Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Boekenwereld. Jaargang 5 (1988-1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 5
Afbeelding van De Boekenwereld. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Boekenwereld. Jaargang 5

(1988-1989)– [tijdschrift] Boekenwereld, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 202]
[p. 202]

Boekbesprekingen

G.J. Jaspers, De blokboeken en incunabelen in Haarlems Libry, Haarlem, De Vrieseborch, [1988], 311 blz., ISBN 90-6076-294-0. Prijs f 50,-.

Het boek van dr. G.J. Jaspers over de blokboeken en incunabelen in Haarlem maakt op mij een wat tweeslachtige indruk. Om het modern te zeggen: voor welke doelgroep is het geschreven? Om te beginnen biedt het veel meer dan uit de titel blijkt. De eerste twee hoofdstukken delen iets mee over ‘de vroegste geschiedenis van de Stadsbibliotheek in kort bestek’ en ‘blokboeken, prototypografie en incunabelen’. Dan volgen hoofdstukken over ‘de oorspronkelijke bezitters’, ‘de drukkers en de uitgevers’ (in een eindeloze onderverdeling als 4.2.3.1.5), ‘datering en inhoud van de blokboeken en incunabelen in de SBH’, ‘verluchtingen en illustraties in de incunabelen in de SBH’, ‘de boekbanden’, ‘de verzameling incunabelfragmenten in de Stadsbibliotheek’, ‘de blokboeken en incunabelen in de SBH, een catalogus’, ‘technische termen en hun betekenis’ en de gebruikelijke afsluitende gedeeltes ‘literatuur’, ‘register van de voormalige bezitters’, ‘concordanties SBH: Hain-Copmger-GW-Campbell-IDL’ en ‘lijst van afbeeldingen’. Men ziet, als alles volbracht wordt wat ons beloofd wordt, hebben we een prijzenswaardig volledige ontsluiting van drukwerk van vóór 1500 in de Haarlemse stadsbibliotheek in handen. Zó volledig dat me dat de vraag naar de ‘doelgroep’ deed stellen. Het boek wekt de indruk niet (alleen) voor specialisten geschreven te zijn, want die vinden er teveel in dat hun reeds van vele andere plaatsen bekend is. Derhalve moet ik tot de conclusie komen dat de auteur gemikt heeft op de meer in het algemeen in boeken geïnteresseerde lezer. Ik denk dan ook dat een bespreking ervan daar in de eerste plaats rekening mee moet houden en zo beschouwd kan het boek zeker als geslaagd worden beschouwd.

Uit het boek wordt duidelijk dat de auteur, die bij toeval met de collectie in aanraking kwam, zeer enthousiast is geworden door het onderwerp, iets wat hij ook goed weet over te brengen. De ‘geïnteresseerde leek’ (tegenover de ‘specialist’) vindt hier zoveel bijeen, dat het boek op hem een vrijwel volledige indruk zal maken. Toch is dat niet het geval en de beperkingen die de auteur zich moest stellen vloeien natuurlijk voort uit die van de collectie. Zo zal de lezer bij voorbeeld bij de ‘Nederlandse’ drukkers niets over de Leidse vinden en bij de buitenlandse niets over de Spaanse en vrijwel niets over de Franse; in de Haarlemse collectie zijn slechts de ‘Duitse’ en Italiaanse redelijk vertegenwoordigd. (De verhaaltjes over de afzonderlijke drukkers bieden adequate, zij het soms duidelijk herkenbare inlichtingen.) Maar daar staat tegenover dat de behandeling van de blokboeken terecht, gezien wat er in Haarlem is, uitvoerig is. Ook het hoofdstuk over de vroegere bezitters laat weinig te wensen over: de stukken over Jacobus Koning en August Heinrich Hoffmann von Fallersleben zijn boeiend. het was een goede gedachte van de auteur om hun relatie en correspondentie in het tweede nummer van deze jaargang van De Boekenwereld wat uitgebreider te belichten. Kortom, had ik het boek alleen voor de ‘geïnteresseerde leek’ te bespreken, dan zou ik in feite niets dan lof hebben gehad. Hierbij wil ik dan tevens betrekken dat de uitgever, mede dank zij de subsidiegevers, erin geslaagd is een redelijk goed verzorgd boek voor een lage prijs te brengen.

Maar, was alleen de ‘specialist’ de doelgroep(!) van dit boek geweest, dan zou, vermoed ik, de bespreking er toch wel iets, zij het niet al teveel, anders uitgezien hebben. Dan zou ik de auteur te grote babbelzucht en een te weinig precieze afbakening verweten hebben en in het catalogusgedeelte een iets te weinig onafhankelijke opstelling tegenover zijn voorgangers. Ik vind dat het nu niet meer aangaat Dat bouc vanden houte (nr. 135) op naam van Jacob van Maerlant te zetten, ook al heeft Campbell dat wél gedaan. Ook zou ik dan gemopperd hebben over de kwaliteit van de foto's van de banden (afb. 83-93, vooral 84 en 86). En zeker zou ik boze woorden gesproken hebben over het in mijn ogen aanstellerige ‘Haarlems Libry’ in de titel van het boek: dat had hoe dan ook ‘Stadsbibliotheek Haarlem’ moeten zijn. Maar dit soort aanmerkingen zou me er niet van weerhouden hebben ook hun het boek aan te bevelen, en dat heus niet alleen omdat iedere bibliotheekcatalogus welkom is. Daarvoor heeft het boek teveel eigen verdiensten. We moeten dr. Jaspers oprecht dankbaar zijn voor wat hij ‘leek’ en ‘specialist’ gegeven heeft.

R. Breugelmans

Igor Cornelissen, De brieven van Colijn, Amsterdam (Van Gennep) 1988, 168 blz. ISBN 90-6012-772-2 f 24,50

Romans en detectives die zich afspelen in het antiquariaatswezen wekken een onbedwingbare interesse bij mij op. (Wie schrijft eens een overzicht van dit genre?) Daarom haastte ik mij naar de boekhandel toen ik hoorde dat de V.N. -journalist Cornelissen een roman had geschreven die zich voornamelijk afspeelde rond de boekenstalletjes in de Oude Manhuispoort. En ook deze nieuwe aanwinst van het genre heb ik weer met plezier gelezen, maar toch ook met enkele bedenkingen. Er staat met grote letters ‘roman’ op omslag en titelpagina, maar er wordt zoveel in het boek ter sprake

[pagina 203]
[p. 203]


illustratie
Ex libris van H.D. Pfann.


gebracht dat aan de werkelijkheid is ontleend, dat je je als lezer steeds weer afvraagt waar de grens tussen realiteit en fictie ligt. En eigenlijk vind ik dat persoonlijk storend.

Het verhaal: Een journalist, Stempher, is een briefwisseling uit 1940 op het spoor gekomen tussen Colijn en Arnold Meijer, leider van het fascistische Zwarte Front. Die brieven zouden na de oorlog verhandeld zijn in ‘de poort’. Een speurtocht naar die brieven voert hem naar het Prinsengrachtziekenhuis waar de antiquaar Koos Hagers uit ‘de poort’ ligt met een beenbreuk. Na een lang gesprek met de journalist pleegt deze in dezelfde nacht zelfmoord..... Op het eilandje Gozo bij Malta ontmoet hij dan een Engelsman die hem ook in contact brengt met een Londense archivaris. Diverse oud N.S.B.-ers weten ook iets over de brieven..... Op het laatst blijkt dat de brieven zich al sedert 1966 ergens in een la in Oost-Berlijn bevinden, àls ze al bestaan hebben, want dat is de vraag waar de lezer lang mee blijft zitten.

En hij zit ermee, omdat zoals gezegd, de rest van het boek zo waarheidsgetrouw overkomt: Over de oude Pfann: ‘met die eeuwige flambard op.... Hendrik Daniel Pfann had sinds 1925 in de Poort gestaan. Het was een man met grote liefde voor het vak en een enorme belangstelling voor de geschiedenis van Amsterdam. Erg geliefd was hij niet bi] de collega's, omdat hij op veilingen nogal hyena-achtige methoden gebruikte. Zijn antiquariaat werd het Mekka van de bibliofielen genoemd.... wist Stempher dat boven de zaak diens dochter Truus had gewoond?.... Met Steven Barends, de vertaler van Hitlers Mein Kampf. Later was Barends een eigen boekenzaakje op de Grimburgwal begonnen. Truus Pfann en Steven Barends waren tijdens de oorlog al van elkaar vervreemd. Na de oorlog was Truus Pfann hertrouwd met ene Frits van der Wal, die nu een antiquariaat dreef in Ede’. En over de handelaren in de Poort: ‘Veel boeken haalden ze van het Waterlooplein, soms van veilingen, al waren de prijzen daar de laatste jaren erg opgelopen. De handelaren in de Poort waren over het algemeen niet gespecialiseerd. In de praktijk kochten ze alles in, al was het met de schoolboeken wel voorbij. Bepaalde boeken deden het altijd goed, zoals het werk van Theun de Vries en Maxim Gorki's De moeder. De rage van de Verkade-albums was over en sinds Ons Amsterdam oude jaargangen zelf herdrukte was ook daar de klad in gekomen. Wat weer uitstekend ging, dat waren kinderboeken. Het leek wel of steeds meer mensen nog één keer het onbelaste geluk uit hun jeugd wilden terughalen.’ Zaken als die rond Von Kielmansegg, Blunt/Wright, de herinneringen van Hirschfeld, de brieven van Minister de Graeff aan Van Limburg Stirum, komen uitvoerig aan de orde, alles in de juiste context. Maar hoe zit het dan met die brieven van Colijn? Als het de bedoeling was van Cornelissen om de lezer met die vraag te laten worstelen is hij daarin voor honderd procent geslaagd!

A.G. van der Steur

Rudolf E.O. Ekkart, Werk van Pieter Wetselaar. Grafici in Woord en Beeld, Deel I. (Zutphen: De Walburg Pers, 1988, 96 pag., f 47,50. ISBN 906011.611.9)

Hoe beroemd is de begin dit jaar overleden Marcel Jacno? Behalve zeer veel schitterende theateraffiches ontwierp hij o.a. de titelbelettering van het dagblad France Soir, en: de verpakking van Gauloises. Daarvan worden er wereldwijd per jaar circa twee miljard gedrukt, maar zelfs de vermelding van Jacno's naam op de voorzijde van het pakje (wat zeer bijzonder is) heeft, paradoxaal genoeg, niet kunnen voorkomen dat hij voor het grote publiek een naamloze is. (Een aardig boekje over het werk van Jacno is voor f 9,90 al maanden te koop bij Van Gennep in Amsterdam.)

Nee, wie de ambitie heeft grootschalig roem te verwerven, kan beter een ander beroep kiezen dan dat van de toegepaste grafische kunsten. Een Nederlands voorbeeld, tot op zekere hoogte vergelijkbaar met Jacno, is Pieter Wetselaar (geb. 1923). Hij ontwierp het Benelux-accijnsbandje dat de verpakking van onze sigaren en sigaretten verzegelt, en dat derhalve ook in miljardenoplagen verspreid wordt; daarnaast tekende hij o.a. 64 postzegels voor Nederland, Suriname, Nederlands Nieuw-Guinea en de Nederlandse Antillen, en al meer dan dertig jaar lang de als sluitzegel te gebruiken kerstzegels van de Tuberculosebestrijding. Maar ook Wetselaar zal voor het publiek wel een onbekende zijn.

[pagina 204]
[p. 204]

Daarom is het bijzonder sympathiek dat het eerste deel in de serie ‘Grafici in Woord en Beeld’ van uitgeverij De Walburg Pers aan zijn werk gewijd is. De serie staat onder redactie van R.E.O. Ekkart (de Boekenwereld-lezers welbekend), J. van 't Leven (directeur van De Walburg Pers) en J. Offerhaus (directeur/conservator van het Rijksmuseum Meermanno Westreenianum/Museum van het Boek). Het ligt in de bedoeling eens per jaar (in december) een nieuw deel uit te brengen, waaraan dan steeds een tentoonstelling in het Museum van het Boek gekoppeld zal zijn. Bij het schrijven van deze bespreking was ter uitgeverij nog niet bekend aan welke grafici volgende delen gewijd zullen zijn. Wel staat vast dat de uitvoering der delen uniform zal zijn. Het boek over Wetselaar meet 20 × 27,5 cm, telt 96 bladzijden, is genaaid gebonden, en bevat naast vier bladzijden illustraties in kleur en 69 zwartwit, een ingeplakt vel met twintig Tuberculosebestrijdingszegels 1988. Hieruit blijkt overduidelijk dat de graficus ‘in beeld’ zeer veel meer ruimte krijgt dan ‘in woord’, wat mij uiteraard terecht lijkt. Negen afzonderlijke hoofdstukken zijn respectievelijk gewijd aan: Algemeen overzicht, Sluitzegels, Postzegels, Affiches, Vignetten, Toegepaste kalligrafie, Tekeningen, Exlibris en Boeken.

Ekkart wijst in zijn begeleidende tekst op drie rode draden in het oeuvre van Wetselaar (die van 1947 tot 1984 in dienst was van drukkerij Enschedé): de kleinschaligheid, het technische vakmanschap en de dominante rol van de kalligrafie. Over het kalligrafische werk zegt hij: ‘Die stijl is ongetwijfeld minder avontuurlijk en baanbrekend dan die van Van Krimpen (...)’, en daarmee stuiten we toch, dunkt me, op een belangrijk negatief aspect van Wetselaars werk: het is niet alleen kleinschalig, maar ook buitengewoon statisch, keurig en netjes. Avontuurlijk is het wel allerminst: eerder is er al te vaak sprake van een minutieuze en somtijds worgende saaiheid.

Dit bezwaar laat natuurlijk onverlet het inderdaad fascinerende technische vakmanschap. Het in 1983 door de Carlinapers gedrukte en bij de Stichting De Roos verschenen Pater Noster - Onze Vader is ontegenzeggelijk een meesterwerkje; het bevat de gebedstekst in acht talen en tien sterk verschillende kalligrafische schriftsoorten. Ook bij de exlibris (het genre binnen Wetselaars werk dat ik zonder twijfel prefereer) valt te genieten van fraaie klassieke kalligrafie en bovendien van verbluffende kopergravuretechniek. In verband hiermee is het goed te vernemen dat Wetselaar het laatste decennium juist in dit genre het meest produktief is: er staat ons waarschijnlijk nog veel moois te wachten.

Het boek is kloek en goed, zichtbaar met liefde gemaakt. Lithografie en druk zijn schitterend; vooral de vele sluit- en postzegels (waarvan tientallen in kleur) op zeer zwart fond zijn een lust voor het oog. In de opmaak - hoewel verre van klassiek - is geen revolutie nagestreefd, waardoor een goede harmonie met Wetselaars werk werd bereikt. Wat we missen - zeker in een boek over een graficus! - is een uitgebreid colofon, maar naar verluidt zal in volgende delen in deze leemte worden voorzien. Redenen genoeg dus om nieuwsgierig uit te zien naar deel II in deze serie, te meer daar we nog niet weten aan wie het gewijd zal zijn. Aan voorspellingen waag ik me niet; ik memoreer slechts dat tussen nu en een jaar zowel Dick Dooijes als Helmut Salden de leeftijd van tachtig jaar hopen te bereiken.

Sjaak Hubregtse


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • R. Breugelmans

  • A.G. van der Steur

  • Sjaak Hubregtse

  • over Gerard Jaspers

  • over Igor Cornelissen

  • over R.E.O. Ekkart