No. 1.
Brief van een verliefden Boerenzoon aan eene jonge Boerendochter.
(Geschik om te worden voorgedragen op Bruilofts- en andere Partijen.)
Lieve Annemie!
'k Heb u dezen toe doen komen,
Eenigszins benauwd van hart;
'k Heb het schrijven ondernomen,
Met ondragelijke smart; -
En mocht 'k eens een ziekte krijgen,
Dacht ik, - 'k was nog meer verbruid;
Daarom kan 'k niet langer zwijgen;
Wat me op 't hart ligt moet er uit.
Waartoe langer ook gezwegen?
'k Zeg u liefst mijn meening maar,
'k Heb u lief, en wel terdegen,
Ja, terdegen, dat is waar!
En dat niet sinds enk'le dagen,
Maar reeds sedert langen tijd;
Daarom kom 'k uw jawoord vragen,
Schoone deerne, die gij zijt!
O, van al die dorpsboerinnen
Staat niet een als gij mij aan;
Waar ik ben, wat 'k ga beginnen,
Uwe schim' schijnt mee te gaan;
Altijd zie 'k uw mooie oogen.
En uwe armen, blank en malsch;
Dikwijls door mijn drift bewogen.
Waan 'k mij hangende om uw hals.
Als ik Zondags ga ter kerke
(Moog'lijk kondt gij 't wel bemerken
Ben ik heel de preek vergeten,
Raak ik gansch en al van stuk;
Waart gij aan mijn zij gezeten,
Denk ik dan, wat groot geluk!
Gist'ren nog vroeg mij mijn vader:
Wat heeft domminé gezegd?
Hoe verklaarde hij dit nader?
Hoe heeft hij dat uitgelegd? -
'k Bleef daarop het antwoord schuldig,
Daar ik alles thans vergeet
Vader werd toen ongeduldig,
En 'k had ras een oorveeg beet,
'k Stond van pijn precies te kijken
Als een koe die kalven moet;
Maar mocht mij uw min slechts blijken,
Dan was al mijn smart verzoet;
Vaders drift en gramschapswoede
Was gelukkig gauw gedoofd;
Krelis! sprak hij in gemoede,
Zeg, wat speelt je toch door 't hoofd?
Vader! sprak ik onder 't huilen,
'k Voel al meerder, ieder uur,
Liefde in hoofd en hart me schuilen
Voor de meid van Japik-buur,
'k Heb reeds door aan haar te denken,
Bij mijn werk mij vaak vergist;
Mocht zij mij haar hand eens schenken
'k Wou dat zij mijn toestand wist!
Suffe lummel! zou je vreezen?
Sprak mijn vader, vraag haar dan;
Zeg: ‘Wil je mijn vrouwtje wezen
Och, ik was zoo graag je man!’ -
Of nog beter, kost'lijk schrijven
Heb je toch op school geleerd; -
Waarom zou je achterblijven?
Schrijf haar wat je hart begeert.
'k Heb zijn raad gehoor gegeven,
'k Nam papier en greep de pen,
En al mocht mijn hand wat beven,
Denk dat ik geen huich'laar ben:
Wat 'k u in mijn brief doe hooren
Is oprecht en goed gemeend;
Leen mij daarom gunstige ooren
Laat je hart niet zijn versteend.
'k Was nog nooit te lui tot werken,
En 'k heb handen aan mijn lijf,
Die uw bijzijn nog zou sterken
Voor ons dagelijksch bedrijf;
O, 'k waar rijker dan een Koning,
Als ik met u, mijn lieve schat!
Eenmaal in onze eigen woning
Vrucht van eigen land eens at.
Als we onze appels. kool en rapen
Zelven bouwden! - en wat pret!
Als we zaam eens mochten slapen
Op ons eigen kost'lijk bed. -
Als we een kleintje mochten koopen,
En als 't ons wat mee wou loopen,
Een paar beestjes ook op stal. -
Laat me uw weermin dus verwerven,
Annemie! en schrijf met spoed -
Doe mij niet van hartzeer sterven,
Lieve meid! bedenk je goed,
Mag uw antwoord mij verblijden,
Een cadeuautje dubbel groot
Zal 'k uit dankbaarheid u wijden,
NB. Bij No. 1. behooren No. 2. en No. 3. (gunstig en ongunstig antwoord.)
Verkrijgbaar bij F.W. VISLAAKE, Egelantiersgracht No. 114, Amsterdam.
|
|