Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Boekenwereld. Jaargang 13 (1996-1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 13
Afbeelding van De Boekenwereld. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Boekenwereld. Jaargang 13

(1996-1997)– [tijdschrift] Boekenwereld, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 251]
[p. 251]

Boekbespreking

Offeren aan Mercurius en Minerva, Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren, 1935-1995, Redactie Nop Maas en F.W. Kuyper, 2de herz. druk, Amsterdam, Uitgeverij De Buitenkant, 1995. 235 p., ISBN 905247450. f69,90.

Ook de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren is niet aan het herdenken op papier ontsnapt: bij het twaalfde lustrum moest er een gedenkboek komen. De huidige voorzitter Bubb Kuyper wist Nop Maas voor de kroniek van de jubilerende vereniging te engageren; samen brachten ze bovendien elf portretten van collega's bijeen, meest in de vorm van interviews, die ze voor het grootste gedeelte zelf voor deze gelegenheid afnamen. En daarmee kregen de leden en alle andere Nederlandse vrienden van het boek een kijkje in de keuken van de Nederlandse antiquarenwereld, gezien door de ogen van oude rotten in het vak, vanaf Paul Valkema Blouw, via Simon Emmering, Max en Nico Israel (de eerste met puntjes), Emmy en Bob de Graaf, Max Schuhmacher, Frits Knuf (die het hield bij een zelfportret), Anton Gerits, Edgar Franco en Bert Hagen tot Ans van Pagée.

‘Antiquaren zijn individualisten. Een vereniging van individualisten heeft iets paradoxaals’... zo schrijft Maas aan het slot van de ‘Kroniek’ van de vereniging. En inderdaad, wie de kroniek nog eens doorneemt, verbaast zich over de vele aanzetten tot kleine en grote initiatieven, die eindigden in een wiegendood of - eerder al - tijdens de zwangerschap. Wie naar de oorzaak zoekt, komt uiteindelijk toch terecht bij datzelfde individualisme, al moet het vaak tussen de regels door worden gelezen. Zonder de namen van de mensen erbij in te vullen blijft deze geschiedenis, gebaseerd op de notulen, een nogal dor verhaal.

Wat vooral gemist wordt, is een levensschets van de oprichter van de vereniging, de kleurrijke Menno Hertzberger. Maar dat viel duidelijk buiten de gekozen opzet. Zodat de nieuwsgierige lezer alleen maar aan de hand van het register bijeen kan lezen wat er over hem gezegd is zonder dat het beeld echt scherp wordt. Want bijna geen van de ondervraagden ontsnapt aan een herinnering aan deze individualist bij uitstek die in 1935, op het dieptepunt van de markt voor het antiquarische boek, het initiatief nam voor de jubilerende vereniging. Terecht zegt Maas in zijn verantwoording dat hij zich richt op de

illustratie

belangrijkste feiten, zich beperkend tot de archiefstukken. De geschiedschrijver begint daarna. Immers, waarom koos Hertzberger juist dit tijdsgewricht? Dat vraagt om commentaar, zoals ook de fameuze ballotageregeling best een bespreking verdiende. Nu staat er alleen met de droogheid van de notulist: ‘men regelde de ballotage’.

De hoofdmoot van het boek vormen de portretten, zoals gezegd gebaseerd op interviews; stuk voor stuk interessant, zeker als men de geportretteerde kent. Daar staan ze op een rij: de mannen die het oude boek als eerste vaste spijs na de moedermelk kregen: Simon Emmering en de beide Israels; de anderen die vooral gemeen hebben dat ze min of meer bij toeval in de wereld van het boek verzeild raakten. Je leest de interviews, zoals je in een familiealbum kijkt, zelf invullend wat buiten de lens viel, hier: wat de geportretteerde niet wilde zeggen. Dat maakt de lectuur alleen maar aardiger.

De thema's die in de gesprekken worden aangesneden, lopen nogal uiteen. Toch zijn wel enkele algemene punten te noemen. Steeds volgt het verhaal hoe ze in het vak terecht kwamen. Bij de joodse handelaren natuurlijk ook de dramatische breuk als gevolg van de oorlog. Bij de nieuwkomers in het vak de klim naar boven, soms via een eigen winkeltje, dat uitgroeide tot een respectabele zaak, soms via de leerschool van een ander antiquariaat. Steeds komt dan ook de specialisering aan de orde. Natuurlijk komen de veranderingen in het vak daarbij ook ter sprake, met hier en daar de karakterisering van een bekende klant of de typering van een veiling. En tenslotte de visie op het vak nu en in de toekomst.

Ik ga de schetsen hier niet stuk voor stuk bespreken. Dat doe je buiten de familie ook niet met familiefoto's. Er zijn misschien wel een paar algemene vragen te stellen. De oorlog is een enorme breuk geweest in de geschiedenis van het antiquariaat, de barbaarse

[pagina 252]
[p. 252]

plundering van de joodse zaken, het wegvallen van de internationale markt en de geldontwaarding. Het Nederlandse antiquariaat komt daar - zo lijkt het - vrij gauw over heen, al is het persoonlijk leed voor velen gebleven. Tegelijk valt in dit boek op dat er naast de overlevenden zo veel nieuwkomers in het vak opstonden. De vraag is dan natuurlijk in hoeverre die werkelijk nieuwe wegen insloegen. Daar komt de lezer minder gemakkelijk achter, zoals ook de wisselwerking met de boekverkopers van het tweede plan vrijwel onbesproken blijft. Een heel ander aspect zijn de veranderde internationale verhoudingen. Het Nederlands antiquariaat heeft na de oorlog opnieuw de weg naar het buitenland gevonden, voor de inkoop en voor de verkoop; sommigen wisten zich op hun specifieke vakgebied zelfs tot alom erkende specialisten op te werken. Hoe dit nogal gecompliceerde proces in zijn werk is gegaan, wordt eigenlijk alleen in het stuk over Nico Israel wat duidelijker.

Dit boek is dus niet een geschiedenis van het Nederlands antiquariaat. Maar het is er wel een bron van inspiratie voor. De samenstellers wilden een retrospective en een tijdsbeeld. Dat is ze gelukt.

Voordat de jubilerende vereniging 100 jaar wordt, moet die geschiedenis wel geschreven worden. Als de bouwstoffen er dan nog zijn! Maar dat moet lukken in een land waar zo'n voortreffelijk instituut als de Bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels bestaat.

Laat ik tot slot nog zeggen dat de bundel door Uitgeverij De Buitenkant tot een echt boek gemaakt is, al had die kritischer moeten letten op het aangeleverde fotomateriaal. Goed papier, een stemmige linnen band en een mooi omslag, compleet met een leeslint. Misschien is het wat te chique. De gekoesterde deftigheid van de Vereeniging straalt ervan af.

P.F.J. Obbema


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Offeren aan Mercurius en Minerva. Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren 1935-1995


auteurs

  • Pieter Obbema