Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bzzlletin. Jaargang 6 (1977-1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 6
Afbeelding van Bzzlletin. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.02 MB)

Scans (405.54 MB)

ebook (34.87 MB)

XML (4.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bzzlletin. Jaargang 6

(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

Was Truman Capote een manser die Zarah Leander betaalde?
Hans van den Waarsenburg

De laatste verhalenbundel van Jaap Harten, Garbo en de Gebroeders Grimm, verscheen in 1969. De laatste gedichtenbundel, Een lokomotief achter prikkeldraad, werd in 1970 gepubliceerd. Zijn laatste roman, Madame Tussaud in Berchtesgaden, kwam in 1972 uit. Dit lijkt wel het begin van een ‘in memoriam Jaap Harten’, doch het tegendeel is waar. Na deze 5-jarige stilte, wanneer we gemakshalve enkele publikaties in tijdschriften vergeten, is hij ‘terug van weg geweest’ met een nieuwe gedichtenbundel Wat kan een manser betalen en een nieuwe verhalenbundel de groeten aan Truman Capote. Beide boeken zijn uitgegeven door Querido, en doen vermoeden dat hier sprake is van meer dan een incidentele uitgave, want een nieuwe roman is in voorbereiding en diverse herdrukken van niet meer verkrijgbaar werk van Harten staan op stapel, bij uitg. Querido. Het lijkt er op, dat Harten nieuw onderdak heeft gevonden!

 

Ik heb lange tijd geaarzeld om te kiezen welke van deze twee boeken ik als eerste eens nader wilde bekijken. Mijn voorkeur ging in eerste instantie uit naar Wat kan een manser betalen?, want poëzie blijft poëzie, en daarna De groeten aan Truman Capote. Maar terug bladerend in Madame Tussaud in Berchtesgaden viel mijn oog op de eerste blz., de eerste regel en daarvan het begin: ‘Günter K. behoort tot het nachtvolk...’ De zelfde Günter K. komen we weer tegen in het verhaal Im Wühlmäuschen. Daar komen we hem tegen op de eerste blz., in de eerste alinea.

Daarom is deze keuze door het toeval bepaal en begin ik met:

De Groeten aan Truman Capote.

In deze bundel staan 7 verhalen, die men los kan lezen, maar waarvan enkele verhalen toch een duidelijke binding met elkaar hebben. De losstaande verhalen zijn De groeten aan Truman Capote, 25 jaar na Other voices, other rooms, het titel èn beginverhaal en het slotverhaal Ballade van een liftboy.

Tussen deze twee verhalen treffen we drie verhalen aan, die de vorm van een drieluik hebben: Notities uit het dagboek van Mabel van Luyk, Notities uit het dagboek van Ronald van Luyk en Notities uit het dagboek van Mien de la Parra, en het eerder genoemde verhaal Im Wühlmäuschen waar Tederheden direkt- en indirekt op aan sluit. Een volledige en uitgebalanceerde maaltijd. Niet alleen door de twee hoofdgerechten, maar ook door het geraffineerde luchtige voorgerecht en het op de tong smeltende toetje met cognac uit Lausanne.

 

Het beginverhaal is misschien het beste te omschrijven als een omgekeerd scenario van een regelrechte spaghetti-western. Ditmaal is het niet de oude vrijgezelle, nog maagdelijke koeienboer uit Moon City, die de door iedereen begeerde knappe jonge dorpsmeid in bed krijgt, maar Mr. Ibsen, de dorpskapper met Shirley Templekrullen, een van de meest bescheiden knapenminnaars, die het gelukt om Billy Boy, 19 jaar jong, blond en bruinverbrand, ‘lui als een hoer op leeftijd’ in zijn eenzame bed te krijgen. Jaap Harten gebruikt hier alle mogelijke clichés, die we kennen uit dit soort B-films, benoemt ze opnieuw, zet ze in dezelfde volgorde, waardoor een cabaretesk geheel ontstaat. Een luchtig, humoristisch verhaal, dat een vingerwijzing is, naar een stuk frivool talent, dat te zelden opduikt in het werk van Harten.

 

Het genoemde drieluik lijkt in eerste lezing, hierbij aan te sluiten. In de dagboeknotities van Mabel van Luyk ontmoeten we dezelfde losse toon van schrijven en ogenschijnlijk komische situaties, maar het feit dat Jaap Harten in deze drie verhalen schrijftoon en taal naar drie personen richt en dat vlijmscherp weet te doen, duidt al op het feit dat we hier met meer dan een tragi-komische schets voor twee vrouwen en een jongeman te doen hebben.

Het verhaal is vrij snel verteld. Mabel van Luyk is door haar echtgenoot, Frits, een rijke staalmagnaat, diverse malen bedrogen. Een scheiding is daarvan het gevolg. Ze hebben een zoon Ronald, 17 jaar, die zijn gymnasium-diploma heeft behaald. Mabel is erg bevriend met Mien de la Parra, een blijspeldiva, die in de verte aan Rooie Sien herinnert.

Verder speelt Bas van Bolten, ‘de schön premier van ons toneel’ een hoofdrol.

Ronald wordt met zijn vriend Hans D. in het kleedlokaal van de gymzaal betrapt door de rektor. Hij licht Mabel in, die besluit om Ronald, tijdelijk, uit de invloedsfeer van Amsterdam weg te halen, door een reis naar Cannes te ondernemen, samen met haar boezemvriendin Mien de la Parra. Na een dodenrit arriveren zij daar en na enkele dagen komt ook Bas van Bolten opduiken, die al spoedig door Mabel in het bed van haar zoon wordt aangetroffen.

 

Deze gebeurtenissen laat Jaap Harten ons zien middels de dagboeken van genoemde drie personen. Maar er is meer aan de hand. Harten schetst ons niet alleen de hypocriete reactie van een moeder, die ontdekt dat haar zoon homofiel is, hij prikt ook dit superbourgeois-milieu op een bijna dodelijke manier door.

Vader Frits in al zijn zielige zakelijkheid met zijn totale onvermogen om kontakt met zijn zoon te krijgen, zijn ex-vrouw, wier voornaamste bezigheden bestaan uit het bezoeken van couturier ‘Maxje’, de zwaar aan de drank zijnde toneelspeelster Mien de la Parra, de snelle en gladde versierder Bas van Bolten.

[pagina 65]
[p. 65]

Kortom, alle volwassen personen die in dit drieluik voorkomen, zijn geraakt door de tand des tijds, door hun ouder worden, en vooral hun teleurstellingen in’ relaties met andere mensen. Temidden van deze droeve reeks begane en vergane daden en dingen ontluikt de vriendschap tussen Ronald en Hans D., ‘een vriendschap die vanzelf kwam’. Een vriendschap waarin nog eeuwig trouw wordt gezworen, wanneer beiden elkaar niet meer mogen ontmoeten, na het incident met de rector.

In deze vriendschap is ‘het lichamelijke’ nog een kwestie van kijken, van vermoeden.

Dat de grote verleider Bas ten Bolten de sluimerende lichamelijke gevoelens en verlangens richting geeft, is voor Ronald naast een bevrijding, tegelijk een soort bevestiging, die hij onmiddellijk op Hans D. projecteert. Wat niet wil zeggen, dat hij door zijn nachtelijke ervaringen met Bas verward is geraakt, terwijl zijn moeder het ‘een verkrachting’ noemt.

Mien de la Parra vat in het slot van haar dagboeknotities de kern van dit drieluik samen:

‘En Ronald is de enige van ons allen die nog eerlijk, verward kan zijn, verward door de lokkende glimlach aan de top van de ladder, door dat peilloze gevoel dat geluk heet, hij denkt dat hij het bereiken kan maar weet alleen nog niet welke weg hij moet kiezen. Ik heb naar hem gekeken met een onbeschaamde gretigheid, vanmorgen, en ik heb hem benijd.
‘De tijd van de jeugd, de tijd van de schoonheid’, dat zijn regels waar ik altijd weer door ontroerd word. Met pijn, ja, laat ik het maar eerlijk toegeven: met tranen in mijn ogen over alles wat voorbij is.’ (blz. 87)

In hoeverre bestaande personen geheel of gedeeltelijk model hebben gestaan, is voor mij, niet insider in de (Haagse?) toneelwereld niet na te gaan. Het doet er in dit drieluik trouwens niet toe, want Jaap Harten is bijna ongemerkt verder gegaan, dan het ogenschijnlijk neerzetten van een modieuze milieu-schildering: hij heeft de volwassen wereld in zijn bloedeloze ellende neergezet, tegenover het hoopvolle, het toekomstige, het nog niet voorbije.

Het verhaal Im Wühlmäuschen een ander hoogtepunt uit deze bundel eindigt als volgt:
‘Jij denkt aan je oude dag’, merkt Günter op met een feilloze intuïtie.
Zo oud ben ik langzamerhand. Zeg daar eens nee tegen.
Het regent in Hamburg: tussen regen en tranen op je wangen is voor de buitenstaander gelukkig geen verschil te zien.’ (blz. 118)

Dit verhaal is het aangrijpende en ontroerende relaas van een tocht naar Hamburg, alwaar een bezoek gebracht wordt aan ‘Nachtlokal’ ‘im Wühlmäuschen’ alwaar ‘dat mens’, ‘die bas met buste’ zal optreden. De ik-figuur, Harten zelf, zal daar opnieuw een poging ondernemen om de toen 74-jarige zangeres Zarah Leander te ontmoeten en te interviewen.

Oskar, de in zijn werk alom tegenwoordige vriend, staat erg skeptisch tegenover dit voornemen. Ook de houding van Oskar tegenover Duitsland speelt hierin een rol. Niet alleen heeft hij het over Hunnen, wanneer burgers van de Bondsrepubliek bedoeld worden, maar de hele onderneming in n.b. dit land vat hij a.v. samen:

‘Van Bismarck tot Leander, het was één foute troep; concludeert Oskar. ‘En maak jij nou maar een fijn stukje revolverjournalistiek vanavond in de kroeg.
Vraag dat mens maar het hemd van haar lijf.’

Een poging om haar tijdens een optreden in het Concertgebouw te interviewen is al eens mislukt. Dat Jaap Harten haar al langer volgt, blijkt uit een opmerking over een concert van Leander in Keulen. Oskar noemt haar ‘een ruïne’. Günter vermeldt, dat ze praktisch blind is. Zelf zegt Jaap Harten hierover:

‘Zarah zucht vermoeid. Alles lijkt haar opeens teveel. Ik wacht. Ik heb wel medelijden. Ik ben betrokken bij deze vrouw en kan niet verklaren waarom.’ (blz. 109)

In een gesprek met Roland Holst heeft deze tegen hem gezegd:

‘Dit is voor jou de vrouw die zingt ergens achter de tijd. Zij moet van een mythische betekenis zijn.’ (blz. 109)

Een eenvoudiger verklaring geeft Harten misschien zelf:

‘Ik denk terug aan de oorlogsjaren, hoe Oskar en ik in het Hilversumse Citytheater deze zelfde kop bewonderden, haar liedjes floten en foto's verzamelden, al werd ze door onze klasgenoten moffenhoer genoemd.’ (blz. 113)

Dit citaat sluit wonderwel aan bij het geciteerde laatste gedeelte van het drieluik. In deze verhalenbundel is Jaap Harten de beschrijver van elementaire tot rudiment geworden herinnering aan geluk, vriendschap en de wegen die hierna zijn afgelegd. Leander zelf noemt hij: ‘de ruïne van ons puberidool’. Het leven, het ouder worden, heeft hem in een labyrinth gedreven, waaruit niet meer te ontkomen valt, een labyrinth van eenzaamheid en dood.

Zarah Leander met haar miljoenen, haar landerijen, zingend in een matrozenkroeg, drinkend, lallend, lichamelijk gehavend moet voor hem het symbool zijn van ‘het doorgaan’, door blijven vechten. Zij is de vingerwijzing, die hem helpt uit het labyrinth te komen.

Wanneer haar optreden is beëindigd, begrijpt hij haar:

‘De enige remedie tegen de vervelingsdood is doorgaan. Werken. Alles is beter dan de eenzaamheid in die vervloekte Zweedse bossen - ik begrijp het, nu ik haar door reumatische pijnen gekwelde heupen zie meedeinen op een melodie. Ik denk aan de potten met pillen in haar kleedkamer. Wat zou het zijn: cortisone? Een opiumderivaat? Haar leven is praktisch voorbij. Ze moet zich bezatten om in slaap te komen. Ik herinner mij het laatste optreden van Edith Piaf, de Madonna van de morfine, smekend om door te mogen gaan, un jour, deux jours, trois jours... Bereid alles te doen om maar niet naar huis te hoeven. Niet naar bed. Niet naar de absolute vergetelheid. Zarah leeft alleen nu. Een half uur later in haar kleedkamer vind ik een vrijwel onherkenbare en totaal uitgebluste vrouw. De deur gaat onmiddellijk op slot’. (114/115)

Het interview is geen revolverjournalistiek geworden. Het fungeert als een episch centrum in dit prachtige verhaal.

Een verhaal waarin hij niet alleen Zarah Leander boven het boulevard-achtige uittilt tot een brok literatuur, maar waar hij er ook uitmuntend in

[pagina 66]
[p. 66]

slaagt om in haar slagschaduw een psychologisch zelfportret van ontroerende diepte en melancholische triestheid, neer te zetten.

Hoe subtiel ‘Tederheden’ hierbij aansluit, of beter aanvult, moet de lezer zelf maar ervaren, wanneer hij dit verslag van een conversatie in een bar tussen Jaap Harten en het revue-meisje Gisela leest.

In het slotverhaal Ballade van de liftboy, op zichzelf een min of meer luchtig verhaal, komt tegen het einde een verrassende wending in de vorm van een citaat uit een gedicht van een niet nader genoemde dichter.

Een dichter voor wie Jaap Harten in deze, het zij nogmaals gezegd, uitstekende verhalenbundel, bewust of onbewust een monument heeft neergezet.

Wat kan een manser betalen?

Het is natuurlijk interessant om na te gaan en hiervan verslag uit te brengen, in welke mate er overeenkomsten zijn tussen de zojuist besproken verhalenbundel en de nu te bespreken nieuwe gedichtenbundel. Dit temeer wanneer men in het 2e gedicht van Wat kan een manser betalen? ontdekt dat het een tante van Jaap Harten was, die Zarah Leander tot ‘bas met buste’ bombadeerde. Het lijkt me beter om de beperkte ruimte anders te gebruiken.

Zeven jaren geleden is het nu, dat Jaap Harten voor het laatst zijn gedichten bundelde onder de titel Een lokomotief achter prikkeldraad. Kenmerkend voor deze bundel waren een aantal scherp en agressief geschreven gedichten met dikwijls politieke ondertoon. In zijn nieuwe bundel Wat kan een manser betalen? zijn de agressieve gedichten bijna totaal verdwenen. Een enkel gedicht als Religie rest nog. Het veranderen vaan tijd en het verder schuiven in tijd is in deze nieuwe bundel duidelijk merkbaar. Nu is het begrip ‘tijd’ in de poëzie van Jaap Harten altijd al een belangrijk element geweest. (Dit geldt eveneens voor zijn proza).

Tijd, de verleden tijd, is een van de hoekstenen van zijn gedichten. In datgene wat achter de dichter ligt ontleent hij die elementen uit de tijd, die voor hem poëtisch werkzaam kunnen zijn. In deze nieuwe bundel kunnen we het begrip ‘tijd’ als volgt verdelen: de tijd waar de dichter zelf nog herinneringen aan heeft en die tijd waarin hij niet aanwezig was. De lezer van het werk van Harten, weet dat dit het verleden van voor de IIe. W.O. betreft.

Kortom een nostalgie in tijd.

Een gaaf voorbeeld is: De koffergrammofoon uit de hongerwinter:

‘Ik reed op een fiets met houten banden en neuriede de verboden muziek van de vijand die kapot ging in Rusland. Ik dacht aan geen dood; ik was 14 en geil.’

In de gedichten Tips voor een scriptiemaakster, Hongerwinter 1944-1945, Duits dienstmeisje doet de deur dicht en het mooie Kinderboerderij vinden we dezelfde herinneringen aan eigen verleden terug.

Het gedicht Gezichtspunt realiseert Jaap Harten zich duidelijk het begrip tijd:

‘De lange wijzer van mijn horloge stottert iedere seconde, niets blijft gelijk op de speelgoedtafel van de tijd.’

De eerste Wereldoorlog komt o.a. ter sprake in De dameskapel van Frau Roll. De opa uit het gedicht Kinderboerderij vervult hier de rol van intermediair naar de dichter toe.

Jaap Harten

Andere gedichten waarin de tijd, de geschiedenis van het voorbije, een rol speelt zijn o.a. het titelgedicht: Wat kan een manser betalen?, waarin de dichter een schrijvende voorzaat ontdekt, Biedermeier en De Gooise Moordenaar.

Wat verder opvalt in deze bundel zijn de gedichten, die min of meer kortdurende erotische relaties tot onderwerp hebben. Erotische ervaringen in een web van onmacht, voortkomende uit melancholie, nooit vergeten jongensdromen, regenachtige droefheid. Dit alles tegen een décor van tranen, het bordkarton van een kortstondige ejaculatie. Een soort binnenstappen in een buitenwereld, die voor bij is, als zodanig ook ervaren wordt, maar op onverwachte momenten plotseling aantrekt. Soms roept een dergelijke ervaring bitterheid en woede op. Ik denk dan aan het gedicht Zwerver verliefd & verdwaald (maar tenminste niet zo melig als Van Schendel).

Tot de hoogtepunten van deze bundel behoren zeker de cycli: Scott Joplin (1868-1917), master of ragtime en Gerrit Kouwenaar. Laatste genoemde cyclus is niet alleen een homage aan het meesterlijke dichterschap van Kouwenaar, maar ook een bewijs van het poëtisch vermogen van Jaap Harten. Er zijn meer voorbeelden in deze bundel te vinden, die aantonen dat Jaap Harten als dichter verder evolueert, zij het misschien minder sterk dan in proza.

In een enkel te anekdotisch gedicht, een te eerlijk geschreven gedicht, zonder het raffinement, dat Harten in vele gedichten kenmerkt, valt hij soms door de mand, wat echter geen bult achterlaat.

Deze scherp gecomponeerde en geslecteerde bundel maakt duidelijk dat Jaap Harten meer onder de woorden, onder de gedichten stopt dan voorheen, wat wil je ook van iemand die zo subtiel balanceert op de grens van melancholie en de dagelijkse platvloersheid (Valentijndag), iemand die van zichzelf zegt:

 
...‘Het past bij mijn
 
Franse dassen, laarzen en bril.
 
Erg Hollands heb ik me nooit
 
 
 
gevoeld, liever Duitse travestie
 
of Indische jongen. Eerlijk, ik
 
weet me in dit land geen raad.

JAAP HARTEN: De groeten aan Truman Capote Querido 152 blz. 19,90

 

JAAP HARTEN: Wat kan een manser betalen Querido 72 blz. 17,90


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Wat kan een manser betalen?

  • over De groeten aan Truman Capote


auteurs

  • Hans van de Waarsenburg