- ‘Al de inzet van de roman laat die moeilijkheid zien’ (Van Oudshoorn) pagina 18
- ‘De roman zet op traditionele manier in’ (Van Oudshoorn) pagina 36
- ‘De novelle begint met twee alinea's die de grimmigheid van het verhaal al aangeven’ (Nescio) pagina 48
- ‘Het begin van Kees de jongen herinnert eraan dat Thijssen ook schrijver van jongensboeken is geweest’ (Thijssen) pagina 55
- ‘In het begin van de roman ontmoet Anton Wachter Esther Ornstein opnieuw’ (Vestdijk) pagina 72
- ‘Vestdijks bij mijn weten oudste essay, het uit 1932 daterende “Over de dichteres Emily Dickinson”, begint heel fraai aldus’ (Vestdijk) pagina 75
- ‘Ongewoon als begin van een essay is de inzet van het openingsstuk van Essays in duodecimo’ (Vestdijk) pagina 76 (begin - inzet - opening: Fens' obsessies)
- ‘Hoezeer het om Laarmans gaat, blijkt al op de eerste pagina. Daar begint zijn eerste tocht’ (Elsschot) pagina 82
- ‘Opvallend is dat de inzet van alle drie verhalen conventioneel is’ (Reve) pagina 91 (en Fens gaat nu echt verder met: ‘De winter’ begint als volgt... De inzet van ‘herfstdraden’ is ook al weinig belovend...)
- ‘Het begin van de novelle Het behouden huis van Willem Frederik Hermans zou de inzet van een knap geschreven hoewel traditioneel oorlogsverhaal kunnen zijn’ (Hermans) pagina 130
- ‘Het verhaal “Huiler” zet als volgt in’ (Carmiggelt) pagina 144
- ‘Maar anderhalve bladzijde groot is het inleidende verhaal waarmee A. Alberts zijn roman De honden jagen niet meer opent’ (Alberts) pagina 161 (inleidend - opent: Fens schrikt voor geen tautologietje terug)
Vrijwel in elk stuk van deze bundel analyseert Fens dus de