lingen voor, na of tijdens de gebeurtenis waar het boek om draait, terwijl die gebeurtenis zelf in een paar zinnen wordt behandeld.
De jaloerse mens draait rond in cirkels. Daar heeft hij geen weet van; en had hij er weet van, dan zou hij er niets aan doen. Hij zou in cirkels blijven rondlopen. Een cirkel is mooi rond, zonder begin of einde, en wie in cirkels rondloopt, komt zichzelf voortdurend, dus nooit, tegen.
Rechtlijnigheid, wat moet je ermee? Hoe doen mensen dat toch, een mening vormen en aan die mening vasthouden op de koop toe? Ik snap het niet, ik kan het niet, ik kan het ook niet begrijpen. Ik zie het om me heen, dat wel, maar ik krijg het zelf niet voor elkaar. Eerst zou ik de cirkel moeten doorbreken, hem vervolgens ombuigen tot een rechte lijn en die dan gaan bewandelen, zonder omkijken...
Men moet het maar willen. De jaloezie is een dekmantel, een kussensloop en een dekbed en een warme deken tegelijk; ze is irreëel en daarom echt. Ze bedekt de problematiek die onder geen beding aan de oppervlakte mag komen.
Ben je daar nog? Wil ik je een brief schrijven, zelfs als je dood bent, dan schrijf ik dit. Hoewel ik me troost met het idee dat je graag over literatuur praatte, heel graag. En misschien eventueel ook wel over Simenon, dat weet ik niet zeker.
Tijdens je laatste bezoek aan ons hadden we het kort over hem. ‘Dat is een goede schrijver,’ zei je, en daarna hadden we het over andere zaken, andere schrijvers, hadden we het voornamelijk over literatuur.
Het is de angst om het te hebben over wat dan ook, over de dood, over de dood van een vriend, over willekeurig welk onderwerp, het is de angst die iemand heeft voor zijn diepste roerselen.
Volgens mij zijn de meeste schrijvers met die angst behept, op welke manier dan ook.
En die angst is alleen te beheersen als je praat of schrijft over een onderwerp dat ogenschijnlijk niets met die angst te maken heeft. Met literatuur, in jouw geval, en in mijn geval, waar we het nu niet over hebben.
Op je crematie zei Hein Aalders: ‘Nog beter leerde ik hem kennen in onze gemeenschappelijke bewondering voor de Italiaanse schrijver Cesare Pavese. Het was Jan die zei dat we samen een boek moesten schrijven over hem. Jan, die altijd vol goede ideeën zat. Het was een schot in de roos. Koortsachtig werkten we twee jaar aan dat boek. We gingen ervoor