Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bzzlletin. Jaargang 7 (1978-1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 7
Afbeelding van Bzzlletin. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.18 MB)

Scans (189.20 MB)

ebook (41.37 MB)

XML (4.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bzzlletin. Jaargang 7

(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

Brieven & commentaren

Een schrijver geplugd?

In het vorige nummer van Bzzlletin stond een groot en boeiend stuk van Frank van Dijl over de Omloopsnelheid van het boek. Een deel van het artikel bestond uit interviews en één van die interviews was met Gert Jan Hemmink die zich bezig houdt met de promotie van boeken bij de Arbeiderspers. In dat interview komen enige opmerkingen voor over mij waaruit de verbaasde en wellicht zelfs terecht verontruste lezer gemakkelijk zou kunnen opmaken dat ik mij als een willoos slachtoffer van de Arbeiderspers als auteur heb laten ‘pluggen’. Daarom wil ik graag enige zaken recht zetten en mij geheel distanciëren van deze verachtelijke kletspraat van Gert Jan Hemmink.

In de eerste plaats staat er in het interview over mij:

Hij was bereid zoveel mogelijk te schrijven. Wij zeiden: zorg ervoor dat je naam in elk weekblad komt. Op den duur zullen de mensen je uitkotsen, maar je bent wel een begrip.

Deze mededeling is van de eerste tot de laatste letter geheel aan de fantasie van Gert Jan Hemmink ontsproten. Zoiets is nooit en te nimmer door wie dan ook bij de Arbeiderspers tegen mij gezegd. Ik heb zelf nooit een enkele poging gedaan om in dag- of weekbladen te schrijven. In alle gevallen is het mij gevraagd, eerst door Rinus Ferdinandusse van Vrij Nederland in mei 1974, daarna door Midas Dekkers van De nieuwe Linie (achterpagina), vervolgens, in 1976, door Godfried van Benthem van den Bergh van het Z-bijvoegsel van NRC-Handelsblad en nog enige tijd later door K.L. Poll van het CS-bijvoegsel van NRC-handelsblad. Ook bij het Hollands Diep zijn er nooit pogingen door mij ondernomen om in het tweeweekblad te komen; ook hier ben ik gevraagd door Krik Denekamp en Max van Rooy. Bij de Haagse Post ben ik door Jan Brokken en Ron Kaal gevraagd om over muziek te schrijven. In al deze gevallen was sprake van verzoeken van anderen aan mij en niet van ‘ervoor zorgen dat je naam in elk weekblad komt’. Het enige wat ik bij de Arbeiderspers ooit over mijn veelschrijverij gehoord heb is het, bij herhaling door Theo Sontrop gegeven verstandige advies mij te matigen. Het is volledig gelogen dat er ooit gezegd zou zijn: zorg ervoor dat je naam in elk weekblad komt.

In de tweede plaats wordt in het interview gesuggereerd dat de Multatuliprijs aan mij zou zijn toegekend dankzij het feit dat de Arbeiderspers daar hun best voor heeft gedaan. Ik zal met de juryleden van de prijs spreken (Wam de Moor, Jan Donkers en Arie van den Berg) en als dit waar mocht blijken, gaat de prijs ogenblikkelijk retour naar de gemeente Amsterdam. Ik zou het totaal verkeerd vinden als een uitgeverij op de één of andere manier via manipulatie ervoor zou kunnen zorgen dat een bepaalde auteur uit hun fonds een prijs zou krijgen.

Voorts wordt er gezegd: ‘we werken met een planning: nu een roman, dan een essaybundel, in 1980 dit, in 1981 dat’. Ook deze woorden suggereren dat ik mij willoos door de uitgeverij zou laten voorschrijven wat mij te doen staat. Als er sprake is van planning dan is die toch geheel van mij afkomstig. Er staat bijvoorbeeld nog niets vast in 1980, laat staan in 1981. Er staat alleen vast dat als Gert Jan Hemmink nog een keer dergelijke mededelingen doet over mij dat ik naar een andere uitgever zal gaan.

Natuurlijk bespreek ik mijn plannen met Theo Sontrop en Martin Ros en het is ook vanzelfsprekend dat zij mij daarbij advies geven. Maar dat advies gaat toch nooit verder dan: dat kan beter op de zomeraanbieding dan op de najaarsaanbieding en dergelijke mededelingen. Maar niemand bij de AP heeft ooit tegen mij gezegd: nu moet je eens met een bundel verhalen aankomen, nu is het tijd voor een roman, en dan en dan moet je een essaybundel inleveren. Ik heb bijvoorbeeld zelf voorgesteld om in het najaar van 1978 Een vlucht regenwulpen te publiceren, idem heb ik zelf voorgesteld om in het voorjaar van 1979 met een essaybundel Ongewenste zeereis te komen. En ook het plan voor een autobiografische roman over mijn vader die, hoop ik, dit najaar zal verschijnen, is van mijzelf afkomstig. Van wat er in 1980 zal gebeuren weet ik - en dus ook de uitgeverij - nog in het geheel niets af.

Misschien was Gert Jan Hemmink dronken toen hij zijn uitspraken deed. Het is ook mogelijk dat hij niet geheel heeft beseft wat de draagwijdte is van dergelijke mededelingen. Menig auteur zou, naar aanleiding van dergelijke misleidende en de auteur wel in een heel vreemd daglicht plaatsende opmerkingen, van uitgever veranderen. Ik zou dat ook stellig doen indien deze mededelingen gedaan waren door Theo Sontrop en Martin Ros. Nu wil ik het er nog op houden dat het ondoordachte kletspraatjes zijn van iemand die overigens uitstekend werk doet bij de AP. Het is voor een auteur geen aantrekkelijk idee dat hij zijn werken bij de uitgever in een riool werpt. In dit interview gaat een beerput open. Vreemd dat Gert Jan Hemmink, kundig reclameman als hij is, blijkbaar niet beseft dat hij op deze wijze anti-reclame maakt voor de Arbeiderspers.

 

Maarten 't Hart

 

Ik vind dat Maarten 't Hart groot gelijk heeft in zijn reactie én in zijn conclusie. Dronken was ik niet, maar de draagwijdte van mijn verachtelijke kletspraat - niet ongebruikelijk aan borreltafels - heb ik niet beseft. Ik bied een van de meest loyale auteurs die ik tot nu toe ken in het openbaar mijn excuses aan. Rest mij te zeggen, wat elke lezer van het bewuste artikel duidelijk zal zijn, dat ik als privé-persoon gesproken heb en daar ook privé verantwoordelijkheid voor draag.

 

Gert Jan Hemmink

 

Als medewerkster van de dienst boek en jeugd van het NBLC voel ik mij uiterst onaangenaam getroffen door de uitval van uw medewerker Peter van den Hoven in de richting van enige van onze publikaties. (BZZLLETIN, no. 63)

 

Dat de heer Van den Hoven slecht uit de voeten kon met de monografie over Gertie Evenhuis is niet zo wereldschokkend. Deze monografie is oud en hoognodig aan herziening toe. Daarbij werden onze monografieën indertijd geschreven voor jonge kinderen en niet voor volwassenen.

 

Zijn opmerkingen over de dokumentatiemap raken echter kant noch wal. Om de omvang van de map enigszins binnen de perken te houden worden de artikelen zorgvuldig geselekteerd en uiteraard chronologisch geordend. Dat wij de recensies daarentegen alfabetisch per boek opnemen mag toch niet zo'n verwondering wekken. Ieder zinnig mens zal het praktisch voordeel van die

[pagina 166]
[p. 166]

werkwijze kunnen inzien. De bibliografie wijkt niet af van wat de heer Van den Hoven in uw blad laat opnemen. Hij is op sommige punten uitgebreider, op andere punten inderdaad al weer aan aanvulling toe. Voor aanvullingen wordt door ons overigens regelmatig zorg gedragen.

 

Tenslotte heeft Gertie Evenhuis ons het materiaal, opgenomen in de afdeling Biografische gegevens, zelf gestuurd als reaktie op ons schriftelijk verzoek om gegevens. Vergeten? Het is inderdaad wel even geleden.

 

Dit alles overziende lijkt het mij dat Peter van den Hoven eerder zichzelf dan ons gebrek aan zorgvuldigheid zou moeten verwijten.

 

Wij hopen dan ook dat u zo vriendelijk wil zijn enige ruimte in uw blad te reserveren voor bovenstaande reaktie, dit om te voorkomen dat uw lezers de dupe worden van de onzorgvuldigheid van één van uw medewerkers.

 

Met vriendelijke groet,

 

Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum

 

Elly Nannings-Roozenburg medewerker dienst boek en jeugd

 

Het naschrift bij het interview met Gertie Evenhuis was enerzijds een uiting van verontwaardiging over de slechte monografie en de slordige dokumentatiemap, - anderzijds bedoeld om een reactie uit te lokken van een service-instituut, dat over het algemeen weinig inzicht geeft over beleidszaken die betrekking hebben op informatie over jeugdliteratuur. De brief van Elly Nannings-Roozenburg op mijn ‘uitval’ is wat dat laatste betreft een uitstekend voorbeeld. Mijn kritiek wordt daarin tot een incidentele en simpel op te lossen tekortkoming gereduceerd.

 

De monografie wordt oud genoemd en hoognodig aan herziening toe. Voor alle duidelijkheid mijnerzijds: de monografie moet niet herzien worden maar kan regelrecht de prullenmand in. Waarom wordt een slechte monografie überhaupt uitgebracht, en waarom is die dan nog steeds beschikbaar? De monografie zou voor jonge kinderen zijn geschreven en niet voor volwassenen. Dat maakt de zaak dan alleen maar erger: de monografie is - en zeker voor kinderen - een abominabel werkstuk. Of moet ik begrijpen dat het voor kinderen niet zo nauw telt? Nee toch.

De prullenmand in dus.

Het blijft duister op grond van welke criteria de dokumentatiemappen worden samengesteld. De alfabetische rangschikking van de recensies roept bij mij wèl verwondering op en het praktisch voordeel van die werkwijze zie ik van geen kant. Het gaat er tenslotte om door middel van recensies een beeld te krijgen van de ontwikkeling van een jeugd boeken-auteur aan de hand van zijn chronologisch verschenen werken. Wat moet iemand die een auteur wil bestuderen met alle boeken die met De of Het beginnen willekeurig achter elkaar geplaatst? Dat is een volstrekt onzinnige zaak.

Daarbij komt dat er blijkbaar geen selectiebeleid wordt gevoerd ten aanzien van de recensies die opgenomen worden. Wat meer uitgebreide recensies, die op een redelijke manier ingaan op de temabehandeling en de literaire struktuur van een boek - dáár heeft een lezer wat aan! - staan naast reclameteksten als bijvoorbeeld deze:

 

(uit de map van Gertie Evenhuis)

In ‘Er kan nog van alles gebeuren’ weet Gertie Evenhuis (Wij waren er ook bij) weer op een openhartige wijze de problemen te stellen die een tiener uit de provincie in Amsterdam bijna overrompelen. Voor tieners een belangwekkend boek. Uitgave van Ploegsma te Amsterdam.

Een ander voorbeeld? Dat kan, uit de dokumentatiemap over Paul Biegel dan maar, om wat afwisseling in de zaak te brengen:

Paul Biegel. Het Spiegelkasteel (f 9,90). Uitg. Holland (geb. 80 pag.) Klein, echt Biegeliaans boekje over de wonderlijke wezens die het spiegelkasteel bevolken. Wie daar binnentreedt blijft eeuwig zoeken naar zichzelf. Zal het jongetje Job dat erin gaat er ooit uit komen?
Prachtige sfeervolle illustraties van Jack Prince (10 jaar e.o.)

Twee volstrekt willekeurige voorbeelden die met vele andere zijn uit te breiden. Nu weet ik ook wel dat de Nederlandse jeugdboekenkritiek op een zeer laag niveau staat (al verandert er de laatste jaren het een en ander), het is geen excuus om dit soort nietszeggende informatie op te nemen. Daar zorgt de uitgever al voor. Op de achterflap.

 

Behalve dat het beleid ten aanzien van de dokumentatie over jeugdboekenauteurs - in ieder geval wat betreft de recensies - kritisch zou moeten worden bezien, dient de informatie die op deze wijze aan de lezer wordt verstrekt samen met de auteur te worden samengesteld. Dat gebeurt niet. Gertie Evenhuis is (en bij herhaling is me dat verzekerd) nooit gekend in de opzet van de map; zij heeft geen enkele kans gehad daarover haar visie te geven.

Een ander voorbeeld: Henk Barnard, die ik voor BZZLLETIN nr. 65 (april 1979) een interview afnam, heeft tot voor enkele weken de dokumentatiemap (die in 1977 uitkwam) zelfs nooit onder ogen gehad. Hoe komt het trouwens dat Henk Barnard ineens de map krijgt toegestuurd met de vraag of hij correcties en aanvullingen kan geven? Begint het bij het NBLC te dagen dat er iets niet klopt? Waarom dan zo'n verdedigende reactie?

Tenslotte: ik wordt er fijntjes op gewezen dat de bibliografie in de dokumentatiemap over Gertie Evenhuis niet afwijkt van wat ik in BZZLLETIN aan het eind van het interview heb opgenomen. Hij is op sommige punten uitgebreider, wordt er aan toegevoegd. Blijkbaar is het Elly Nannings-Roozenburg ontgaan dat het hier een literatuurlijst bij een tijdschrifteninterview betreft, en géén volledige bibliografie zoals die in een dokumentatiemap over een auteur behoort te zijn opgenomen. Dat zijn twee onvergelijkbare grootheden lijkt me zo. Iets meer onderscheidingsvermogen had ik wel verwacht.

 

Gebrek aan zorgvuldigheid?

Jazeker. Maar niet bij mij.

 

Peter van den Hoven


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Maarten 't Hart

  • Gert Jan Hemmink

  • Elly Nannings-Roozenburg

  • Peter van den Hoven