Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 1 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 1
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.49 MB)

Scans (322.06 MB)

ebook (7.24 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 1

(1912)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Mededeelingen.

Vereeniging van Nederlandsche bibliothecarissen. -

Den 29 Juni 1912 had te 's Gravenhage de gewone bijeenkomst plaats van de directeuren der groote Nederlandsche bibliotheken. In die vergadering kwam een reeds meermalen geopperd plan tot uitvoering; er werd besloten tot oprichting eener vereeniging, die den naam Vereeniging van Nederlandsche bibliothecarissen zal dragen. Zij heeft ten doel de bespreking en bevordering van gemeenschappelijke bibliotheekbelangen. Hare leden zijn de bestuurders der Koninklijke bibliotheek, der Rijks-universiteitsbibliotheken, der Gemeente-universiteitsbibliotheek te Amsterdam en der Technische hoogeschool. Deze leden kun nen, mits met algemeene stemmen, anderen die tot de Nederlandsche bibliotheken in betrekking staan, tot het lidmaatschap uitnoodigen. Na voorloopige vaststelling der Statuten werd op voorstel van den voorzitter met algemeene stemmen besloten, de Koninklijke goedkeuring der Statuten en daardoor de erkenning der Vereeniging als rechtspersoon aan te vragen.

Het Nederlandsche taal- en letterkundige Congres, te Antwerpen. -

Voor het eerst was op dit 32e congres eene eigen afdeeling ingesteld voor boekhandel en bibliographie. Op vroegere congressen was aan deze onderwerpen slechts eene plaats gegund in de

[pagina 348]
[p. 348]

eenigszins zonderlinge verbinding van tooneel en boekhandel. Nu zaten in het hoofdcomiteit mannen als Em. de Bom en Victor dela Montagne, de stichters van het Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen, en het sprak dus haast van zelf dat er eene zelfstandige plaats aan werd toegekend. Een practisch bezwaar brengt de toenemende splitsing in afdeelingen wel mede. De congresbezoeker kan toch niet overal tegelijk zijn, en uit den aard der zaak trekken dan taal en letteren meer aan, dan bibliographie en boekhandel. De ligging der zalen, waarin deze beide afdeelingen vergaderden, maakte dit bezwaar nog grooter; door een kleinere zaal voor de boek-afdeeling bestemd, bereikte men de groote feestzaal van het Kunstverbond, waar de letteren behandeld zouden worden; maar daar sommige sprekers over bibliotheken lichtbeelden te vertoonen hadden, waarvoor de kleine zaal ongeschikt was, ruilden de beide afdeelingen al dadelijk van plaats, en werd de groote zaal voor de boekenvrienden bestemd. Het gevolg was dat de meesten in de kleine lichte zaal bleven, en slechts weinigen zich in de duistere groote ruimte daarachter verzamelden, waar in den namiddag van 26 Augustus de voorzitter Em. de Bom de eerste vergadering van de bibliographische afdeeling opende. We kunnen niet beter doen dan de beschrijving hier en ook verder ontleenen aan het voortreffelijke verslag dat de Nieuwe Rotterdamsche Courant, dank zij hare ijverige Antwerpsche correspondenten, er geregeld van gaf.

‘Aan het bureau zaten als presidenten de heer Emm. de Bom, bibliothecaris der Hoofdbibliotheek te Antwerpen, en de heer dr. C.P. Burger, bibliothecaris der Universiteitsbibliotheek; terwijl de afgevaardigde van de Vereeniging van den Boekhandel de heer Allert de Lange, verzocht werd op het podium plaats te nemen. In de zaal bemerkte men de bekende Vlaamsche koppen van Victor Dela Montagne en van prof. Willem de Vreese, den Gentschen bibliothecaris. Ook de Haagsche en de Brusselsche boekerijen waren vertegenwoordigd. Het leek wel een kleine bibliotheekdag te zullen worden.

De heer de Bom leidde de vergadering in met beschouwingen over het programma dat in deze afdeeling zou behandeld worden. Er is pas gezegd geworden dat oorlogen noch wetten een volk scheppen, maar dat een boek dat wel vermag. Zoo heeft de Leeuw van Vlaanderen onze vaders en onszelf ook tot Vlamingen gemaakt. Nu mag wel even betoond worden welke beteekenis onze openbare bibliotheken voor de ontwikkeling der Nederlandsche cultuur hebben. Sedert het ontstaan van het Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen, dat acht jaren beleefde, en onlangs opgevolgd werd door het Boek, terwijl de Boekzaal op voortreffelijke wijze de beweging voor openbare leeszalen en bibliotheken leidt, is daar wel in beperkten kring meer de aandacht aan geschonken.

Maar niet zoo heel velen zijn genoegzaam doordrongen van de beteekenis der bibliotheken uit een nationaal standpunt. Van overheidswege evenmin als van publieke zijde wordt dit genoegzaam begrepen. De Vlaamsche hoogeschool die wij eischen - wij zingen het luid genoeg - bezitten we feitelijk reeds in onze bibliotheken.

De heer L. Simons kwam vervolgens aan't woord over ‘Goedkoope boeken en hun verspreiding’. In 1904 had hij op het congres te Deventer de uitgevers van Nederland opgepord om ons een uitgave te bezorgen zooals ons uit het buitenland prachtige voorbeelden bekend zijn. Nu mocht Simons wel met eenige rechtmatige tevredenheid op het door hem geleverde terugzien: In Juni 1905 verscheen zijn eerste boek. Welnu op heden werden 1 millioen boekdeelen in de landen van Dietsche tale verspreid!

De heer Simons vertelde leuk hoe dat alles in zijn werk was gegaan. De voorzitter sprak hem namens de aanwezigen dan ook zijn bewondering uit voor het geleverde kranige stuk werk, waarvan op congressen wel vaak de wenschelijkheid uitgesproken was geworden, maar waarvoor Simons dan toch eigenlijk ‘the man who does’ is gebleken. En devergadering stemde daar hartelijk mede in.

Alleen de heeren van Stockum en A. de Lange hadden eenige randaanmerkingen van technisch-uitgeversstandpunt te maken: zij hielden, ondanks het medegedeelde, vol dat commercieel een onderneming als deze niet slagen kan, wat niet wegnam dat beide heeren geenszins het door de energie van Simons tot stand gebrachte wenschten te onderschatten.

Dr. H.E. Greve hield daarna een uitste-

[pagina 349]
[p. 349]

kende voordracht over de beweging voor leeszalen en bibliotheken. Met lichtbeelden naar de voornaamste public libraries in Amerika en Engeland en vooral naar die uit Nederland, verluchtte hij op aangename wijze zijn mededeelingen, die bijzonder in den smaak vielen.

Beurtelings kregen wij kijkjes op de leeszalen te Dordrecht, Groningen, Leeuwarden, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Hilversum, Leiden, Zutphen, Sneek, Alkmaar, Apeldoorn en Appingedam - dit laatste allerkeurigst.

Het is zeer te wenschen, dat dr. Greve moge bereid gevonden worden om ook buiten den kring der congresgangers zijn leerzame en ópwekkende rede te herhalen.’

Den volgenden namiddag, 27 Aug., zou de vergadering weer in de duistere groote zaal beginnen, maar het lichtere voorvertrek, waar Carel Scharten over letterkundige kritiek zou spreken, had voor velen een zoo groote aantrekkelijkheid, dat eenstemmig besloten werd, gezamenlijk eerst de vergadering der letterkundige afdeeling bij te wonen. En niemand heeft dit zeker betreurd; wat ons daar geboden werd, een voordracht van Mevrouw Boldingh-Goemans over het lezen van gedichten, daarna de rede van Scharten met het debat dat er op volgde, was een hoog genot.

‘Na die kostelijke verpoozing - het hoogtepunt ongetwijfeld van dit congres - zijn de boekmenschen wederom in de groote zaal bijeengekomen, en ditmaal vrij talrijk, dank zij de welwillende opwekking van den president der 2de afdeeling, den voortreffelijken Frans van Cuyck, die volk te veel had in zijn zaal, en die er gaarne een weinig aan de berooide 3de af wou staan.

Zoo kon dr. Wagemans een met belangwekkende lichtbeelden verluchte voordracht houden over de schatten der Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Die schatten waren vele, en die lezing rekte zich dan ook een weinig buiten de gegeven tijdgrenzen. Ons werden getoond de oude prinselijke gebouwen die oorspronkelijk de handschriften der Bourgondische bibliotheek bewaarden; daarna munten en penningen, prenten en miniaturen, waaronder die van de Heures de Hennessy groote bewondering verdienden. Verheugend mocht de mededeeling van den heer Wagemans, ambtenaar ter Koninklijke Bibliotheek heeten, dat er te Brussel niet alleen - zooals men ongeveer wel wist - kostelijke dingen bewaard worden: oude exemplaren van Anna Bijns bijv., en de oudste gedateerde prent - maar dat door het tegenwoordig beheer de verklaring werd afgelegd, dat men zich voortaan tegenover de Nederlandsche wetenschappelijke literatuur rechtvaardiger zou trachten te toonen dan dit in verleden dagen altijd het geval is geweest, en vooral dat aan ieder uitgesproken verlangen in die richting met groote bereidwilligheid zou tegemoet worden gekomen.’

De derde vergadering 28 Aug. werd bij daglicht in de kleine zaal gehouden, en kon op tijd, met een klein maar toch voldoend aantal leden geopend worden. ‘Nadat dr. Burger, de voorzitter, er belangrijk over de Nederlandsche bibliotheken en haar schatten had gesproken, en ten slotte den wensch uitgedrukt, dat het verkeer tusschen Noorden Zuid-Nederlandsche bibliotheken langs om meer drukker zou worden, een stambelang van inderdaad dieper beteekenis dan oppervlakkig schijnt, en de wenschelijkheid had uitgesproken dat het porto voor brieven en pakjes ten behoeve van bibliotheken en archieven uit beide rijken zou worden verlaagd: nadat hij de beteekenis van de Gentsche universiteitsbibliotheek voor Noord-Nederland ook even had belicht, en zich in een hartelijk applaus van de aanwezigen had mogen verheugen, vertelde de heer Smeding, directeur van den Nederlandschen Boekhandel, zijn boekhandelaars-herinneringen. Het waren echte mémoires, af en toe gestijfd met een paar cijfers. maar alles behalve dor, en opgevroolijkt door brieven van klanten, waaronder er een is die wel de moeite waard is om hier onder oogen gebracht te worden. De heer Smeding ontving n.l. pas uit een klein plaatsje van Brabant den volgenden brief, die teekenachtig is ook voor ons oubollige Vlaamsche ras:

Mijnheer, Ik ben zeer tevreden van het boekje welke gij mij gezonden hebt maar het is niet het boek welke ik u gevraagd heb gij mogt denzelvden sturen bij een mijner vrienden waarvan ik u hier in tembers de onkosten betaal adres (....)

Zie hier welk boek ik u over 2 maanden

[pagina 350]
[p. 350]

gevraagd heb voor een mijner vrienden het zou moeten een boek zijn om vrouw en kinderen stipt te doen gehoorzamen en ook om terzelver thijd de grootste vriendschap in de familie te behouden en nog om met de gebuurie en met alle andere persoonen in vriendschap te leven, maar ook om hen altijd op afstand te houden. Nu ga ik u juist zeggen waar voor het boek is een mijner vrienden heeft een zeer koppigevrouw voor een niet is zij kwaad dan loopt zij buiten en maakt lawijd in overvloed zij heeft ingeheel nooit geene opvoeding gehadt en integendeel haar man is een zeer deftige vent welke van 's morgens tot 's avonds weg is naar zijn werk dus sturt mij een boek welke best past voor zulke vrouwen, gij hebt mij nogthans over 2 maanden geschreven dat gij zulke boeken bezit aan den prijs van 50 centiemen en heb uwe kaart nog liggen, indien een ander boek welke soms zou beter geschikt zijn eenig centiemen zou meer kosten dat is niets ik zal u dat geld aanstons opzenden.’

Wat de spreker over den verkoop van Vlaamsche boeken in België in de laatste 20 jaren meedeelde, is van het allerhoogste belang. Er blijkt uit ‘dat de burgerij nog wel degelijk Vlaamsch voelt en Vlaamsch koopt, al ligt er hier en daar een Fransch vernisje over heen.’

In deze vergadering kwamen enkele onderwerpen ter sprake, die verdienen dat er nog wel eens op teruggekomen wordt. Zoo o.a. de wenschelijkheid van het opnemen van de Nederlandsche uitgaven in België in de Nederlandsche boekenlijsten, de vraag of ook na de aanneming van de nieuwe auteurswet en de daaruit voortvloeiende afschaffing der plichtexemplaren niet gezorgd zou kunnen worden dat van elke uitgaaf een exemplaar bewaard blijft, en de wenschelijkheid van de verlaging van briefport tusschen Noord- en Zuid-Nederland.

Enkele uitgesproken wenschen zouden nog aan de algemeene congresvergadering worden overgebracht, maar zooals dat veelal met zulke afdeelingswenschen gaat, zal niemand zich die wel meer aantrekken, nu het congres, na eenige dagen van opgewekt bijeenzijn, weer gescheiden is.

Intusschen mogen de oprichters van de bibliografische afdeeling, ondanks de niet talrijke deelneming aan de vergaderingen, wel op een succes wijzen: niet alleen waren de bijeenkomsten gezellig en de meedeelingen belangrijk, maar de beteekenis van het boekenvak voor de Nederlandsche cultuur is officieel zoowel als practisch in het licht gesteld.

 

Een bibliothecaris tot doctor honoris causa gepromoveerd. - Uit België komt ons het bericht toe, dat de Heer R. vanden Berghe, ‘conservateur en chef’ van de Gentsche Bibliotheek, door de Universiteit aldaar, op voorstel der literarische faculteit, tot doctor honoris causa is gepromoveerd. Hier te lande gaat dat altijd met eenige plechtigheid gepaard; de ‘eere-promotie’ geschiedt in 't openbaar; in België, waar men er anders nog al een handje van heeft uiterlijk vertoon in elkaar te zetten, komt alles neer op een besluit van den academischen Senaat, zonder meer. Het is ons daarom een dubbel genoegen hier een plaats te kunnen inruimen aan de korte rede, waarmede Prof. Louis de la Vallée Poussin, praeses der literarische faculteit, dit voorstel in den Academischen Senaat aanhangig maakte; hij sprak namelijk als volgt:

‘M. R. van den Berghe venait d'être promu à la dignité de conservateur en chef de la Bibliothèque. Nous voulûmes, en cette occasion, lui montrer de quelle estime la Faculté de Philosophie et Lettres entourait ses travaux et quel souvenir nous gardions de tant de services rendus à chacun, en le faissant un peu plus des nôtres par les honneurs d'un doctorat. - De même nos aînés s'étaient honorés en établissant un lien spécial entre la Fac. de Ph. & L. et M.F. vander Haeghen.

Nous pensions qu'il appartenait aux Facultés et non pas au Conseil académique, de délibérer sur semblable objet: on ne voit pas que les ‘scientistes’ soient bien placés pour apprécier les mérites d'un historien, ou que, réciproquement, les philosophes, bien qu'ils sachent tout, puissent connaître des géologues. Mais nous nous réjouissons que l'hommage soit plus solennel, doive la modestie de M. Van den Berghe en souffrir, - car il est véritablement modeste -. Les dieux, en effet, l'ont orné des vertus et des talents qui sont comme exclusifs de l'ambition et du

[pagina 351]
[p. 351]

succès, mais qui font l'excellent bibliothécaire.

‘L'activité, l'érudition, l'exactitude que M.v.d.B. a mises au service de la Bibliotheca Belgica, de la bibliographie érasmienne - que M. Léopold Delisle croyait “infaisable” - de la bibliographie lipsienne, ce labeur persévérant et industrieux a été mieux payé qu'on ne pourrait le croire, non pas certes en rubans, mais en solide réputation auprès des hommes qui comptent. M.F. vander Haeghen est assez généreux et d'ailleurs assez illustre pour qu'on dise librement ce que les initiés savent: Dans l'oeuvre vraiment nationale et capitale qui porte le nom de notre grand érudit et grand bienfaiteur M.F. Vander Haeghen, une part considérable est dûe au patient génie de M. Vanden Berghe. - M. Vanden Berghe est célèbre rue de Richelieu ou chez les Bollandistes. Mais nous serions coupables à ne pas désirer qu'il soit apprécié ailleurs.

Cependant il a longtemps porté le fardeau de la besogne quotidienne de la Bibliothèque, toute sa part, ou plus que sa part, de ce fardeau. Pouvons-nous faire peu de cas de ce labeur obscur, souvent aussi difficile, et toujours plus ingrat, que celui de l'enseignement?

L'érudition de M. Van den Berghe égale sa complaisance. J'ai pu abuser de l'une et de l'autre, si insolite que soient les questions dont je m'occupe. Mes collègues, humanistes, médiévistes, philologues, plus souvent que moi, ont trouvé dans le moine du fossé d'Othon un précieux collaborateur.

Il est juste que M. Van den Berghe soit docteur honoris causa de l'Université de Gand, étant trés savant et très bon; et je ne doute pas que vos suffrages unanimes ne ratifient la proposition que j'ai l'honneur de faire au Conseil au nom de la Faculté de Phil. & Lettres.’

Bij acclamatie werd daarop het voorstel aanvaard; maar eerst bij de plechtige opening van den nieuwen academischen cursus, den 22sten October l.l. werd het verleende doctoraat openbaar afgekondigd. De redactie van ons tijdschrift biedt den heer Van den Berghe, wiens verdienste in het buitenland, althans in Holland, niet zoo onbekend zijn als men in België schijnt te meenen, haar hartelijke gelukwenschen aan.

 

Mevrouw Bosboom-Toussaint en Hendrik Conscience. - De catalogi der ter herdenking van het eeuwfeest der geboorte van deze beide groote Nederlandsche auteurs gehouden tentoonstellingen, vormen waardevolle bijdragen tot eene bibliografie van hunne werken. De grondslag van de Bosboom-Toussaint-tentoonstelling werd gevormd door de verzameling van Dr. Johannes Dyserinck, die zelf helaas niet meer in de gelegenheid is geweest, den bezoekers de door zijne zorgen bijeengebrachte schatten te toonen. De catalogus is zorgvuldig bewerkt door den heer G.A. Evers, verbonden aan de Utrechtsche Universiteits-Bibliotheek, waar de tentoonstelling werd gehouden. Deze voegde uit verschillende openbare en particuliere bibliotheken aan de verzameling-Dyserinck tal van geschriften, portretten en platen toe, welke voor de kennis der schrijfster en van haar werken van belang mogen worden geacht. De door den heer Evers samengestelde chronologische lijst van de werken van Mevrouw Bosboom-Toussaint is, voor zooverre wij konden nagaan, volledig, die van de geschriften over haar en hare werken zal niet licht met iets belangrijks kunnen worden aangevuld.

De Conscience-tentoonstelling is te danken aan den bibliothecaris der Stedelijke Hoofdbibliotheek, te Antwerpen, den heer Emmanuel de Bom, die ook den catalogus verzorgde en dit natuurlijk op voortreffelijke wijze. Met het tentoongestelde was hij, daar het hoofdzakelijk behoorde tot de onder zijn beheer staande boekerij, volkomen vertrouwd en zoo vindt men dan hier Conscience's werken in de verschillende uitgaven nauwkeurig beschreven en van belangrijke aanteekeningen voorzien. Van groote waarde voor de geschiedenis van het ontstaan van Conscience's werken is de lijst van de door hem daarvoor gebruikte bronnen. Het zou zeker de moeite loonen eene dergelijke lijst samen te stellen voor de werken van Mevrouw Bosboom-Toussaint, die meer nog dan Conscience, gewoon was ernstige vóórstudiën te maken, vóór zij aan de samenstelling van hare historische romans begon.

 

Engelsche bibliotheken. - We vestIgen de aandacht op het eerste gedeelte van een artikel van James Duff Brown in The Library

[pagina 352]
[p. 352]

world van October, getiteld: ‘A British library itinerary’, waarin een begin gemaakt wordt met een korte beschrijving van de bibliotheken in Groot-Brittannië ten behoeve van hen die een studie willen maken van het Britsche bibliotheekwezen. Daar het natuurlijk niet noodig is alle bibliotheken te noemen, wordt over het algemeen elk type slechts één keer beschreven. De rangschikking geschiedt vanuit bepaalde centra als Liverpool, Birmingham, enz. van welke plaatsen uit men dan zijn bibliotheek-reis kan beginnen. Voor hen die weinig tijd hebben is London de aangewezen plaats; nagenoeg elk bibliotheek-type is daar vertegenwoordigd. Als gids daarbij kan dienen L.A. Rye's in 1910 verschenen ‘The libraries of London’ (2 sh. 6).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken