dit systeem te verbeteren met de ondervindingen van de heeren Carrière and Hastings, de bouwmeesters van de New York Public Library, en indien de bouwmeester geslaagd zou zijn met zijn schepping, zou in Delft een bibliotheek staan, welke niet afschrikt door rijksmonumentaliteit, waarvan de plaatsing goed, de inrichting voortreffelijk is en welke een ieder zou doen voelen: dit is een inrichting waar op de meest geschikte manier boeken gezocht, gelezen, uitgeleend en bewaard worden. Maar het is anders uitgevallen.
De Centrale Commissie deelt mede in het T.S.T. Maart 1918 een antwoord van den bibliothecaris op klachten over de aanvraagbriefjes en tijdverlies, welk antwoord bevat: ‘De wijze van aanvragen zal vereenvoudigd worden door het ter beschikking stellen in de hal van aanvraagbiljctten van een gewijzigd model’; en ook: ‘Een belangrijke vereenvoudiging is echter bij een groote bibliotheek die noodzakelijk een afgescheiden boekenruimte moet hebben niet te verkrijgen.’ Ik lees in deze laatste woorden de grondoorzaak waardoor de Delftsche bibliotheek er een is geworden zonder ‘free access.’ Iedere bibliotheek heeft een afzonderlijke bergplaats voor kostbare voor nooit gevraagde en voor dubbele exemplaren noodig; echter bedoelt de bibliothecaris dat alle boeken, enkele handboeken uitgezonderd, in de afzonderlijke bergplaats bewaard moeten worden bij een groote bibliotheek.
De New York Public Library heeft in de groote leeszaal 25.000 en in de technologische 65.000 dichter opeen in de bouwkunstige 25.000 etc, totaal 525.000 onmiddellijk grijpbare boeken. De tijdschriften zijn te Delft over drie leeszalen verdeeld; de lezer, welke de Ingenieur, het Gas, en Holdert's Polytechnisch weekblad bijvoorbeeld komt lezen, is genoodzaakt van leeskamer 1 naar 2 en naar 3 te gaan (in den regel is 2 gesloten). De meeste onderdeden van de technische wetenschap hangen onderling samen waardoor de eenig goede oplossing hierin is gelegen, dat voor tijdschriften een afzonderlijke leeszaal bestemd wordt. Zoo heeft de N.Y.P.L. een periodical-room, waar circa 100 tijdschriften op rekken staan en de overige 4500 in enkele minuten ter plaatse zijn op aanvraag. Een ander ongerief: De laatst verschenen nummers van de tijdschriften liggen in de docentenleeszaal en niet in de gewone leeszalen. Een verzoek om de laatstverschenen nummers in de gewone zalen te laten is nog niet ingewilligd; ik geloof dat de hoogleeraren geen bezwaar zullen maken, immers, zou onmiddellijk het door een hoogleeraar gewenscht tijdschrift gehaald kunnen worden.
Een nauwkeurige beschouwing doet zien dat de ligging van twee leeszalen niet goed is; de cataloguskasten zijn te hoog en staan zoodanig dat de bezoeker naar de leeszalen gaande en degeen welke den catalogus gebruikt elkaar in den weg loopen; de hooge hal veroorzaakt hinderlijken tocht; een voortdurend lawaai, door het weergalmen van elk leven hetzij van het neerleggen van een boek hetzij van het sluiten van een deur, is hinderlijk.
In de N.Y.P.L. ontbreekt hinderlijk leven, hoewel daar soms een zevenhonderd menschen in vertoeven; de weg, welken het boek, het aanvraagbriefje en de bezoeker doorloopt is wel overdacht; behalve de liften zijn voor boeken ook horizontale transportinrichtingen aanwezig en ook een buispost voor aanvraagbriefjes. De geheele controle op boeken uit de bergplaats geschiedt met 1 aanvraagbriefje.
Moge in de bibliotheek van de T.H. een tijdschriftenleeskamer ingericht worden; moge de belofte aangaande vereenvoudiging van de aanvrage in vervulling gaan; moge het uitleenen naar huis in de hal gaan geschieden en moge tot den bouw van een goede bibliotheek over niet te groot aantal jaren besloten worden; wellicht zou een verbouwing van de tegenwoordige een