilingcatalogus een betrouwbaar beeld oplevert van het oorspronkelijk aanwezige boekenbezit (respectievelijk 92 en 93%). Aan de hand van 20 van de 31 catalogi schetst Van Selm vervolgens een beeld van het bibliotheekbezit van geleerden c.q. geletterden van omstreeks 1600: de gemiddelde bibliotheek omvatte 906 boeken, waarvan 724 in het Latijn, 84 in het Frans, 53 in het Duits en Nederlands en een restgroep van 43. Omdat de Latijnse boeken zo groot in aantal waren, werd daarin (naar analogie van de catalogi van de boekenmissen in Frankfort en Leipzig) doorgaans een nadere classificatie naar vakgebieden aangebracht. Die nadere onderverdeling levert de volgende gemiddelden: theologie 244 boeken, rechten 71, medicijnen 29, geschiedenis 94, overige vakken 284. Natuurlijk hebben die gemiddelden maar een zeer relatieve waarde, want de specialisatie van de bezitter uitte zich in zijn bibliotheek. Zo bestond de boekerij van de theoloog Trelcatius voor 87,5% uit godsdienstige boeken (tegen 33,7% gemiddeld) en bezat de advocaat G.v.d. Meer 34,3% juridische werken (tegen 9,8% gemiddeld). Maar als men, zoals Van Selm doet, de diverse eigenaren van de bibliotheken in min of meer overeenkomstige groepen onderverdeelt, dan ontstaat er toch iets van een karakteristiek met een zekere algemene geldigheid. Zijn onderzoek bestrijkt echter maar een zeer beperkte periode. Wij men bijvoorbeeld nagaan of in de loop van de zeventiende eeuw zich in de samenstelling van vakbibliotheken en meer algemene collecties veranderingen hebben voorgedaan, dan zullen ook de boekenverzamelingen uit latere tijd nauwkeurig geanalyseerd dienen te worden. Tijdrovend werk weliswaar, maar dankzij Van Selm ligt het model ervoor klaar.

Studie IV houdt zich vooral met de distributiekant van het boek bezig. Centraal daarbij staat de Amsterdamse uitgever en boekhandelaar Cornelis Claesz. Van hem zijn uit het eerste decennium van de zeventiende eeuw niet minder dan acht catalogi bewaard. Vijf magazijncatalogi, een catalogus van nieuwe boeken verworven op de Frankfortse voorjaarsmis van 1604, een fondscatalogus van prenten en kaarten en een veilingcatalogus bij de liquidatie van de firma, die gedeeltelijk bestaat uit al eerder uitgegeven magazijncatalogi. Voorts is nog het bestaan bekend van een catalogus van de aanwinsten op de Frankfortse najaarsmis van 1609, maar het enige bewaarde exemplaar daarvan is waarschijnlijk tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. Tenslotte zal er ook van een partij Chinese boeken (waaraan studie V is gewijd) een gedrukte catalogus zijn geweest, maar daarvan is nog nimmer een exemplaar gelokaliseerd. Het belang van dit soort catalogi is evident; ze geven een overzicht van alle genres van boeken die er op de markt waren, dus met name ook van allerlei boeken in de eigen landstaal die men in de veilingcatalogi van geleerdenbibliotheken vaak vergeefs zal zoeken. De studie schetst ons de belangrijke plaats die Claesz. binnen de Hollandse uitgevers innam. Niet alleen vanwege zijn eigen fonds (hij was onder meer de uitgever van Lucas Jansz Waghenaer en Jan Huygen van Linschoten), maar ook door de grote schaal waarop hij internationaal handel dreef. Uit de catalogi van de Frankfortse boekenmissen en zijn eigen magazijncatalogi blijkt dat Claesz. zowel een belangrijke verkoper (in 1605 stond hij met 26 titels op de boekenmissen) als inkoper was. Waarschijnlijk fungeerde hij wat de inkoop betreft voor de kleinere collegae als een soort groothandelaar. Over de wijze waarop indertijd het assortiment door een boekverkoper werd opgebouwd, verschaft Van Selm boeiende informatie. Leveranties van de ene boekverkoper aan de andere werden vaak niet met contant geld, maar door middel van ruil van boeken afgerekend. Daardoor is het ver-

[pagina 102]
[p. 102]
klaabaar dat de magazijncatalogi maar zeer ten dele titels van de eigen uitgaven van de desbetreffende boekverkoper bevatten. Behalve door ruil werd het assortiment op peil gehouden door aankopen op veilingen van particuliere bibliotheken en op boedelveilingen van collega's. Ook de administratie van de vooraad en de wijze waarop en de volgorde waarin de boeken in de winkel en het magazijn bewaard werden (het overgrote deel van de voorraad werd gevormd door ongebonden boeken die in vellen op de planken lagen opgeslagen) komen uitgebreid aan de orde. Het grootste gedeelte van de studie wordt echter ingenomen door een nauwgezette analyse van de gedrukte catalogi van Claesz. en de creativiteit waarmee Van Selm deze bronnen benadert, dwingt bewondering af. Vragen, die onder meer aan de orde komen, zijn: wat voor keuze maakt Claesz. uit het aanbod van nieuwe boeken op de boekenmis? Houdt de groei van zijn assortiment op de verschillende wetenschapsgebieden gelijke tred met de groei van het aanbod? Hoeveel boeken zijn er in de tussentijd verdwenen en dus kennelijk uitverkocht? Kan er uit de samenstelling van zijn winkelvoorraad iets opgemerkt worden over de aard van zijn klantenkring? Interessant in verband met deze laatste vraag is onder andere de vergelijking die Van Selm hierbij maakt met de gegevens uit de veilingcatalogi in studie II. Opmerkelijk is verder dat Claesz. als uitgever voornamelijk Nederlandse teksten op de markt bracht, maar

illustratie
Titelpagina van de catalogus van de magazijnveiling van Cornelis Claesz. De gravure van Pieter van den Keere toont de schipbreuk van de S. Pedro (Herzog August Bibliothek, Wolfenbüttel).


dat hij als handelaar zich vooral op internationaal terrein bewoog, waarbij de Latijnse boeken in zijn assortiment de boventoon voerden.

Speciale aandacht besteedt Van Selm voorts aan de rubrieken met schoolboeken in de diverse catalogi, met name aan de leerboeken voor de Franse scholen. Kennis van de op de scholen gebruikte leermethoden is van essentieel belang voor een goed begrip van de vorming van de jeugd en juist dit soort boeken is niet alleen slecht bewaard gebleven, maar ook in de huidige bibliotheken moeilijk systematisch terugvindbaar. Voor dit ‘Schoolgoedt in Frans ende Duyts’ doet hij in een bijlage een poging tot identificatie van de soms zeer fragmentarische titels. En wat voor de magazijn-, fonds- en veilingcatalogi van boekverkopers in het algemeen geldt, gaat ook in dit geval op: een dergelijke lijst vergemakkelijkt niet alleen het zoeken naar nog bestaande exemplaren van boeken, zij is ook een hulpmiddel bij het opstellen van een bibliografie waaraan in Nederland nog niet is begonnen, namelijk die van verdwenen boeken.

Een heel aardige paragraaf is gewijd aan de betekenis van Claesz.' boekwinkel voor het literaire leven. Om de uitspraak dat de aanwezigheid van een zo groot assortiment als Claesz. voerde van grote waarde was voor het literaire en culturele leven van die tijd meer reliëf te geven, gaat Van Selm kort na in hoeverre de dichter Bredero boeken waarvan bekend is dat ze op zijn eigen werk van invloed geweest zijn, via Claesz. zou hebben kunnen kopen. Voor een Italiaans boek hoeft niet, zoals literatuurhistorici in sommige gevallen geopperd hebben, een bevriend kunstschilder die een Italiëreis gemaakt had als intermediair gediend te hebben; een bezoekje aan Claesz.' winkel kon volstaan!

Tot slot geeft Van Selm aan de hand van de veilingcatalogus van 1610 een beeld van het totale assortiment van Claesz. en hij benadrukt daarbij niet alleen de veelzijdigheid van Claesz.' activiteiten, maar geeft ook aan hoe belangrijk de liquidatie van zijn bedrijf geweest is voor ontwikkeling van de Amsterdamse boekhandel: doordat boekverkopers op betrekkelijk gunstige voorwaarden restoplagen en koperplaten van illustraties en kaarten in handen kregen, konden in het tweede decennium van de zeventiende eeuw vele uitgaven het licht zien.

Studie VI heeft weliswaar betrekking op de periode na 1610 maar sluit om twee redenen toch goed bij de andere studies aan. In de eerste plaats omdat een type boekhandelscatalogus aan de orde komt waarvan voor het eerste decennium nog geen goede voorbeelden bekend zijn, namelijk de fonds- en magazijncatalogi met gedrukte prijzen, en in de tweede plaats omdat deze catalogi betrekking hebben op de activiteiten van de boekverkoper Hendrick Laurensz, een van de velen die juist bij Cornelis Claesz. het vak geleerd heeft. Van Laurensz zijn, naast enige andere catalogi, drie catalogi met gedrukte prijzen bekend: een fondscatalogus (met iets minder dan 500 titels) uit 1628 en twee magazijncatalogi uit respectievelijk 1638 (6555 ongebonden en 1166 gebonden titels) en 1647 (7841 ongebonden en 459 gebonden titels). Van Selm gaat uitgebreid in op de verschillen tussen fonds- en

[pagina 103]
[p. 103]

magazijncatalogus, maar de meeste aandacht gaat natuurlijk uit naar de in de catalogi vermelde prijzen. Niet alleen wordt nagegaan in hoeverre de prijzen in de door de catalogi bestreken periode hoger dan wel lager zijn geworden, ook legt Van Selm relaties tussen de prijzen en de typen boeken (papierkwaliteit, hoeveelheid drukgangen in verband met illustraties, de markt waarvoor boeken bestemd waren, enz.) Bij het doorwerken van de diverse tabellen met cijfers blijft de lezer toch wel met enige vragen zitten. Een voorbeeld: de gemiddelde prijs per boek is in 1628 32,96 stuivers (en als je daag de gemiddeld 5,5 st. per titel kostende boekjes voor de Latijnse Scholen even van aftrekt zo'n 39 st.), in 1638 57,77 st. en in 1647 61,42 st. Het is mogelijk dat de gemiddelde prijs uit 1628 mede lager is omdat het hier niet de prijs voor particulieren, maar die voor collegae-boekverkopers betreft. Merkwaardig is nu dat op bijna alle gebieden de boeken duurder zijn geworden, terwijl de in het Nederlands geschreven theologische boeken juist in 1628 gemiddeld zo'n 5 st. meer kosten dan in latere jaren. Overigens merkt Van Selm terecht op dat het voor een neitdeskundige op sociaal-economisch terrein bijzonder moeilijk is om uitspraken over prijzen te doen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de fluctuaties in de boekenprijzen in de loop der jaren en in het bijzonder ten aanzien van het aspect van de consumptie van het boek. Waren boeken in vergelijking met de lonen van de diverse consumenten duur?

Zoals de lezer uit het voorgaande heeft kunnen opmaken, haalt Van Selm in zijn studies heel wat overhoop en ik kan niet anders zeggen dan dat ik het door Hes degelijk uitgegeven boek zeer geboeid gelezen heb. Wat maakt het boek van Van Selm nu zo de moeite waard? Allereerst de enorme hoeveelheid gegevens die hij bij elkaar heeft weten te brengen. Een enkel voorbeeld: in hun door sommigen als ‘definitief’ gekenschetste studie The distribution of books catalogue from the invention of printing fo A.D. 1800 based on material in the Broxbourne Library (Cambridge 1965), vermelden G. Pollard en A. Ehrmann voor Nederland over de periode 1599-1611 slechts 8 catalogi in 5 exemplaren. Van Selm komt tot 31 catalogi met in total 46 bewaard gebleven exemplaren, waarbij hij overigens direct aantekent dat ook zijn lijst geen definitief karakter heeft.

Ten tweede de voorbeeldige manier waarop Van Selm zijn bronnen en vindplaatsen verantwoord. Nu mag men dit op zich niet als een verdienste aanmerken; het is een fundamenteel wetenschappelijke eis. Maar in het voldoen aan die eis zijn gradaties denkbaar en dan scoort Van Selm zeer hoog. De hoeveelheid secundaire literatuur die door het notenapparaat indirect toegankelijk gemaakt (en niet zelden gecorrigeerd!) wordt is indrukwekkend. Om hiervan een indicatie te geven: het boek bevat in zo'n 946 noten die - als men rekening houdt met het kleinere corps waaruit zij zijn gezet - bijna de helft van het boek beslaan. Ook het zeer uitvoerige register is van voorbeeldige kwaliteit.

Ten derde moet de leesbaarheid genoemd worden. Ook dit mag eigenlijk als vaste eis gelden, maar dat het niet ieder gegeven is om zijn onderzoeksresultaten in een prettig leesbare vorm te gieten is helaas al vaak gebleken. Wel is het jammer dat de aard van de diverse studies het niet toeliet om een doorlopend verhaal te maken. Met als gevolg dat de lezer zo nu en dan dingen verneemt waarvan hij wat ongeduldig denkt: ja ja, dat heb ik al gelezen. Maar echt storend wordt dit nergens.

De allerbelangrijkste verdienste van Van Selm vind ik echter de inventiviteit waarmee hij zijn onderwerp tegemoet getreden is: wat voor aspecten kan ik aan de catalogi onderscheiden en in hoeverre is dat van belang voor mijn onderzoek? Hoe kan ik gegevens uit de ene soort van catalogi relateren aan die van andere? Etcetera. De wijze waarop Van Selm deze vragen heeft beantwoord, maakt zijn boek tot een bron van inspiratie voor degenen die zich op het gebied van de boekgeschiedenis bewegen. Tegelijkertijd is zijn boek een waarschuwing: het soort van onderzoek is zeer tijdrovend en men hoeft niet op gemakkelijk en eenduidig resultaat te rekenen. Een aantal conclusies zal bij gebrek aan voldoende bronnen altijd een min of meer speculatief karakter houden. Natuurlijk is het zo dat naarmate meer onderzoekers zich aan analyses van het overgebleven bronnenmateriaal zullen waren het beeld van de produktie, distributie en consumptie van het boek in het verleden steeds duidelijker zal worden. Maar zijn er genoeg van dergelijke enthousiastelingen? Voorlopig lijkt voor het terrein van de boekgeschiedenis de door Van Selm op p. 76 met kennelijke instemming geciteerde uitspraak van Archer Taylor uit 1957 nog steeds op te gaan: ‘The crop is ripe, but the workers are few’.

Kees Thomassen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het Zutphens liedboek

  • over Een menighte treffelijcke boecken. Nederlandse boekhandelscatalogi in het begin van de zeventiende eeuw


auteurs

  • Kees Thomassen

  • Sjaak Hubregtse

  • J.A. Kossmann-Putto

  • over H.J. Leloux