Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bzzlletin. Jaargang 10 (1981-1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 10
Afbeelding van Bzzlletin. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.60 MB)

Scans (187.92 MB)

ebook (42.32 MB)

XML (5.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bzzlletin. Jaargang 10

(1981-1982)– [tijdschrift] Bzzlletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

Charles Vergeer
Zes brieven aan A. Roland Holst

In BZZLLETIN nr. 89 begon ik een serie van drie waarin de briefwisseling tussen A. Roland Holst en Arthur van Schendel het daglicht zag. Als inleiding daarvan mopperde ik hevig omdat enkele brieven tot 1960 nog wèl en daarna weer niet bekend waren. Inmiddels zijn deze en nog enkele andere opgedoken. Hoe, dat laten we maar in het midden.

Het gevolg is, mosterd na de maaltijd. De hier alsnog gegeven zes brieven van Arthur van Schendel aan A. Roland Holst moet de lezer zelf maar plaatsen tussen de voorafgaande. Het commentaar houd ik uiterst beknopt en geef het hierbij voor alle zes vooraf.

De overdrukjes, waarvan in de eerste brief, die van 5 oktober 1918, sprake is kunnen niet achterhaald worden, omdat in de voorafgaande brief, die van 20 maart van Roland Holst, daarvan geen sprake is maar enkel gerept wordt van drie boeken. Bij het lezen van de uitspraken van Van Schendel vanaf ‘Het is toch eigenlijk maar het beste mooie dingen te maken’ geve men er zich rekenschap van dat dit gezegd werd in de laatste maanden van de eerste wereldoorlog. Triebels is de lezer door de vorige afleveringen al bekend, en Desdemona is de vrouw van Shakespeares Othello.

Het boek waarvan sprake is in de tweede brief, die van 29 juni 1920, is waarschijnlijk Hoists Voorbij de wegen dat in dat jaar verscheen. Het verhaal in De Gids is Het lied buiten de wereld, dat verscheen in De Gids van 1920, eerste helft, pp. 50-65. En ook Mies/Marie en Piet Borgman zijn reeds bekend uit eerdere brieven.

Bij de derde brief dient aangetekend dat Sjeu de zoon van Arthur van Schendel, Miek, Miek Janssen de vriendin van Jan Toorop en Rud, Rudolf Triebels is. De erin genoemde letterkundigen zijn bekend, maar misschien moet ik erop wijzen dat het etiquet ‘letterkundige’ bij Van Schendel niet erg prijzend is bedoeld en dat Fiore della Neve een rol speelde in het begin van Van Schendels schrijversleven, waarvan sprake is in de tweede afleveringen van deze publikatie. Daar vindt men ook iets over diens Eene Liefde in het Zuiden, een werk dat door de zgn. ‘Julia-affaire’ vermaardheid verkreeg.

Dan de vierde brief. In 1925 verschenen twee bundels van Roland Holst, De Afspraak en De Wilde Kim. Jan Gr. is Jan Greshoff, en Jacques, Bacques Bloem die net getrouwd was met Clara Eggink.

Prof. H.T. Colenbrander was redactie-secretaris van De Gids. Roland Holst was daarvan redacteur van 1920 tot 1933. Carel Scharten publiceerde vaker in De Gids en sprak Van Schendel wel eens omdat beiden in Florence woonden in die tijd.

Erts/Almanak 1926 was verschenen bij S.L. van Looy te Amsterdam, en bevat inderdaad veel poëzie en critisch proza. Omdat er bijdragen van 47 personen in staan is niet duidelijk op welke bijdragen precies Van Schendels oordeel doelt.

Dan de beide oorlogsbrieven. Men moet begrijpen dat daarin weleens iets op verzwegen wijze wordt uitgedrukt. Als er gesproken wordt over ‘behoefte aan expressie’ betekent dat meer in een tijd waarin het vrije woord het zwijgen werd opgelegd. Ook de verwijzing naar de In memoriams - ‘vooral de niet gedrukte/bewonder ik’ - is wel voor Roland Holst maar niet voor de censor - al deze brieven dragen stempels etc. van deze meelezers - duidelijk. Het doelt op de gedichten die Holst schreef naar aanleiding van de dood van Menno ter Braak en Edgard du Perron, 14 mei 1940.

Bep, is Elisabeth de Roos, weduwe van Du Perron. De eerste oorlogsmaanden bracht zij nog door in Bergen.

Criterion begon in 1940 te verschijnen onder redactie van Cola Debrot, Han Hoekstra en Ed Hoornik.

De bundel van Holst Onderweg verscheen in 1940 en de door Van Schendel aangewezen en geprezen gedichten zijn De zwerver en de lente en De prins weergekeerd. Beide zijn inderdaad al wat oudere gedichten van Holst, respectievelijk van 1917 en 1932. Thans zijn ze te vinden in het Verzameld Werk, deel Poëzie I, p. 435 en 447.

Aan A. Roland Holst
Ede 5 oct. 1918.

Beste Jany,

Ik maak er mijzelf een verwijt van dat ik zoo onvriendelijk heb gezwegen na die overdrukjes, maar jij weet natuurlijk wel beter. Er was dezen zomer zooveel afleiding dat ik haast niet aan het werk kon komen en daarom verdraaide ik het ook brieven te schrijven. Zie wat door de vingers en neem mijn dank nog aan, voor de overdrukjes en voor de verzen. Het is toch eigenlijk maar het beste mooie dingen te maken, dat vindt je zeker ook wel; nuttige en vroolijke dingen zijn natuurlijk ook goed, maar de baat en de lust hoe aangenaam zij het ook doen, laten ons toch maar zitten waar wij zitten, en daar zijn verstandige lui niet mee tevreden. Daarom: mooie verzen.

Ik hoor van Triebels dat je weer in Bergen bent en er den winter blijft. Maar je komt ook wel eens in Amsterdam, getuige je lof van Desdemona, en daarom zal ik er naar je uitkijken. Mocht je voor de afwisseling eens hier willen komen dat weet je dat je welkom bent en het kleine kamertje klaar staat.

Wij zijn pas terug uit Domburg waar wij een veertien natte dagen hebben doorgebracht. De zee en de wind waren er toch goed, zooals altijd.

Laat eens wat van je hooren.

Een hand van je

Arthur

Aan A. Roland Holst
Domburg 29 juni 1920.

Beste Jany,

Dank je wel voor je boek. Het is te mooi om er eens mee in de duinen te gaan liggen, maar ik zal dat toch maar doen, nu ik weet dat er nog mooiere te krijgen zijn. Als ik het niet zoo druk had zou ik je zeker geschreven heb[ben] over dat verhaal in De Gids. In die streken zien wij hoe weinig al onze knapheid ons helpt en dat je eigenlijk maar op één ster kan varen, dan heeft ook ieder woord een beteekenis die wij niet kenden.

[pagina 36]
[p. 36]

Maar het schrijven wordt pas goed als het je verbaast. - In augustus zou ik wel eens in Bergen kunnen komen. Zijn oom Piet en tante Marie er dan? Deze maand heb ik het nog druk met Tristan - jammer dat jij dat ook niet hebt gedaan, het is een mooi verhaal voor jou.

Maar ben jij in aug. wel in Bergen? Schrijf eens, wij zijn tot half july hier.

Hartelijke hand van je Arthur

Aan A. Roland Holst
Firenze 27 mei 1924 Via Tripoli I

Beste Jany,

Het is al een paar weken geleden sedert wij je brief ontvingen waarin je van je operatie sprak als een mislukking, en nu komt vandaag je brief aan Sjeu, waaruit blijkt dat je wel beter bent, maar nog een open wond hebt. Ik begrijp wel hoe deprimerend dat moet zijn. Kunnen de dokters daar niet iets aan doen dat ten minste die wond dicht gaat? Of is die nog zoo als het vorig jaar dat zij niet dicht mag? Je bent al vroeg begonnen met lichamelijke teleurstellingen en je kunt in dat opzicht veel verdragen. Maar het is waar, zoo iets als je nu hebt moet wel slecht voor het humeur zijn. Er is soms genezing te vinden bij een wonderdokter, evenals in Lourdes, maar dan moet je beginnen met er zelf in te gelooven. Aan raad, of beschouwingen heb je niets, dat weet ik wel. Maar ik hoop dat je er gauw af komt, ten minste van den druk op den geest.

De berichten over Piet Borgman zijn vreeselijk. Wat een verdriet voor die arme Mies. Bezoeken van jullie zal zij zeker ook niet veel mogen ontvangen, voor de rust in huis. Ben je nu weer in Bergen terug? Houd je daar maar een poosje heel kalm. Wanneer je lust mocht hebben hier te komen, aan de Italiaansche zee, weet je dat je welkom bent.

Wij gaan zoodra de vacantie begint, ongeveer over vier of vijf weken. De kinderen werken en gymnastiseeren druk in de warmte, en Annie is hard bezig. Ik voor mij doe mijn best te luieren, en met schrijven lukt dat goed, maar met lezen niet, en hoe meer je leest - d.w.z. niet literatuur, maar geschiedenis, mijn hobby - hoe meer je belast wordt. Maar ik stel mij voor nu eens echt goed te luieren in de vacantie (die eigenlijk van de kinderen is), dat mag je toch wel doen als je vijftig bent. Dat weet je toch, van mijn jubileum? Ik heb waarachtig de kousenband gekregen, niet van den minister, dat zou griezelig geweest zijn, maar van een aardige vriendin, een roode kousenband. Dat mocht dan ook wel, want zooals je weet ben ik de uitvinder van de cinquantenaire huldiging.

Er zijn hier dit voorjaar ettelijke Nederlandse letterkundigen gepasseerd, om enkelen te noemen: mevr. Smit met Dirk Coster, die ik niet persoonlijk ontmoet heb - dit is juist uitgedrukt -; Nijhoff, een paar keer, hij zit nu in Monte Carlo met afwisselend geluk; Robbers en echtgenoote, zoo Hollandsch als boter en kaas; Fiore della Neve, dien ken je wel - maar ken je ook zijn gedicht ‘Eene liefde in het Zuiden?’ Ik denk van niet. Koop toch, zie te koopen of te leenen, dat gedicht, niet alleen dat je '80 beter begrijpt, maar je kunt het gebruiken als purgatief wegens het schudden van de pens dat het doet. Je hoeft het ook niet meer dan eens te lezen, dan kent je het uit je hoofd.

Was dat ernst wat je schreef van Miek? Geef alsjeblieft meer licht, want wij hooren toch niet van haar, en in Domburg schijnen ze het ook niet te weten. Als zij maar een braaf mensch heeft gevonden, want Miek is een goeie meid.

Rud zit al van sept. in Ospedaletti, en komt nu in den zomer in Holland. Ik ga nu aan hem schrijven en wensch je het beste. Met je vlotte pen kan je wel meer schrijven.

Groeten van Annie en een hand van je

Arthur

Aan A. Roland Holst
Firenze 6 febr. 1927 6A Piazza Donatello

Beste Jany,

Het was prettig weer eens een brief van je te krijgen. Als je in het buitenland woont en de vriendschap alleen uit briefwisseling kan blijken, merk je langzamerhand dat je toch veel te weinig van je vrienden hoort. Alleen Rik schrijft trouw, die schijnt overal tijd voor te hebben. Ik geef toe dat ik ook geen voorbeeldige correspondent ben, dat ben ik ook nooit geweest behalve in vlagen. Dank je voor de twee boeken. ‘De Afspraak’ had ik toevallig weer gelezen in de uitgave van Stols (de laatste van die serie, want zij werden mij te duur) en ‘De Wilde Kim’ hadden wij ook al, maar niet met jou naam. Als je een ex. van de Enschedé uitgave overhoudt, herinner je dan dat het hier even goed bewaard wordt als bij een van de meisjes waar het anders terecht komt.

Hier is weinig nieuws. Annie houdt zich heel goed. De kinderen studeren vlijtig, hetgeen voor Kennie wel eens moeilijk is, omdat haar vriendinnetjes zoo dikwijls partijen geven waar gedanst wordt met echte studenten, en als je dan voor Plinius of Ilias zit moet je niet aan de tow-step denken. Onlangs heb ik zelf ook met haar gedanst: wat ga je daarvan zweten! En kan jij dat een heelen avond door, 's zomers nog wel? Jan Greshoff danste den heelen dag toen hij het vorig jaar hier was. Sjeu zoekt ander vermaak, hij gaat het liefst naar concerten, voornamelijk die van zijn meester.

Wij hebben het gewoonlijk stil en zien weinig menschen bij ons, een enkelen Italiaan of een Hollander die eens overkomt. Kan jij op je terugreis van Athene niet over Italië gaan? Wat doe je eigenlijk naar Athene? Daar gaan alleen archeologen en banqueroutiers heen. Of kom je in het voorjaar of zomer soms in Parijs? Wij hebben nl. - wel geen plan - maar den wensch dezen zomer weer een voetreisje te maken, Sjeu en ik, evenals het vorig jaar. Als het lukt hoop ik jou er te zien.

Ik ben benieuwd naar die gedichten van Jan Gr. waarvan je spreekt. Kwatrijnen? En is Jacques na zijn huwelijk weer aan het dichten geslagen? Van die gelegenheid, die gewoonlijk inspiratie geeft, moet hij gebruik maken. Je hebt zeker in een redactie vergadering gehoord van de ruzie die Scharten weer tegen Colenbrander geschopt heeft. Ik vond het een oogenblik naar voor hem dat er in De Gids nu geen plaats voor hem is, maar dat is niet noodig want hij schijnt makkelijk ergens anders terecht te kunnen. Intusschen vindt hij dat ik hem ‘in de wielen rijdt’. Wij zien hem weinig, hij aspireert meer naar de aristocratie.

Van de jongere dichters zou ik wel wat meer willen weten. Het vorig jaar las ik ‘Erts’, maar ik denk dat dat geen geslaagde staalkaart was, nogal middelmatig - behalve dan wat betreft de daarin vertegenwoordigde ouderen, jij en kornuiten. De naam ‘jongeren’ wijst aan dat er geen andere band is dan de leeftijden. Opmerkelijk dat er zoo weinig proza-schrijvers bij zijn en zoo veel critici - daarvan zijn er in Holland zooveel dat het mij verwondert dat zij nog geen vakvereeniging hebben.

Complimenten van Sjeu en of je hem uit Athene postzegels zendt. Dito van Annie om je ook voor haar te bedanken voor de boeken.

Van ons alle vier hartelijke groeten

met een hand van je

Arthur

Aan A. Roland Holst
Sestri Levante 5 juli (1940)

Beste Jany,

De gebeurtenissen zullen je verrast hebben, want in een brief van 7 mei schreef je dat je voor Holland geen erge dingen verwachtte en je verrassing zal, evenals bij ons, sindsdien door meer dan teleurstelling gevolgd zijn. Er is zooveel verloren dat

[pagina 37]
[p. 37]

wij er nog niet eens van spreken kunnen. Het is wel moeilijk, maar toch beter de gevoelsreacties alleen te ondergaan zonder ze te uiten, want wij zijn toch niet in staat dat goed te doen. Wij hier, ver van de kinderen en de vrienden, voelden sterker de eerste aandrift naar contact, de dwang om die te beheerschen was en is nog moeilijk te verduren, in de hulpeloosheid van niets te kunnen doen. Het verlies van de vrienden heeft ons diep aangegrepen. Wat er, behalve de vrienden, met het heengaan van Menno en Eddy verloren is, kan men nog niet beseffen, maar wie niet nu al ziet hoe groot de slag is voor onze letteren moet een verblinde zijn.

Hier in Sestri is het zoo rustig alsof er geen oorlog was, zelfs rustiger dan gewoonlijk want de visschers blijven binnen en hebben niets te doen dan hun booten te schilderen, dat er voor mij ondanks die rustigheid geen werk is, hoef ik je niet te zeggen, ik heb wel het een en ander gedaan, maar dat was alleen bezigheid zoo goed mogelijk, bij gebrek aan beter. - Wij hebben weinig berichten uit Holland gekregen, wel nu en dan van de kinderen, maar ongeregeld en met veel vertraging. En van hen hoorden wij dat het je goed gaat, ze waren bij je geweest. En zij ontvangen onze brieven ook ongeregeld, misschien raken er sommige weg. Wie weet hoe lang dit briefje er over doet voor het jou bereikt, maar zoodra het aankomt moet je hun laten weten dat je van ons gehoord hebt. En zeg aan Bep dat ik er nog niet toe heb kunnen komen haar te schrijven, ik hoop het toch gauw te doen. Je zal ons ook een groot genoegen doen als je ons iets van je wilt laten hooren.

Hartelijke groeten van ons beiden en een hand van je

Arthur

Aan A. Roland Holst
Sestri Levante 30 juli 1941

Beste Jany,

Je brief van mei niet alleen, ook je onderweg geschreven gedichten hebben al lang een woord dezerzijds uitgelokt, maar een reden waarom dat zoo lang uitbleef hoef ik jou, die dit misschien beter dan ik begrijp, niet te geven. Behalve mijn gestadige bezigheid, die mijn hand zooveel te doen geeft dat zij 's avonds graag rust van potlood en tikmachine, is er de geestelijke gesteldheid. Ik denk dat ik niet de eenige ben die zich voelt als een koopman met een boordevol pakhuis waarvoor hij wegens die vervelende blokkade geen export weet. Die opstapeling van geestelijke goederen zal wel een tijdsverschijnsel zijn. Jan van Nijlen wees mij laatst op den overvloed van jonge dichters, en hun vruchtbaarheid. Ik geloof dat het niet alleen de dichters zijn die in deze tijd, dat het geestenrijk zoo vol geladen is, meer dan ooit behoefte hebben aan expressie, maar zij zijn tenminste hierin bevoorrecht dat de drang hen drijft naar lichte poorten. Je spreekt over een waardevermindering van het optimisme, maar is dit geen vergissing? belooft juist die drang naar expressie, niet alleen in de poëzie, niet veel moois? De kracht waar hij uit voortkomt is nog altijd sterker dan iedere andere, en hoe meer hij ingedamd wordt hoe verder zal hij stroomen.

Ik heb den laatsten tijd veel gedichten gelezen, ook van Criterianen, en het is mij opgevallen dat ik daar zoo dikwijls het woord verbeten in tegenkom. Begrijp jij daar de reden van? Ik ben geneigd hierin de eenige worm te zien die zoo gauw mogelijk verwijderd moet worden. De nieuwere verzen in Onderweg hebben mij wel niet verrast, want hun toon was al aangekondigd in voorgaande verzen, maar zij hebben mij toch verblijd. De ridder is eindelijk uit zijn slot gereden en zijn lans blinkt. Vooral de In memoriams - en vooral de niet gedrukte - bewonder ik, en van de oudere die op bl. 46 en bl. 61. Ik ben optimist genoeg om er nog meer te verwachten, voor export kan je dan ook altijd bovenstaand adres onthouden.

Hartelijke groeten van beiden en een hand van je

Arthur


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Charles Vergeer

  • over A. Roland Holst

  • brief aan A. Roland Holst

  • brief van Arthur van Schendel

  • brief aan A. Roland Holst

  • brief van Arthur van Schendel

  • brief aan A. Roland Holst

  • brief van Arthur van Schendel

  • brief aan A. Roland Holst

  • brief van Arthur van Schendel

  • brief aan A. Roland Holst

  • brief van Arthur van Schendel

  • brief aan A. Roland Holst

  • brief van Arthur van Schendel


datums

  • 5 oktober 1918

  • 6 februari 1927

  • 27 mei 1924

  • 6 februari 1927

  • 5 juli 1940

  • 30 juli 1941