Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 6 (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 6
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.59 MB)

Scans (324.40 MB)

ebook (10.35 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 6

(1917)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.

Een openbare Fransche leeszaal te 's-Gravenhage. - Het ‘Office Français des PaysBas’, waarvan eenigen tijd geleden de oprichting is vermeld en dat zich voorstelt een nuttig en practisch middel te zijn ter vergemakkelijking en bevordering der intellectueele, artistieke en economische betrekkingen tusschen Holland en Frankrijk, heeft op de Koninginnegracht 17, te 's-Gravenhage, een openbare leeszaal geopend, die voor belangstellenden toegankelijk is van 10 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds, (behalve 's Zondags).

Vrienden van boeken, zoo talrijk in ons land, en allen, die belang stellen in Fransche boeken, wetenschappelijke zoowel als letterkundige werken, vinden daar vereenigd, en kosteloos te hunner beschikking gesteld om er kennis mee te maken of om ze ter plaatse te lezen, boeken van allerlei aard, die onlangs en vóór den oorlog verschenen zijn.

Catalogi van groote Fransche uitgevershuizen worden aangeboden aan degenen, die daarin belang stellen.

De bezoekers kunnen ook kennis maken met dagbladen, tijdschriften, zoowel letterkundige als artistieke en economische, en met geïllustreerde bladen.

De Gemeente-bibliotheek aan het Van Hogendorpsplein te Rotterdam.

1907-II Februari-1917.

Het tienjarig bestaan van de gemeentebibliotheek. Tienjarig? Maar de bibliotheek is toch veel ouder? De haastige lezer schenke zijn aandacht aan het volledige opschrift hierboven en zie niet over het hoofd de woorden: aan het Van Hogendorpsplein. Natuurlijk is de bibliotheek veel ouder dan tien jaar. Dat weet immers iedere Rotterdammer! Of zou er toch misschien een enkele...? Kort en goed: mogen wij even de historie van de gemeentelijke boekerij in een paar woorden voor u ophalen?

In 1604 kwam van leeraren en ouderlingen der Gereformeerde gemeente alhier een verzoek aan de stedelijke regeering om jaarlijks uit de stadskas ƒ 200. - beschikbaar te willen stellen voor oprichting en onderhoud van een publieke bibliotheek. Bij resolutie van 23 Febr. 1604 - merk op dat de bibliotheek dus over enkele dagen haar 313de geboorte-

[pagina 110]
[p. 110]

dag viert en er ook dadelijk uw aandacht op gevestigd moge worden welk een voorname rol de Februari-maand in haar geschiedenis speelt - bij resolutie van 23 Febr. 1604 dan, werd voor het eerste jaar ƒ 400. - toegestaan, voor de vijf volgende jaren ƒ 200. - ‘om metter tijt.... een vermaerde librarie binnen deser stede te crijgen.’ Zij werd aangelegd in een opzettelijk daarvoor ingericht gedeelte der Groote of St. Laurenskerk in het Noorderpand. En de stad blijft voor het onderhoud dezer Bibliotheca Laurentiana, zooals ze heette, zorgen: de stadsrekeningen immers gewagen van het uitbetalen van zekere sommen ‘voor een jaer tractement als voorsanger in de Groote Kerck deser stede en 't waernemen van de bybliotheque'’ (1632) of voor ‘leverantie van boucken op de biblyotheeck’ (1644). Tot 1799 werd door de stad een ‘opziender’ over de librije aangesteld en het schoonhouden betaald. Maar dan komt de scheiding van Kerk en Staat en wordt aan de boekerij - niet gedacht! Vergeten en ongebruikt rust zij onder 't stof in de St. Laurenskerk. En nu volgt een eigenaardige gebeurtenis in de geschiedenis der stedelijke boekenzorg.

Voor de tweede maal begint de stad een bibliotheek aan te leggen en in te richten in de eerste helft der 19deeeuw. Aanleggen, inlichten zijn niet de juiste woorden. Daar ligt te veel opzettelijks in. Ongemerkt, vanzelf, door enkele schenkingen, een enkelen aankoop, vormt zich in het stadhuis, bij, maar vooral ook: ten behoeve van het Archief, een boekerij, waarvan de gemeenteverslagen, door de wet van 1851 in 't leven geroepen, telkens, aanvankelijk met weinige woorden, gewagen.

Zoo lezen we in 't verslag van 1858: ‘Alzoo zich op de charterkamers ten raadhuize bij het archief eene, hoewel niet zeer uitgebreide boekerij bevindt, heeft de commissie haren secretaris eenen catalogus daarvan doen opmaken, waarvan zij u (Burg. en Weth. nl.) zoo spoedig mogelijk een verkort afschrift zal doen geworden. De commissie vertrouwt, dat de pogingen, welke zij zal in het werk stellen om deze boekerij uit te breiden, door u zullen worden ondersteund.’ Inmiddels is Scheffer archivaris geworden. Gelukkig voor de bibliotheek bepaalde zich zijn aandacht niet alleen tot het archief, maar had ook de boekerij zijn oprechte belangstelling. Hij begint - de gemeenteverslagen sinds 1858 getuigen ervan - den weg in te slaan, later door Van Rijn met zooveel doorzettingsvermogen en ten slotte ook met zooveel succes gevolgd: verzamelen wat aan boeken, aan de gemeente toebehoorend, in allerlei takken van dienst verspreid en soms verwaarloosd, aanwezig is. ‘Alzoo op het timmerhuis alhier eene, hoezeer niet zeer uitgebreide, echter kostbare, boekerij aanwezig was, van welker bestaan de commissie (te weten voor 't archief) eerst na het opmaken van den catalogus der boekerij ten raadhuize, waarvan zij in haar vorig verslag melding maakte, kennis bekwam, is die catalogus door den secretaris der commissie omgewerkt en zijn de boeken, op het timmerhuis berustende, daarop ingedeeld. Hoewel het getal der daarop voorkomende werken niet zeer aanzienlijk kan genoemd worden, zal men er echter menig belangrijk werk op vinden, dat elders binnen de gemeente tevergeefs zal worden gezocht en de verzameling is reeds aanzienlijk genoeg om de pogingen te rechtvaardigen, die aangewend zullen worden om ter bevordering van wetenschap en beschaving, eene openbare stedelijkeboe kerij binnen de gemeente te stichten, waarvan het bloeijende en zoo zeer naar vooruitgang strevende Rotterdam onbegrijpelijkerwijs zoo lang verstoken is gebleven en te dien opzigte bij zoo menige minder bloeijende en aanzienlijke stad moet achterstaan.’ (Verslag 1859).

Men ziet het: Scheffer had 't goed voor den geest en zette het eenmaal opgevatte plan met kracht door. In 't volgend jaar weet hij voor de boekerij ten raadhuize ‘eene lang gewenschte doelmatiger bergplaats’ te verkrijgen, waarin ‘de doelmatige, geregelde plaatsing der boekwerken en het aanwezige ameublement het meest gew enschte gemak verschaffen.’ (Verslag 1860).

Hij zal het echter ook ervaren hebben, dat het juichen over goede plaatsing, ruimte en het meest gewenschte gemak, in een groeiende bibliotheek al heel gauw overgaat in een klacht over ruimtegebrek. Want groeien deed de bibliotheek, dank zij mede de zorgen van de elkaar opvolgende archief-commissies, al was haar ontwikkeling dan ook wat eenzijdig, omdat deze altijd geleid werd

[pagina 111]
[p. 111]

‘in de voor het archief gevorderde rigting’ (verslag 1862). Onderdeel van het archief was de librije nu eenmaal, en dat zou zij ook nog langen tijd blijven. Dat blijkt ook weer in het jaar 1863, als ze al weer verhuizen moet naar een ander vertrek in het raadhuis, omdat er voor 't archief ruimte gemaakt moest worden.

Eindelijk wordt het daar ten stadhuize toch te benauwd. 't Archief ging naar Boymans, in 1867. Tweejaar later, 11 Sept. 1869. volgde de bibliotheek. Dan is 't weer eerst al heerlijkheid wat de klok luidt: ruimte, ruimte. Dan zorgt de archivaris-bibliothecaris ook dat hij nu alles bij elkaar krijgt, wat aan de gemeente toebehoort, en wordt de oude, eerste bibliotheek, de Laurentiana, vereenigd met de tweede uit de eerste helft der 19de eeuw. Het boekenbezit wordt, na deze vereeniging, geschat op 30,000 deelen.

Onder Scheffer's leiding nam de verzameling snel in omvang toe. In de annalen van de bibliotheek zal zijn naam altijd met eer en dankbaarheid vermeld dienen te worden. Mag hij dan al niet de stichter der boekerij genoemd worden, haar herschepper en vermeerderaar was hij ongetwijfeld. Scheffer's naam blijft aan de bibliotheek verbonden, evenals die van zijn opvolger: G. van Rijn. Opvolger is 't juiste woord niet. Want men bedenke: nog altijd stond de boekerij onder 't beheer van den archivaris, en Van Rijn wordt dan ook in 1890 benoemd niet als bibliothecaris, maar als ‘ambtenaar, meer speciaal met de bibliotheek belast’. Van Rijn's aanstelling hing samen - hijzelf herhaalt het in het bibliotheekverslag van 1908 - met een besluit, door den raad genomen, waarbij de bibliotheek Dinsdags en Zaterdags, van II uur 's morgens tot 3 uur 's middags, voor het publiek werd opengesteld. Die opening had, nu juist 26 jaar geleden, officieel plaats op 10 Februari 1891, en het resultaat was, dat het bezoek het eerste jaar van een paar honderd tot 3265 personen steeg.

Bleek het bij deze eerste ruimere openstelling, dat er wel neiging tot lezen bestond, de beperking tot twee dagen had op het bezoek op den duur een nadeeligen invloed. Zij, die onverrichter zake moesten heengaan, omdat zij op de gesloten dagen kwamen, zag men van lieverlede ook op de open dagen niet meer. Het niet groote bedrag, tot aankoop van boeken bestemd, liet zelden toe, nadat de uitgaven voor de archiefafdeeling daaruit waren bestreden, voor de bibliotheek iets nieuws aan te schaffen, zoodat zij alleen door geschenken werd uitgebreid. Bovendien werd nog in 1900, bij het overbrengen van het archief naar een afzonderlijk gehouw in de Mathenesserlaan, een groot deel der meest gebruikte boeken uit de bibliotheek weggenomen. Wel dienden in 1902 een aantal bezoekers een verzoekschrift in bij den gemeenteraad om terugbrenging der met name genoemde werken, die in een bibliotheek niet gemist konden worden en besloot de raad ƒ 1000 toe te staan tot aankoop van andere exemplaren der bedoelde boeken, maar deze som was op verre na niet toereikend om daarmede ook maar het meest noodige terug te bekomen.

Het jaar 1902 bracht een hoogst gewenschten keer in de nog altijd te geringe gelegenheid tot gebruik maken van de bibliotheek voor Rotterdam's bevolking, daar er in de gemeenteraadszitting van 27 Februari 1902 - men merke op dat er voor de derde maal nu al sprake is van de maand Februari - besloten werd tot het dagelijks openstellen, óók op den Zondag. Toen nog gevestigd in het Museum Boymans, bleef de tijd voor het bezoek echter beperkt tot vooren namiddag, daar het hebben van kunstlicht, om het brandgevaar voor de kunstschatten, verboden was en daarmede van zelf de openstelling gedurende de avonduren.

Alleen de cijfers geven reeds een antwoord op de vraag of er reden voor die dagelijksche openstelling was. Werden er toch in 1901 slechts 817 boeken uitgeleend, over de maanden Juni tot December van 1902 bedroeg dit in ronde cijfers: 9000; in het jaar 1903: 34.000; in 1904: 39.000 en in 1905: 40.000.

Zooveel belangstelling wettigde de begeerte naar een afzonderlijk gebouw, ingericht op den voet der openbare bibliotheken in het buitenland.

Weer is het Februari - nu van het jaar 1905 - als Burg. en Weth. het advies van de archiefcommissie inwinnen, om den Raad in overweging te geven, het vroegere schoolgebouw aan het Van Hogendorpsplein te

[pagina 112]
[p. 112]

verbouwen tot bibliotheek. De commissie betuigt haar instemming en kan er zich ook mee vereenigen, dat de commissie van 't onderwijs dan het beheer zal overnemen. De Raad vereenigt zich met het voorstel van het Dagelijksch Bestuur, de verbouwing wordt aanbesteed, de band met het archief in den loop van 1906 verbroken, de zorg voor de boekerij overgedragen aan de commissie voor 't openbaar onderwijs - dat duurt tot 1910; dan komt de bibliotheek onder het beheer van een eigen commissie, gedeeltelijk uit raadsleden, gedeeltelijk uit leden uit de burgerij bestaande - en de adjunct-commies van Rijn met het beheer belast tot de zaken definitief zullen zijn geregeld. Eind 1906 volgt Van Rijn's aanstelling tot bibliothecaris en eindelijk - we zijn bij ons uitgangspunt terug - op 11 Februari 1907 wordt de bibliotheek aan het Van Hogendorpsplein voor het publiek geopend.

En nu volgen jaren van zoo'n ongedachten bloei, dat zelfs een idealist als Van Rijn moest verklaren ‘meer dan ik had durven wenschen is geschied,’ dat ook het nieuwe gebouw weldra al weer te klein bleek om in de dagelijks wassende behoeften te voorzien en 't van Van Rijn voor de tweede maal gevraagd zou worden zijn aandacht te wijden aan den opzet van een nu gansch nieuw te bouwen en naar alle eischen die een moderne boekerij moeten en mogen worden gesteld, in te richten gebouw.

Die opdracht heeft hij volvoerd en plannen nog gezien. Maar de nieuwe bibliotheek zelf zou hij niet meer mogen aanschouwen. Nu, bijna vijf jaar na zijn dood, is er nog pas van een begin van uitvoering sprake van den bouw, dien hij reeds als noodzakelijk kenmerkte. Een noodzakelijkheid trouwens waarvan ieder overtuigd is die de centrale bibliotheek kent, gehuisvest in een gebouw de stad Rotterdam onwaardig. Hoe lang zal die ellendige oorlog onze gemeente nog verstoken doen blijven van de nieuwe, groot gedachte en zoo dringend noodige bibliotheek aan deNieuwe Markt? Wanneer zal de haast historisch geworden leege plek aan de Gedempte Botersloot verdwenen zijn en de in onvergankelijke stof gehouwen kop van Van Rijn, in de voorhal van het monumentum aere perennius waken over de inrichting, die, zooals het verslag over 1914 zegt, in haar tegenwoordigen vorm zijn schepping is?

(N. Rott. Cour.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken