Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 2 (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 2
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.71 MB)

Scans (307.62 MB)

ebook (10.20 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 2

(1913)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

Varia.

De bekendheid van het publiek met onze openbare bibliotheken.

Uit een artikel van J.C. van Dijk in de Dec. afl 1912 van Onze Eeuw, bl. 368: ‘In Engeland is uitgegeven door een anonymus: G.K. Chesterton; a criticism, 1908; ik heb hiervan geen kennis kunnen nemen, daar het in den boekhandel niet meer te verkrijgen was.’

E.W.

Onvindbare boeken.

In het werk van Prof. Meyboom, Clemens Alexandrinus, komen in de voorrede deze woorden voor:

‘Ondanks den steeds wassenden omvang der openbare bibliotheken (en) ondanks de activiteit van den boekhandel... bleek het in vele gevallen onmogelijk eenig drukwerk, waarvan het bestaan buiten quaestie scheen, inderdaad te bemachtigen.’

Ik wilde vragen op welke wijze hieraan te gemoet te komen is. Mij is vroeger ook wel eens overkomen, dat uitgaven niet door den boekhandel of bibliotheken te krijgen waren.

L.C.K.

Boekschoon.

De aandacht vestig ik op Nederland's herstel in 1813 door Tiddo Folmer (Baarn, J.F. van de Ven), om de wijze waarop de portretten van allerlei formaat en verhouding, door onderscheidene omlijningen op gelijke spiegelgrootte (20 bij 31 aug.) gebracht zijn. De drukker van dit boekje, dat overigens technisch van geen beteekenis is, wordt niet genoemd.

J.W.E.

‘Letterkundige namaak’ of ‘letterkundig bedrog’?

De Tijdspiegel gaf onlangs (najaar 1912)een lezenswaardig artikel van J.W. Muller over ‘letterkundige namaak’, dat we, na onze herhaalde vermelding van de Oera-Linda boek-quaestie niet met stil-zwijgen mogen voorbijgaan. De schrijver behandelt namelijk onder de vele soorten van dezen‘namaak’ ook achtereenvolgens Klaas Kolijn, het Oera-Linda-boek en de Klapper der Calkoens. Hij bemerkte eerst achterna - zie p. 23 van zijn opstel - dat hij hier geheel denzelfden gedachtengang volgde als F. Bezemer Sr. voor enkele jaren onder het opschrift‘Letterkundig bedrog’; zoowel het werkje van Bezemer als onze mededeelingen (Tijdschr. v.b. en b. v 275, vI 94, 237, Het Boek I 188) waren hem ontgaan. Natuurlijk is zijne behandeling weer in vele opzichten verschillend van die van Bezemer; zijne aanwijzing dat de taal van Klaas Kolijn aan ieder die eenigszins met de werkelijke taal onzer voorouders bekend is, onmiddellijk als knoeiwerk herkenbaar is, en dat de zoogenaamde geschiedenis in het Oera-Linda-boek opgeteekend voor elk die van geschiedenis eenig be-grip heeft, onzinnig is, is afdoend.

Maar zijn nu deze boeken voor goed afgemaakt? En heeten ze met recht ‘bedrog’ en ‘namaak’?

Klaas Kolijn verdient zeker beide namen; de plaatsnijder die oude kronieken namaakt om een onnoozel geleerde daarmee geld af te zetten is aan beide wandaden schuldig.

[pagina 144]
[p. 144]

Maar het Oera-Linda-Boek? Om hierin namaak te zien, zou men iets van een model of voorbeeld moeten kunnen aanwijzen. Om het als bedrog te brandmerken zou men de makers en hunne bedoeling moeten kennen. Het wil mij toeschijnen dat hier veeleer een bijzondere aanleg tot schertsende verdichting en een ver gaande liefhebberij om te knutselen elkaar ontmoet hebben, en dat alleen toevallige ongewilde en onvermoede domheid van anderen het nauwelijks verklaarbare effect heeft te weeg gebracht, dat wij kennen. Maar de onthulling die toch wel eens zal komen, kan ons hier eerst juist inlichten.

En eindelijk de Klapper der Calkoens. Hier kan ik noch namaak noch bedrog zien; namaak tenminste alleen wanneer men het geheele genre historischen roman als namaak beschouwt; en bedrog in het geheel niet, of men zou elken romanschrijver voor een bedrieger moeten verklaren. Is van Lennep een bedrieger, omdat voor eenige jaren een Amerikaan naar ons land kwam reizen om de authenthieke bewijzen van zijne afstamming van Ferdinand Huyck op te sporen? Zoo niet, dan mag men ook Steenbergen niet voor een bedrieger uitmaken, eenvoudig omdat Joosting aan zijne ‘ontdekking’ zulk een eigenaardigen vorm gaf. Had deze in plaats van er op eens bedrog-voorbeelden bij te halen, zich beperkt tot de aanwijzing, dat hier een handig ontworpen roman voor een echt historiestuk was aangezien, men zou de Klapper zijn blijven lezen als een geestig opgezet werk van fictie.

B.

Een almanakvoorspelling, die altijd waar is.

Nieuwe Maeren: eenen grooten sal perijckel loopen.

Daer staet hier ende daer inden ghemeynen Almanach datter eenighe groote perijckel sullen loopen, d'welck sijn Persoonen tot staeten verheven; maer my dunckt dat het op elck bladt wel mocht staen, ende dat het altijdt waerachtigh soude bevonden worden.

 
Sietmen blixems ende winden
 
Niet eer treffen en verslinden
 
Scherpe torens tot de lucht,
 
Hooghe boomen, steyle berghen,
 
Die niet eens en sullen terghen
 
Een verworpen leegh' ghehucht?
 
Kleyne daecken, leeghe mueren,
 
Hebben dickmaels konnen dueren,
 
En de stormen weder-staen:
 
Die gheweldighe Paleysen,
 
Boomen, torens menigh-reysen
 
Fellijck hadden doen vergaen.
 
 
 
Hoe ghy hoogher sijt verheven
 
In dit teghen-woordigh leven,
 
Vreest te meer voor ongheval,
 
Vreest soo veel te meer voor vallen:
 
Want de hooghden sijn de ballen
 
Daer den wint mé kaetsen sal.
 
Groot te wesen, hoogh' te woonen
 
Al waert onder Keysers kroonen,
 
Sijn al plaetsen, daer een woort,
 
Een vermoeden, een mis-noeghen
 
Veel van boven nedersloeghen
 
In allenden, over-boort.

Uit den Almanach voor heden en morgen, door P. Croon, Antwerpen 1665 (zie Het Boek I 128).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • L.C. Kloos

  • C.H. Ebbinge Wubben

  • Jan Willem Enschedé

  • C.P. Burger jr.