Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bzzlletin. Jaargang 5 (1976-1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 5
Afbeelding van Bzzlletin. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bzzlletin. Jaargang 5

(1976-1977)– [tijdschrift] Bzzlletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Correspondentie tussen
Jan van Nijlen (1884-1965) & Arthur van Schendel
Omstreeks '42-'43
Corinna van Schendel



illustratie
Corinna v. Schendel, Jeugdfoto.


Over het algemeen moet men bij het lezen van deze brieven heel goed beseffen dat het oorlog was, dat alle correspondentie geopend en gelezen werd door een censor van de ‘Wehrmacht’, er lopen grote blauwe strepen over de bladen. Van Nijlen zelf zegt hierover (zie: ‘Herinneringen aan A.v.S.’ in de Gids, juni 1956): ‘..mededelingen over de gebeurtenissen waarvan wij, ieder in zijn verblijfplaats, getuigen waren, werden door de censuur niet doorgelaten en om met elkaar in contact te blijven moesten wij wel onze toevlucht nemen tot het schrijven over min of meer algemene onderwerpen met, daar tussendoor, enige berichten van meer persoonlijke aard, die door de censor gelukkig niet altijd werden begrepen.’ Veel van hun brieven zijn nooit aangekomen; de angst daarvoor geeft soms een wat abstracte, ingehouden toon aan hun mededelingen. Contact behouden, dat was het belangrijkste, en van Nijlens opmerking dat ‘de briefwisseling in de ellendige oorlogsjaren een grote troost’ voor hem is geweest, geldt evenzeer voor mijn vader.

[pagina 34]
[p. 34]

Het totale pakket aangekomen en bewaarde brieven omvat er 19 van van Nijlen(uit België: Brussel), thans bij de erven van Schendel, en 22 van van Schendel (uit Italië: Sestri Levante), thans in het Letterkundig Museum, geschreven tussen October '39 en januari '46. Uit de brieven van van Schendel zijn veel fragmenten geciteerd door G.H. 's-Gravesande (‘A.v.S., Zijn leven en werk’ - Meulenhoff, A'dam 1949) en door F.W. van Heerikhuizen (‘Het werk van A.v.S. - Meulenhoff, A'dam, 1961). Van de brieven van van Nijlen is echter tot heden nog niets gepubliceerd.

 

De hier gepubliceerde brieven zijn door mij gekozen niet omdat ze uitzonderlijk zijn binnen het totaal der correspondentie, maar juist omdat ze een goed voorbeeld zijn van de toon in alle brieven. Het zijn - door de omstandigheden afgedwongen- schriftelijke bewijzen van waardering en verwantschap tussen twee mensen die voordien gewend waren aan een voornamelijk mondelinge uitwisseling (met weinig woorden!), meestal in Brussel op lange wandelingen of in een café, elk bezig met zijn onafscheidelijke pijp en met een biertje voor zich. De figuur van mijn vader wordt in dit blad door anderen belicht, van Nijlen -die ik zelf helaas te zelden heb ontmoet - stel ik u voor in een ‘portretje’ van hem door Jan Greshoff (‘Dichters in het koffyhuis’ - Herinneringen door Otto P. Reys (pseudoniem voor Gr.) 1925):

 

‘Jan van Nijlen is, zonder twijfel, een van de fraaiste en sierlijkst gestoffeerde geesten van Vlaanderen. Hij heeft een omvangrijke belezenheid, máár, wat meer waard is, een vasten, zuiveren smaak. Hij heeft intuïtie, een scherp gewet analytisch vermogen, en hij is, bovenal, een man van karakter. Op zijn vrienden en eenige jonge bewonderaars heeft hij een grooten invloed, door de klaarheid van zijn oordeel, den solieden bouw van zijn moreele wezen en de waardigheid van zijn leven.

Als criticus schreef hij twee essays, over Ch. Péguy en Fr. Jammes (....), benevens, gedurende vele jaren reeds, een kroniek der Fransche letteren in “Groot Nederland”. Deze is in zijn duidelijke, positieve en toch nóoit pedante formuleering, elken keer weer, een lust om te lezen. En, (....), deze schrijver heeft zich nog nimmer vergist: wat hij prijst is waard om geprezen te worden, wat hij laakt verdient blaam. Jan van Nijlen is zeer fel in zijne overtuigingen, maar daarbij redelijk, rustig en mild in zijn oordeel. Hij is onontvankelijk voor alle mode-grillen en voor alle invloeden van buiten: in zich zelve zoekt en vindt hij een betrouwbaren maatstaf voor zijn waarderingen. Daarenboven is iedere zelfzucht, ieder verlangen naar baat of roem hem vreemd............Wanneer een goede geest van Nijlen kan bewegen om een keurbundel uit zijn vrij omvangrijke poëtische werken samen te stellen.......dan zullen de liefhebbers eerst zien welk een puur en zangerig natuurdichter hij is’ (De Verzamelde gedichten van van Nijlen verschenen voor het eerst in 1938).

vervolg pag 38



illustratie



illustratie

brief van Jan van Nijlen aan Arthur van Schendel, goedgekeurd middels een blauwe krijtstreep door de censor

 

14 maart 1943 antwoordde Van Schendel:

 

‘Je brief van 8 februari, door een belangstellend lezer fraai versierd met blauw krijt, een soort hieroglyphen, heeft er langer over gedaan dan de gewoonte, maar hij is dan toch goed aangekomen’

[pagina 35]
[p. 35]

Brussel, 9 December 1942

Beste Arthur,

 

Toen ik gisteren je brief van 1 December ontving, had ik net uit Holland vernomen dat Annie weer van een aanval van haar kwaal te lijden had en wou ik je vragen of zij nog niet aan de beterhand was. Gelukkig brengt je brief het goede nieuws dat zij weer beter is en langzamerhand weer opknapt. Ik hoop dat dit steeds in vlugger tempo zal gaan en dat zij spoedig weer geheel gersteld zal zijn. Door ziekten werden wij tot nog toe niet geplaagd, behalve Sophie die een tiental dagen te bed gelegen heeft met een zweer in de keel, hetgeen, zoo niet gevaarlijk, dan toch zeer pijnlijk is en door de onmogelijkheid eenig vast voedsel te gebruiken, ook verzwakt. Maar nu is ze weer geheel in orde.

Mochten er vanwege NAVEA gelden in ontvangst te nemen zijn, ben ik natuurlijk gaarne bereid dit voor je te doen en de bedragen voor je te bewaren. Tot nog toe heb ik van die heeren niets gehoord. De schuld daarvan zal wel niet bij de NAVEA liggen, die, voor zooveel ik heb ondervonden, vrij accuraat is, maar veeleer bij de uitgevers. Zoo kreeg ik eenige maanden geleden bericht van genoemde vereeniging dat een paar uitgevers van bloemlezingen gedichten van mij wenschten op te nemen of reeds opgenomen hadden en of ik daarvoor honorarium verlangde ofwel tevreden was met een presentexemplaar. Ik antwoordde omgaand maar ontving verder geen antwoord. Ik vermoed dat het hier gaat om bloemlezingen voor schoolgebruik, dit zal ook wel het geval zijn voor het werkje ‘Prettig lezen’ waarover je het in je vorig schrijven hadt - en als ik me niet vergis zijn de uitgevers in dit geval niet bij de wet verplicht honorarium te betalen. Ik heb dit altijd gek gevonden en nooit begrepen dat de auteurs zich daarbij neerleggen. Misschien doen ze het ook wel niet en geven ze, elk voor zich, lucht aan hun ergernis door een paar krachtige vloeken!

Ik herlas dezer dagen het boek van Nescio met zeer veel genoegen, vooral de ‘Titaantjes’ waarin het leven van de dwaze jonge menschen die we allen zijn geweest - vergeef me dit meervoud - zeer juist en met een beminnelijk gevoel is weergegeven. Wie is die geheimzinnige Nescio eigenlijk? Ik weet niets van hem behalve dat hij Grünloh heet. Zijn proza heeft naar mijn gevoel een zeer persoonlijk accent en ik begrijp niet dat hij in Nederland niet méér gelezen en gewaardeerd wordt. Of heb ik het mis en wordt hij wel gewaardeerd?

Dat de literaire productie in Nederland in den laatsten tijd erg verzwakt is, is best te begrijpen als je denkt aan al de bezwaren die een publicatie meebrengt. Hier is de literaire bedrijvigheid nog steeds voor het grootste deel beperkt tot goedkoope herdrukken. De beste daarvan is wel de ‘Maria Speermalie’ van Teirlinck die eerst in de W.B. verscheen. Dit werk staat op een hooger plan dan zijn vorige werken en het meerendeel der vlaamse boeken. Met Toussaint gaat het steeds beter, maar wel langzaam. Of hij nog wel eens de pen zal kunnen opnemen, blijft de vraag.

Met hartelijke groeten van allen en het beste voor Annie

 

je Jan

NAVEA = Nationale Vereeniging voor auteursrecht te Brussel
[pagina 36]
[p. 36]

Sestri Levante 14 Jan. 1943

Beste Jan,

 

In je vorigen brief schreef je wel over litteratuur in het algemeen, maar ik heb alweer eenige vermelding van je eigen voortbrengst gemist, en de takken zullen toch wel niet heelemaal zonder vruchten zitten. Dat ze nu niet openbaar gemaakt kunnen worden is begrijpelijk door die schaarschte aan papier, bijna in iederen brief verneem ik dat dit seizoen arm is aan poëzie en proza. Het schijnt ook dat men er verlof voor moet hebben, te verkrijgen nadat men zijn geschriften eerst heeft laten keuren. Of dit waar is weet ik niet, ook niet of een boek van mij, dat dezer dagen verschenen is, zulk een examen heeft gepasseerd. Maar in ieder geval kan ik zelf constateeren dat er in de tijdschriften en aankondigingen die ik ontvang, een leegte heerscht en dat men er van ouds bekende namen in mist. Misschien hebben sommigen het dichten gestaakt wegens gebrek aan lust, ofwel misschien houden ze hun verzen voor zich en dan zouden we te eeniger tijd een stortvloed mogen verwachten. De twee laatste afleveringen van Gr. N. werden mij nog toegezonden, versierd met namen van redacteuren die het vaarwel hadden gezegd, wat kan dat beteekenen? De Gids en de Nieuwe Ditto heb ik sedert lang niet gezien, het laatstgenoemde zeker tien jaar geleden het laatst en toen verschilde het veel van het tijdschrift dat ik 50 jaar geleden bewonderde. Dezer dagen las ik studies over ‘de beweging van 80’, van Stuiveling, met uitstekend begrip geschreven, vooral de juistere beschouwing op Gorter deed me genoegen. Hij heeft het over de miskenning van het groote gedicht ‘Pan’. Ook voor mijn smaak heeft het fouten, maar de verdiensten zijn zoo groot dat ze wel meer gewaardeerd mochten worden. De woorden ‘goud’ en ‘licht’ komen er te veelvuldig in voor, komt dat te veelvuldig misschien door de voorkeur van ons geslacht voor een weinig schemer en schaduw, een tikje weemoed daarbij? Wij zijn toch maar kinderen van een tijd die geloofde dat de droomen veel te mooi waren voor een werkelijkheid die ze evenaren kon. Kinderen van vaders die er net zo over dachten, zal je zeggen, met grootvaders gelijkgezind enz. eeuwen lang. - Boeken over litteratuur schijnen er wèl veel gedrukt te zijn, tenminste ik ontving er meer dan gewoonlijk. O.a. een bundel kritieken van Vestdijk, een studie over Coornhert, en nog een paar over geschiedkundige onderwerpen. En de meesten daarvan heb ik gelezen ook,. Het heele jaar heb ik nogal ingespannen gewerkt, zoodat ik me eenigszins blind heb gestaard en het daarom beter vond dit werk wat te laten liggen. En mijn tijd met ontspanning door te brengen. Maar nu dringt weer een ander naar voren. Maar, om over iets anders te praten, hoe staat het met jou tabaksvoorziening? Beter dan hier, hoop ik, want hier is sedert weken geen schilfertje tabak te krijgen; - die zal toch nog wel groeien? Of wacht die plant tot zij nog zeldzamer en duurder wordt? Ook andere commodities zijn weieens dun gezaaid, alleen te vinden door zeerwelgestelden, maar voor ons worden ook de munten zeldzaam. Gelief dus te geloven dat de tijden zich dra wijzigen. - Is Sophie weer geheel hersteld? En wat doet Charles nu? Heeft Griet nog steeds overleg nodig wanneer zij in de keuken te werk gaat?

Welzeker, die Nescio werd wel degelijk gewaardeerd in zijn tijd. Maar men vergeet spoedig. Heb jij ooit gehoord van een zekeren E.S., die omstreeks 1904 twee uitstekende romans schreef? En wie weet nog wie Alfred Valette was? of heeft Le Vierge gelezen? Jij? Anders beveel ik het je zeer aan.

Hartelijke groeten, ook van Annie, voor Griet en voor jou een
hand van
je Arthur
betaling van Navea gaat niet door,
daar schrijf ik je nog over.
‘schaarschte aan papier’, wordt in vele brieven vermeld, en is vaak ook te verstaan als ‘onvrijheid in bezet gebied’
‘een boek van mij’. v. Schendel durft het niet te noemen, het is Een spel der natuur
‘gebrek aan lust’, te lezen als: weigering mede te werken aan gezuiverde tijdschriften.
‘gelief te gelooven’, te verstaan als: hier in Italië zijn er tekenen dat het regiem van Mussolini op instorten staat
‘een zekeren E.S.’ (pseudoniem voor Christine Boxman-Winkler. Zie hierover: K. Reijnders, Couperus bij van Deyssel, blz. 265-266, uitg. Atheneum 1968)
[pagina 37]
[p. 37]

Brussel, 8 Februari 1943

Beste Arthur,

 

Toen ik je brief van 14 Januari ontving was ik Een spel der Natuur aan het lezen en ik wou je (niet) antwoorden vooraleer ik daarmee klaar was. Ik kan je nu zeggen dat ik gedurende die lectuur voortdurend in een stemming verkeerde van welbehagen en blijdschap, iets als het gevoelen dat men in de kinderjaren heeft wanneer men iets heeft ontvangen waarnaar men zeer verlangde. Ik meen dat dit boek een van je meest geslaagde boeken is en zeker het geestigste in de zin van spel van vernuft en fantasie. Dit soort boeken is in Nederland zeer zeldzaam en hier nagenoeg onbekend. Hoofdstukken als dit over het Proefpaleis en de cursus in de wijnkunde, het feest van de Hormeeërs, Aristus in het pension, het parlement aan zee, vind ik buitengewoon aardig. Eigelijk lijkt me dit boek bizonder geschikte lectuur voor dezen tijd, want het sterkt een optimisme dat in de tegenwoordige omstandigheden zeer precair is. De manier waarop je schrijft over die wijnen en sigaren is wel van aard om ons, die thans alles moeten ontberen, te doen watertanden. En dit watertanden is reeds een genot op zichzelf. Ik weet niet wat de kritiek over je boek zegt - geen enkele nederlandsche publicatie komt mij onder de oogen - maar het zou me niet verwonderen zoo Een spel der natuur een meer dan gewoon succes had. Nooit leek mij de tijd daartoe zoo gunstig.

 

Over het boek van A. Valette, Le Vierge, waarover je schreef heb ik wel meer gehoord, maar ik had nimmer de gelegenheid het te lezen. Ik zal trachten deze leemte aan te vullen. Van dien E.S. en zijn romans heb ik nooit gehoord. Bij gelegenheid zou ik dan ook gaarne de titels en zoo mogelijk den uitgever van deze werken vernemen, ik ben er erg benieuwd naar. Met onze tabakvoorziening is het niet schitterend, maar toch niet zoo erg als je wellicht meent. Ik ontvang nog geregeld 200 gram in de maand. Dit lijkt natuurlijk een weelde voor wie heelemaal niets heeft. Maar de kwaliteit is bedenkelijk.

Met de gezondheid van Griet en Sophie gaat het vrij goed, evenals met die van Charles. Gelukkig is de winter dit jaar zeer zacht, zoodat ons karig rantsoen kolen voldoende is om één plaats behoorlijk te verwarmen. En we mogen hopen dat het leelijkste alweer achter den rug is.

Na de lectuur van een boek als Een spel der natuur, schaam ik me iets over mijn eigen werkzaamheid te zeggen. Ik schreef wel enkele gedichten, maar ik denk er niet over thans een bundel te publiceren, het heeft ook niet de minste haast.

Ik hoop dat Annie nu weer geheel hersteld is - en ook dat de tijd nadert waarop we ons zullen weerzien. Met hartelijke groeten van allen aan Annie en voor jou een flinke handdruk van

 

je Jan

‘Een spel der natuur: meer dan gewoon succes’ Dit boek werk kort na het verschijnen in 1942 besproken in het (N.S.B.)-Nationale Dagblad met uitdrukkingen als ‘ten top gedreven nihilisme van den geest’ en ‘hieruit blijkt al de Joodsche instelling van den schrijver’... ‘hoe is het mogelijk dat voor zulk werk in onzen tijd nog papier beschikbaar wordt gesteld. Dit is niet anders dan een voorbereiding tot de communistische filosofie. En ‘daaraan hebben wij thans toch waarachtig geen behoefte!’ Hierop volgde een verbod om het werk van v. Sch. te drukken en te herdrukken en om zijn naam in de pers te noemen.
[pagina 38]
[p. 38]


illustratie
Balkon van het huis van Van Schendel in Sestri Levante


Een briefwisseling tussen vrienden na hun dood onder ogen brengen van het publiek is een onbescheiden daad: zij kunnen er niet meer tegen protesteren. Bij mijn vraag: hoe lang en hoe zwaar moet mijn zonde wegen? zie ik enerzijds de vermanende vinger van de schrijver van Schendel (die nog wel mijn vader is!) als hij in een van zijn verhaaltjes -‘De luistervink’ uit Herinneringen van een domme jongen -) zegt: ‘Nieuwsgierigheid naar andermans zaken, belangrijk of niet, wordt algemeen afgekeurd’, en anderzijds het kalmerende gebaar van Carel Peeters (Vrij Nederland, 17 juli '76), die in de publicatie van brieven en autobiografica toch een welkome mogelijkheid ontwaart om schrijvers niet ‘zwevend’ boven ons te zien, maar om ze te laten ‘landen’ tussen ons. Brieven en autobiografica ‘garanderen dat romans en gedichten niet uit de lucht zijn komen vallen en dat de schrijver ervan net zo goed een leven geleid heeft’; hetgeen de hier genoemde brievenschrijvers niet zouden willen ontkennen.



illustratie
Arthur v. Schendel & zijn vrouw te Sestri Levante



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Corinna van Schendel

  • over Jan van Nijlen

  • over Arthur van Schendel

  • beeld van Corinna van Schendel

  • brief aan Arthur van Schendel

  • brief van Jan van Nijlen

  • brief aan Jan van Nijlen

  • brief van Arthur van Schendel

  • brief aan Arthur van Schendel

  • brief van Jan van Nijlen


datums

  • 1942

  • 1943

  • 9 december 1942

  • 14 januari 1943

  • 8 februari 1943