Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Boekenwereld. Jaargang 30 (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 30
Afbeelding van De Boekenwereld. Jaargang 30Toon afbeelding van titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 30

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.24 MB)

Scans (419.13 MB)

ebook (34.62 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Boekenwereld. Jaargang 30

(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

Nieuws

In memoriam Kees Gnirrep

In de vroege ochtend van donderdag 24 april overleed Kees Gnirrep, oud-conservator Zeldzame en Kostbare Werken van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, op de leeftijd van 73 jaar. Hij begon zijn loopbaan in het befaamde antiquariaat en veilinghuis van Menno Hertzberger. Hij werkte er samen met zijn goede vriend Bram Schuytvlot, met wie hij op de middelbare school had gezeten. In maart 1973 trad hij in dienst van de UBAT waar zijn ervaring uit het antiquariaat goed van pas kwam op de afdeling Zeldzame en Kostbare Werken. Van 1981 tot 1990 was hij ‘custos’ van de Bibliotheek van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (KNMG). Van 1990 tot aan zijn vervroegde pensionering in 2003 stond hij aan het hoofd van de afdeling ZKW. Hij vormde er een onafscheidelijk duo met Bram Schuytvlot (1942-2005), die ook in de UBA was gaan werken.



illustratie
Kees Gnirrep (links) en de verzamelaar Joop Witteveen. Gala van het Kookboek, 18 januari 2013. Foto Monique Kooijmans, Universiteitsbibliotheek Amsterdam.


Kees Gnirrep heeft zich als conservator ZKW onvermoeibaar ingezet voor het online toegankelijk maken van oude drukken. Hij streefde ernaar de gespecialiseerde kennis die bij het beschrijven van oude drukken ontstaat beschikbaar te maken voor de onderzoeker die ze gebruikt. Hij had een diepgaande kennis van het oude boek en de cultuurgeschiedenis in het algemeen. En hij had een fabelachtig geheugen.

Samen met hoofdconservatoren Ton Croiset van Uchelen en Piet Visser wist hij vele bijzondere aanwinsten te verwerven voor de bibliotheek, van onbekende almanakjes, prijsbanden en schrijfboeken tot absolute topstukken. Hij schreef artikelen over een breed scala van onderwerpen, bijvoorbeeld over de inkleurder Dirk Jansz van Santen en de boekbinder Albert Magnus.

Zijn kennis over de collecties van de bibliotheek was ongeëvenaard en kwam tot uiting in diverse tentoonstellingen en hun begeleidende publicaties. Hij schreef net zo gemakkelijk over de bibliotheek van de Amsterdamse Hortus Botanicus als over stereotypie in de zeventiende-eeuwse bijbeldrukkerij.

Boekbanden hadden zijn bijzondere aandacht. Hij was een van de auteurs van Kneep en binding, het standaardwerk over de terminologie van het boekbinden. Voor zijn onderzoek naar de Amsterdamse Stadsbibliotheek wist hij in de depots alle banden op te diepen die daartoe hadden behoord, compleet met de sporen van de kettingen waaraan ze in de oorspronkelijke librije hadden gelegen. Met engelengeduld reconstrueerde hij de bibliotheek van de Amsterdamse pastoor Jacob Buyck, de eerste particuliere boekerij die in de vroege zeventiende eeuw aan de Stadsbibliotheek werd geschonken.

Kees Gnirrep laat een leemte achter, als boekwetenschapper, als collega en als mens. (Astrid Balsem en Garrelt Verhoeven)

Ter Braak en Slauerhoff

Toen Menno ter Braak in 1940 een einde aan zijn leven maakte, bleef zijn bibliotheek achter bij zijn weduwe. Dertig jaar geleden ging het beheer over naar zijn neef Krijn ter Braak, die de ruim tweeduizend boeken nu overdoet aan de Universiteitsbibliotheek Leiden. Vijftig archiefdozen en de zeemanskist van J. Slauerhoff zijn onlangs in het bezit gekomen van het Letterkundig Museum in Den Haag. Deze collectie, bestaande uit honderden handschriften, brieven en curiosa, werd bijeengebracht door Kees Lekkerkerker, de bezorger van Slauerhoffs Verzameld werk.

Het zijn twee uitzonderlijke gevallen van literaire nalatenschappen die na ruim zeventig jaar consciëntieuze zorg van particulieren overgaan in openbare collecties. Beide zijn goudmijnen voor onderzoekers en liefhebbers. De Slauerhoff-collectie kon en bloc worden aangekocht bij antiquariaat Fokas Holthuis, dankzij de steun van diverse instellingen en fondsen. De financiering van de bibliotheek van Menno ter Braak is nog niet rond en kampt meteen tekort van ongeveer €13.000. De Universiteitsbibliotheek Leiden heeft de mogelijkheid in het leven geroepen om voor een zelf te bepalen bedrag een boek te adopteren uit de boekenkast van Ter Braak. Een boekadoptie wordt door de Belastingdienst beschouwd als gift, zodat deze fiscaal aftrekbaar is. (Nick ter Wal)

De wegen van Cornelis de Bruyn

In het vorige nummer van De Boekenwereld schreef Garrelt Verhoeven over het enige in kleuren gedrukte exemplaar van Cornelis de Bruyns Voyage au Levant (Delft 1700). Volgens hem werd het door de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam verworven op de veiling van de bibliotheek van Otto Schaefer. Op deze veiling heeft de UBA echter op geen enkel boek een bod uitgebracht. Conservator Adriaan Plak heeft mij destijds op persoonlijke titel een commissie gegeven om het te kopen, want de UBA had op dat moment geen middelen beschikbaar. Helaas was het bod van de dappere Plak ontoereikend en heb ik het boek uiteindelijk voor eigen rekening aangekocht. Anderhalf jaar later werd het aangeboden in een van mijn catalogi en toen werd het alsnog aangeschaft door de UBA.

Nico Israel vertelde mij dat hij dit exemplaar in de jaren zestig ook al eens had bezeten en het indertijd vergeefs aan de UBA had aangeboden. Het boek werd toen gekocht door Jacques Vellekoop van het Londense antiquariaat E.Ph. Goldschmidt. Dr. Otto Schaefer uit Schweinfurt (‘de kogellagerkoning’) kon het boek niet laten liggen en nam het op in zijn fantastische verzameling. Aan het bijwonen van de vier veilingen van de collectie Schaefer, eind vorige eeuw, in Londen en New York bewaar ik de beste herinneringen. Zelden zag ik zoveel prachtboeken bij elkaar en ze waren nog te koop ook!

Nog een foutje: in datzelfde nummer van De Boekenwereld schrijft Eva Rovers over de bibliotheek van Boudewijn Buch. Zij heeft het over diens dertien delen van James Cooks Reyze om de Waereld en noemt dat het volledige werk. Deze editie is echter pas compleet in veertien delen, want het indexdeel is onmisbaar. (Sebastiaan S. Hesselink)

Hot Printing census online

Eind 1935 en begin 1936 maakte drukker/kunstenaar Hendrik Werkman een boekje met teksten en prenten onder de titel Hot Printing. Van het boekje - twee prenten en één tekst in een geïllustreerd omslag - zijn maar drie onderling verschillende exemplaren bekend. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag kocht eind vorig jaar via antiquaar André Swertz en met steun van de B.H. Breslauer Foundation in New York het exemplaar van Ate Zuithoff (1912-2009). Behalve het boekje kwamen ook drie losse tekstbladen en zeventien losse prenten (op zestien bladen) in de collectie van de KB.



illustratie
rechts
Hot Printing. Foto Jos Uljee, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.


De titel Hot Printing verwijst naar de jazzmuziek, waarin op basis van vaste uitgangspunten geïmproviseerd wordt. Zo sprong Werkman ook om met zijn prenten:

[pagina 91]
[p. 91]

op basis van een schets maakte hij bijvoorbeeld acht exemplaren, maar bij het afwerken improviseerde hij zodanig dat ze allemaal verschillen: het zijn ‘unica in oplage’. De KB-set is niet alleen compleet, maar ook verrassend fris van kleur. De aankoop is nu als ‘bladerboek’ online geplaatst, wat de mogelijkheid biedt om in te zoomen op alle details. De digitale versie is voorzien van inleidende teksten over de publicatie, de lettertypen, de prenten en de werkwijze van Werkman. De teksten zijn geschreven door Paul van Capelleveen (conservator) en Anneke de Vries (projectleider Werkman-publicatie Groninger Museum). Zie: www.kb.nl/hotprinting.

Daarbij is ook een census gepubliceerd van de nu bekende exemplaren van het boekje en van alle losse prenten. De oplage van die prenten blijkt te variëren tussen de drie en acht exemplaren. Bijzonder is dat nu goed te zien hoe groot de onderlinge verschillen zijn. Het omslag is nooit hetzelfde, maar ook de bekende prent ‘Mannen met hondjes’ laat een enorme variatie zien in het aantal honden: er is een prent met maar één hond, er is er één met drie honden en er zijn er met twee bruine honden of met één zwarte en één bruine hond. (Paul van Capelleveen)

‘Spiegel der Verfkonst’

Begin mei stuitte boekhistoricus Erik Kwakkel in de Franse beeldbank www.e-corpus.org bij toeval op de digitale bladerversie van een Nederlands kleurenboek uit de zeventiende eeuw. Het originele manuscript bevindt zich in de collectie van de Bibliothèque Méjanes in Aix-en-Provence onder de signatuur ms. 1389 (1229). Het handschrift ‘Klaer lightende Spiegel der Verfkonst’ dateert uit 1692 en werd geschreven door de schilder A. Boogert. Hij legt uit hoe je waterverf maakt, in welke verhoudingen pigmenten moeten worden gemengd en hoe je de ‘tonen’ kunt temperen door verdunning met water. Talloze pagina's in het manuscript zijn geïllustreerd met de tonen en verzadigingen van kleuren, die worden aangeduid met hun poëtische oude benamingen.

Opgetogen maakte Kwakkel zijn ontdekking wereldkundig, maar hij was niet de eerste Nederlandse onderzoeker die met het manuscript in aanraking kwam. Vier jaar geleden was het al eens bestudeerd door Truusje Goedings, die een proefschrift voorbereidt over de inkleurders of ‘afzetters’ van kaarten en prenten in de zestiende en zeventiende eeuw. Zij was het boek op het spoor gekomen dankzij een tip van de antiquaar Bas Hesselink, tevens de beoogde uitgever van haar proefschrift.

Goedings heeft zich grondig verdiept in het bijna vierkante boekje van 700 pagina's, dat bijna even dik als breed en hoog is. Boogert schreef volgens haar voor de beginnende inkleurder en veronderstelde geen voorkennis. Het manuscript is een fraaie en authentieke aanvulling op de werkboekjes van vaklieden als de kaarttekenaar en verlichter Jan Dirksz Zoutman, dat ontstond rond 1650 en in een afschrift van 1679 bewaard is gebleven. Boogert stelde een naslagwerk samen met in totaal 2975 verschillende kleurvoorbeelden - veel te veel voor praktisch gebruik, zoals hijzelf ongetwijfeld besefte. De consequent uitgevoerde kleurmonsters zijn in hun hoeveelheid, nauwkeurige weergave en toelichting uniek voor die tijd. In de komende Boekenwereld verschijnt een artikel van Truusje Goedings over dit manuscript, dat van de Republiek verzeild raakte in de Provence. (Sytze van der Veen)



illustratie
Pagina uit het kleuren register van de ‘Spiegel der verfkonst’. Bibliothèque Méjanes, Aix-en-Provence.


Onbekende brieven van Juliana Cornelia de Lannoy ontdekt 04



illustratie
Juliana Cornelia de Lannoy. Prent van Jacob Hou braken naar een schilderij van Niels Rode, 1780. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.


In de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam zijn tijdens een inventarisatie twee onbekende brieven en twee handgeschreven gedichten van de dichteres Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782) ontdekt. Tot nu toe waren er slechts twaalf brieven van haar bekend. De brieven maken deel uit van een collectie portretten en handschriften van Nederlandse auteurs, die in 1971 aan de UvA in bruikleen is gegeven.

De brief van 26 juni 1781 is vermoedelijk gericht aan Rhijnvis Feith (1753-1824), met wie De Lannoy door bemiddeling van Willem Bilderdijk in contact was gekomen. In de brief van 15 februari 1782 bedankt De Lannoy het Haagse dichtkundige genootschap ‘Kunstliefde Spaart Geen Vlyt’ voor de toekenning van de zilveren erepenning voor haar inzending van de jaarlijkse prijsvraag. Het moet één van haar laatste brieven zijn geweest, want twee dagen later overleed zij onverwachts op drieënveertigjarige leeftijd. In een emotionele brief beschrijft haar stiefmoeder hoe vader De Lannoy, binnen een week na het overlijden van zijn dochter, bezweek aan een beroerte. Een verbleekte inktvlek is de stille getuige van dit familiedrama (‘P:S: het ongeluk wil dat door groote onsteltenis de ink[tk]ooker is om gevallen, hetgeen mijn seer leet is, maar ik ben geen mensch weet niette doen, al[le]s is mijn een last.’)

De volledige tekst van de brieven, voorzien van een uitvoerige toelichting, is te vinden in een artikel van Lesley Monfils in het laatste nummer van het tijdschrift Het Bilderdijk-Museum 30 (2013). Op de Facebookpagina van de gelijknamige vereniging is één van de brieven afgebeeld. (Lesley Monfils)

Koppermaandagprenten

Het Drukkerijmuseum Meppel heeft twee collecties koppermaandagprenten overgedragen aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. De overdracht vond plaats in het Meppeler museum op 22 mei. Koppermaandag, de maandag na Driekoningen (6 januari), was vanouds een luier- en feestdag (‘kopperen’ is smullen, drinken en feestvieren). Werklieden uit allerlei ambachten gingen op koppermaandag langs de deur met een gezongen of voorgedragen nieuwjaarswens, in ruil voor een fooi. De mensen van het drukkersgilde lieten hun goede wensen vergezeld gaan van een fraaie rijmprent, de koppermaandagprent. Deze typografische traditie wordt tot op de dag van vandaag in ere gehouden.

Van de beide geschonken collecties bestaat de eerste uit tien negentiendeeeuwse prenten, die nog ontbraken in de verzameling van de Bijzondere Collecties. De oudste, een prent van de gezellen van Boekdrukkerij M. Westerman te Amsterdam, dateert van 1826. De tweede collectie bestaat uit 68 koppermaandagprenten die vanaf 1949 door Drentse (na een fusie ook Noord-Overijsselse) grafische bedrijven zijn gemaakt. De prenten maken zichtbaar hoe de grafische industrie zich sinds de Tweede Wereldoorlog technisch heeft ontwikkeld. Drentse en Overijsselse kunstenaars, dichters en vormgevers werkten mee aan de totstandkoming van deze prenten, onder wie de kunstenaars Stien Eelsingh en Toon Wegner en de dichters Marga Kool en Roel Reyntjes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Astrid C. Balsem

  • Garrelt Verhoeven

  • Nick ter Wal

  • Bas Hesselink

  • Paul van Capelleveen

  • Sytze van der Veen

  • Lesley Monfils

  • over Kees Gnirrep

  • over Menno ter Braak

  • over J. Slauerhoff

  • over Cornelis de Bruyn

  • over Juliana Cornelia de Lannoy