Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Broederhand. Jaargang 2 (1846-1847)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Broederhand. Jaargang 2
Afbeelding van De Broederhand. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Broederhand. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.14 MB)

Scans (347.78 MB)

ebook (3.37 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Broederhand. Jaargang 2

(1846-1847)– [tijdschrift] Broederhand, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Briefwisseling.

(Winterreize - winteravonden in duitschland - weldadigheid - de duitsche vorsten onder hun volk.)

De reis was slecht, lieve vriend. Van Brussel naer Keulen ging het nog tamelyk, hoe slecht, hoe grondslecht ook onze vaderlandsche charàbanes en waggons zyn. Inderdaed, de reiziger, die halfgerabraekt door onze char-à-bancs te Verviers aenkomt, wenscht zich uitter harte geluk, wanneer hy zich daer in de met weeke kussens en weeke rugleuningen voorziene wagens tweeder klasse zetten kan, die de rhynsche spoorbaen-maetschappy hem aenbiedt. Van Keulen naer Mainz echter was er een waerachtige boetweg. De stoombooten varen niet meer, want de Rhyn is vol ys, dus moesten wy met den diligenties ryden en daer kregen wy ongelukkiger wyze eén supplementairen wagen, die op elke statie, dus alle twee uren tegen een 'anderen uitgewisseld werd. Daertoe kwam nog, dat wy den nacht door ryden moesten en dat die nacht koud, sterk koud was. Een dikke franschman, die nevens my zat, vloekte regelmatig zyn geheel schimp-en vloekleksikon door, zoodra hy weer zyne plaets verlaten en in een 'anderen wagen klimmen moest en by elken vloek riep hy: “On doit venir en Allemagne pour trouver de telles voitures,” of “de tels chevaux,” of “de tels bêtes de sécretaires de poste, qui ne savent pas même un mot de français,” of “de tels bêtes de garçons, qui ne me comprennent pas.” Te Ems verslond hy zes boterhamenen, eene halve ossentong en eene flesch wyn; toen hy daervoor een gulden betalen moest, riep hy al weêr: “On doit voyager en Allemagne pour trouver de tels

[pagina 159]
[p. 159]

bougres de restaurateurs.” Te Wiesbaden soupeerde hy copieusement, ging dan in het schouwburg en nam rond de elf ure 's avonds een bad. 's anderen morgens zag ik hem voor den laetsten keer te Frankfort, en hoorde ik hem voor den laetsten keer zyne oude klagt herhalen: “On doit parcourir l'Allemagne, pour trouver de tels omnibus,” hoewel hy voorzeker in zyn geheele leven aen geene fransche statie zoo goed een' omnibus had gezien.

Hoe tevreden was ik, toen ik hier wêer in den familiekring zat! Er is toch een geheel andere leven hier, als by u in't verfranschde Brussel! Het materialism, wat daer in alle kringen heerscht is hier onbekend, het leven is meer geestig, men gevoelt overal, dat men niet alleen op de wereld is, om te eten, te drinken, te slapen en zich te amuseeren, en zelfs wanneer men eet, en wanneer men drinkt of zich amuseert, dan nog vergeet men daerby hoogere belangen niet en het gesprek by de tafel en de wyze, zich te amuseeren zyn altyd edel en beleerende. Tafelgesprekken kan ik u niet herhalen, daertegen laet my u zeggen, hoe men hier de lange winteravonden doorbrengt.

Den dag na myne aenkomst was myne oude vriendin, Mevrouw Sch... hierom ons uittenoodigen op den volgenden avond; haer gade, de gryze luitenantkolonel vierde zyn 68. geboortedag en alle de vrienden van den huize zouden zich tezamen vinden, om met den ouden kryger een vrolyken avondstond door te brengen. Wanneer men te Brussel in de soirées de dames in lange ry alleen ziet zitten en zamen fluisteren en de heeren ziet te zamen staen en tezamen spreken, dan kan men zich reeds doodelyk ennuyeeren, als men niet eenige goede vrienden onder de heeren heeft. En wanneer men later damen en heeren op de domme speltafeltjes toeloopen en daer den ganschen avond niets doen ziet, als met de kaert spelen, lieve, goede vriend, dan moet men wanhoopig worden van ennui, zoolang men nog een sprankje van gevoel voor iets meer als de kaert bezit. In den gelukkigsten val hoort men eenige stukken op het piano spelen; nu wordt er op geslagen, als wilde men het instrument in stukken slaen, dan hoort men een loopje of zes door alle oktaven door, een weinig gefluister, nog een goed donderen met den bas en - “admirable!” roept het gezelschap en klapt in de handen. “Waervan is het stuk, Mejuffrouw? “-” Van Monsienr X.Y.Z.” - Oh c'est superbe, magnifique!’ - Goede, klassieke musiek maekt alle dagen meer plaets aen fransche effektstukken. Hier was en is het anders. Van het begin der soirée af zitten en staen Heeren en Damen ondereen, gelyk het valt; niemand is op zyne plaets gedwongen, elkeen bewegt zich vry. Na een kort gesprek verschynen de dienaers met den thee, dien men al staende, zittende of wandelende drinkt, dan echter werden dien avond de stoelen der dry salons in lange ryen zoo gesteld, dat de daerop zittenden de vouwdeur van den derden salon gemakkelyk zien konden. Wat zoude daer gebeuren? Zal men toneel spelen? vroeg de een. Wordt er iets gelezen? vroeg de andere. Maer er werd noch toneel gespeeld, noch gelezen, noch gezongen. Daertegen zette zich de dochter van den huize, de schoone Frederika, aen den ‘Flügel’ en speelde een dier ‘liederen zonder woorden’ van Mendelssohn - Bartholdy, die zoo oneindig medesleepend zyn, namenlyk het onovertreffelyke ‘de vrouw van den matroos,’ die men meent te zien zitten op eene rots aen den oever der zee, die men meent te hooren, hoe zy nu haer geluk met hem aen de winden vertelt, dan zorgvol klaegt

[pagina 160]
[p. 160]

over de valsche baren, die men gedurig kabbelen hoort. Naeuwlyks was hel lied half of de vouwdeur opende zich en Overbeeks biddende familie zat knielende voor onze oogen, niet op de koperplaet, die de kundige meester graveerde, ook niet op het origineel, neen wat wy zagen, was schooner, als de hand van den kunstenaer het maken kon, het was natuer. De moeder knielt met hare twee kinderen voor een heiligenbeeld. Allen dragen de schilderachtige koleurenryke kleeding van Italien. Achter hen staet de vader, een net over de hairen, den ruigen hoed met breede randen tusschen de godsvruchtig gevouwen handen, de oogen ootmoedig op het beeld gehecht. Dry laurierboomen, een groote mirtenboom en een reusachtig oleander beschaduwden de helder verlichte groep; in den achtergrond zag men weinige witte wolkjes op eenen hemel zoo blaeuw, als slechts Italien hem bezit. Zacht ruischten de toonen van het piano voort. Op den eersten oogslag wat het gansche gezelschap stom, men had niet verwacht, het algemeen bekende en beminde beeld zoo schoon weêrtevinden. Elkeen maekte eerst stil, dan met den nabuer tezamen zyne bemerkingen over de waerheid der voorstelling, de schoonheid der dekoraties, de vastheid, waarmede de medewerkende persoonen de uitdrukking op hunne trekken wisten te bewaren enz. Daertoe bleef echter niet veel tyd over, want dry minuten slechts duerde de verschyning, dan sloot de deur zich weêr toe en het piano verstomde, terwyl een luid handgeklap en: braef, zeer braef! de dry salons doorbruischte.

Eene andere jufvrouw trad aen het piano, en begon een andere, wel niet woordelooze, maer niet min geestvolle lied, de ‘Wanderer’ van Schubert, gearranrangeert door Liszt, de vouwdeur opende zich en Schillers ‘Mâdehen aus der Fremde’ stond daer ‘bloemen en fruiten’ uitdeelende aen den jongeling en den gryzaerd, aen het ‘minnende paer’ en eenige allerschoonste kinderen, die aen de voeten der jonkvrouw zaten. Deze zelfs, de even verdwenen Frederika, was een geheel ideael verschynsel geworden; zy scheen boven allen te zweven, allen te overheerschen. Haer eenvoudig wit kleed stak sterk af by de veelkleurige harer omgeving en tegen den blauwen hemel, die den achtergrond uit maekte, welks wolken zy juist scheen verlaten te hebben. Ook beviel zy en de geheele groep zoo goed, dat een eenstemmig ‘Dacapo’ uit de salons klonk, toen de deur zich weder sloot.

Eene jonge vrouw speelde Schuberts ‘Erlkônig’ ook volgens het arrangement van Liszt, eene buitengewoon karaktervolle, maer ook hoogst moeijelyke muzikaetsche teekening, niet min moeijelyk, dan de moeijelykste kompositien onzer verfranschte coup-d'effet-zoekers. Daerop volgde een klein tusschenspel, dat langzaem ernstiger, feestelyker werd en sloot met den overheerlyken hymnus: ‘O sanctissima, o piissima, dulcis virgo Maria!’ Tegelyk opende zich langzaem de deuren de heilige familie naer eene bekende schildery verscheen. Maria staet opregt; aen hare voelen speelt het goddelyke kind met het kruis hetwelk de heilige Johannes hem geschonken heeft; op de andere zyde knielt de heilige Anna, die met heilige vrengde den Verlosser aenziet, terwyl Maria's oog vol moederwellust op hem rust. Deze groep was in hare grootsche eenvoudigheid en hare diepe, godvolle innerlykheld wel de perel des avonds en zy moest ook drymael herhaeld worden. Zy was schooner dan al 't overige; waerom kan men toch 's avonds niet daguerrotypeeren!?

[pagina 161]
[p. 161]

Wie zulke levende kunstwerken nooit zag, die kan zich naeuwlyks een begrip maken van het tooverachtige, het bovenaerdsche, dat zy bevatten. Natuer en kunst gaen hier hand aen hand; beiden hebben gelegenheid, zich in de hoogste volmaektheid te vertoonen: het schoonste menschenbeeld kan zich in de omgeving der schoonste produkten der kunst, in de rykste kleeding vertoonen, zonder dat het stof der aerde daeraen verschynt. Hoe scherp ook de verlichting zyn moet (min als 70 - 80 bougies mogen er niet branden, hoe klein het tooneel ook zyn mag) zoo zyn toch de koleuren niet schel, want over de deur, die tegelyk als lyst van het beeld dient, is een zwarte gaes uitgespannen, die al het schelle en scherpe verzacht, en al het puntige en hoekige wegneemt. Schaduwen zyn er onmogelyk, wyl de verlichting van boven op de groepen valt.

(Het vervolg in de naetste aflevering.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken