Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 10 (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 10
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.84 MB)

Scans (0.00 MB)

Scans (307.65 MB)

ebook (9.01 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 10

(1921)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.

Veertigjarig feest van den heer P.J. Oostveen.

Onder vele blijken van belangstelling herdacht den 1en Febr. ll. de amanuensis der Rijks-Universiteitsbibliotheek, de heer P.J. Oostveen, zijn 40-jarig ambtsjubileum.

De heer Oostveen is, alhoewel hij niet direct met het publiek in aanraking komt, toch voor velen indirect de vraagbaak geweest bij hun onderzoekingen. Voor particulieren en voor wetenschappelijke instellingen vervaardigde hij catalogi of was medewerker daaraan, terwijl in 1918, in opdracht van het Curatorium der Thorbecke-Stichting, van zijn hand verscheen: ‘Alphabetische catalogus der boeken, aangekocht voor rekening der Thorbecke-Stichting.’

In de kamer van den bibliothecaris werd hij toegesproken door den directeur, prof. Dr. S.G. de Vries, die in hartelijke bewoordingen zijn dank betuigde voor al hetgeen hij voor genoemde instelling heeft gedaan, zoomede voor de Maatschappij der Nederl. Letterkunde en voor het publiek, en hem toewenschte, dat het hem nog vele jaren moge vergund zijn, zijne krachten aan de Bibliotheek te kunnen wijden.

Hem werd namens het Legaat Warner en hooger personeel een stoffelijk bewijs van waardeering aangeboden. Van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde gewerd hem eveneens een dergelijk bewijs, terwijl het lager-ambtenaarspersoneel der Bibliotheek hem evenzoo de gebruikelijke enveloppe overhandigde.

Voor al deze blijken van belangstelling dankte de jubilaris met een kort woord.

[pagina 91]
[p. 91]

De Koninklijke Bibliotheek.

Bij Kon. Besluit van 19 Februari zijn benoemd bij de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage:

a.tot bibliothecaris dr. P.C. Molhuyzen, thans bibliothecaris van het Vredespaleis;
b.tot onder-bibliothecaris, de conservatoren aan deze bibliotheek dr. C.H. Ebbinge Wubben en dr. A.W. Bijvanck.

De Bibliotheek van de Technische Hoogeschool
(ingezonden in ‘Het Vaderland’ van 9 Februari).

In de reeks artikelen over de T.H. wordt slechts in het eerste van 7 Januari geschreven over deze bibliotheek; indien de lezers de gevolgtrekking maken dat deze inrichting voldoet, hebben zij ongelijk.

Het slechte bezoek is niet uitsluitend een gevolg van de plaatsing in een uithoek, maar voor het grootste deel een gevolg van de verkeerde inrichting van deze technische bibliotheek en van de omslachtige manier voor het aanvragen van boeken. De bruikbaarheid van een technisch boek is in de meeste gevallen alleen te beoordeelen door het boek ter hand te nemen, den titel en de inleiding door te lezen en vooral acht te slaan op de bijgevoegde teekeningen: de naam van den schrijver zegt den zoeker niets, uitgezonderd bij zeer bekende of door de hoogleeraren aanbevolen werken. Het onderwerp bepaalt in de eerste plaats de bruikbaarheid voor het doel dat de lezer op het oog heeft.

Inderdaad bezit de bibliotheek een catalogus waarin de boeken in groepen zijn ingedeeld volgens de onderwerpen: natuurkunde, scheikunde, wiskunde, enz., door middel van laadjes met kaarten. Indien een bezoeker dus het onderwerp waarover hij wil lezen kan indeelen in een van de afdeelingen van den systematischen catalogus, kan hij beginnen de betrekkelijke laadjes met kaarten te doorzoeken totdat een geschikt boek zich per kaart aandient. Meestal ondervindt hij de noodzakelijkheid de laadjes van een verwant vak ook te doorzoeken. Onderwijl heeft hij de gewenschte boeknummers opgeschreven en begeeft zich van de hal, waar de catalogus staat, naar een der leeskamers, schrijft daar den titel op een aanvraagbrieije (in de hal zijn geen aanvraagbriefjes aanwezig) en brengt dit den bediende; deze schrijft het boeknummer, aantal deelen, naam van den lezer, plaats van den lezer en den datum weder over en belt. Hierna wordt het aanvraagbriefje gehaald en het boek in de boekenbergplaats gezocht en indien aanwezig, gebracht. Ik veronderstel, dat de lezer het boek naar huis wenscht te nemen; hij begeeft zich nu met het boek naar de genoemde hal, waar de bediende nummer, titel, lezer en datum overschrijft; na onderteekening kan het boek medegenomen worden.

Een enorme tijd gaat verloren aan zoeken in de laadjes en door de omslachtige manier van invullen van de briefjes. De minste tijd zou verloren gaan indien de lezer langs de systematisch gerangschikte boeken zelf kon zien en meteen de gewenschte exemplaren uit de kasten nam; welnu, deze methode werd gevolgd in de voormalige bibliotheek aan het Oude Delft; ook de nieuwe bibliotheken in de Vereenigde Staten passen het ‘free access’ toe o.a. die te Cambridge van de Harvard University en die van de stad New York.

De bouwmeester van de nieuwe bibliotheek der T.H. behoefde slechts

[pagina 92]
[p. 92]

dit systeem te verbeteren met de ondervindingen van de heeren Carrière and Hastings, de bouwmeesters van de New York Public Library, en indien de bouwmeester geslaagd zou zijn met zijn schepping, zou in Delft een bibliotheek staan, welke niet afschrikt door rijksmonumentaliteit, waarvan de plaatsing goed, de inrichting voortreffelijk is en welke een ieder zou doen voelen: dit is een inrichting waar op de meest geschikte manier boeken gezocht, gelezen, uitgeleend en bewaard worden. Maar het is anders uitgevallen.

De Centrale Commissie deelt mede in het T.S.T. Maart 1918 een antwoord van den bibliothecaris op klachten over de aanvraagbriefjes en tijdverlies, welk antwoord bevat: ‘De wijze van aanvragen zal vereenvoudigd worden door het ter beschikking stellen in de hal van aanvraagbiljctten van een gewijzigd model’; en ook: ‘Een belangrijke vereenvoudiging is echter bij een groote bibliotheek die noodzakelijk een afgescheiden boekenruimte moet hebben niet te verkrijgen.’ Ik lees in deze laatste woorden de grondoorzaak waardoor de Delftsche bibliotheek er een is geworden zonder ‘free access.’ Iedere bibliotheek heeft een afzonderlijke bergplaats voor kostbare voor nooit gevraagde en voor dubbele exemplaren noodig; echter bedoelt de bibliothecaris dat alle boeken, enkele handboeken uitgezonderd, in de afzonderlijke bergplaats bewaard moeten worden bij een groote bibliotheek.

De New York Public Library heeft in de groote leeszaal 25.000 en in de technologische 65.000 dichter opeen in de bouwkunstige 25.000 etc, totaal 525.000 onmiddellijk grijpbare boeken. De tijdschriften zijn te Delft over drie leeszalen verdeeld; de lezer, welke de Ingenieur, het Gas, en Holdert's Polytechnisch weekblad bijvoorbeeld komt lezen, is genoodzaakt van leeskamer 1 naar 2 en naar 3 te gaan (in den regel is 2 gesloten). De meeste onderdeden van de technische wetenschap hangen onderling samen waardoor de eenig goede oplossing hierin is gelegen, dat voor tijdschriften een afzonderlijke leeszaal bestemd wordt. Zoo heeft de N.Y.P.L. een periodical-room, waar circa 100 tijdschriften op rekken staan en de overige 4500 in enkele minuten ter plaatse zijn op aanvraag. Een ander ongerief: De laatst verschenen nummers van de tijdschriften liggen in de docentenleeszaal en niet in de gewone leeszalen. Een verzoek om de laatstverschenen nummers in de gewone zalen te laten is nog niet ingewilligd; ik geloof dat de hoogleeraren geen bezwaar zullen maken, immers, zou onmiddellijk het door een hoogleeraar gewenscht tijdschrift gehaald kunnen worden.

Een nauwkeurige beschouwing doet zien dat de ligging van twee leeszalen niet goed is; de cataloguskasten zijn te hoog en staan zoodanig dat de bezoeker naar de leeszalen gaande en degeen welke den catalogus gebruikt elkaar in den weg loopen; de hooge hal veroorzaakt hinderlijken tocht; een voortdurend lawaai, door het weergalmen van elk leven hetzij van het neerleggen van een boek hetzij van het sluiten van een deur, is hinderlijk.

In de N.Y.P.L. ontbreekt hinderlijk leven, hoewel daar soms een zevenhonderd menschen in vertoeven; de weg, welken het boek, het aanvraagbriefje en de bezoeker doorloopt is wel overdacht; behalve de liften zijn voor boeken ook horizontale transportinrichtingen aanwezig en ook een buispost voor aanvraagbriefjes. De geheele controle op boeken uit de bergplaats geschiedt met 1 aanvraagbriefje.

Moge in de bibliotheek van de T.H. een tijdschriftenleeskamer ingericht worden; moge de belofte aangaande vereenvoudiging van de aanvrage in vervulling gaan; moge het uitleenen naar huis in de hal gaan geschieden en moge tot den bouw van een goede bibliotheek over niet te groot aantal jaren besloten worden; wellicht zou een verbouwing van de tegenwoordige een

[pagina 93]
[p. 93]

goed huis opleveren voor de administratie van de T.H. waarin dan tevens de vergaderzalen en kamers voor den Senaat en groepen hoogleeraren konden worden ingericht en waarin het boekenmagazijn de rol van archief zou vervullen. J.J.

Naschrift.

Reeds bij de opening van het Delftsche bibliotheekgebouw in October 1915 werd de opmerking vernomen dat dat boekenmagazijn met één trap en één liftruimte, die uiteenliggende leeszalen boven en beneden om de groote hal, bij toenemend bezoek een vlugge bediening wel zeer moeielijk zouden maken. De hier afgedrukte klacht komt ten deele daarmede overeen. Of echter de aanbevolen hulpmiddelen ook de juiste zijn, schijnt wel zeer twijfelachtig. De klager is van oordeel dat in die New-Yorksche bibliotheek alles zooveel beter is, dat men de Delftsche liefst geheel moet afbreken, en het Americaansche model copieeren. Dit is zeker de onverstandigste raad dien men zou kunnen bedenken; de heeren technici zijn toch wezenlijk niet altijd practisch. Welken waarborg zou men hebben dat de nieuwe bibliotheek niet weer even ernstige klachten zou geven? En hoevele jaren zou men door de verhuizing, de afbraak van de bestaande organisatie en den nieuwen opzet weer geheel ontriefd zijn!

En dan, het is gemakkelijk eene instelling aan gene zijde van den Oceaan als een ideaal voorbeeld aan te halen. Dichter bij zou ook daarin natuurlijk heel veel tegenvallen. Zou werkelijk die ontzachlijk groote bibliotheek geheel vrij voor iedereen open staan? En wel in dien zin, dat ieder elk gewild boek uit de kasten zou mogen nemen, en het dan met een zeer geringe formaliteit ook ten gebruike zou kunnen meekrijgen? En zou dat alles zoo onder toezicht en controle geschieden, dat een volkomen orde bewaard bleef? Het is niet te gelooven. Wat in America gebeurt is van hier gezien altijd volmaakt.

De naaste verbetering zal wel zijn de reeds toegezegde gelegenheid tot aanvraag van boeken in dezelfde hal waar de catalogen zijn opgesteld. Practisch is wellicht ook de gevraagde inrichting van een tijdschriften-leeszaal. Mogelijk zou misschien zijn ruimere opstelling van de meest gevraagde boeken in de leeszalen, en zoo noodig aanschaffing van een ander exemplaar van dezelfde werken voor uitleening. En zeer zeker zou uitbreiding van personeel, vooral van wetenschappelijk en technisch-ontwikkeld personeel noodig zijn, met inrichting van de noodige vertrekken voor deze ambtenaren. In dat opzicht zullen onze bibliotheken die Amerikaansche wel nooit inhalen; daartoe zou het Amerikaansche kapitaal noodig zijn.

B.

De Leuvensche Hoogeschool.
(Alg. Hbl. 19 Febr.)

Het ‘Handelsblad van Antwerpen’ kreeg van een bekenden hoogleeraar de volgende inlichtingen over de universiteit van Leuven.

De hoogeschool telt thans niet minder dan 3150 studenten. Nooit voor den oorlog hadden we de 3000 bereikt. Het aantal vreemdelingen is echter tot de helft geslonken. Deze vermindering is toe te schrijven aan het feit dat men in 't buitenland nog schijnt te denken dat onze hoogeschool nog steeds niet is heropgebouwd.

[pagina 94]
[p. 94]

In Augustus 1914 werden de hallen, de bibliotheek, het huis der studenten en de handelsschool verwoest.

Laatstgenoemd gebouw hebben we reeds gedurende den oorlog heropgericht.

Uit alle hoeken der wereld werden ons reeds kostelijke boeken en documenten gezonden, voor onze nieuwe bibliotheek. Uit Engeland b.v., waar een comiteit werd gevormd, dat onder de leiding staat van M. Gupy, kwamen ons reeds schoone collecties toe. Hetzelfde geschiedt in Amerika en in Frankrijk. In België zelf hebben reeds verschillende landgenooten ons hun particuliere bibliotheek afgestaan. Zoo b.v. gravin Jean de Merode, notaris De Meer (Antwerpen), enz. Ondanks dit alles zullen we nochtans nooit meer de schatten onzer oude bibliotheek kunnen terugvinden.

In de lente hopen wij den eersten steen te leggen van een groot gebouw, hetwelk als bibliotheek zal dienen.

Op wetenschappelijk gebied hebben we, sedert den wapenstilstand, ook heel wat tot stand gebracht. We hebben een physiologisch instituut opgericht, een chemisch laboratorium, een instituut voor biologie en een landbouwkundig instituut, onder leiding van prof. Frateur.

Ook de Vlaamsche quaestie hebben we niet uit het oog verloren. Ongeveer de helft der studenten zijn Vlamingen en deze wenschen vurig in 't Vlaamsch te worden onderwezen. Reeds in 1911 waren we begonnen met de verdubbeling van enkele leergangen, welke nu in 't Vlaamsch en in 't Fransch worden gegeven. Het is ons plan daarmee voort te gaan, doch wij hebben geen voldoende geldmiddelen. Indien we voor alle vakken Vlaamsche cursussen zouden inrichten, zouden we groote sommen noodig hebben, voor nieuwe lokalen, verdubbeling van het professorenkorps, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken