Varia.
Nieuws over het oude Wilhelmus.
‘Er is op den jongsten Koninginnedag een merkwaardige vondst bekend geworden, die nieuw licht geeft over de oudste geschiedenis van ons Wilhelmus. In het Vaderland van 31 Augustus publiceerde de heer Frits Kossmann een onbekende redactie der Wilhelmus-melodie door hem gevonden in een liedboekje, in 1574 te Antwerpen verschenen, d.i. dus een paar jaar nadat het Wilhelmus gedicht moet zijn.
In Oud-Holland van 1894 verzette ik mij tegen de authenticiteit der Valerius-melodie van 1626, het dus-genoemde oude Wilhelmus en meende een melodie, bewaard in een duitsch drukje van 1607 te mogen houden voor de tot dusver oudst bekende practisch bruikbare redactie. De vijf-endertig jaar oudere redactie van 1574 verschilt niet wezenlijk van die van 1607; zij sluit daar onmiddellijk op aan en bevestigt mijn opvatting.
De historische gegevens noemen het Wilhelmus seen trompetdeuntje; het is dus een instrumentale melodie, welke - wat ook van elders blijkt - in het leger te huis behoorde. Hoewel twee noten van deze redactie van 1574 met op de trompet geblazen kunnen worden, is zij overigens op dat instrument uitvoerbaar en in haar factuur daarvoor gedacht.
In latere studies heb ik de opvatting naar voren gebracht, dat in de oudste tijden de melodie burgerlijk verspreid was vooral onder de Roomschen en niet bekend was in het Noorden van ons land. Welnu, het was een antwerpsche rederijker, die de wijs in 1574 benutte om er op te dichten zijn vroom liedje ter eere der oude katholieke Kerk, schrijft de heer Kossmann.
Als zangwijs wordt in het boekske van 1574 aangegeven niet het Wilhelmus of de wijze van Chartres maar de wijze van Condé. In December 1568 werden huurtroepen afgedankt, die onder Condé het beleg van Chartres hadden meegemaakt; waarschijnlijk is daarop een deel dier troepen in dienst van prins Willem overgegaan. Langs dien weg, zoo meende ik, kan de fransche melodie naar 's Prinsen leger zijn overgebracht. Het ‘naar de wijze van Condé’ is een krachtig argument ten voordeele dezer stelling.
In 1901 heb ik de sedert veel bestreden gissing gewaagd, dat de Wilhelmus-woorden zooals wij die kennen, in 1572 door Marnix vertaald zijn uit net Fransch en sedert van Zeeland uit hun weg gevonden hebben naar het boorden, m.a.w. dat de benaming ‘Wilhelmus van Nassaue’ in de vroegste tijden niet of nauwelijks bekend was. Dit antwerpsche drukje van 1574 Kent de melodie als die van Condé, niet als het Wilhelmus.’
Tot zoover wat J.W. Enschedé in De Amsterdammer van 8 October meedeelt over de vondst van Kossmann. Hij laat nog een beschouwing over de interpretatie der melodie volgen, die wij hier niet weergeven. We hopen spoedig eene studie van den heer Kossmann zelven te geven over het Antwerpsche boekje waarin ook over deze vondst uitvoeriger zal worden gehandeld.