Het Boek. Jaargang 15
(1926)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||
Nieuwsberichten met scheepsafbeeldingenI. De aanval op Algiers in 1541Voor enkele jaren vond ik in een catalogus van de firma Mart. Nijhoff een korte beschrijving van een zeldzaam pamflet met twee houtsneden, waarop merkwaardige afbeeldingen van schepen. Het scheen mij belangrijk genoeg, om het niet te laten verloren gaan; en na nadere bestudeering acht ik het van eenig belang, er de aandacht op te vestigen. Het boekje zelf is een aardig voorbeeld van een zestiende-eeuwsch nieuwsbericht; de prenten brengen ons op een Amsterdamsch kunstenaar van beteekenis. Ik geef dus den tekst van het bericht en afbeeldingen van de prenten, en laat dan de beschrijving met afbeeldingen volgen van gelijksoortige berichten van latere krijgsbedrijven ter zee, ook weer èn om woord en inhoud, èn om de illustratie van belang. Ons boekje is een Duitsch nieuwsbericht van de rampzalige onderneming van Karel V tegen Algiers in 1541. In geen der pamflettencatalogussen vindt men het vermeld; trouwens pamfletten uit dien tijd zijn schaarsch, en over den krijgstocht tegen Algiers geeft alleen de Utrechtsche catalogus een bericht in het Latijn, in 1542 te Straatsburg gedrukt, een boekje in klein octavo van veertig bladzijden. Het pamflet met de twee prentjes, waarvan ik hier den inhoud laat volgen, heeft geen opgaaf van plaats of drukker, het is blijkbaar de eerste of althans een van de eerste tijdingen van den mislukten krijgstocht. Het verhaal is, volgens de inleiding, van de hand van Johann Anthonio de Fauo, een zeer geloofwaardig en ervaren man, die met Hauptman Philippin Celese van den tocht was teruggekomen. Enkele bladzijden verder lezen we echter, dat Hauptman Johann Anthonio de Fauo met tweehonderd Italianen in een gevecht is omgekomen. Het verhaal beslaat slechts acht quarto bladzijden in zeer grooten druk; daarvóór staat het titelblad met houtsneeprent - zie de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||
1. Titel met afbeelding van de vloot voor Algiers
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||
afbeelding -, de keerzijde is blanco, aan het einde volgt nog een blad met een grootere prent, die we ook hierna afbeelden. Behalve de twee prenten heeft het boekje een houtsnee-initiaal. Ziehier den tekst van het stuk in zijn eigenaardigen stijl en spelling. Ain Hauptman mit namen Philippin Celese, ist widerumb zu rugk vonn Algiero herkommen, wölcher fürwar nit gute zeittungen von Römischer Keyserlicher Mayestet Armada gepracht etc. Vnd sonderlich so ist der recht grund durch einen glaubhafftigen erfarnen mann, also mit obgenanntem Philippin ankommen, solliche zeyttungen, geoffenbaret, vnnd verstendiget wordenn, vnnd ist auch gedachts Hauptmanns gesell gewesen, hatt Herr Johann Anthonio de Fauo gehayssenn, der erzelet nachuolgender gestallt etc. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||
bey zweyhundert Spanier verloren, vonn denenn, so die wach am berg gehaltenn haben, die kamenn den Vnnserenn entgegenn, mith vast lanngen vnnd geschmeydigen handtrorenn. Nachmalenn habenn sich die feynd widerumben inn berg gethan, Inn dem seynd etliche zu Rosz vonn den feyndenn, gegenn der Pruggen, alda die vnserenn waren, jhre Italianer vnnd sy, zuerkennen, ankommen. Vnnd wie die vnseren auff der Pruggen, die obgemelten zu Rosz ersahen, vermeyneten sye, jhr weren dero wenig, vnnd drangten den nechsten auff sye, vnnd fyelen bey zehen oder fünffzehen kriegszlewt an, Wie aber die feynd, das der vnserenn so wenig waren, ersahen, satzten sye inn sy, da flohen die vnseren wyderumb zu rugk, gegen der Pruggen, vnnd schryen, hernach, hernach, vnd was etlicher seinen spyesz vnnd anders verlassen, vnnd fliehen, Inn diser flucht, ist auch jhr Hauptman, mit namen Johann Anthonio de Fauo, vmbkummen, beuelchhaber deszCapitaneo Philippin Celese, mit sampt zweyhundert Italianern, Vnnd da die Keyserlich Mayestat solliche flucht ersahe, da lieffe jhr Mayestet personlich mit zweytausent Teutscher Landszknecht, mit plossen weeren inn der handt, gegenn denen so die flucht gaben, vnnd machet sye styllstehend, Vnnd spricht zum andern mal zornigklich, Ey jhr ertrencket euch, sampt vyl anderenn redenn, das also das volcke wyderumb ein hertz gewan, vnnd rucketen wyder gegen der pruggen, Vnnd inn sollichem lerman, durch vrsach desz grossen regens, mochten die vnseren das Geschosz nicht brauchen, vnnd verliessenn also die pruggen wyderumb, vnnd zugenn wyder zu rugk, vnnd funden die weeren der Italianer, so dann geflohen waren, vnnd namen die mit jhn, vnnd fyengen wyderumb inn die feynd zu Rosz, hefftig zusetzen, vnd jageten sy eyns theyls zu Rosz vnd zu Fusz, bisz gar inn die Statt, vnnd eyns theyls hyelten sich am berge, vnnd die Italianer legten sich im selben gar zur Statt, bisz vnder die Mauren, Vnd da die inn der statt sye ersahen, fyengen sye an mit staynen auf sye zuwerffenn, vnnd schaden thun, Inn dem liesz der regenn nach, Da fyengen die inn der Statt erst hefftig an, auff die vnseren zu schiessen, das die vnseren mit gewalt, mit verlierung etlicher mann, so inn dem gewaltigen schiessen, vndergangen vnd seschossen worden seynd, hindersich musten rucken, Inn dem waren die jhenigen, so auff der Pastey, vnnd jhnen die grosz vngestüme desz Meeres, bisz inn die sechtzig schiff auff das erdtrich auszgeworffen hatt. Inn dem, da schickten die feynd vil zu Rosz gegen dem Meere, da die vngestüme geschehen, alda was sie von volck fanden, alles erwürgt, kayn barmhertzigkeyt da geweszt, Wie das die Römisch Keyserlich Mayestet solliches vernam, eylends schaffet jr Mayestat die Spanier gegen dem Meer. Wie die feynde zu Rosz die Spanier ersahenn, wandten sie wyder gegen dem berg, da sye sich vormals erhaltenn hetten, geleich inn dem so wirfft die vngestüme desz Meeres, Johann Dorias Gallea ausz, also | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||
![]() 2. De keizerlijke vloot. Waarschijnlijk naar Cornelis Anthonisz.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||
erhyelt er sich bey den Spaniern, vnnd seind also den selbigen tag zwey vnd viertzig schiff zu trümmern gangen, das also inn summa hundert vnd zwey schiff, durch vnglück desz Meers verderbt worden seynd, die ich dann benennen will. Nemblichen, Aylff Gallea desz Fürsten Andrea Doria gewesen, aine ausz dem Künigreich Neapolis, aine vonn Dangarzia, zwu ausz Cicilia, vnd xlv. grosz Nauen mit körben, vnnd der vberig restat der schift, seind gewesen mit kriegszrüstung vnnd profandt, das ist geschehen auff den fünff vnnd zweyntzigsten tag Octobris. | |||||||||||||||||||||||||
De prenten bij het duitsche pamfletBijzondere aandacht verdienen de beide prenten van het Duitsche nieuwsbericht. Vooreerst de titelprent met de versterkte stad aan den zeekant, en de aanvallende vloot, bestaande uit schepen van verschillend type, van de hand van een bekwaam teekenaar die met het onderwerp volkomen vertrouwd was. Aan het slot de iets grootere prent met op den voorgrond twee groote bewapende en bemande schepen met volle zeilen, het eene bovendien met roeiriemen, de Bourgondische vlag in top. Voor ons hebben deze afbeeldingen bijzondere beteekenis, omdat we er van zelf den naam aan verbinden van een onzer grootste zestiende-eeuwsche kunstenaars. In het Amsterdamsche archief | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||
is een testament bewaard van 1539, waarbij Cornelis Thonisz poorter ten overstaan van Schepenen testeert ‘wegens een reis die hij zal ondernemen met den Keizer’. Hij vermaakt aan het Gasthuis de renten van een huis die Gulden Kloot op de Utrechtsche steiger en nog van een huis op het Water bij de Nieuwe brug en een op de Oudezijds achterburgwal over de Paulusbroeders, een en ander met verplichting tot uitkeering aan de Oude Kerk van 39 stuivers oud eigen. Welke reis was het, die de zeeman-schilder met den Keizer zou ondernemen? Hoogstwaarschijnlijk was dit de beraamde krijgstocht ter zee tegen de Turken, die eerst enkele jaren later tot uitvoering kwam en zich tegen Algiers richtte, de onderneming waarvan ons pamflet het rampzalige nieuws brengt. ‘Maar in welke hoedanigheid’ - vraagt Timeëis in Het Boek 1920, blz. 98 - vermocht hij zich aan te sluiten? Bekleedde hij wellicht een post als Jan Vermeijen van Beverwijk, die den Habsburger in 1535 naar Tunis vergezelde, wiens schilderijen thans twee zalen van het nieuwe Kunstmuseum te Weenen vullen (of vulden?) waarnaar tapijten geweven zijn, welke zich thans bevinden te Madrid? Zoo ja, welk werk van Cornelis Anthonisz kan dan nog voor den dag komen, of bij nader onderzoek reeds lang aanwezig blijken!’ We hebben van Cornelis Anthonisz een houtsnede ‘De stadt van Algier’ van 1542 met aanteekening onderaan rechts: ‘Die stat van Algier gheconterfeyt na tleuen’. Een exemplaar bevindt zich in het Prentenkabinet te Gotha. Lezen we het bericht van den krijgstocht, dan moeten we ons eigenlijk reeds verwonderen dat de kunstenaar nog gelegenheid gevonden heeft om deze afbeelding te maken, en we kunnen nauwelijks veronderstellen dat hij nog meer groote werkstukken heeft kunnen maken. Maar kleine schetsen van zee en land, en vooral van schepen heeft de zeeman-teekenaar ongetwijfeld gemaakt, en nu we dus twee zulke schetsen vinden in een nieuwsbericht van dien tocht tegen Algiers, scheepsafbeeldingen die in karakter nauw verwant zijn met de schepen die we op zijne kaarten en in zijn zeekaartboekjes vinden, nu mogen we wel als zeer waarschijnlijk aannemen, dat dit copieën zijn naar schetsen van zijne hand. We herkennen ook in deze copieën zijn schepen, zijne zeilen, en zijne vlaggen en wimpelsGa naar voetnoot1). Inderdaad geven deze prentjes, die we tot schetsen van onzen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||
Cornelis Anthonisz mogen terugbrengen, aan het nieuwsbericht buitengewone waarde. | |||||||||||||||||||||||||
Een tweede uitgaaf van het nieuwsbericht van 1541We hebben van het hierboven beschreven en weergegeven nieuwsbericht nog een anderen druk, blijkbaar een lateren - immers er is een ander nieuwsbericht aan dat van den krijgstocht toegevoegd. Ziehier den langen titel van het boekje. Warhafftige vnd gewisse Newe zeitung, Wie die Röm. K.M. auff den xx. Octobris, des xlj. Jars, mit einer treffenlichen Armada, die Stad Algiero zu eröbern, daselbst ankomen, Was auch Ir Maiestet als ein hertzhaffter Kriegsherr, von tag zu tag, zu Eröberung bemelter Stad gehandelt, vnd wie mannlich Ir Maie. sampt der selben Kriegsvolck, sich daselbst, so lang gehalten, Bis das Ir Maie. aus getrangter hungers not, mit verlust etlicher Schiff, sich widerumb dem vngestümen Meer, sampt allem Kriegsvolck, zum abzug, befehlen müssen. Van het eerste stuk komt de tekst, evenals de titel, woordelijk met het reeds beschreven boekje overeen. De spelling is vaak anders; het schijnt wel dat de nadrukker een afwijkend dialect gebruikte. De auteur heet hier Johan Anthonio de Fano. De druk is in veel kleinere letter, en dichter gezet, zoodat titel en tekst samen weinig meer dan vier bladzijden beslaan. Daarop volgt, op iets minder dan vier bladzijden - het geheele boekje heeft er acht - de beschrijving van het luchtverschijnsel, de zon met bijzonnen, zeer sterk herinnerend aan den ‘wonderlijcken hemel’ door Willem Barents en de zijnen in de Noordelijke IJszee op 4 Juni 1596 waargenomen. De beschrijving van ongeveer eene halve bladzijde maakt een indruk van zorgvuldige waarneming; de daaraan vastgeknoopte beschouwingen, opgeluisterd door eene stormbeschrijving uit de Aeneis, zijn ‘aus Astroloischen, Heidnischen, Pollitischen, vnd Euangelischen, geschrifften, auch aus alten Historien vnd vergangen Geschichten an tag bracht’. Het boekje heeft geenerlei versiering, noch prenten, noch initialen, randen of vignetten; het mist ook elke aanduiding van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||
plaats of drukker. Het exemplaar, in de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek, schijnt het eenige bekende te zijn; het boekje is, zooals hiervoor reeds gezegd is, in geen onzer pamflettencatalogussen beschreven. | |||||||||||||||||||||||||
II. De aanval op Cadix, in 1596Een fraaie scheepshoutsnee, in uitgaven van Cornelis ClaeszoonDe toeschrijving van de beide hiervóór afgebeelde houtsneden aan Cornelis Anthonisz legt ons de vraag voor, of er niet in Nederlandsche uitgaven soortgelijke prentjes van zijne hand bewaard zijn. We hebben in dat geval de kans, geene copieën maar origineel werk van hem onder de oogen te krijgen. Als we deze vraag stellen komen we van zelf op een fraaie scheepshoutsnee, die we eerst lang na den dood van den kunstenaar ontmoeten. Ze is door Cornelis Claesz in eene reeks uitgaven gebruikt. Het prentje is afgebeeld in de Amsterdamsche boekdrukkers II op blz. 70. Het is daar titelprent van het werk van Peeter de Medina, ‘De Zeevaert ofte Conste van ter Zee te varen’ (1589). Het toont ook weer schepen met volle zeilen en galeien met hun rijen riemen, de vlaggen in top, de eigenaardige golven der zee met een zeemonster dat er uit kijkt. Alles wijst m.i. op den grooten zeeman-schilder. Zie de afb. blz. 170. Dat zijn blok in het bezit gekomen is van Cornelis Claesz is volstrekt niet bevreemdend. Het werk van Cornelis Anthonisz is na zijn dood geregeld uitgegeven door Jan Ewoutsz, en van diens voorraad houtsneden vinden we later veel terug in de uitgaven van zijn zoon Harmen Jansz Muller, maar we zagen dat b.v. zijn munthoutsneetjes in eigendom overgegaan zijn op Cornelis Claesz. (Het Boek 1925, blz. 352). Na de Medina-uitgaaf van 1589 vond Moes de houtsnee weer in den herdruk van 1592 (Amst. boekdr. II, blz. 89); daarna in de ‘Ordonnantie dienende tot versekeringhe vande Schepen’ van 1596 (ib., blz. 122), in het nieuwsbericht van de verovering van Cadix in hetzelfde jaar (ib., blz. 140) en in een herdruk van het boek van Medina van 1598 (ib., blz. 158). Rechtstreeksche betrekking tot een van deze uitgaven heeft de prent niet. Het is heel wel mogelijk, dat de schets evenals de hiervoor afgebeelde en besproken prenten afkomstig is van de onderneming | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||
tegen Algiers. De houtsnee heeft dan, ruim een halve eeuw na de ramp van Algiers een eigenaardige plaats gevonden vóór het nieuwsbericht van 1596, de beschrijving van de overwinning der Engelschen en Hollanders te Cadix, die nieuwe groote nederlaag van de Spaansche vloot. Die ‘warachtighe tydinghe’ van 1596, en de verluchting daarvan, zij nu het onderwerp van eene nadere bespreking. ![]() 3. Titelprent, waarschijnlijk door Cornelis Anthonisz.
| |||||||||||||||||||||||||
De Warachtighe tydinghe van de victorie van 1596De Warachtige tydinge is een quarto boekje van 4 blaadjes, een titel met blanco keerzijde, vijf bladzijden tekst en weer een blanco bladzijde aan het slot. Als versiering heeft het de reeds aangeduide prent op den titel, en een houtsnee-initiaal. Deze laatste is, evenals de prent, een oude houtsnee uit den voorraad van uitgever of drukker; de letter A, in krulversiering, geeft het jaartal 1562 en drie naamletters, W D C, of W C D te lezen, die waarschijnlijk den | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||
naam van den houtsnijder aangeven, maar die ik niet kan oplossen. De titelprent is, zooals we zagen, vaak door Cornelis Claesz gebruikt; ze toont dus, dat hij de uitgever ook van dit boekje is. Is zij, zooals ik aannam, een werk van Cornelis Anthonisz, en al van 1541 te dateeren, dan begrijpen we dat Cornelis Claesz niet tevreden was met deze oude houtsnee als titelprent voor het nieuwe nieuwsbericht, en er, al eer de oplaag uitverkocht was, iets nieuws en meer toepasselijks voor in de plaats stelde. Moes vermeldt (Amst. Boekdr. II, blz.140) twee exemplaren met de scheepshoutsnede, nl. in de Koninklijke Bibliotheek (Kn. 951) en in de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek; voorts een tweede exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek (Kn. 952), waarin een gegraveerd kaartje van de Golf van Cadix over de houtsnee heen geplakt is. De Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek heeft later een exemplaar verworven, waarin het kaartje in plaats van de houtsnee op het titelblad is gedrukt. Dezen titel geven we hier in afbeelding (blz. 176). In den pamflettencatalogus van de verzameling Meulman beschrijft Van der Wulp onder no. 823 een exemplaar dat hiermede overeenstemt: ‘met een kaartje van Cadix op den titel’, dit zal nu wel in de collectie Meulman in de Gentsche Universiteitsbibliotheek zijn. We komen straks op dit kaartje terug, maar geven hier eerst den inhoud van het nieuwsbericht. Het is gelijksoortig met het hiervóór gegevene van 1541; ook hier heeft men nog geen volledige kennis van wat er gebeurd is; de nieuw ingekomen berichten worden zóó, als ze ontvangen zijn, aan de lezers meegedeeld. Eerst een verhaal van den zeeslag en, met enkele woorden, de inneming der stad, daarna berichten van schippers die binnengekomen zijn te Vlissingen en te Rouaan. Warachtige tydinge vande schoone aenghevanghene victorie die Godt de Scheeps armade uyt Enghelandt naer Spaengien afghevaren, verleent heeft over de Armade des Conincks van Spaengien, ende eroveringhe der Stadt Cadiz ofte Calis Malis, ende andere plaetsen in Andalusie, ende wes sich daer inne heeft toeghedraghen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||
loghe so gheweldigh toegherust, als oyt voor desen gehoort oft ghesien is gheweest, omme haren vyandt den Coninck van Spaengien daer mede te besteken, tot hare hulpe nemende sekere Schepen vande Majesteyt van Frankrijck ende Schotlandt, als mede ontrent 30. Schepen vande Heeren Staten der geünieerde Nederlandtsche Provincien. Welcke Armade inde Maent Junio laest leden uyt Pleymouth oft Pleymuyen ende andere Havenen van Enghelandt, sterck zijnde ongeveerlijck 260. seylen, is afgheseylt, hare cours nemende naer de Capo de Finisterre. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||
lippo, tbeste dat oyt gemaeckt is, hebbende zijns ghelijcken qualick int seylen groot duysent lasten, hebbende zijn huijt also gevoedert, dat een goet metalen stuck geschut daer niet door en mocht schieten, ghewapent met 60. metalen Canons, op hebbende onder Edelen als andere Soldaten ende Boodts-volck ontrent 12. hondert man, onder tbeleydt vanden vaillanten Capiteijn Francisco Columbo, de welcke aenden Consils oft Regenten van Seviellien gheschreven hadde dat hy de Armade van Enghelandt wel ghetroost was. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||
confirmerende het inne nemen van dien. Ende dat de Stadt inghenomen zijnde, ettelijcke dagen daernae aldaer ghearriveert zijn 18. schepen uyt Indien (niet wetende van 't selve innemen) inde Baye van Cadiz ghecomen zijnde, hebben haer bevonden omcingelt vande Engelsche Armade, die sick insghelijcks opghegheven ende in 't ghewelt der Engelsche Vlote ghecomen zijn. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||
Het kaartje van CadixMoes vermeldt het titelgravuretje, dat hij alleen in één exemplaar over de oude houtsnee heengeplakt vond, in deze woorden: ‘een niet gemerkt, maar zonder twijfel door Jodocus Hondius in koper gesneden kaartje van de Golf van Cadix.’ Evenzoo vermeldt hij bij het Reys-gheschrift van Linschoten (1595) op den titel van het toegevoegd ‘Extract ende Sommier’: ‘een kaartje van Spanje in koper gesneden’; op dien van de ‘Beschryvinghe van de gantsche Custe van Guinea’ enz. (1596): ‘een in koper gesneden wereldkaartje.... Typus orbis terrarum, geteekend I. Hondius caelavit’; op dien van een variant van hetzelfde werk ‘een klein in koper gesneden kaartje van de beide wereldhalfronden, geteekend Jodocus Hondius’; op dien van ‘De beschryvinghe van. ... Congo’ een ‘in koper gesneden kaartje van de beschreven landstreek, geteekend Jodocus Hondius fecit et caelavit’; in ‘de wonderlycke Historie vande Noordersche landen’ (1597) ‘twee (lees: drie) kaartjes’ met beschrijving; in de ‘Conqueste van Indien’ (1596) ‘een niet gemerkt, maar zonder twijfel door Jodocus Hondius in koper gesneden kaartje van Zuid-Amerika’; in de ‘Spieghel der Spaenscher tyrannye’ (1596) ‘een niet gemerkt doch zonder twijfel door Jodocus Hondius in koper gesneden kaartje van Noord- en Zuid-Amerika’; op den titel van het Tractaat van het gebruyck der Hemelscher ende Aertscher Globe' (1597) ‘een.... stellig door Jodocus Hondius in koper gesneden afbeelding van de twee helften der hemelglobe in randwerk’. Het is hem bij al die afzonderlijke beschrijvingen ontgaan, dat die kaartjes naar een vast plan op één formaat ontworpen en uitgevoerd zijn; dat daaruit duidelijk blijkt, hoe Cornelis Claeszoon van 1595 af de uitgave voorbereidde van het rijke kleine atlasje, dat onder den titel Caert-thresoor in 1598 en 1599 in het licht kwam, en waarvan we nu de geschiedenis tamelijk volledig kunnen volgen. De grootste verzameling uitgaven er van is bijeengebracht in de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek, en beschreven in den Catalogus Geographie en reizen van 1923. Blijkbaar was van 1595 af de graveur Jodocus Hondius die enkele jaren te voren uit Engeland was teruggekomen, geregeld voor Cornelis Claeszoon aan het werk. Na Hondius zette Petrus Kaerius het werk voort; en weer later, als vernieuwing noodig was, de Engelsche graveur Benjamin Wright. De uitgever maakte | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||
zooals we zagen, van de gereed gekomen kaartjes gebruik tot versiering van de titels zijner uitgaven. In het nieuwsbericht over
4. Titel van de ‘Tydinghe’ na vervanging van de houtsnede door het kaartje.
Cadix zien we grijpbaar den overgang tot een nieuwe techniek der boekversiering; de kopergravure komt in plaats van de houtsnee. Voor de groote atlassen was deze ontwikkeling al iets eerder begonnen. Daar geldt het trouwens niet alleen boekversiering; voor | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||
een boek dat hoofdzakelijk uit gegraveerde kaarten bestaat, was een gegraveerd titelblad een heel natuurlijk iets. Deze kleine gegraveerde kaartjes echter konden zeer goed de vroegere houtsneevignetten of prenten vervangen, en zoo zagen we dat het splinternieuwe kaartje van Cadix, waarvoor de teekening misschien wel van een der Hollandsche deelnemers aan de vloot-expeditie afkomstig was, de oude houtsnee van Cornelis Anthonisz kwam verdringen. Op de reeds afgedrukte, maar nog onverkochte exemplaren werd het over de plaat heen geplakt. Bij afdruk van verdere exemplaren werd de plaats open gelaten, en het kaartplaatje in de ledige ruimte afgedrukt. | |||||||||||||||||||||||||
III. Franciscus Dracus redivivusNa de beschrijving van het nieuwsbericht over den aanval op Algiers van 1541, en dat over den tocht tegen Cadix van 1596 mag hier de bespreking volgen van een ander pamflet, na deze laatste gebeurtenis in 't licht verschenen, dat we echter slechts kennen door eene Duitsche vertaling, een slordige uitgaaf, alleen in misgezette exemplaren tot ons gekomen, en zonder de rijke prent-illustratie die er bij behoort. Het boekje stelt in der daad eene reeks van raadselen, vragen waarop we geen antwoord kunnen geven. De titel van het Duitsche boekje, mij nu door twee geheel overeenkomstige exemplaren bekend, luidt aldus: Franciscus Dracus redivivus. Das ist, Kurtze Beschreibung, aller vornehmbsten Reysen, Schiffarten vnnd Wasserschlachten, So der weitberümbte Englische Admiral, Franciscus Dracus, welcher inn zwey Jahren vnd zehen Monaten orbem Mundi beschiffet, hin vnd wider bey Pleymeuten, Cartsag: S. Domingo. August: Florida vnd der Insul Cuba, in seinem Leben glücklich gehalten vnd vollbracht. Op dit titelblad volgen nog zes blaadjes met elf tekstbladzijden. Vel A is volledig en in goede orde, maar vel B sluit niet behoorlijk bij A aan; bovendien zijn de tweede en derde bladzijde van het vel omgewisseld - eene miszetting. Deze beide gebreken zijn niet | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||
alleen eigen aan het reeds lang bekende exemplaar der Bibliotheca Thysiana te Leiden, maar het exemplaar dat ik onlangs zag van de firma Mart. Nijhoff is volkomen eender. De bijbehoorende prenten, de ‘drey Kupfferstück’ in den titel genoemd, zijn nergens beschreven, en niet te vinden; ik zal hierna een overzicht geven van de voorstellingen die ze blijkens de nummertjes in den tekst van het pamflet, moeten bieden. Evenmin als we de prenten, of ook maar een goed geordend exemplaar van het Duitsche boekje hebben, weten we iets naders van dien Amsterdamschen druk van Johann Clausen, op den titel aangeduid. Wie is deze Johann Clausen? Als Amsterdamsch drukker en uitgever kennen we hem niet. In der tijd, bij de bespreking in de Amsterdamsche boekdrukkers (IV blz. 374) veronderstelde ik, dat Cornelis Claesz wel bedoeld zou zijn. Het toeval wilde echter, dat ik in den volgenden regel een paar vermeldingen registreerde, van een ‘Jean de la Cluse, franschman, caerdemaker’ van 1595, en van ‘Jean de l'Escluse van Rouaen, boekdrukker, weduwnaar van Els Dikkers en hertrouwd met Jacomine May van Wisbus in Cambridgeshire’ (1609). Men zou, als deze vermeldingen op denzelfden persoon betrekking hebben, ook aan dezen kunnen denken als uitgever van het pamflet van 1596. Het boekje dat, zooals we zien zullen, den oorlog van Spanje tegen de Nederlanden en tegen Engeland als een geheel behandelt, schijnt wel te passen voor een man die eerst een Nederlandsche, daarna eene Engelsche vrouw trouwde. Maar alle zekerheid ontbreekt hier. De inhoud van het pamflet wordt in den titel niet heel scherp omschreven. Het boekje geeft iets minder dan hetgeen daar wordt aangegeven, maar ook iets meer. Drake's reis om de wereld wordt niet beschreven, maar het verhaal begint met eene korte uiteenzetting van de aanleidingen tot den oorlog tusschen Spanje en Engeland, in een uitvoerig bovenschrift aangekondigd. Warhaffte vnd kurtze erzehlung ausz was Vrsachen beyde Königreich Spannien vnd Engelland in ein so grosse Feindschafft gerahten, vnnd wie Franciscus Dracus Englischer Admiral offtermal wider die Köngl. Spannische Schiff Armaden, gesieget. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||
Leser, die blutige Spannische Inquisition, vnter andern die Häuptvrsach, in dem die Königliche Maiestat von Hispannien zu Matril ein offentliches Mandat, so wol im Nieder als Engellandt, wider die Lutheraner, dessen Inhalts, Wir wöllen haben, vnnd ist vnser emstlicher Befelch, dasz aller müglicher Fleisz möchte angewendet werden, auff dasz die Lutherische Sect, ausz unsern Königreichen, Fürstenthumben vnd Herrschafften abgeschafft vnd vertilget würde, etc. hat Publicirn lassen. Darzu jhr Maiestat, dann erstlich den Duc de Alba, mit seiner Tyranney, Don Loysz de Requisentz mit seiner Listigkeit, Don Johan de Austria, mit seiner betrieglichkeit, vnnd den Printzen von Parma, mit seinen Waffen, mit andern vielen listigen Anschlägen mehr, So er vber die Niederlanden etliche 30. Jahr, vergeblich fürgenommen, abgefertiget. Weil er aber damit wenig gewonnen, so hat er Anno 1585. widerumb auff das neuwe, mit einer stattlichen Armada zu Wasser, Engellandt, durch Hülff desz Bapst, vberzogen, der dann nicht allein darzu seinen Weltlichen, sondern auch vermeinten ewigen Schantz, in deme er eine ewige Bulle allen den jenigen, so sich wider die Christen gebrauchen, wie auch deren Nachkömlingen einen ewigen Ablasz, sondern einige Beicht, denselbigen zuhaben, vnd auch von der ewigen Verdamnusz gantz sicher zu seyn, hat verkauffen lassen, eröffnet. Na uitvoerige opgaaf van den inhoud van deze ‘Absolution oder Bulla’ gaat de schrijver over tot het verhaal van de Armada, die na zeer zorgvuldige toerusting op 29 Mei 1588 van Lissabon uitzeilde en den 30 Juli ‘gehn Plomoyen vber’ aankwam. De beschrijving van den zeeslag volgt met verwijzing naar de niet bewaarde kopergravure. Met 21 nummers wordt aangegeven wat daarop te zien is; we zullen trachten, het hier kort weer te geven:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||
Na de beschrijving van den slag wordt dan zeer kort de groote reis van Drake om de wereld vermeld, en daarna wordt de brief van ‘Thomas Candischen’ afgedrukt, waarin deze van zijn reis om de wereld verslag doet, en zijne diensten aan de Koningin aanbiedt. De chronologie is hierbij wel wat in de war. De groote reis van Drake was lang voor den beschreven zeeslag volbracht, en de brief van Cavendish hier gedateerd 9 September 1590, was van twee jaar vroeger; zie Moes, Amst. Boekdr. II, p. 53, no. 305. Het verhaal gaat verder; het beschrijft de vaarten van Drake en Cavendish in 1590 en 1595, de eerste in enkele woorden, de tweede met bijzonderheden, die weder - met cijfers 1 tot 5 - op een gravure waren afgebeeld. Bij 1 zag men de vloot bij Cuba, bij 2, 3 en 4 gevechten voor Hauana, bij 5 en vervolgens - ‘bis zu Endt’ - een tooneel op een plundertocht op het eiland. De beschrijving daarvan mag hier eene plaats vinden: Darnach seyn etliche Soldaten hin vnd wider in der Insul Cuba streiffendt, herumb gezogen, darinnen sie dann nicht viel Volck, aber mancherley vnd seltzamer Wild, innsonderheit grosse vierfüssige Schlangen, den Heydexen oder Crocodillen gleichendt, welche zum theil mit Stricken an Beume gebunden waren, zum theil aber auff dem Landt herumb lieffen, darüber sie sich nicht wenig verwunderten, angetroffen haben, wie von Num. 5. bisz zu Endt in der Figur zufinden. Als sie aber weiter sind hinnein kommen, haben sie etliche Männer, auff einem hohen Felsen stehen, gefunden, denen sie durch jhren Dolmetscher, wer sie wehren zu schreyen lassen. Darauff die armen Männer, mit sehr schwacher vnd zaghaffter Stimm geantwortet, sie wehren Fischer, vnnd hetten daher jhre gefangene Fische geflöhet, bitten derohalben durch Gott, jhnen das Leben zuschenken, da wurden sie weiter ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||
fraget, Was das für Thiere weren die also an Bäumen gebunden lägen? Sie jhnen zur Antwort geben, Es were jhres Landtsherrn Wildtpret, vnd Essen, darbey liessens die Englischen bewenden. Wie nun solches die Armen Männer, dasz sie jhres Lebens befreyet, mercketen, kamen sie vnd brachten jhnen Speisz, führeten sie auch an ein Goldtreich Wasser, welches so heisz wahr, dasz jhrer etliche die Händt verbrenneten. Midden in de beschrijving van dezen West-Indischen kruistocht ligt de overgang tusschen vel A en vel B van het boekje, die niet behoorlijk aaneensluiten. Volgens het slot van vel A en het aansluitingswoord aan het einde moet de volgende bladzijde met een nieuwe alinea beginnen met het woord ‘Sie’. Ze begint echter midden in een zin: ‘Feindt, dasz Engelländische Buluer, nicht gepfrüfft hetten.’ Toch schijnt er niets wezenlijks verloren te zijn, misschien slechts een enkele regel, nummer 1 van de prent is al op de vorige bladzijde verklaard, nummer 2, 3 en 4 vinden hun verklaring in den vijfden regel van de nieuwe bladzijde. De verhaler gaat voort, met de schildering van den terugkeer van de vloot, en de ziekte en den dood van Drake, waardoor ‘der Victori halben nicht grosse Freudt gesehen’ werd. Een nieuw hoofdstuk sluit aan, waarin de tocht naar Cadix wordt beschreven. Het verhaal heeft zich iets verder ontwikkeld dan in het hiervóór beschreven nieuwsbericht; sommige trekken komen er mede overeen, andere weer niet. De beschrijving verwijst weder naar een prent - het derde ‘Kupfferstück’ in den titel genoemd - met de nummers 1 tot 11. De inleiding stelt met meer nadruk dan het Hollandsche nieuwsbericht een voorgenomen aanval van Spaanschen kant op den voorgrond. Dieses alles vnangesehen, wie wenig der König ausz Hispannia an jhrer Maiest. etc. In Engellandt gewonnen, hat er sich doch widerumb im verflossenen Frühling dieses instehenden 96. Jahrs mit einer ansehlichen Armaden gerüstet, vnd mit derselben auff Engellandt vnnd Niederlanden sich gewendet. Ihr Maiest. in Engellandt aber ist jhme nicht weniger, als sie mit beystandt desz Königs von Frankreich, Schotten, vnnd 30 grosse Schiffen der General Ständt, von der vereinigten Niederländischen Prouinzen, im Monat Maij, ausz Pleymeuth und Pleumeuthen vnnd andern Englischen InsulnGa naar voetnoot1), vngefehr mit 260. Segeln bey dem Ort Capo di Finestro. Vnter Augen gezogen, darüber sind Oberste gewesen, wie folgt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||
De aanvoerders worden genoemd, als in het nieuwsbericht, maar met toevoeging van ‘Thomas Candischen’. Bij de aankomst voor Calis Malis op den laatsten Juni wordt verwezen naar no. 1, 2, 3 en 4 van de prent. Bij de beschrijving van de Spaansche ‘Gegenwehr’ verwijst numm. 5 naar de zeven galjoenen ook in het nieuwsbericht genoemd, numm. 6 naar het grootste schip Philippo; de beschrijving komt met die van het nieuwsbericht overeen. Numm. 7 en 8 vertoonden het geweldige gevecht met het schip Philippus. Op de beschrijving van den zeeslag volgt die van de 60 koopvaardijschepen, en die van de inneming van Calis Malis, bij de nummers 9, 10 en 11 afgebeeld. De verdere gebeurtenissen worden hier iets uitvoeriger geschilderd. Nachdem den vmbliegenden Stättlein, Schlösser, Clöster, Alsteyen, solche eroberung verkuntschaffet, haben sie alles hinder jhnen gelassen, vnd sich mit der Hasenflucht saluirt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||
Admiral vnd Thomas Candisch setzete, vnnd jhnen jhr Manheit dermassen, dasz sie durch den Englischen Obersten vor dem gantzen hellen Hauffen gelobet vnnd gepreisset wurden, zuuersuchen gaben, dasz sie mit aller jhrer Macht, die Englischen, deren nicht halb so viel, als der jhren, in Vnordnung bringen konten. In de aansluitende slotwoorden wordt de hoofdgedachte herhaald, dat de bloedige Spaansche inquisitie, en de toerusting van de Armada in 1585, door den Koning van Spanje met hulp van den Paus, de oorzaak van de doodelijke vijandschap is geweest, om te besluiten met den wensch dat God deze in vriendschap moge veranderen, om alle vereenigde krachten tegen de Turken te wenden.
De reeks hier beschreven boekjes geeft een sprekend voorbeeld van de wijze, waarop men in Holland en elders op de hoogte gebracht werd van de groote gebeurtenissen. Wat een krijgsman die van een tocht terugkeerde, wat een schipper die in een haven binnen viel, wist te vertellen, werd als een boekje gedrukt en verspreid. En als de drukker kon, voegde hij eene afbeelding bij het bericht. Zoowel in den tekst als in de prentversiering kunnen we | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||
een zekere ontwikkeling opmerken. Aan een eerste bericht worden in een herdruk andere nieuwtjes toegevoegd, soms aanvullende bijzonderheden, soms iets van geheel anderen aard. Weer later vat een uitgever berichten samen, zoo goed hij dat kan, en zoo groeit uit de nieuwsberichten een historisch verhaal. Wat de prentversiering betreft, is het zeker iets heel bijzonders als er wat kan worden gegeven van de hand van een kunstenaar als Cornelis Anthonisz die zelf de gebeurtenissen heeft bijgewoond. Bij gebreke daarvan behelpt de uitgever zich met een prentje dat er naar den inhoud eenigszins bij past. Maar ten slotte geeft hij weer iets dat werkelijk den lezer dient, een nieuw gegraveerd kaartje van het gevechtsterrein, en eindelijk eene reeks gegraveerde prenten, waarop de beschreven gebeurtenissen zijn voorgesteld. Wanneer we deze merkwaardige boekjes en prenten aan onze oogen laten voorbijgaan en daarbij raadplegen wat er in onzen tijd over in het licht gegeven is, dan richt onze dank en onze waardeering zich van zelf tot de nagedachtenis van Frederik Muller, die het initiatief heeft genomen tot het bewaren en beschrijven van die tallooze kleine en in zijn tijd nauwelijks geachte, maar toch zoo belangrijke historiebronnen. Door hem als voorganger te noemen doen we zeker niet te kort aan de verdiensten van zijn helpers en voortzetters, die reeks van knappe en zorgvuldige werkers, die ons op dit gebied een studiemateriaal hebben gegeven, dat men niet te hoog kan schatten. C.P. Burger Jr. |
|