Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Boekenwereld. Jaargang 13 (1996-1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 13
Afbeelding van De Boekenwereld. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Boekenwereld. Jaargang 13

(1996-1997)– [tijdschrift] Boekenwereld, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

In memoriam Isabella Henriëtte van Eeghen (1913-1996)
‘Nieuwsgierigheid is mijn bedrijf’
Otto S. Lankhorst



illustratie
I.H. van Eeghen in haar huis aan de Prinsengracht te Amsterdam in 1986 (foto D. Koning, Amsterdam).


Mejuffrouw Van Eeghen is op dinsdag 26 november 1996 op 83-jarige leeftijd overleden. Vier dagen later, op een zeer grijze, regenachtige zaterdagochtend vond in de aula van de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam een bijeenkomst plaats ter gelegenheid van de crematie. In de zeven toespraken van die ochtend werd op ontroerende wijze het beeld opgeroepen van een vrouw, die haar leven lang trouw bleef aan familie- en vriendschapsbanden, aan haar talenten en aan haar hartstocht voor de geschiedenis van Amsterdam.

Temidden van de onderwerpen waarover I.H. van Eeghen heeft geschreven - en zij heeft zeer veel geschreven - nemen haar publikaties over boek en prent een belangrijke plaats in. Uit respect voor haar persoon en werk en uit dank voor het enthousiasme en de voortvarendheid waarmee zij haar leven lang verslag bleef doen van haar ontdekkingen in de archieven, volgt onderstaand levensbericht, dat vooral gewijd is aan haar boekhistorische publikaties.

 

Isabella Henriëtte van Eeghen werd op 3 februari 1913 geboren als vierde kind van Christiaan Pieter van Eeghen en Henriëtte Heldring. In de levensberichten over haar grootvader en vader komt naar voren hoezeer de familie Van Eeghen, vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw in Amsterdam gevestigd, een aanzienlijke patriciërsfamilie was.Ga naar eindnoot1. De geschiedenis van haar familie was levendig aanwezig in het ouderlijk huis aan de Herengracht en daarmee ook de geschiedenis van de stad. In een vraaggesprek in 1986 vertelde zij: ‘Ik wist op de lagere school al dat ik geschiedenis wilde studeren, vanaf het moment dat wij plattegronden leerden tekenen in de tweede klas, met aardrijkskunde. We begonnen met de klas, dan de school, de buurt, en tenslotte de oude stad.’Ga naar eindnoot2. Nieuwsgierigheid naar de geschiedenis van de familie, van de buurt waarin zij opgroeide (de Amsterdamse grachtengordel) en van de stad, bleef haar hele leven de belangrijkste drijfveer bij haar onderzoekswerk. De la Fontaine Verwey noemde het haar ‘innerlijke drang tot evocatie van het verleden in al zijn verschijningsvormen’.Ga naar eindnoot3. Het Amsterdamse Gemeentearchief vormde de onuitputtelijke bron om deze nieuwsgierigheid te bevredigen.

Haar hart ging uit naar het archiefwerk. Met de rijkdom van het Gemeentearchief

[pagina 193]
[p. 193]

kreeg zij allereerst te maken tijdens de voorbereiding van haar proefschrift. In 1930 had zij het eindexamen gehaald van de mms en in 1931 het staatsexamen gymnasium alpha, waarna zij zich kon inschrijven voor de studie geschiedenis aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Na haar afstuderen in 1937 verbleef zij enige maanden in het buitenland. In 1938 begon zij met haar promotie-onderzoek bij Jan Romein over de vrouwenkloosters en het Begijnhof in Amsterdam van de veertiende tot het eind der zestiende eeuw. In het voorwoord van haar proefschrift bracht zij dank aan de medewerkers van het Gemeentearchief, ‘waar mijn bronnenstudie mij voornamelijk heenvoerde’. Op 9 december 1941 vond de promotie plaats; zij was toen 28 jaar oud.

Inmiddels was zij begonnen als volontair op het Amsterdamse Gemeentearchief. In 1943 legde zij het archiefexamen af bij professor Otto Oppermann in Utrecht. In 1944 volgde een aanstelling aan het Gemeentearchief; eerst als administratief medewerker, twee jaar later als chartermeester en vanaf 1951 als adjunct-archivaris. Zij was nu financieel zelfstandig, verliet in 1945 het ouderlijk huis en ging aan de Prinsengracht wonen. Tot 1954 was zij tevens secretaresse-conservatrice van de Historische Verzameling van de Universiteit van Amsterdam.

In 1943 deed Isabella van Eeghen een belangrijke vondst tijdens het inventariseren van het archief van de Waalse Gemeente, gehuisvest in het Hospice Wallon, het huidige Maison Descartes aan de Vijzelgracht. Zij trof het copieboek aan van uitgegane zakenbrieven over de jaren 1707 en 1708 van de in Amsterdam werkzame Franse boekverkoper Jean Louis de Lorme. Deze trouvaille bracht haar in aanraking met de wereld van de Amsterdamse boekverkopers uit de zeventiende en achttiende eeuw. Voor het eerst berichtte zij daarover op het twintigste Nederlandse Filologencongres in 1948. De samenvatting van haar voordracht begint aldus: ‘De internationale boekhandel en uitgeverij van onze Republiek is van bizonder groot belang geweest’ (vgl. bijlage, nr. 1948-1, p. 87). Vervolgens legt zij uit dat voor een studie naar de boekhandel in de Republiek geen overheidsarchieven, geen in- en uitvoergegevens en geen produktiegegevens aanwezig zijn en dat de uitgevers- en boekhandelarenarchieven slechts in zeer gering aantal bewaard zijn gebleven, en dan nog meestal betreffen het archieven van de latere tijd. En zij vervolgt: ‘Voor het samenstellen van de geschiedenis van uitgeverij en boekhandel zijn we dus aangewezen op het voor de grote lijnen minder betrouwbare materiaal, dat de archieven en gedrukte bronnen ons in de vorm van de meest uiteenlopende stukken geven’. In de daarop volgende decennia heeft Van Eeghen die opdracht ten uitvoer gebracht: op basis van archieven en van efemeer gedrukt materiaal (boekhandels- en veilingcatalogi, advertenties, aankondigingen in tijdschriften) heeft zij veel geschreven over het boekenbedrijf in Amsterdam en in de Republiek. Juist door het gebruik van archiefmateriaal kon zij vaak nieuw licht werpen op personen en kwesties. Dat deed zij niet alleen op het terrein van de boekgeschiedenis, maar evenzeer op dat van de kunstgeschiedenis en op andere domeinen van het verleden. Daarbij kan allereerst worden gedacht aan de vele artikelen waarin zij haar archiefvondsten over Rembrandt bekend maakte. Reeds in 1958 kreeg zij daarvoor de Buchelius-prijs uitgereikt.

Het copieboek van De Lorme gebruikte Van Eeghen voor het eerst in een artikel over de Voyage et avantures de François Leguat, et de ses compagnons, en deux isles desertes des Indes Orientales, een reisverslag dat in 1707 door De Lorme was uitgegeven. Aan dit boek van Leguat was in het verleden reeds door verschillende onderzoekers aandacht besteed. Problemen omtrent de uitgave die onduidelijk waren gebleven, kon Van Eeghen met hulp van de brieven van De Lorme ophelderen. In haar woorden: ‘Verschillende raadsels, die zij [andere onderzoekers] niet vermochten op te lossen, zijn voor een ingewijde in de achttiende eeuwse boekhandel minder onverklaarbaar’ (nr. 1950-3, p. 239).Ga naar eindnoot4.

In 1960 verscheen De Amsterdamse boekhandel 1680-1725, deel I: Jean Louis de Lorme en zijn copieboek. De uitgave was mogelijk geworden door de instelling van de Stichting H.J. Duyvis Fonds, een fonds voor Amsterdamse archiefpublikaties. Dit eerste deel bevat het copieboek van De Lorme, royaal voorzien van inleiding en annotaties. Van Eeghen kondigde in de inleiding aan dat drie andere delen zouden volgen: deel II met een overzicht van de uitgaven van De Lorme en zijn familie; deel III met gegevens van andere Amsterdamse uitgevers en drukkers van Franse boeken uit de periode 1680-1725; deel IV met een algemeen overzicht van de boekhandel van

[pagina 194]
[p. 194]

Amsterdam in die periode en enkele beschouwingen over de Franse, Engelse en Duitse boekhandel. Dit plan heeft zij in de volgende jaren uitgevoerd. De gegevens over de andere Amsterdamse boekverkopers dijden echter uit tot twee delen (delen III en IV). Het voorziene deel IV werd derhalve deel V-1 en er volgde deel V-2 met een Engelse summary, met addenda en errata, met een lijst van gebruikte afkortingen en met onontbeerlijke indices van plaatsnamen, persoonsnamen, onderwerpen en boeken. De delen V-1 en V-2 verschenen in 1978, kort nadat Van Eeghen als adjunct-archivaris met pensioen was gegaan. Zo omsloot de periode waarin zij aan De Amsterdamse boekhandel werkte, de gehele tijdsspanne dat zij officieel op het Gemeentearchief werkte.

Ieder die ooit gebruik heeft gemaakt van De Amsterdamse boekhandel, weet dat daarin zeer veel informatie te vinden is over het reilen en zeilen van de boekhandel in de zeventiende en de achttiende eeuw. De vijf delen vormen een rijkdom aan gegevens. En zoals gelukkig vaak gebeurt bij het moeizame bibliografische zoekwerk: wanneer je er niet vindt wat je zoekt, komt je een ander nuttig gegeven onder ogen als een onverwacht cadeau. Mede door dit standaardwerk van Van Eeghen breidde het onderwerp van de boekgeschiedenis zich uit: van drukkerijen naar boekhandel, naar het functioneren van compagnieën, veilingwezen en boekverkopersgilden, naar de handel en smokkelhandel binnen en buiten de Republiek, naar eerlijke en vooral oneerlijke uitgevers- en boekverkoperspraktijken. De Amsterdamse boekhandel voegde - in de termen van De la Fontaine Verwey - nieuwe ‘landouwen’ toe aan het domein van de boekgeschiedenis, en het kost thans veel moeite zich voor te stellen dat die zes donkerblauwe banden er niet zouden zijn. Bert van Selm zei het in de inleiding van zijn proefschrift Een menighte treffelijcke Boecken aldus: ‘Zij heeft - en dat vaak als eerste - op systematische wijze aandacht besteed aan onderwerpen als de ontwikkeling van het kopijrecht, de financiering van de handel, de afzetmogelijkheden en de reclame voor boeken, de organisatievormen van de boekhandel en de geschiedenis van de boekveilingen’.Ga naar eindnoot5.

Uit de bijlage met een chronologisch overzicht van het boekhistorische werk van I.H. van Eeghen is af te lezen dat zij tijdens haar hele leven over de geschiedenis van boek en prent, meestal met betrekking tot Amsterdamse personen of zaken, heeft geschreven. Veel artikelen kwamen voort uit archiefvondsten. In het eerder geciteerde vraaggesprek zei Van Eeghen: ‘Archiefwerk bestaat eigenlijk uit inventarissen maken, het beschrijven van wat er is, en dat heb ik ook vrij veel gedaan. Maar ik kwam steeds dingen tegen die ik vreselijk interessant vond en die ik graag wilde onderzoeken, en daar kwamen dan weer artikelen van’.Ga naar eindnoot6. Zo gold dat ook voor boekhistorische publikaties. Enkele voorbeelden. Een bundel ‘oude requesten, die nog eens te pas kunnen komen’ in het archief van het Amsterdamse boekverkopersgilde, aangevuld met door P.C. Molhuysen uitgegeven bronnenmateriaal over de geschiedenis van de Leidse Universiteit, leverde het artikel ‘Leidse professoren en het auteursrecht in de achttiende eeuw’ op (nr. 1950-2). Uit het archief van de Evangelisch-Lutherse gemeente van Amsterdam kwam het materiaal tevoorschijn voor het artikel over een door de Elzeviers gedrukte Lutherse bijbel, dat bestemd was voor de feestbundel voor Herman de la Fontaine Verwey (nr. 1968-1). En in het familiearchief Cambier kwam Van Eeghen papieren tegen afkomstig van Anna Constancia Dommer, afstammeling van de familie Dommer. Deze familie had de drukkerij van de Portugees-Joodse drukker Athias en de rooms-katholieke boekverkoopster de weduwe Schippers overgenomen. Op basis daarvan kon het artikel ‘De befaamde drukkerij op de Herengracht over de Plantage (1685-1755)’ worden geschreven (nr. 1966-1).

Van het een kwam het ander. Zo schreef ze in het Jaarboek van het genootschap Amstelodamum van 1982 een artikel over prenten met beroepen in de almanakken van de Erven der weduwe C. Stichter (nr. 1982-1). Daaruit bleek het belang van de Enkhuizer Almanak voor de firma Stichter, maar tevens werd duidelijk dat niet bekend was, wanneer de eerste Enkhuizer Almanak was verschenen. En dus, zo schreef ze een jaar later: ‘Er zat niets anders op dan naar de almanakken zelf terug te gaan en daarnaast ook naar de geschiedenis van de almanakkendrukkerij, waaraan in ons land bedroevend weinig bleek te zijn gedaan’. Dat leverde een uitgebreid artikel op voor het volgende Jaarboek: ‘De Stichter's Enkhuizer Almanak en Amsterdam’ (nr. 1983-3).

In de loop der jaren werden de archieven in het Gemeenterachief beter ontsloten. Daarvan maakte Van Eeghen dankbaar

[pagina 195]
[p. 195]

gebruik. Een artikel in Quaerendo over de drukker Jacob Keijns begint aldus: ‘Thanks to the many indexes that have been made at the Amsterdam municipal archives over the past few years it is possible to reconstruct the story of his youth quite well’ (nr. 1985-1). Door die betere ontsluiting moest onderzoek dat in het verleden was verricht, worden aangevuld en verbeterd. Zo schreef zij over het vierdelige standaardwerk van C.P. Burger jr. en E.W. Moes, De Amsterdamse boekdrukkers en uitgevers in de zestiende eeuw (1907-1915): ‘Wat de levensgeschiedenissen betreft moet in feite iedere drukker en uitgever, stuk voor stuk, onder handen worden genomen. Het bronnenmateriaal op het Amsterdamse gemeente-archief is zoveel toegankelijker gemaakt, dat haast bij ieder van hen wel wat verrassends voor den dag zal komen.’Ga naar eindnoot7. En hoewel W.F.H. Oldewelt al eens had geschreven over de verzamelaar Christoffel Beudeker, wijdde Van Eeghen een nieuw artikel aan deze Amsterdamse collectioneur. De reden daartoe luidde aldus: ‘Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Anna Simoni van de British Library, die bezig is met een beschrijving van de atlas Beudeker, leek het mij nuttig de studie van Oldewelt nog eens te herschrijven, daar alle indices, die er thans zijn, het mogelijk maken om Christoffel Beudeker van wieg tot graf te volgen’ (nr. 1984-1).

Van Eeghen was zich er sterk van bewust dat nieuwe gegevens oudere onderzoeksresultaten ter discussie konden stellen. In de inleiding van deel II van De Amsterdamse boekhandel schreef ze daarover: ‘Geldt het bij elk groter werk meer of minder, dat men steeds wel weer opnieuw kan beginnen, hier is dat in bijzondere sterke mate het geval. Dat was evenwel, zoals men zal begrijpen, niet mogelijk’. Maar waar andere boekhistorici bevangen kunnen worden door de verlammende gedachte aan nog niet opgespoorde gegevens, liet Van Eeghen zich na gedane arbeid (en dat was altijd zeer grondig) er niet van weerhouden om de verzamelde gegevens tot een publikatie te verwerken. Eventueel volgden aanvullingen of verbeteringen in nieuwe artikelen. Een artikel over Moses Abrahamsz in Studia Rosenthaliana begon zij aldus: ‘Door te vertellen over Moses Abrahamsz kan ik [...] een fout, die ik hier vroeger maakte in mijn artikel over de boekdrukker Casper Pietersen Steen, herstellen’ (nr. 1972-3). Typerend is de eerste zin van het laatst gepubliceerde artikel van Isabella van Eeghen, dat handelt over de familie van de negentiende-eeuwse antiquaar Frederik Muller: ‘In 1952 schreef ik in het Maandblad Amstelodamum over Femina's Herinneringen. Het is prettig na meer dan veertig jaar nogmaals het unieke familiedocument te kunnen bespreken dat deze zuster van Frederik Muller heeft nagelaten. Ik heb het tot vijfmaal toe gelezen en elke keer als ik het overlas, vond ik weer een heleboel nieuwe aanwijzingen, die inzicht geven in het leven van onze Frederik Muller’ (nr. 1996-1).

‘Rust wensen wij deze bezige geest niet toe, wèl gezondheid en geestkracht om haar werk nog lang voort te zetten’, had H. de la Fontaine Verwey geschreven, toen I.H. van Eeghen in 1984 afscheid nam als redactrice van het maandblad en het jaarboek van het genootschap Amstelodamum, een functie die zij sinds 1950 had vervuld.Ga naar eindnoot8. Rust kwam er inderdaad nog niet. Bovenal heeft Van Eeghen de laatste jaren van haar leven poëzie en prenten van vader Jan en zoon Casper Luyken herlezen en opnieuw bekeken. Dat bracht haar geheel terug in de geschiedenis van haar familie.

illustratie
Portret van H.M. Koningin Beatrix, getekend door I.H. van Eeghen op 12 december 1983 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam bij de plechtige herdenking van het 175-jarig bestaan van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (bijlage bij brief van I.H. van Eeghen aan O.S. Lankhorst, 4.1.1984).


[pagina 196]
[p. 196]

Grootvader P. van Eeghen had immers samen met J.Ph. van der Kellen de oeuvrecatalogus van Jan en Casper Luyken samengesteld en in de woorden van kleindochter Isabella: ‘Wij werden thuis opgevoed met Jan Luykens Bijbel en Martelaarsspiegel’ (nr. 1990-6). Nieuwe vondsten in uitleg van prenten en poëzie volgden elkaar snel op en de artikelen waarin ze over haar ontdekkingen schreef, waren ‘work in progress’. De toon van haar publikaties werd gejaagder en de Poesjkiniaanse stijl waarmee zij zich af en toe tot de lezers had gewend, kwam vaker voor. Haar kennis van kunst en literatuur, van geschiedenis en kunstgeschiedenis, van doopsgezinden en boekverkopers balde zich samen.

Allen die zich met de Luykens bezighouden, hebben voor jaren stof tot nadenken. En dat zal Van Eeghen voldoening hebben gegeven, want het verslag doen van de onderzoeksresultaten gebeurde door haar altijd in de hoop dat anderen gebruik zouden maken van haar gegevens. In het artikel over de veiling van boeken van Athias in 1688 schrijft zij dat zij over de joodse kopers niet zoveel heeft kunnen vinden. Daarop volgt als slotzin: ‘Ik hoop echter, dat enkele van de hier vermelde namen aan andere belangstellenden in de Joodse boekhandel misschien wel iets zullen zeggen’ (nr. 1968-3). Een artikel over de plaatsnijder Claes Jansz Visscher eindigt met de woorden: ‘Het is niet veel wat ik vond, maar het zal toekomstige onderzoekers helpen’ (nr. 1990-3).

 

Als waardering voor haar werkzaamheden ontving I.H. van Eeghen verschillende onderscheidingen. Toen zij in 1971 haar zilveren jubileum vierde als bestuurslid van het genootschap Amstelodamum, ontving zij de zilveren penning van de stad Amsterdam. Bij haar afscheid als adjunct-archivaris van het Gemeentearchief werd zij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Tijdens die gelegenheid kreeg zij een liber amicorum aangeboden, een dubbeldik nummer van het Jaarboek van het genootschap Amstelodamum. Daarin werd een bibliografie van haar werk opgenomen en bovendien een boeiende biografische schets door H. van Riel, die haar van nabij kende.Ga naar eindnoot9. In de inleiding van de bibliografie schetste H. de la Fontaine Verwey haar kwaliteiten als historica: ‘Alle eigenschappen die de geschiedschrijver moet bezitten, heeft zij in hoge mate: onbegrensde belangstelling (“nieuwsgierigheid is mijn bedrijf” behoort het devies van de historicus te zijn), een scherpe kritische geest, onvermoeibare werkkracht en een onfeilbaar geheugen (erfenis van haar onvergetelijke vader). Daarbij komen nog: veel gevoel voor humor en een sterke verbeeldingskracht: de historicus mag niets verzinnen, maar moet zich alles kunnen voorstellen.’Ga naar eindnoot10. In 1989 ontving zij de zilveren museummedaille van de stad Amsterdam.

Voor de twee eerste delen van De Amsterdamse boekhandel werd haar op 5 oktober 1965 de Menno Hertzberger Prijs verleend. Deze prijs, kort tevoren ingesteld door de toenmalige nestor van de Nederlandse antiquaren, Menno Hertzberger, beoogt de bestudering van de geschiedenis van het boek en de bibliografie te stimuleren. Mej. Van Eeghen was de eerste die de prijs ontving. Toen in 1994 de Nederlandse Boekhistorische Vereniging haar eerste jaarboek uitgaf, was snel beslist dat het eerste exemplaar daarvan als blijk van waardering zou worden aangeboden aan Van Eeghen, omdat zij immers al decennia lang werkzaam was op het terrein waarop de nieuwe vereniging zich richtte: de geschiedenis van het Nederlandse boek in de ruime zin des woords.Ga naar eindnoot11.

Isabella van Eeghen bezat een grote bereidheid om andere onderzoekers te helpen en gul te laten delen in haar kennis. Zij was wellicht niet royaal voor zichzelf, maar wel voor anderen. Mede dankzij haar fabelachtige geheugen beschikte zij over een schat aan informatie over de Amsterdamse archieven. Geen geautomatiseerd gegevensbestand, maar een levendige, persoonlijke en dienstbare bron van kennis voor ieder die haar om raad vroeg. Royaal was zij ook in de wijze waarop zij het Gemeentearchief vaak behulpzaam is geweest bij het verwerven van archieven en kunstwerken. Uit het eigen familiebezit waren haar de Amsterdamse tekeningen uit de collectie van haar vader ten deel gevallen. Die schonk zij aan het archief en bovendien kocht zij ter aanvulling van de collectie geregeld een Amsterdamse tekening.Ga naar eindnoot12.

 

Daniel Koning fotografeerde in 1986 mejuffrouw Van Eeghen lezend in haar huis aan de Prinsengracht. Stapels boeken en paperassen op bureau, tafel en stoelen. Dat portret illustreerde fraai hetgeen zij zei aan het slot van het vraaggesprek, waarbij de foto werd geplaatst: ‘ik heb het [...] altijd heerlijk gevonden om alleen in een kamer

[pagina 197]
[p. 197]


illustratie
Promotie van I.H. van Eeghen op 9 december 1941 in de Aula van de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Op de eerste rij vierde van rechts haar promotor, prof. dr. J. Romein (collectie Universiteitsmuseum De Agnietenkapel, Amsterdam).


te zijn en dingen te doen die je zelf wilt’. Zij was graag op zichzelf, omgeven met documenten, boeken, prenten die het verleden oproepen, in het gezelschap van al die personages over wie ze schreef. De warmte waarmee bij het afscheid op 30 november 1996 over haar werd gesproken, getuigde echter evenzeer hoe royaal en loyaal zij was in familie-, vriendschaps- en collegiale betrekkingen. Afscheid van een onafhankelijke geest, die na het volbrengen van een rijk leven in het hart van het haar dierbare Amsterdam, door haar persoon en haar werk bij velen zal blijven voortleven.
[pagina 198]
[p. 198]

Bijlage - Publikaties van I.H. van Eeghen handelend over de geschiedenis van boek en prent

Studies die vooral betrekking hebben op kunsthistorische of topografische aspecten van prenten en prentuitgaven zijn niet opgenomen. Evenmin zijn boekbesprekingen opgenomen. Binnen de chronologische rangschikking per jaar worden eerst de zelfstandige publikaties vermeld en vervolgens de artikelen. Binnen deze categorieën is gealfabetiseerd op het eerste woord van de titel, uitgezonderd lidwoorden.

Voor een volledige bibliografie tot en met 1977, zie: M.B. Lohmann-De Roever, ‘Bibliografie van de geschriften van dr. Isabella Henriëtte van Eeghen’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 70 (1978), p. 409-453.

 

1948

1.‘De boekhandel in de 17e en 18e eeuw’, in: Handelingen van het twintigste Nederlandse philologencongres (Groningen 1948), p. 87-88.

1950

1.‘De Amsterdamse courant in de achttiende eeuw’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 44 (1950), p. 31-58; en een aanvulling in Amstelodamum. Maandblad 38 (1951), p. 96.
2.‘Leidse professoren en het auteursrecht in de achttiende eeuw’, Economisch-historisch jaarboek 24 (1950), p. 179-208.
3.‘De reisbeschrijving van François Leguat (een merkwaardige uitgaaf uit het jaar 1708)’, Het Boek 30 (1949/51), p. 227-246. In Engelse vertaling in: Proceedings of the Huguenot Society of London 18 (1947/52), p. 396-417, 488-489 onder de titel ‘The voyages and adventures of François Leguat’.

1951

1.‘Boekverkopers-, boekdrukkers - en boekbindersgilde’, in: I.H. van Eeghen, Inventarissen der archieven van de gilden en van het brouwerscollege (Amsterdam 1951), p. 23-28. Herdrukt als: Guide & inventory to Archive of the Amsterdam Booksellers Guild, 1662-1812. Archief van het Amsterdamse Boekverkopersgilde, 1662-1812 on microfiche, Lisse / Amsterdam 1995.
2.‘De Gazette d'Amsterdam’, Amstelodamum. Maandblad 38 (1951), p. 46.

1952

1.‘De Stadsbibliotheek in 1668’, Amstelodamum. Maandblad 39 (1952), p. 13.

1953

1.‘De Acta Sanctorum en het drukken van katholieke boeken te Antwerpen en Amsterdam in de 17de eeuw’, De Gulden Passer 31 (1953), p. 49-58, 108-109.

1955

1.‘Newspaper management in the 18th century. From the commercial books of the Amsterdamse Courant, 1767-1795’, Gazette 1 (1955), p. 5-16.

1960

1.De Amsterdamse boekhandel, 1680-1725. Deel I: Jean Louis de Lorme en zijn copieboek, Amsterdam 1960.
2.‘De Atlas Fouquet’, Amstelodamum. Maandblad 47 (1960), p. 49-59; en ‘Nogmaals de Fouquet Atlas’, Amstelodamum. Maandblad 47 (1960), p. 95. Met enige wijzigingen als inleiding opgenomen in: Met Fouquet door Amsterdam. Geïllustreerd met 103 reproducties van de gravures, voorkomende in de z.g. Nieuwe Atlas van Fouquet, Amsterdam [1966].

1963

1.De Amsterdamse boekhandel, 1680-1725. Deel II: Uitgaven van Jean Louis de Lorme en familieleden, Amsterdam 1963.
2.Van Stadscourantendrukkerij tot Stadsdrukkerij van Amsterdam, Amsterdam 1963.
3.‘Inleiding’, in: Een Amsterdams grachtenboekje uit de zeventiende eeuw. Het plaatwerk van Cornelis Danckerts, [Amsterdam] 1963.
4.‘De “uitgever”, Henricus Cunrath, of Künrath van de polygamist Lyserus en van de philosoof Spinoza’, Amstelodamum. Maandblad 50 (1963), p. 73-80.

1964

1.‘“Wagenaar” tegen “Fouquet”’, Amstelodamum. Maandblad 51 (1964), p. 67-69. [over het aanvragen van privileges].

1965

1.De Amsterdamse boekhandel, 1680-1725. Deel III: Gegevens over de vervaardigers, hun internationale relaties en de uitgaven A-M, Amsterdam 1965.
[pagina 199]
[p. 199]

1966

1.‘De befaamde drukkerij op de Herengracht over de Plantage (1685-1755)’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 58 (1966), p. 82-100.
2.‘De gevangene van de Mont-Saint-Michel’, Spiegel historiael 1 (1966), p. 104-110. [over Jean Crosnier en Louis de Chavigny, courantiers te Amsterdam].

1967

1.De Amsterdamse boekhandel, 1680-1725. Deel IV: Gegevens over de vervaardigers, hun internationale relaties en de uitgaven N-W, papierhandel, drukkerijen en boekverkopers in het algemeen, Amsterdam 1967.
2.‘Casper Pietersen Steen, een drukker van Hebreeuwse boeken in Amsterdam (1692-1703)’, Studia Rosenthaliana 1 (1967), p. 51-65.
3.‘Het octrooi voor Stalpaerts kaart van Amsterdam’, Amstelodamum. Maandblad 54 (1967), p. 199.

1968

1.‘La Bible luthérienne de 1648. Une édition Elzévirienne inconnue’, in: Studia bibliographica in honorem Herman de la Fontaine Verwey (Amsterdam 1966 [= 1968]), p. 119-128.
2.‘Claes de printer met de bierton, de eerste boekdrukker te Amsterdam’, Amstelodamum. Maandblad 55 (1968), p. 218-219.
3.‘Een veiling van boeken van Athias in 1688’, Studia Rosenthaliana 2 (1968), p. 30-41.

1969

1.‘Waarom werden in ons land geen waaierbladen gedrukt?’, in: Miscellanea I.Q. van Regteren Altena 16-V-1969 (Amsterdam 1969), p. 207-209, 380-381.

1972

1.‘Arnoldus Montanus's books on Japon’, Quaerendo 2 (1972), p. 250-272.
2.[met J. Belonje], ‘De familie van de drukker Jan Willemsz [= Willem Jansz] Blaeu in Alkmaar en in Amsterdam’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 64 (1972), p. 75-93.
3.‘Moses Abrahamsz, boekdrukker in Amsterdam’, Studia Rosenthaliana 6 (1972), p. 58-70.

1974

1.‘Estienne Roger and Arcangelo Corelli’, Quaerendo 4 (1974), p. 258-259.
2.‘Petrus Schenk en zijn Afbeeldinge der voornaamste gebouwen van Amsterdam’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 66 (1974), p. 117-136.

1976

‘Inleiding’, in: Catalogus [van] 206 ambachten naar J. & C. Luyken (Amsterdam 1976), p. [III]-[XII].

1977

1.‘Gijsbert Tijssens' toneelstukken en het bedrog in de achttiende-eeuwse boekhandel’, in: Ondernemende geschiedenis: 22 opstellen geschreven bij het afscheid van Mr. H. van Riel als voorzitter van de vereniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief (Den Haag 1977), p. 109-123.
2.‘De uitgeverij Luchtmans en enkele andere uitgeverijen uit de 18e eeuw’, Documentatieblad Werkgroep 18e eeuw, 1977, nr. 34-35, p. 5-8.

1978

1.De Amsterdamse boekhandel, 1680-1725. Deel V-1: De boekhandel van de Republiek 1572-1795; deel V-2: De boekhandel van de Republiek 1572-1795. Summary, overzichten en indices, Amsterdam 1978.
2.‘Ambachten-prenten naar Jan & Casper Luyken’, Ars grafica. Tweemaandelijks magazine voor liefhebbers van oude en hedendaagse grafische kunst 1 (1978/79), nr. 2, p. 37-40.

1979

1.‘Linnaeus' Genera Plantarum in Holland’, Holland 11 (1979), p. 112-117.
2.‘Three contemporaries in the service of Daniel Elzevir (Pieter le Grand, Johannes Beuns, Jacob de Zetter)’, Quaerendo 9 (1979), p. 337-342.
3.‘Werd er voor 1500 te Amsterdam gedrukt?’, Amstelodamum. Maandblad 66 (1979), p. 29-30.

1980

1.‘Willem Jacobsz in Engelenburgh en de mirakelboekjes’, in: Hellinga Festschrift / Feestbundel / Mélanges. Forty-three studies in bibliography presented to prof. dr. Wytze Hellinga on the occasion of his retirement from the chair of Neophilology in the University of Amsterdam at the end of the year 1978 (Amsterdam 1980), p. 169-178.
[pagina 200]
[p. 200]

1981

1.‘De burgerwijkkaarten van Amsterdam’, Amstelodamum. Maandblad 68 (1981), p. 73-82.
2.‘Engelse en Duitse staalgravures in Nederlandse uitgaven (N.G. van Kampen 1836-1839 en J.L. Terwen 1858-1862)’, Amstelodamum. Maandblad 68 (1981), p. 56-62.

1982

1.‘Ambachten en beroepen voor almanakjes en kinderprenten van de erven Stichter 1769-1800’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 74 (1982), p. 104-130.
2.‘Daniel Elsevier en Marc-Michel Rey’, Quaerendo 12 (1982), p. 183-199.
3.‘Europese “libraires”: de gebroeders Huguetan in Amsterdam (1686-1705)’, Documentatieblad Werkgroep 18e Eeuw 1982, nr. 53/54, p. 1-19.

1983

1.‘Comptoiralmanakken uit de 17de eeuw’, Amstelodamum. Maandblad 70 (1983), p. 139-141.
2.‘Jacob Campo Weyerman en de boekhandel’, Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 6 (1983), nr. 3, p. 1-16.
3.‘De Stichter's Enkhuizer Almanak en Amsterdam’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 75 (1983), p. 11-52.

1984

1.‘Christoffel Beudeker, suikerbakker en verzamelaar’, Amstelodamum. Maandblad 71 (1984), p. 97-105.

1985

1.‘Jacob Keijns in “The Atlas” in Amsterdam, 1629-38, and the Hondius family’, Quaerendo 15 (1985), p. 273-281.

1986

1.‘De “Officina Corveriana”, de eerste internationale uitgever in Amsterdam’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 78 (1986), p. 54-75.

1989

1.‘The printing-house of Dr Joan Blaeu behind the New Church’, in: T. Croiset van Uchelen, K. van der Horst en G. Schilder (eds.), Theatrum orbis librorum. Liber amicorum presented to Nico Israel on the occasion of his seventieth birthday (Utrecht 1989), p. 402-415.

1990

1.‘Casper Luyken als vuilnis op de Amsterdamse straat’, Amstelodamum. Maandblad 77 (1990), p. 128-130.
2.‘Daniel van Breen, “Schriftsnijder” te Amsterdam en Beverwijk’, Amstelodamum. Maandblad 77 (1990), p. 52-57.
3.‘De familie van de plaatsnijder Claes Jansz Visscher’, Amstelodamum. Maandblad 77 (1990), p. 73-81, 120.
4.‘Frederik de Wit, Amsterdams uitgever’, in: Jacob Aertsz. Colom's kaart van Holland 1681, Alphen aan den Rijn 1990, p. 12-19.
5.‘Jan Luyken en zijn bloedverwanten’, Doopsgezinde Bijdragen, nieuwe reeks, 16 (1990), p. 65-112.
6.‘De zonde en inkeer van Jan Luyken’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 82 (1990), p. 87-118.

1992

1.‘'t Is Poppe goet en anders niet’, in: NRC / Handelsblad, 28 december 1991.
2.(met R.C. Lambour), ‘Jan en Casper Luyken: emblemata (Fächer, fan, waaier) I’, Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 84 (1992), p. 61-106.
3.‘Jan en Casper Luyken: Amsterdam - vuilnis - Wolfenbüttel’, Amstelodamum. Maandblad 79 (1992), p. 131-133.
4.‘Jan Luyken (1649-1712) and Casper Luyken (1672-1708): Dutch illustrators’, in: C. Berkvens-Stevelinck et al. (eds.), Le magasin de l'univers. The Dutch Republic as the centre of the European book trade. Papers presented at the international colloquium, held at Wassenaar, 5-7 July 1990 (Leiden 1992), p. 129-142.
5.‘Jan Luyken: “een (sogenaemde) walvis”’, Amstelodamum. Maandblad 79 (1992), p. 76-81.
6.‘Poppegoet en anders niet’, Amstelodamum. Maandblad 79 (1992), p. 35-38.
7.‘Het poppenspel van Jan Luyken’, in: Amstelodamum. Maandblad 79 (1992), p. 58-59.

1993

1.‘Jan Luyken: de ziel van het chiliasme’, Amstelodamum. Maandblad 80 (1993), p. 26-31.
2.‘Rembrandts voncken’, Amstelodamum. Maandblad 80 (1993), p. 55-63.

1996

1.‘Familie Muller: samen leven en samen werken. Uit de herinneringen van Femina Muller’, in: Frederik Muller (1817-1881). Leven en werken, Zutphen 1996.
eindnoot1.
Over haar grootvader, zie: R.W.P. de Vries, ‘Levensbericht van Pieter van Eeghen’, Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Bijlage tot de Handelingen, 1907/'08, p. 94-113. Over haar vader, zie: I.H. van Eeghen, ‘Christiaan Pieter van Eeghen (Amsterdam, 10 februari 1880 - Amsterdam 28 juli 1968)’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1969/'70, p. 102-110 en H. van Riel, ‘Chr.P. van Eeghen’, in: Economisch-Historisch jaarboek, 32 (1969), p. 331-338.
eindnoot2.
‘En dan nog verdwijnen de merkwaardigste dingen’ [interview van M. van Kasbergen met I.H. van Eeghen], De Volkskrant 27 september 1986.
eindnoot3.
H. de la Fontaine Verwey, ‘Bij het afscheid van dr. I.H. van Eeghen als redactrice van Jaarboek en Maandblad’, Amstelodamum. Maandblad, 71 (1984), p. 1-4, hier p. 3.
eindnoot4.
Het artikel over François Leguat werd in het Engels vertaald in de Proceedings of the Huguenot Society of London, maar in de volgende aflevering van het tijdschrift moesten twee pagina's ‘Errata’ worden afgedrukt. De redactie schreef, dat de vertaling weliswaar aan een gekwalificeerd vertaler was toevertrouwd, ‘but his English version is inexact. The translator died recently, so doubtless ill-health accounted for his shortcomings’ (nr. 1950-3a, p. 488).
eindnoot5.
B. van Seim, Een menighte treffelijcke Boecken. Nederlandse boekhandelscatalogi in het begin van de zeventiende eeuw, Utrecht 1987, p. 2.
eindnoot6.
‘En dan nog verdwijnen de merkwaardigste dingen’, op. cit (noot 2).
eindnoot7.
‘Willem Jacobsz in Engelenburgh en de mirakelboekjes’, in: Hellinga Festschrift (nr. 1980-1), p. 169.
eindnoot8.
H. de la Fontaine Verwey, ‘Bij het afscheid van dr I.H. van Eeghen’ op. cit (noot 3), hier p. 4.
eindnoot9.
Over het tot stand komen van De Amsterdamse boekhandel, 1680-1725 vertelde I.H. van Eeghen mij in 1994, dat H. van Riel daarin een belangrijke rol had gespeeld. Deze had een recensie over de eerste twee delen geschreven in het maandblad Amstelodamum 52 (1965), p. 94-96, waarin hij schetste hetgeen van de vervolgdelen verwacht mocht worden. ‘En dat heb ik toen maar gedaan’, aldus Van Eeghen.
eindnoot10.
Over het geheugen van haar vader, vgl. ook hetgeen E. Heldring schreef. Volgens hem was C.P. van Eeghen ‘voorzien van een zeer helder, nuchter verstand en een onverwoestbaar geheugen’. Vgl. E. Heldring, Herinneringen en dagboek (1871-1954). Uitg. door Joh. de Vries, dl. 1 Groningen 1970, p. 624.
eindnoot11.
Vgl. ‘Toespraak ter gelegenheid van het aanbieden van het eerste exemplaar van het eerste Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis aan mej. dr. I.H. van Eeghen’, in: Incipit. Lezingen gehouden tijdens de eerste jaarvergadering van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging op 11 juni 1994, Leiden 1995, p. 25-30.
eindnoot12.
Vgl. I.H. van Eeghen, ‘Christiaan Pieter van Eeghen als verzamelaar’, in: De verzameling Van Eeghen. Amsterdamse tekeningen 1600-1950, Zwolle/Amsterdam 1988, p. 11-24.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Otto S. Lankhorst

  • over Isabella HenriĆ«tte van Eeghen

  • beeld van Isabella HenriĆ«tte van Eeghen