Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bzzlletin. Jaargang 31 (2001-2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 31
Afbeelding van Bzzlletin. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van Bzzlletin. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.43 MB)

Scans (34.21 MB)

ebook (12.74 MB)

XML (1.51 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bzzlletin. Jaargang 31

(2001-2003)– [tijdschrift] Bzzlletin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 98]
[p. 98]

Bzzlletin
Poezie

Gelogen waarheden, ware leugens
Over Bekentenissen van een pseudomaan van Joost Zwagerman

In 1987 debuteerde de dichter Joost Zwagerman met Langs de doofpot, waarin een pleidooi te vinden was voor poëzie die ‘stroomt’, ‘woekert’ en ‘gist’, zonder echter zelf écht van de grond te komen: de nagestreefde exuberantie wilde niet zingen en maakte, ondanks de inzet, een cerebrale indruk.

In De ziekte van jij ‘kotste’ Zwagerman zijn ‘overvolle goocheldoos van al te zinverrukte zinnen’ leeg in een poging de geschiedenis van een liefdeshartstocht bijeen te dichten, maar ook deze bundel leek een (in de woorden van de dichter zelf) ‘kermistent van woorden’ waarin de dichter assonerend, allitererend, inversief en experimenteel beurtelings slaagde en ongelooflijk uit de bocht vloog.

Nu, dertien jaar later, verschijnt Bekentenissen van een pseudomaan, een bundel die op verschillende manieren een voortzetting is van Zwagermans vorige bundels en de daarin ingenomen (poëticale) standpunten. Al in Langs de doofpot vindt men de woorden ‘geveinsd’, ‘speelde’ en ‘doe ik alsof’. ‘Pseudomaan is de verhevigde vorm van pseudoloog, iemand met de onweerstaanbare neiging om gefantaseerde belevenissen als waar te vertellen. Zijn “bekentenissen” zijn dus leugens en als dat een relativering van de poëzie (en in engere zin van Zwagermans poëzie) moet inhouden, dan is die aan mij niet besteed. Het mag dan anno nu gemeengoed zijn dat een (laat staan de) waarheid niet bestaat, maar Bertus Aafjes’ adagium ‘dichters liegen de waarheid’ levert een heel ander mij beter bevallend uitgangspunt. Uitgangspunt - ik heb het hier dus uitdrukkelijk niet over de poëtische kwaliteit van de gedichten. Religieuze, maatschappelijke, filosofische en literaire ‘waarheden’ c.q. ‘kernen’ worden als nietbestaand beschouwd. Daar kan men zich bij neerleggen, of er, zoals Zwagerman, in meegaan - ik geef de voorkeur aan poëzie die naar die kern(en) blijft zoeken, desnoods in de wetenschap dat die niet bestaat (bestaan). Daniël Robberechts schreef in De grote schaamlippen (hier geciteerd via Jeroen Brouwers) dat hij ‘niet aan de bekoring [zou] weerstaan om te proberen die zo duizelingwekkend eenvoudige werkelijkheid met woorden te benaderen, ondanks dat [hij] leefde in het besef dat wij werkelijkheidshalve maar één enkel verhaal kunnen vertellen: het onze’. Met de vrijblijvendheid van sommige postmoderne ‘opvattingen’ kan ik mij maar moeilijk verenigen, blijkbaar. Waar Joost Zwagerman in ‘Zeven joosten’ schrijft ‘alle samen zijn we niemandsland’ zou ik graag gezien hebben dat hij dat niemandsland exploreerde.

In de afdeling ‘Collega's’ herneemt Zwagerman als pseudomaan het werk van een elftal dichters. De strekking daarvan blijft me echter onduidelijk. Zijn het pastiches, imitaties, pogingen tot aemulatio? Wat wil hij als hij in K. Schippers' ‘Als je goed / om je heen kijkt / zie je dat alles / gekleurd is’, het één-na-laatste woord vervangt door ‘gebeurd’ en er ‘postmodern’ bovenzet? Het postmoderne gedachtegoed typeren, dan wel bekritiseren? Een postmoderne vermoeidheid uitdrukken? Het gedichtje van Schippers parodiëren? Wat is de strekking van een herneming van het door Faverey toegepaste procédé in ‘Chrysanten, roeiers’ door middel van een regel uit een smartlap? ‘Wacht / op de man / die weet / dat de vlam / van de kaars / voor het raam / in de nacht /niet brandt/als de vlam / van de kaars / voor het raam / in de nacht [...]’ Nog los van de vorm die niet ‘klopt’ met de vormgeving van Favereys gedicht(en), maar eerder doet denken aan

[pagina 99]
[p. 99]

de graatmagere vormgeving van Jules Deelders gedichten: wordt Favereys vaststelling, dat een formulering met dezelfde woorden in een andere volgorde ‘niet hetzelfde’ is, er door weerlegd? Wat is de zin van de debunking herschepping van Koplands klassieker ‘Jonge sla’ (die overigens niet eens geheel in zijn tegendeel wordt omgezet)? Waarom anderhalve bladzijde imitatie-Claus eindigend met de flauw op dichten en neuken slaande woordspeling dat hij het nooit zo kan als ‘hugo fucking claus’? Allemaal bepaald geen ‘klare taal om in te bijten’.

Dit alles wil niet zeggen dat er géén goede gedichten in de bundel te vinden zijn, maar geheel volgens zijn in ‘Het juk van het grote niets’ (de Volkskrant, 6-11-1987) geformuleerde poëtica, vandaliseert hij zijn eigen poëzie nogal eens, soms door overbodige toevoegingen, meestal flauwe woordspelingen: ‘niets dan factor 6 achter je ellebogen’ roept een bijbetekenis op die in het gedicht niet ter zake doet. Door geforceerde ellipsen: ‘Ik beloof plechtig dat ik de belofte van de camera’, ‘niemand die nog iets om handen’, ‘keek ik wel uit om te bekennen dat ik getallenmoe’. Soms grossiert hij ineens in neologismen die een gezochte indruk maken: ‘schoongemorst, opgezeefd en leeggevuld’ en de woordspelige contaminaties zijn met handenvol uit de bundel te plukken: ‘als ik de radio iets harder van je leen’, ‘jij stilt mee’, ‘een zaak van leven en niemand’, genageld vijl je de tonen', ‘ik amuseer je het hof’. Formuleringen die het wellicht goed zouden doen in een cabareteske omgeving, maar die hier een nogal gekunstelde indruk maken.

Opvallend genoeg staan de best gelukte gedichten in de afdeling ‘Uit!’ Ze hebben, in flagrante tegenspraak met de vrijblijvende en gefantaseerde belevenissen van de pseudomaan, een maatschappijkritische toon en drijven de spot met hedendaagse verschijnselen als het feit dat het in Nederland nooit meer ergens helemaal donker is, de diefstal van een tasje door een junk (hetgeen ironisch genoeg het leven redt van de voormalige eigenaresse), de terreur van verzekeringsagenten, de idiotie van ‘een dagje uit’ en de verwording van Bergen (Noord-Holland) van kunstenaarsdorp tot een ‘stremsel van olie en roomijs’ voor ‘het Faktor 10-publiek’.

Zelden komt Zwagerman tot zingen à la (de Bergense!) Lucebert, maar dat alles is al gebeurd en blijkbaar gaat het hem daar ook niet om. Toch vind ik Zwagerman - als dichter - op zijn best als hij minder lawaaiig vandalistisch schrijft en zijn taalcapriolen achterwege laat. Ten bewijze daarvan het - alweer: ironisch genoeg - in de afdeling ‘Pseudomania’ gepubliceerde gedicht over een vrouw die gevangen is in haar slapeloosheid. De dichter laat haar vervolgens ternauwernood aan haar eigen fantasie ontsnappen en schept een zuiver portret, hij liegt hier een waarheid, om van wakker te liggen:

Zonder titel
 
Ze wenst te slapen en daarna te weten dat ze slaapt.
 
Lukt het niet en geen mogadon in huis,
 
dan denkt zij zich museumstuk en ingelijst.
 
 
 
Kussen opgeschud, tevoorschijn uit wit laken
 
zitliggend als naamloos naakt tijdens déjeuner sur
 
l'herbe.
 
Drommen aan de grasstee, af en toe een gids,
 
nachtlamp de suppoost - ne touchez pas, noli me
 
tangere.
 
Slapeloos geschiedenis, zachter zij en ogen groter
 
dan alle vrouwen van veelkantig Avignon.
 
 
 
Het wachten is op die haar schendt, een kerf,
 
schandaal, alarmsignaal, de lakens van zich afgetrapt,
 
de inlijsting verlaten. Naakt de trap afdalend
 
bereidt ze zich voor op warme melk met honing
 
waarvan ze weet dat het ook nu niet helpen zal
 
en eindigt in het witte licht van de open ijskast
 
waar ze zich in langverwachte slaap zal eten,
 
op de rug gezien, zonder wil en zonder weten.
[pagina 100]
[p. 100]

Ik verschans mij als Reynaert in Malpertuus
Over Strombolicchio Uit de smidse van Vulcanus en Santander Ontboezemingen in het vossenvel van Peter Holvoet-Hanssen.

‘Er zijn, voor wie dat wil, wel “motieven” te vinden, maar de lijntjes die ze uitzetten, lopen stuk voor stuk dood. Het lijkt erop dat de dichter probeert te ontsnappen aan het dwangbuis van de gebruikelijke structuren, alsof hij het kinderlijke perspectief, waarin we de werkelijkheid moeiteloos naar onze hand kunnen zetten, wil heroveren,’ schreef ik n.a.v. Dwangbuis van Houdini (1998) van Peter Holvoet-Hanssen (BULLETIN 270, december 1999).

Inmiddels verscheen Strombolicchio Uit de smidse van Vulcanus en maakte Santander Ontboezemingen in het vossenvel het drieluik compleet. Het woord ‘drieluik’ is hier een bewuste keuze, want de bundels hangen nauw samen. Strombolicchio gaat, hoewel later gepubliceerd, als het ware vooraf aan Dwangbuis, terwijl déze bundel Santander, inclusief het letterlijke einde daarvan, al aankondigt op pagina 31. Wie nu denkt dat met de completering van het drieluik alles eenduidig op zijn plaats valt, komt echter bedrogen uit, maar de contouren van een visie op leven en poëzie is er wel uit op te maken.

De poëzie van Holvoet-Hanssen is wellicht nog het beste te vergelijken met vuurwerk: het wordt ontstoken, waaiert uiteen, spat in schoonheid uit elkaar en soms licht daarbij het onderliggende landschap, vanwaar het gelanceerd werd, éven op. Sommige gedichten van Holvoet-Hanssen doen op het eerste gezicht denken aan continu volgehouden cadavres exquis, stukken tekst geleverd door onafhankelijk van elkaar opererende personen. Zijn taal is caleidoscopisch, zijn poëzie in Strombolicchio is een amalgaam van zeeroversromantiek, mythologieën, sprookjes, kinderliedjes, popsongs, waarin west oost wordt (p.15), noord zuid (p.26), overgevoelig ijskoud (p.44) en goed kwaad (p.49), kortom: ‘het vossenlied [zo neemt hij alvast een voorschot op de laatste bundel] is geen rusthuismuzak. Het gnuift en snuift in wel en / wee, het viert en troost. [...]’. Terecht zegt hij in dezelfde tekst: ‘Elk aanknopingspunt helpt,’ want, zoals ónder het vuurwerk soms het landschap oplicht, wordt ín de poëzie, ‘in de kijkgaten tussen je versregels’, zoals de dichter dat zelf noemt, van alles zichtbaar. Zo zijn in Strombolicchio verschillende regels te vinden die Holvoets poëtische opvattingen verhelderen: ‘Ik breek mij af, bouw mij op. / Overstag en overkop.’ Elders gebruikt hij het begrip ‘salto mortale’. [...] Hij roept: ‘Avanti. Van lava tot spumanti’. Hij roept op: ‘Verruim de einder. Tot de vijfde dimensie’. Hij is erop uit ‘de geslepen dynamiek der tuimelaars [te] betrachten’ en schrijft ‘droomarabesken’ in de wetenschap ‘het ultieme gedicht kun je niet schrijven, wel beleven’.

Na het bezoek aan de onder(water)wereld in de eerste afdeling van Strombolicchio lijkt ‘Het kapersnest’, zowel een afdeling van de bundel als een gedicht, een dichterlijke thuiskomst:

 
Villa Roza bestaat bij de gratie van onze winterdromen
 
de kapersvlag, het glooiend veld met grote lindebomen
 
champagne in het bad, in de zomer dutten in onze dubbele
 
hangmat en de cascadeurs die zich een ongeluk spelen
 
 
 
Wil je iets echt, spring dan van de plecht want
 
naweeën
 
slopen verwachtingen en de zeis maait het koren
 
als je le quattro stagioni zou moeten horen - leven
 
is gisten tot de kruik vergeven is of vergoten
 
 
 
[...]

Het motief van het kapersnest is daarmee een voorafschaduwing van Santander, waarin ‘een opgejaagde vos’ niet alleen gedichten met en voor zijn geliefde schrijft, maar er vooral op uit lijkt met in die verzen een toevluchtsoord te creëren, zoals Reynaert dat weleer had met zijn Malpertuus. ‘Nest, bekleed met uitgelezen ver-

[pagina 101]
[p. 101]

zen voor mijn liefste,’ noemt hij dat. De Reynaertachtige taalanarchie wordt ingezet tegen de buitenwereld waarin ‘keer op keer’ ‘Solferino's ‘voorkomen. Solferino verwijst, blijkens een aantekening achterin de bundel, naar de moord op 25.000 inwoners van Beziers die door een pauselijk bevelhebber allemaal vermoord werden, omdat de katholieke bevolking de katharen niet wilde uitleveren. Vond dit nog plaats in 1207, in 1999 [prevelt] [grootmoeder] ‘in de kruiwagen’ ‘op de vlucht van Pristina naar Neprosteno’ en in Kosovoska vinden we ‘een uiteengereten moeder’, ‘een kind als pleepapier’ en ‘een ex-gezinshoofd met een uitgeholde romp’.

Volkomen terecht merkt hetzelfde gedicht op ‘vrijblijvend is dit wijsje niet’, de poëzie en de liefde worden ingezet tegen de verschrikkingen. De geliefde vraagt - en niet voor niets -: ‘Zie bodemloos verdriet, gat in de bakermat. / Schrijf toch dat liefde wint - als dat geen statement is’ en: ‘Kom naar beneden, flierefluiter - deugniet, zing een lied / dat ondanks alles lustig klinkt en ringelingelingt’.

‘Ondanks alles’ - dát maakt deze vossenliederen alles behalve vrijblijvend; de vossenburcht van de poëzie wordt ingezet tegen gruwelijke werkelijkheden (‘escalatie van geweld’) en haalt deze - haars ondanks - tegelijkertijd binnen: ‘zo schuilt in de hemel de hel’.

De derde bundel maakt de cirkel rond. In de eerst bundel ging de geest uit de fles in Strombolicchio ‘landen [wij] op de rots in de branding’, Santander lijkt geschreven om deze reden: ‘om noodweer te verdrijven luid ik deze klok’.

Joost Zwagerman, Bekentenissen van de pseudomaan Amsterdam, De Arbeiderspers 2001
Peter Holvoet-Hanssen, Strombolicchio Uit de smidse van Vulcanus. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker 1999.
Peter Holvoet-Hanssen, Santander Ontboezemingen in het vossenvel Amsterdam, Prometheus 2001.

RON ELSHOUT


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Bekentenissen van de pseudomaan

  • over Strombolicchio: uit de smidse van Vulcanus

  • over Santander. Ontboezemingen in het vossenvel


auteurs

  • Ron Elshout