Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bzzlletin. Jaargang 7 (1978-1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 7
Afbeelding van Bzzlletin. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.18 MB)

Scans (189.20 MB)

ebook (41.37 MB)

XML (4.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bzzlletin. Jaargang 7

(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]

Uitverkoren, een schitterende bloemlezing door Beccy de Vries
Dolf Verroen

Aan welke eisen behoort een bloemlezing te voldoen? Kan de samensteller tevreden zijn wanneer zij of hij een aantal verhalen of gedichten heeft bijeengebracht die hetzelfde onderwerp behandelen dan wel eenzelfde thema als uitgangspunt hebben? Is een bloemlezing pas goed wanneer de keuze van de samensteller objectief of daarentegen juist subjectief is? Waarom kopen mensen een bloemlezing? Om als naslagwerk te gebruiken? Om een overzicht van iets te hebben?

In de loop der tijd zijn er heel wat bloemlezingen in omloop gebracht - over de onderwerpen ervan zullen we het maar niet eens hebben! - en die zullen heus niet allemaal slecht zijn. Maar een bloemlezing die echt indruk maakt vind je zelden. En waardoor maakt een bloemlezing indruk? Doordat de samensteller zo'n goede smaak heeft dat hij kwalitatief het beste van het beste heeft gekozen? Omdat hij een uitgangspunt had, een bedoeling, die hij met volledige inzet van zijn persoonlijkheid heeft proberen te verwezenlijken? Ik denk het laatste - al houd ik niet van antwoorden op dergelijke vragen - omdat je dan in ieder geval geen bloemlezing krijgt die iedereen met kennis van zaken had kunnen samenstellen. Een bloemlezing moet volgens mij zo'n persoonlijk stempel hebben, dat deze bijna door de samensteller geschreven lijkt te zijn. Zo'n boek is Uitverkoren, een bloemlezing voor de jeugd over de jodenvervolging tijdens de laatste wereldoorlog.

Het is een daad van moed van de uitgeverij Querido om een dergelijk onderwerp op zo'n volwassen manier naar de jeugd te brengen en een daad van bijna bovenmenselijke kracht van Beccy de Vries, die zelf in een kamp heeft gezeten, om zo'n boek te durven samenstellen. Haar bloemlezing is als een zelfgeschreven boek geworden doordat zij naar verhalen en gedichten heeft gezocht uit maar één beweegreden: ik (niet wij, volkomen subjectief dus) ik moet de jeugd vertellen wat er is gebeurd, want ik zie het weer gebeuren. Alleen met zo'n visie, met zo'n opdracht, kan iemand stelling nemen zoals Beccy de Vries dat heeft gedaan. Om te zeggen wat zij te zeggen heeft, koos zij voor haar bloemlezing dezelfde struktuur als Henk Barnard voor Kon hesi baka, zijn verhaal over Suriname: de geschiedenis als verbindende schakel tussen de teksten, objectieve feiten en subjectieve ervaringen die elkanders spiegel vormen.

Na een indrukwekkend voorwoord, waarin Beccy de Vries uiterst sober vertelt wat discriminatie is, waarom ze dit boek speciaal voor jonge mensen heeft samengesteld: ‘Niet veel opgroeiende mensen kunnen zich een idee vormen van wat het was en is om jood te zijn’, begint Uitverkoren met Dreiging, mei 1940, wanneer er nog 137.000 joden met een Nederlands paspoort in Holland wonen en in oktober het persoonsbewijs wordt ingevoerd met een j er op als je jood bent.

Het boek opent met een schitterend verhaal van Johanna Reiss, schitterend omdat het in eenvoudige woorden en in doeltreffende beelden het begin, het voorspel, van de jodenvervolging in Nederland beschrijft en hoe de mens zijn ogen sluit voor eigen lot: de familie vlucht niet naar Amerika omdat moeder altijd hoofdpijn heeft, Nederland geen Duitsland is en omdat vader, de enige met realiteitsgevoel, te goedwillend is, een te brave echtgenoot, om zijn zin door te drijven.

Over het begin van de oorlog, in het hoofdstuk Oproepen, een deel uit het dagboek van Anne Frank, waarin het achterhuis, hun onderduikadres, wordt beschreven en een verschrikkelijk verhaal van Carmiggelt over meneer Cohen, op weg naar de trein voor Westerbork. Johanna Reiss beschrijft in het openingsverhaal ook hoe zij als joods meisje op school in de steek wordt gelaten door haar vriendinnetje en daar tegenover staat een pregnant verhaal van Wil Merkies over het vriendinnetje van Max, die haar joodse vriendje in de steek moet laten omdat haar ouders de vriendschap te gevaarlijk vinden. In zijn gedicht Joods meisje uit Henk Fedder zonder rethoriek een echt christelijke verontwaardiging en een stukje dagboekfragment van een joodse gymnasiumleraar die zelfs in die tijd nog kon denken: ‘O ja, in de middeleeuwen werden we beroofd èn vermoord; dit laatste wordt nu nagelaten’.

Het tegendeel blijkt wel uit de gruwelijke familiegeschiedenis door Sal Santen, die begint met de vader die, om zijn gezin niet in moeilijkheden te brengen, aan de oproep gehoor geeft, in tegenstelling tot Marga Minco in De kampeerbekers, een fragment uit Het bittere kruid. Een hoofdstuk dat prachtig wordt afgesloten met een verhaal van Carmiggelt over een jongensvriendschap die eindigt in een kloof van wantrouwen.

Het hoofdstuk Sterren en verboden, mei 1942, begint met een dagboekfragment van een

[pagina 162]
[p. 162]

Veluwse zakenvrouw over een niet-jood die uit solidariteit met een ster op zijn jas naar de kerk is gegaan. De Davidster, waarover Ida Vos in een aangrijpend gedichtje schrijft over een kind dat nog niet eens het woord jood kan lezen en Sonia Kogan in De ster een schoolherinnering ophaalt aan een vriendschap, ondanks de ster. Van Clara Ascher-Pinkhof het verhaal over het meisje dat van de (hoogblonde) juffrouw geen blokfluit krijgt, omdat de winkel voor joden is verboden.

Onderduiken, 1943, wordt in beeld gebracht door Johanna Reiss in een verhaal over het maken van een schuilplaats, waarin angst voor een hol het meest karakteristiek is, een verhaal van Andreas Burnier over onderduiken en de joodse school en twee verhalen van Ida Vos over Rachel, die met zeven mensen op een kamertje is ondergedoken onder een andere naam en ten slotte iedereen de schrik en de zenuwen bezorgt als ze op haar verjaardag in het pasgekregen poëziealbum per ongeluk haar eigen, joodse naam schrijft. Het is onbegrijpelijk dat iemand zulke ervaringen zonder enig effektbejag kan opschrijven. Hetzelfde geldt trouwens voor Anne Frank, waarmee dit hoofdstuk wordt besloten.

In Razzia's drie verschrikkelijke verhalen. Van Presser Dingen die niet voorbijgaan, Marga Minco De lepelstraat (na de razzia) en Sonia Kogan die nuchter en relativerend maar tegelijkertijd tot in ieder detail betrokken het weghalen van De familie Kaufman beschrijft. Een gedichtje van Ida Vos, Aardrijkskunde, dat ik niet kan nalaten te citeren:

 
Zij had een onvoldoende
 
voor aardrijkskunde
 
die laatste dag,
 
maar wist een week later
 
precies waar Treblinka lag.
 
 
 
Héél even maar.

De Kampen is het voorlaatste hoofdstuk. De bij de feiten opgenomen getallen van gedeporteerde en niet teruggekeerde mensen zeggen genoeg. Behalve ‘verhalen’ (als je ze tenminste zo noemen kunt) van Clara Ascher-Pinkhof en Sal Santen, een fel geschreven gevangenisherinnering van H.M. van Randwijk en dagboekfragmenten van een leraar, een verpleegster van de joodse afdeling van het concentratiekamp Vught en van Renate Laqueur uit mei 1944. Verder gedichten. Van Bert Voeten De trein, waarvan de beginregels ‘Er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik leg het verleden als een wissel om...’ door Margo Minco werden gebruikt als een soort motto voor Het bittere kruid. Een gedicht van Presser met daarin de ongelooflijke maar aan de waarheid ontleende regels:

 
Men heeft, ergens mijn vrouw geslacht.
 
Ik weet niet waar; nooit zal 'k het weten.
 
Men heeft, denk ik, haar ook verkracht,
 
vertrapt en in de kalk gesmeten.

Van J.B. Charles een gedicht over Een Pools meisje op een stoel, een officier die haar vermoord en na de oorlog rechter wordt. De opdracht laat aan duidelijkheid niets te wensen over: ‘voor dr. Hans Joseph Maria Globke, 13 jaar medewerker van Hitler, 14 jaar medewerker van Adenauer’. Het hoofdstuk eindigt met een eenvoudig gedicht van Hannie Michaelis, Ghettokinderen.

Het slotstuk De Bevrijding, nadat er 110.000 mensen zijn vermoord, begint met een verhaal van Marga Minco Terugkeer, over een ouder echtpaar wier kinderen zijn vermoord en dat acht jaar na de oorlog nog moeizaam bezig is om, stap voor stap, het leven terug te vinden in een wereld waarin de eerste S.A.-liederen alweer beginnen door te klinken. Een verhaal van vervreemding en ongehoorde moed. Totaal anders, veel feller en minder geresigneerd, zijn de twee verhalen van Clarissa Jacobi. Het ene, De Waterlanders, is een regelrechte aanklacht tegen de P.T.T. die haar vader na vijfentwintig dienstjaren met slechts een deel van het hem toekomende salaris de straat op heeft geschopt omdat hij een jood was en na de Bevrijding zijn familie geen geld gaf maar een gedenkboek waarin hij als vermist vermeld staat.

Vermisten is een keurig woord. Niemand kan er aanstoot aan nemen. Er valt niets op te zeggen. Men kan moeilijk schrijven: Vergasten en verbranden. Opgehangenen. Doodgemartelden. Tot zeep en lampekappen verwerkten.

Het andere verhaal van Clarissa Jacobi gaat over tante Bessie, wier man en vijfjarig dochtertje vermoord zijn en die zelf in een experimentenblok heeft gezeten. Tante Bessie, die daar op de meest afzichtelijke manier steriel geexperimenteerd is, gaat op kraambezoek en probeert een soort reddende engel te zijn bij alle problemen die uit de oorlog zijn overgebleven. Een scherpzinnig verhaal, waarin zonder enige sentimentaliteit de verschrikkingen van het Uitverkoren zijn worden blootgelegd. Een voorbeeldje hiervan is de reactie van tante Bessie als de kraamvrouw vertelt dat zij van haar man een broche met diamanten heeft gekregen: ‘Heel goed!’, zegt Bessie. ‘Heel verstandig. Diamanten behouden altijd hun waarde. Zoiets kun je altijd in de zoom van je rok naaien als er weer eens oorlog komt’.

Beccy de Vries heeft in deze bloemlezing geen enkel aspect verwaarloosd. Zij heeft alle stukken van de legpuzzel in elkaar gepast. Behalve de gedichten Vrede van Leo Vroman en Tot de doden van Ed Hoornik en het felle Niks aan de hand van Annie M.G. Schmidt, bevat het hoofdstuk Bevrijding nog een heel goed verhaal van Jeanette Gunzel-Lubbers

[pagina 163]
[p. 163]

De aktentas, waarin een man zich schuldig voelt omdat hij in de oorlog niets kwaads maar ook niets goeds heeft gedaan. Het eindigt met de door Guus Vleugel voor Jasperina de Jong en Ben Rowold geschreven schets over de vrouw die zich bij de huisvesting gaat beklagen over het feit dat haar nieuwe buren joden zijn en dan, tot slot, de onvergetelijke Laatste roep van Louis Paul Boon uit zijn Kleine Oorlog: SCHOP DE MENSEN TOT ZIJ EEN GEWETEN KRIJGEN.



illustratie
Beccy de Vries / foto: Sjoerd Vellenga.


Uitverkoren is een boek waarvan je met de partizanendichter Hirsj Glik zou kunnen zeggen: ‘Met bloed en niet met inkt is dit geschreven’. Het is een boek dat iedereen zou moeten lezen, jong en oud. Want het gaat niet alleen over de vervolgden, maar ook over degenen die er aan meegewerkt hebben, zonder geweten, maar uit naam van het heilige gezag: rechters, politie-agenten, ambtenaren, keurige Nederlanders in nette rijtjeshuizen, die misschien wel bidden voor tafel. Dit boek is een waarschuwing. Niet voor later, maar voor nu. Het is meer dan een monument. Het is het bewijs waarom Israël er is en behoort te blijven.

 

Beccy de Vries (samenstelling): Uitverkoren.

Querido 152 blz. 16,90.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Uitverkoren. Verhalen en gedichten over vervolgde mensen, gekozen voor de jeugd


auteurs

  • Dolf Verroen