Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Broederhand. Jaargang 2 (1846-1847)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Broederhand. Jaargang 2
Afbeelding van De Broederhand. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Broederhand. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.14 MB)

Scans (347.78 MB)

ebook (3.37 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Broederhand. Jaargang 2

(1846-1847)– [tijdschrift] Broederhand, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Bürgers graf.
(Na de Augsburger Allgemeine Zeitung, n. 81.)

Toen de duitsche dichter Frans Dingelstedt het gedruis van het Jubileum te Göttingen en de feestaenspraken onverdragelyk vond, vluchtte hy op het kerkhof, om daer de menschen te bezoeken, welke in vroegere dagen te Göttingen leefden, en werkten, en er vreugde droegen en leed. 'T langste bleef hy aen den grafheuvel van Cecilia Tychsen staen, de achttienjarige, verkwynde betooverde roos, om welke Ernst Schulz eens treurde, weende en stierf. Ernst Schulz ligt echter niet nevens haer, hy ligt verre van haer, in Celle begraven. Het graf van den eenigsten dichter, die buiten Schulz naer Göttingen te huis behoorde, die daer weinig vreugde en veel kommer vond; het graf van Gottfried August BürgerGa naar voetnoot(1) zoude bykans onbekend geweest zyn, indien de studenten der hoogeschool het nu niet hadden opgezocht, om er een gedenkteeken op te zetten. Bürger stierf, gelyk men weet, over 52 jaren, den 8 Juny 1794. Zyne vrienden stichtten hem eenen herinneringssteen in den Ulrichschen, nu Schlenschen hof, een liefelingsplaetsje van den dichter. Een treurende Genius stond daer over eene urne gebogen. In den tyd, waer ongenade en verbanning over Göttingen kwam,

[pagina 38]
[p. 38]

nam de stadsoverheid, dit gedenkstuk als haer eigendom in aenspraek, en stelde het in eene openbare wandeling, waer het natuerlyk alle beduidenis verliezen moest. Waer het graf zelf van den dichter was, dit kon men noch door de dodenlysten, noch door de registers der ‘Kammerei’ te weten krygen. Slechts een' ouden man vond men, die de plaets er van onthouden had en zich herinnerde, dat eens de uitgever van verscheiden werken Bürgers, de boekhandelaer Dieterich, er eene Akazia op plantte. Men zocht en vond de Akazia, die oud en duister de stede beschaduwde, waer de zanger van Lenore en Molly slaept. Diep ontroerend was het, dat juist de graver de gebeenten des dichters verontrustte, door hem een klein kindje als gezelschaphouderes in het zwarte bedde te leggen, toen de zoekenden op de plaets stonden. Nu heeft het magistraet van Göttingen den studenten de plaets voor eeuwige tyden geschonken, om er een gedenkteeken voor den ontslapenen opterigten, namelyk eenen eenvoudigen steen met een passend opschrift. Dat die gedachte juist van de studenten uitging, wordt zoo veel te zinryker, als Bürger door zyn lied: ‘Ich will einst bei ja und nein’ bovenal ook hun zanger werd.

Wanneer zal eens eene soortgelyke gedachte van de studenten eener belgische hoogeschool uitgaen? vroeg een vriend, die dat las, en een ander antwoordde: ‘Zoodra men er niet alleenlyk meer studeeren zal, om brood te kunnen winnen, zoodra men de wetenschappen uit liefde tot het weten beoefenen zal. Het eerste ligt geheel in den franschen aerd, het tweede is echt germaeusch. Op eene onzer hoogescholen begint het tweede juist boven den grond te komen; als het er maer voortgang heeft!’ - En op welke? vroeg de vriend. - ‘Op geene der twee hoogescholen van den Staet,’ antwoordde de andere, en ik geloof dat hy gelyk had.

J.F.

voetnoot(1)
Zyne schoone Lenore deelde dit tydschrift in eene als meesterlyk in elk betrek erkende vertaling door van Ryswyck in zynen 1 jaerg. blz. 175 mede. Eene heerlykere overzetting, dan deze, zyn wy nooit tegengekomen. J.F.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken