‘On verra,’ zei ze kortweg en Sofie wist dat ze het pleit had gewonnen.
Gaandeweg was ze Tahé steeds beter gaan begrijpen. Wanneer ze met je sprak moest je de medeklinkers er gewoon bij denken.
‘Barsten,’ zei Tahé haar op een middag.
Met haar nagel volgde ze het grillige spoor van een krimpscheur.
‘De klei droogt te snel.’
‘Je zou eigenlijk elke dag moeten werken,’ antwoordde Sofie.
Het atelier was maar drie dagen per week geopend. Mademoiselle was die keer echter onvermurwbaar.
‘Geen sprake van,’ beslist veegde ze haar handen aan haar schort af. ‘Jullie buitenlanders komen hier en denken dat je de boel een beetje naar je hand kan zetten.’
Ze ging er eens echt voor staan en verloor zich in een lange verhandeling over de Franse kultuur en morele waarden waarvan zij zich de vertegenwoordigster par excellence beschouwde.
Woorden, het waren alleen maar woorden maar toch boezemde de frêle gestalte ontzag in. Sofie voelde zich opeens te groot, te blond en te Hollands. En dat alles tegelijk. Het heeft niets te betekenen, sprak ze zich zelf toe. Fransen zijn welbespraakt. Dat leren ze op school. Het stelt niets voor.
‘U vergist zich,’ begon ze toen Mademoiselle eindelijk uitgesproken was. ‘Die hele Franse kultuur zou als een soufflé in elkaar zakken wanneer u de buitenlanders er uit weg denkt. Picasso, een Spanjaard; Van Gogh en Van Dongen - ze lette er goed op Van Donguèn te zeggen - Nederlanders; Zadkine en Chagall, Russen; Brancusi, een Roemeen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ze hapte naar lucht.
In het atelier was het opmerkelijk stil. Uit het aangrenzende vertrek weerklonk het astmatisch gepiep van schopschijven. Een dof geklos bracht ze van tijd tot tijd weer op de gewenste snelheid.
Mademoiselle bleek niet onder de indruk.